gepubliceerd op 15 mei 2014
Decreet tot aanpassing van enkele hogeronderwijsbepalingen die de organisatie en controle van het onderwijs faciliteren en de plan- en implementatielasten verminderen
21 MAART 2014. - Decreet tot aanpassing van enkele hogeronderwijsbepalingen die de organisatie en controle van het onderwijs faciliteren en de plan- en implementatielasten verminderen (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt : DECREET tot aanpassing van enkele hogeronderwijsbepalingen die de organisatie en controle van het onderwijs faciliteren en de plan- en implementatielasten verminderen Hoofdstuk 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Hoofdstuk 2. - Wijzigingen van de Codex Hoger Onderwijs van 20 december 2013
Art. 2.In artikel I.3 van de Codex Hoger Onderwijs van 20 december 2013 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt opgeheven;2° in punt 48°, b), wordt de zinsnede ", en/of de instelling waar de opleiding wordt georganiseerd" opgeheven;3° in punt 69° wordt punt i) opgeheven.
Art. 3.In artikel II.170, § 3, van dezelfde codex wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "De opmaak en de actualisering van het Hogeronderwijsregister gebeurt door de bevoegde dienst van de Vlaamse overheid.".
Art. 4.Artikel II.181 van dezelfde codex wordt opgeheven.
Art. 5.In artikel II.182, § 2, van dezelfde codex wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Het instellingsbestuur kan voor afgestudeerden van soortgelijke bacheloropleidingen als de bacheloropleiding, vermeld in het eerste lid, die gevolgd werden aan een andere onderwijsinstelling, het programma van de masteropleiding differentiëren naargelang van de graad van inhoudelijke verwantschap, zonder dat de studieomvang aangepast wordt.".
Art. 6.In artikel II.186 van dezelfde codex wordt tussen het woord "bacheloropleidingen" en de woorden "van studiegebieden" de zinsnede ", de schakelprogramma's en voorbereidingsprogramma's" ingevoegd.
Art. 7.In artikel II.189, § 2, van dezelfde codex wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Het instellingsbestuur kan voor afgestudeerden van soortgelijke bacheloropleidingen als de bacheloropleiding, vermeld in het eerste lid, die gevolgd werden aan een andere onderwijsinstelling, het programma van de bachelor-na-bacheloropleiding differentiëren naargelang van de graad van inhoudelijke verwantschap, zonder dat de studieomvang aangepast wordt.".
Art. 8.In artikel II.190, § 2, van dezelfde codex wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : "Het instellingsbestuur kan voor afgestudeerden van soortgelijke masteropleidingen als de masteropleiding, vermeld in het eerste lid, die gevolgd werden aan een andere onderwijsinstelling, het programma van de master-na-masteropleiding differentiëren naargelang van de graad van inhoudelijke verwantschap, zonder dat de studieomvang aangepast wordt.".
Art. 9.Aan artikel II.192 van dezelfde codex wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Het instellingsbestuur kan personen die hun studiebewijs niet meer kunnen voorleggen, om humanitaire redenen toelaten tot de vervolgopleiding na onderzoek naar de bekwaamheid van de student om de vervolgopleiding te volgen.".
Art. 10.Aan artikel II.199 van dezelfde codex wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "De instellingen kunnen in hun onderwijsregeling vastleggen dat stages, bachelorproeven en masterproeven wegens hun aard niet in aanmerking komen voor een creditcontract. Dit moet worden gemotiveerd.".
Art. 11.In artikel II.200 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "De overeenstemming kan tot stand komen via elektronische weg."; 2° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : "De instellingen bieden voor de bacheloropleidingen en de masteropleidingen ten minste één studietraject met een studieomvang van 54 tot 66 studiepunten per academiejaar aan.Voor de masteropleidingen van 90 studiepunten bieden de instellingen ten minste een studietraject aan binnen een aaneensluitende periode van drie semesters.".
Art. 12.Artikel II.202 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.202. § 1. Tijdens het academiejaar zijn wijzigingen van het type en de inhoud van het contract mogelijk.
Deze wijzigingen kunnen enkel worden doorgevoerd als overeenstemming wordt bereikt tussen het instellingsbestuur en de student.
Ingeval van een modeltraject kan overleg gevoerd worden via de werking van de studentenraad. § 2. De instelling bepaalt in het onderwijs- en examenreglement onder welke voorwaarden en volgens welke modaliteiten wijzigingen mogelijk zijn.".
Art. 13.In artikel II.204, § 3, van dezelfde codex wordt het woord "beroepsprocedure" vervangen door het woord "procedure".
Art. 14.In artikel II.221 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 4° wordt de zinsnede "en het niveau van het opleidingsonderdeel (inleidend, uitdiepend, gespecialiseerd)" opgeheven;2° in punt 5°, a), worden de woorden "de mogelijkheden om de keuze voor een bepaald contract te wijzigen" vervangen door de woorden "de voorwaarden en modaliteiten om de inhoud of het type van contract te wijzigen".
Art. 15.Aan artikel II.223, § 2, eerste lid, van dezelfde codex worden de woorden "om een creditbewijs te behalen" toegevoegd.
Art. 16.In artikel II.225 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 wordt het derde lid opgeheven;2° in paragraaf 3 wordt het tweede lid opgeheven;3° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 4.De hogeronderwijsinstellingen garanderen dat een student bij aanpassingen aan het curriculum zijn reeds verworven studiepunten kan valideren binnen het vernieuwde studieprogramma. De instellingen voorzien hiertoe in de noodzakelijke overgangsmaatregelen in het onderwijs- en examenreglement als vermeld in artikel II.222, 13°. ".
Art. 17.In deel 2, titel 4, hoofdstuk 4, afdeling 1, van dezelfde codex wordt het opschrift van onderafdeling 3 vervangen door wat volgt : "Onderafdeling 3. Toekenning van een graad of een diploma".
Art. 18.Artikel II.227 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.227. Een student verwerft een graad of een diploma van een opleiding als hij voor het geheel van de opleiding geslaagd wordt verklaard.".
Art. 19.Artikel II.228 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.228. De student wordt automatisch geslaagd verklaard als hij alle examens die horen bij het opleidingsprogramma, heeft afgelegd en als alle examens geleid hebben tot een creditbewijs of tot een deliberatiecijfer als vermeld in het onderwijs- en examenreglement.".
Art. 20.Artikel II.229 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.229. De student wordt door de examencommissie voor het geheel van de opleiding geslaagd verklaard als die op gemotiveerde wijze van oordeel is dat de doelstellingen van het opleidingsprogramma globaal verwezenlijkt zijn.
Het feit dat een student globaal geslaagd wordt verklaard, betekent niet dat hij in aanmerking komt voor een creditbewijs voor die opleidingsonderdelen waarvoor hij niet is geslaagd.".
Art. 21.Artikel II.230 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.230. Een graad van verdienste wordt automatisch toegekend overeenkomstig de voorwaarden in het onderwijs- en examenreglement, bepaald door de instelling, of wordt vastgesteld door de examencommissie voor het geheel van de opleiding.".
Art. 22.Artikel II.231 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. II.231. Het instellingsbestuur voorziet in een diploma voor de student die geslaagd is verklaard voor het geheel van de opleiding.
Door het diploma te verlenen krachtens dit decreet is het van rechtswege erkend en bekrachtigd.".
Art. 23.Artikel II.238 van dezelfde codex wordt opgeheven.
Art. 24.In artikel II.240 van dezelfde codex wordt het tweede lid geschrapt.
Art. 25.In artikel II.246 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, 1°, wordt de zinsnede "examencommissie als bedoeld in artikel II.230, ook al is dergelijke examencommissie niet op algemene wijze voorgeschreven" vervangen door de woorden "het orgaan of de persoon die verantwoordelijk is voor de bepaling van de studievoortgang"; 2° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 3.Het instellingsbestuur kan in bijzondere gevallen en op objectieve gronden de stage of een ander praktisch opleidingsonderdeel vroegtijdig beëindigen, als de student door zijn gedragingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een beroep waartoe de opleiding die hij volgt, hem opleidt.
De student van wie de stage of het praktische opleidingsonderdeel met toepassing van het eerste lid is beëindigd, heeft geen recht op een tweede examenkans als vermeld in artikel II.223, tenzij aan de opgelegde bindende voorwaarden is voldaan.
De beslissing om een stage of praktisch opleidingsonderdeel vroegtijdig te beëindigen, wordt omstandig gemotiveerd.".
Art. 26.In artikel II.252, § 2, derde lid, van dezelfde codex wordt punt 6° opgeheven.
Art. 27.In deel 2, titel 4, van dezelfde codex wordt een hoofdstuk 9 ingevoegd dat luidt als volgt : "Hoofdstuk 9. Evaluatie Art. II.272/1. De Vlaamse Regering evalueert elke vijf jaar de wijze waarop de associaties en instellingen omgaan met de kwaliteitsborging van hun EVC/EVK-procedures en de vrijstellingsprocedures. De Vlaamse Regering werkt de nodige maatregelen uit om die evaluatie uit te voeren.
De kwaliteitsborging heeft betrekking op de transparantie, toegankelijkheid, betrouwbaarheid en regelmatigheid van de gehanteerde procedures en methoden.
De uitkomsten van de evaluatie worden samengebracht in een openbaar verslag.
Elk bestuur geeft gevolg aan de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling in zijn beleid.
Art. II.272/2. De Vlaamse Regering voert elke vijf jaar een evaluatie uit naar mogelijke vereenvoudigingen in de regelgeving op het hoger onderwijs.
De uitkomsten van de evaluatie worden samengebracht in een openbaar verslag.".
Art. 28.Aan artikel II.285, tweede lid, van dezelfde codex wordt de volgende zin toegevoegd : "De Raad doet als administratief rechtscollege uitspraak over de verzoeken die studenten in uitvoering van artikel II.204 rechtstreeks bij hem indienen om hun leerkrediet aan te passen omdat ze zich in een overmachtsituatie bevonden en de instelling voor hen geen aangepaste examenregeling heeft geboden.".
Art. 29.Aan artikel II.298 van dezelfde codex wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 4. Als het verzoek een aanpassing van het leerkrediet betreft, kan de Raad bij de betrokken instellingen van het hoger onderwijs informatie opvragen met het oog op de verificatie van de voorgelegde feiten.".
Art. 30.Artikel II.344, eerste lid, van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "De stuvoraad is paritair samengesteld uit minstens acht leden. De helft van de leden wordt aangewezen door het instellingsbestuur. De andere helft wordt aangeduid door en onder de studenten en de leerlingen en cursisten uit hbo5-opleidingen die krachtens artikel II.338 toegang hebben tot studentenvoorzieningen van de instelling.
Die aanduiding gebeurt door middel van rechtstreekse verkiezing of door middel van getrapte verkiezing, in welk geval de betrokken studenten worden verkozen door de leden van de studentenraad. De keuze voor de wijze van aanduiding wordt gemaakt door de studentenraad. De stuvoraad streeft bij zijn samenstelling naar diversiteit. Maximum twee derde van zijn leden mag van hetzelfde geslacht zijn.".
Art. 31.Aan artikel III.34 van dezelfde codex wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt : " § 6. Vanaf het begrotingsjaar 2015 ontvangen de hogescholen en de universiteiten een bedrag van 899.000 euro voor de vorming en opleiding van het personeel aan de hogescholen en universiteiten. Dat bedrag wordt onder de universiteiten en hogescholen verdeeld naar rato van het aandeel van elke instelling in de werkingsuitkering voor het voorgaande begrotingsjaar. Het bedrag dat zo verkregen wordt, wordt met behoud van de bestemming ervan toegevoegd aan de werkingsuitkering.
De universiteiten en hogescholen onderhandelen jaarlijks binnen het lokale medezeggenschapsorgaan met de afgevaardigden van het personeel over de geplande vormingsinitiatieven en rapporteren over het resultaat van de vormingsinitiatieven van het voorgaande begrotingsjaar.".
Art. 32.In deel 3, titel 2, van dezelfde codex wordt hoofdstuk 7, dat bestaat uit artikel III.85 tot en met artikel III.96, opgeheven.
Art. 33.In artikel IV.13 van dezelfde codex wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "Het universiteitsbestuur stelt een beleidsbegroting op voor het volgende begrotingsjaar en bezorgt die vóór 15 november aan de Vlaamse Regering. De regeringscommissaris en de afgevaardigde van financiën bezorgen hun analyse en advies vóór 31 december aan het universiteitsbestuur en aan de Vlaamse Regering. Als de regeringscommissaris en de afgevaardigde van financiën vaststellen dat de begroting is opgesteld conform de meegedeelde cijfers, dat de wettelijke voorschriften nageleefd zijn en dat de begroting het financiële evenwicht van de universiteit op korte en lange termijn niet in het gedrang brengt, behoeft de begroting geen verdere goedkeuring van de Vlaamse Regering.".
Art. 34.Artikel IV.17 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. IV.17. Als de Vlaamse Regering op basis van het gezamenlijk advies en de analyse van de regeringscommissaris en de afgevaardigde van financiën de begroting niet kan goedkeuren omdat zij van oordeel is dat deze strijdig is met het bij of krachtens de wet of decreet bepaalde of het financieel evenwicht van de universiteit in gevaar brengt, doet zij hiervan binnen een termijn van een maand na ontvangst van het advies van de regerings- commissaris en de afgevaardigde van financiën mededeling aan de instelling onder opgave van haar bezwaren.
In dit geval verzoekt de Vlaamse Regering het universiteitsbestuur de nodige wijzigingen aan te brengen aan de begroting en haar deze binnen twee maanden na deze mededeling opnieuw voor te leggen.
Binnen een termijn van een maand keurt de Vlaamse Regering de begroting goed. Indien zij nog bezwaren heeft tegen de gewijzigde begroting, dan deelt zij dit binnen de maand aan het universiteitsbestuur mee op dezelfde wijze als voorgeschreven in het vorige lid.
Zolang de Vlaamse Regering de begroting niet heeft goedgekeurd worden de maandelijkse uitkeringen herleid tot een twaalfde van de uitkeringen van het vorige begrotingsjaar.
Als de in het eerste en derde lid bepaalde termijnen verstreken zijn, wordt de begroting geacht te zijn goedgekeurd.".
Art. 35.In artikel IV.21 van dezelfde codex wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "Het hogeschoolbestuur stelt een begroting op voor het volgende begrotingsjaar en bezorgt die vóór 15 november aan de Vlaamse Regering. De regeringscommissaris bezorgt zijn analyse en advies vóór 31 december aan het hogeschoolbestuur en aan de Vlaamse Regering. Als de regeringscommissaris vaststelt dat de begroting is opgesteld conform de meegedeelde cijfers, dat de wettelijke voorschriften nageleefd zijn en dat de begroting het financiële evenwicht van de hogeschool op korte en lange termijn niet in het gedrang brengt, behoeft de begroting geen verdere goedkeuring van de Vlaamse Regering.".
Art. 36.In artikel IV.24 van dezelfde codex wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : "Het hogeschoolbestuur draagt zorg voor de wijziging van de begroting, overeenkomstig de nadere regels voor de vormgeving van de begroting en de procedure van de wijziging die de Vlaamse Regering in uitvoering van artikel IV.23 bepaalt.".
Art. 37.Artikel IV.25 van dezelfde codex wordt vervangen door wat volgt : "Art. IV.25. Als de Vlaamse Regering op basis van het advies en de analyse van de regeringscommissaris de begroting niet kan goedkeuren, omdat zij van oordeel is dat deze strijdig is met het bij of krachtens de wet of decreet bepaalde of het financieel evenwicht van de hogeschool in gevaar brengt, doet zij hiervan binnen een termijn van een maand na ontvangst van het advies van de regeringscommissaris mededeling aan de instelling onder opgave van haar bezwaren.
In dit geval verzoekt de Vlaamse Regering het hogeschoolbestuur de nodige wijzigingen aan te brengen aan de begroting en haar deze binnen twee maanden na deze mededeling opnieuw voor te leggen.
Binnen een termijn van een maand keurt de Vlaamse Regering de begroting goed. Indien zij nog bezwaren heeft tegen de gewijzigde begroting, dan deelt zij dit binnen de maand aan het hogeschoolbestuur mee op dezelfde wijze als voorgeschreven in het vorige lid.
Zolang de Vlaamse Regering de begroting niet heeft goedgekeurd worden de werkingsuitkeringen herleid zoals bepaald in artikel IV.26.
Als de in het eerste en derde lid bepaalde termijnen verstreken zijn, wordt de begroting geacht te zijn goedgekeurd.".
Art. 38.In artikel IV.26, eerste lid, van dezelfde codex worden na de woorden "jaarlijkse werkingsuitkering" de woorden "bij een goedgekeurde begroting of de werkingsuitkering van het vorige begrotingsjaar bij een niet goedgekeurde begroting" toegevoegd.
Art. 39.In artikel IV.99 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan paragraaf 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Aan de commissaris van de Vlaamse Regering kunnen binnen zijn decretaal omlijnde opdrachten bijkomende controletaken worden toegewezen door de Vlaamse Regering."; 2° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art. 40.Aan artikel IV.100 van dezelfde codex worden de woorden "binnen het kader van zijn controleopdracht" toegevoegd.
Art. 41.Aan artikel IV.110, § 1, van dezelfde codex wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : "Aan de commissaris van de Vlaamse Regering kunnen binnen zijn decretaal omlijnde opdrachten bijkomende controletaken worden toegewezen door de Vlaamse Regering.".
Art. 42.Aan artikel IV.111 van dezelfde codex wordt de volgende zin toegevoegd : "Ze oefenen hun raadgevende stem uit binnen het kader van hun controletaken.".
Art. 43.Artikel IV.113 van dezelfde codex wordt opgeheven.
Art. 44.In artikel V.46, tweede lid, van dezelfde codex worden de woorden "en na elke benoeming of bevordering" opgeheven.
Art. 45.In artikel V.62, tweede lid, van dezelfde codex worden de woorden "en na elke benoeming of bevordering" opgeheven.
Art. 46.In artikel V.93, § 2, van dezelfde codex wordt de zinsnede ", of na benoeming of bevordering" opgeheven.
Hoofdstuk 3. - Opheffingsbepalingen
Art. 47.De volgende besluiten worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 april 1995 betreffende de taken van de commissaris-coördinator en de commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/09/2003 pub. 21/10/2003 numac 2003201401 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de lijst van de controletaken van de commissarissen van de Vlaamse regering bij de universiteiten sluiten houdende vaststelling van de lijst van de controletaken van de commissarissen van de Vlaamse Regering bij de universiteiten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011. Hoofdstuk 4. - Inwerkingtreding
Art. 48.Dit decreet treedt in werking vanaf het academiejaar 2014-2015, met uitzondering van artikel 3 dat in werking treedt op een door de Vlaamse Regering nader te bepalen datum en de artikelen 31 en 32 die in werking treden op 1 januari 2015.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 21 maart 2014.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET _______ Nota (1) Zitting 2013-2014 Stukken.- Ontwerp van decreet : 2399 - Nr. 1. - Amendement : 2399 - Nr. 2. - Verslag : 2399 - Nr. 3. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2399 - Nr. 4.
Handelingen. - Bespreking en aanneming : Vergadering van 12 maart 2014.