Etaamb.openjustice.be
Decreet van 17 januari 2000
gepubliceerd op 24 maart 2000

Decreet tot oprichting van een dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2000033021
pub.
24/03/2000
prom.
17/01/2000
ELI
eli/decreet/2000/01/17/2000033021/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JANUARI 2000. - Decreet tot oprichting van een dienst voor arbeidsbemiddeling in de Duitstalige Gemeenschap (1)


De Raad van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Oprichting en opdrachten van de dienst voor arbeidsbemiddeling

Artikel 1.Er wordt een « Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft » (Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap) opgericht, hierna « Dienst » genoemd.

De Dienst is een instelling van openbaar nut bekleed met rechtspersoonlijkheid, ingedeeld in de instellingen van categorie B bedoeld in artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. De Dienst is onderworpen aan de bepalingen van deze wet voor zover dit decreet ervan niet afwijkt.

De Dienst is in Sankt Vith gevestigd.

Art. 2.§ 1. In het kader van de aangelegenheid « werkgelegenheid » heeft de Dienst tot taak : 1° de aanwerving en de plaatsing van werknemers te organiseren en te bevorderen;2° tegemoet te komen in het loon van de onvrijwillige werklozen van gevorderde leeftijd, van mindervaliden of van personen die om andere redenen als moeilijk te plaatsen worden beschouwd, en die door zijn toedoen worden aangeworven;3° tegemoet te komen in de uitgaven die inherent zijn aan de selectie, de beroepsopleiding of het opnieuw installeren van het personeel dat door de werkgevers wordt in dienst genomen met het oog op de oprichting, de uitbreiding of de overschakeling van ondernemingen;4° tegemoet te komen in de kosten van nieuwe installatie der werkloze werknemers;5° tegemoet te komen in het loon van de werknemers die door de overschakeling van hun onderneming zijn getroffen;6° als werkgever voor uitzendkrachten op te treden;7° aan de uitvoering van programma's voor de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen mee te werken;8° maatregelen uit te voeren in het kader van het outplacement voor ontslagen of met ontslag bedreigde werknemers. § 2. In het kader van de aangelegenheid « beroepsopleiding » is de Dienst ermee belast de opleiding en de voortdurende vorming van werkzoekenden en tewerkgestelden alsmede de herscholing te bevorderen en te organiseren, met uitzondering van de Middenstandsvorming en van de beroepsopleiding van de personen die in de landbouw werkzaam zijn. § 3. In het kader van de aangelegenheden « werkgelegenheid » en « beroepsopleiding » is de Dienst bovendien ermee belast : 1° voor de beroepsoriëntering, de beroepsvoorlichting en de vaststelling van de beroepsgeschiktheid te zorgen;2° aan de voorlichting omtrent de toestand op de arbeidsmarkt mee te werken;3° aan het onderzoek inzake toestand op de arbeidsmarkt en inzake beroepen mee te werken. § 4. De opdrachten bedoeld in de §§ 1 tot 3 hebben ook internationale draagwijdte. In het kader van deze opdrachten komt de Dienst de verplichtingen na die bij of krachtens een supranationale wetgeving, met name die van de Europese Unie, opgelegd worden aan de openbare besturen voor tewerkstelling en beroepsopleiding.

Art. 3.In principe zijn de dienstverleningen van de Dienst kosteloos voor bedrijven, werknemers en werkzoekenden.

Op voorstel of op advies van het beheerscomité kan de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, voor bedrijven, bepaalde categorieën werknemers en specifieke dienstverleningen zoals de selectie van het personeel, de plaatsing van uitzendkrachten, de maatregelen tot bekwaming, het outplacement of de vacaturemelding, afwijkingen toestaan van het kosteloosheidsbeginsel en de kadervoorwaarden voor de tarifering vastleggen. Het beheerscomité van de Dienst voor arbeidsbemiddeling bepaalt dan de verschillende prijzen.

Art. 4.§ 1. De opdrachten van de Dienst worden uitgevoerd met inachtneming van een beheerscontract dat gesloten wordt tussen de Regering van de Duitstalige Gemeenschap en de Dienst.

Het beheerscontract wordt gesloten voor de duur van een zittingsperiode van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. § 2. Het beheerscontract bevat : - de gegevens over de middelen die de Duitstalige Gemeenschap ter beschikking stelt; - de gegevens van de Dienst over de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen, de termijnen en de middelen die vereist zijn om zijn opdrachten te vervullen. § 3. Het beheerscontract wordt eenstemmig door de aanwezige leden van het beheerscomité goedgekeurd. Wordt bij de eerste stembeurt de eenparigheid der stemmen niet bereikt, dan wordt de beslissing op een volgende vergadering die ten minste dertig en ten hoogste zestig dagen na de eerste stembeurt plaatsvindt, met de meerderheid genomen. § 4. Het beheerscontract wordt door besluit van de Regering aangenomen en treedt in werking op een erbij vastgelegde datum. Binnen dertig dagen wordt het de Raad van de Duitstalige Gemeenschap ter informatie toegestuurd. § 5. Een verslag over de uitvoering van het contract wordt jaarlijks door het beheerscomité opgesteld en ten laatste op 30 april van het daaropvolgende jaar aan de Regering van de Duitstalige Gemeenschap overgemaakt. Dit verslag wordt een op basis van een analytische boekhouding uitgevoerde bedrijfsanalyse bijgevoegd.

De Regering van de Duitstalige Gemeenschap legt het jaarlijks verslag en de bedrijfsanalyse voor het afgelopen jaar ten laatste op 1 juni van het daaropvolgende jaar voor aan de Raad van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 5.In het kader van zijn opdrachten kan de Dienst overeenkomsten met binnen- en buitenlandse partners sluiten en is gerechtigd om deel uit te maken van publiek- en privaatrechtelijke rechtspersonen die onderworpen zijn aan de Belgische, een buitenlandse of een supranationale wetgeving.

Deze overeenkomsten kunnen de vorm van een kapitaalparticipatie aannemen.

Deze overeenkomsten en/of de statuten van de rechtspersonen waarvan de Dienst deel uitmaakt, moeten de modaliteiten bepalen voor het toezicht door de Regering van de Duitstalige Gemeenschap. HOOFDSTUK II. - Beheer Afdeling 1. - Beheerscomité

Art. 6.§ 1. De Dienst wordt door een beheerscomité beheerd dat samengesteld is uit : 1° een voorzitter;2° vier vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties;3° vier vertegenwoordigers van de representatieve werkgeversorganisaties;4° twee vertegenwoordigers van de gemeenten van het Duitse taalgebied;5° twee vertegenwoordigers van de secundaire scholen;6° een vertegenwoordiger van de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand;7° een vertegenwoordiger van de door de Duitstalige Gemeenschap bevorderde inrichtende machten op het gebied van maatregelen inzake beroepsopleiding en -inschakeling. Stemgerechtigd zijn de leden opgenomen onder de punten 2 tot 7. § 2. Maken deel uit van het beheerscomité als lid met raadgevende stem : 1° een door de Regering aangewezen vertegenwoordiger van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap;2° de leidend ambtenaar van de Dienst;3° een verder personeelslid van de Dienst dat door de leidend ambtenaar van de Dienst wordt aangewezen en met het secretariaat belast is. § 3. De leden van het beheerscomité moeten de Duitse taal machtig zijn. De leden opgenomen in § 1 moeten in een gemeente van het Duitse taalgebied woonachtig zijn. § 4. Niet meer dan de helft van de leden opgenomen in § 1 onder de punten 2 tot 7 mogen van hetzelfde geslacht zijn. § 5. De hoedanigheid van stemgerechtigd lid van het beheerscomité is onverenigbaar met die van volksvertegenwoordiger, senator, lid van de Waalse Gewestraad, van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, van het Europees Parlement of van de Provincieraad, met die van lid van de Federale Regering, van de Regering van het Waalse Gewest of van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, met die van provinciegouverneur, van lid van de Bestendige Deputatie van de Provincieraad, van arrondissementscommissaris of van personeelslid van de Dienst. § 6. Op uitnodiging van het beheerscomité kunnen deskundigen - voor bepaalde punten - de zittingen van het beheerscomité met raadgevende stem bijwonen.

Art. 7.§ 1. De Regering van de Duitstalige Gemeenschap benoemt de voorzitter van het beheerscomité. Hij moet ten minste 30 jaar oud zijn, onafhankelijk staan tegenover de organisaties en instellingen die in het beheerscomité vertegenwoordigd zijn, en mag niet onder het hiërarchisch gezag van de Regering of van de regeringsleden staan. § 2. De Regering van de Duitstalige Gemeenschap benoemt de in artikel 6, § 1, 2° tot 7° bedoelde leden van het beheerscomité uit dubbele lijsten waarin de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties, de gemeenten, de secundaire scholen, de centra voor opleiding en voortgezette opleiding in de Middenstand alsmede de inrichtende machten op het gebied van maatregelen inzake beroepsopleiding en -inschakeling kandidaten voorstellen. Is er geen gezamenlijke voordracht van de verschillende organisaties, gemeenten, scholen, opleidingscentra of inrichtende machten die kandidaten mogen voordragen, dan kiest de Regering tussen de individuele voordrachten. § 3. Binnen een termijn van twee maanden na het schriftelijk verzoek moeten de voordrachten bedoeld in § 2 bij de Regering ter aanwijzing van de kandidaten ingediend worden. § 4. Op de in § 2 bedoelde dubbele kandidatenlijsten worden per akte van voordracht telkens een man en een vrouw opgenomen. § 5. De leden van het beheerscomité worden voor vijf jaar benoemd. Hun mandaat kan hernieuwd worden.

Het mandaat van de leden van het beheerscomité eindigt door overlijden, vrijwillig ontslag, verval van de burgerlijke of politieke rechten, verlies van het mandaat van de organisatie of instelling die kandidaten mag voordragen, of als één van de onverenigbaarheden bepaald in artikel 6, § 5 voorkomt.

Wordt een mandaat van het beheerscomité vacant, dan benoemt de Regering binnen de drie maanden een nieuw lid overeenkomstig de procedure bepaald in de §§ 1 tot 4. Het nieuwe lid van het beheerscomité voltooit het mandaat van zijn voorganger.

Art. 8.Het beheerscomité mag slechts een besluit nemen als meer dan de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig zijn. Welke ook het aantal aanwezige stemgerechtigde leden moge zijn, kan het beheerscomité m.b.t. punten die voor de tweede keer op de agenda staan, geldige besluiten nemen.

De besluiten van het beheerscomité worden bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen genomen. Wordt bij de eerste stemming geen volstrekte meerderheid bereikt, dan kan het besluit bij relatieve meerderheid genomen worden tijdens een zitting die ten minste 14 dagen na de eerste stemming plaatsvindt. Bij staking van stemmen wordt het voorstel als verworpen beschouwd.

Art. 9.De Regering van de Duitstalige Gemeenschap bepaalt het bedrag van de vergoedingen en van het presentiegeld die de leden van het beheerscomité ten laste van de begroting van de Dienst toegekend worden. Afdeling 2. - Opdrachten van het beheerscomité

Art. 10.Het beheerscomité beschikt over alle bevoegdheden die tot het beheer van de Dienst nodig zijn.

Art. 11.Het beheerscomité stelt zijn huishoudelijk reglement op dat inzonderheid volgende aspecten regelt : 1° de frequentie waarop het beheerscomité zitting heeft; 2° de regelen i.v.m. de bijeenroeping van het beheerscomité en de inschrijving van de punten op de agenda; 3° de regelen i.v.m. het voorzitterschap van de zittingen van het beheerscomité; 4° de regelen i.v.m. de overdracht van bevoegdheden aan de leden van het beheerscomité of aan personeelsleden.

Het huishoudelijk reglement wordt de Regering van de Duitstalige Gemeenschap ter goedkeuring voorgelegd. Afdeling 3. - Dagelijks beheer

Art. 12.Een leidend ambtenaar heeft de leiding van de Dienst onder het toezicht van het beheerscomité.

Art. 13.De leidend ambtenaar van de Dienst voert de beslissingen van het beheerscomité uit. Hij leidt het personeel en oefent het dagelijks beheer uit.

Het beheerscomité legt de regelen m.b.t. het dagelijks beheer van de Dienst en de bevoegdheden van de leidend ambtenaar van de Dienst vast.

Desbetreffende besluiten van het beheerscomité worden de Regering ter goedkeuring voorgelegd. Afdeling 4. - Toezicht

Art. 14.De dienst is onderworpen aan het toezicht van de Regering overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.

De Regering bepaalt het bedrag van de vergoedingen en van het presentiegeld die ten laste van de begroting van de Dienst toegekend worden aan de regeringscommissaris(sen) bedoeld in artikel 9, § 1, lid 2 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. HOOFDSTUK III. - Begroting en financiën

Art. 15.Om zijn opdrachten te vervullen beschikt de Dienst over de middelen die daarvoor in de begroting van de Duitstalige Gemeenschap ingeschreven zijn.

De Dienst mag giften en legaten aanvaarden en elke andere ontvangst boeken.

Art. 16.In zijn boekhouding opent de Dienst een rekening die bestemd is voor een reservefonds zonder voorbepaalde bestemming dat door eventuele begrotingsoverschotten gespijsd wordt. Het maximumbedrag van het reservefonds wordt op 25.000.000 BEF vastgelegd. Elk jaar wordt het bedrag van het reservefonds binnen de perken van het bovenvermelde maximumbedrag door de Dienst vastgelegd. De beslissing tot vastlegging van het bedrag moet de Regering ter goedkeuring voorgelegd worden.

Art. 17.§ 1. De activiteit als werkgever voor uitzendkrachten, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, wordt uitgeoefend volgens handelstechnieken. Zij wordt afzonderlijk begroot, overeenkomstig de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen.

De Regering van de Duitstalige Gemeenschap bepaalt de regelen voor de toepassing van het eerste lid, inzonderheid wat de inventaris van de goederen en liquiditeiten bestemd voor deze activiteit alsmede de interne facturering van dienstverleningen door of voor andere diensten van de Dienst betreft. § 2. De begroting bedoeld in artikel 2 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut bevat een afzonderlijke afdeling met de ontvangsten en uitgaven voortvloeiend uit de activiteit als werkgever van uitzendkrachten. § 3. Er mogen geen middelen van de begroting van de Duitstalige Gemeenschap gebruikt worden om de activiteit als werkgever van uitzendkrachten te financieren. HOOFDSTUK IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen

Art. 18.In afwijking van artikel 2 van het programmadecreet van 4 maart 1996 kan de Regering - vóór 22 januari 2000 - drie twaalfden van de jaarlijkse dotatie voor de werking en het personeel die op de uitgavenbegroting van de Duitstalige Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000 ingeschreven is, aan de Dienst uitbetalen.

Art. 19.In artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut wordt de Categorie B als volgt aangevuld : « Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft » (Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap).

Art. 20.§ 1. In artikel 1, lid 1 van het decreet van de Waalse Gewestraad van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende het tewerkstellingsbeleid wordt de passus « De door de Regering aangewezen beëdigde personeelsleden van niveau 1 van de Afdeling Tewerkstelling en Vorming van de Algemene Directie Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest zijn belast met het opsporen en het vaststellen van overtredingen van de onderstaande wetgeving : » vervangen door de passus « De Regering van de Duitstalige Gemeenschap wijst de personeelsleden van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap aan die bevoegd zijn om de naleving van de onderstaande wetgeving te controleren en om de overtredingen op te sporen en vast te stellen : ». § 2. Artikel 1 lid 2 en artikel 16 van hetzelfde decreet worden opgeheven. § 3. In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de woorden « Waalse Regering » door de woorden « Regering van de Duitstalige Gemeenschap » vervangen.

Art. 21.Dit decreet heeft uitwerking op 1 januari 2000.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Gegeven te Eupen, op 17 januari 2000.

K.-H. LAMBERTZ Minister-President van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap, Minister van Werkgelegenheid, Gehandicaptenbeleid, Media en Sport B. GENTGES Minister van Onderwijs en Vorming, Cultuur en Toerisme H. NIESSEN Minister van Jeugd en Gezin, Monumentenzorg, Gezondheid en Sociale Aangelegenheden _______ Nota Zitting 1999-2000 Bescheiden van de Raad : 25 (1999-2000) nr. 1 ontwerpen van decreet 25 (1999-2000) nrs. 2-7 voorstellen tot wijziging 25 (1999-2000) nr. 8 verslag 25 (1999-2000) nrs. 9-11 voorstellen tot wijziging betreffende de tekst aangenomen door de commissie.

Integraal verslag : discussie en aanneming. - Zitting van 17 januari 2000.

^