gepubliceerd op 25 juli 2001
Decreet betreffende de beroepsopleiding in de landbouw
12 JULI 2001. - Decreet betreffende de beroepsopleiding in de landbouw (1)
De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Dit decreet regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 127, § 1, daarvan.
Het is van toepassing in het Franse taalgebied.
Het is bestemd om : - de beroepsopleiding te bevorderen van de personen die tewerkgesteld zijn in de land-, tuin- of bosbouw ofwel in de aquicultuur alsook van de personen die tewerkgesteld zijn bij een rechtspersoon die werkzaamheden verricht met het oog op de productie, verwerking en verkoop van producten afkomstig uit het landbouw-, tuinbouw-, aquicultuur- en bosbouwbedrijf om die personen d.m.v. permanente vormingen, in staat te stellen, nieuwe bekwaamheden te verwerven of hun huidige kennis te verbeteren in voornoemde sectoren; - moderne technieken inzake bedrijfsbeheer alsook het beroep op nieuwe technologieën te bevorderen; - de opleiding van vormingswerkers, sprekers en personeelsleden alsook van de organisatoren belast met de beroepsopleiding in de landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of aquicultuursector, te verbeteren; - het overleg tussen de betrokken partijen te organiseren; - de vormingsactiviteiten te stimuleren die georganiseerd worden door erkende liefhebbersverenigingen in de landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of aquicultuursector voor de personen die zich uit liefhebberij bezighouden met één van die activiteiten; - de diversifiëring en de kwaliteit van de economische landbouwbasis te bevorderen d.m.v. vormingen.
Art. 2.De beroepsopleiding in de landbouw is gericht : 1° op de landbouwer die, als natuurlijke persoon of als beheerder van een rechtspersoon, werkzaamheden verricht m.b.t. de landbouwproductie, alsook op de medewerker, meewerkende echtgenoot of loontrekkende in de landbouwsector. In de zin van dit decreet wordt de betekenis van « landbouw » uitgebreid tot de tuinbouw-, bosbouw- of veehouderijsector, met inbegrip van aquicultuur; 2° op de personen die tewerkgesteld zijn bij een rechtspersoon die werkzaamheden verricht met het oog op de productie, verwerking en verkoop van producten afkomstig uit het landbouwbedrijf of die daar noodzakelijk voor zijn; 3° op de erkende liefhebbersvereniging in de landbouwsector, voor personen die uit liefhebberij werkzaamheden verrichten m.b.t. de landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of veehouderijproductie, met inbegrip van aquicultuur. Onder « liefhebber » wordt verstaan : elke persoon die regelmatig werkzaamheden verricht in de landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of aquicultuursector en die van plan is zich in één van die sectoren te vestigen door de uitoefening van een neven- of deeltijds beroep; 4° op de werkzoekende ingeschreven bij de « Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi » (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), hierna de « FOREm » genoemd. De Regering mag het bovenvermelde toepassingsgebied uitbreiden tot andere categorieën personen. In dat geval moet haar met redenen omklede beslissing uitsluitend rekening houden met de duurzame ontwikkeling in de landbouwsector binnen de grenzen van het « Plan wallon de développement rural » (Waals plan voor plattelandsontwikkeling) of met het behoud van de tewerkstelling in die sector.
In aanmerking voor de tegemoetkoming van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) komen enkel de vormingen die bestemd zijn om de scholing van de in het eerste lid bedoelde gerechtigden te verbeteren en die overeenstemmen met de omschrijving van artikel 9 van de verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en waarbij sommige verordeningen worden gewijzigd of opgeheven.
Art. 3.§ 1. De basisvorming, waarvan na het volgen van cursussen een examen afgelegd wordt en die georganiseerd wordt door scholingscentra, bevat : 1° cursussen landbouwtechnieken die de technische bijscholing beogen van personen met onvoldoende basiskennis van de landbouwsector (A-cursussen);2° specifieke cursussen beheer en landbouweconomie die de betrokkenen in staat stellen zich te vestigen;die vorming is gegrond op de studie van moderne organisatie-, beheers- en exploitatiemethoden (B-cursussen). Om toegang te krijgen tot B-cursussen moet de betrokkene A-cursussen hebben gevolgd of in het bezit zijn van een landbouwgericht diploma van hetzelfde niveau als het hoger secundair onderwijs ofwel beschikken over een nuttige ervaring volgens de door de Regering vastgestelde voorwaarden; 3° bijscholingscursussen beheer en technologieën die periodiek en per soort bedrijf zorgen voor een grondige vorming inzake technologie of bedrijfsbeheer, of voor andere bijzondere vormingen (C-cursussen);4° stages waarvan de modaliteiten vastgesteld worden door de Regering. § 2. De vaste vorming georganiseerd door de in § 1 bedoelde centra bevat : 1° afstandscursussen;2° studiesessies, lezingen, rondleidingen en contactdagen;3° stages waarvan de modaliteiten vastgesteld worden door de Regering. § 3. De opleiding van de vormingswerkers bevat bijscholingsdagen bestemd om de technische of pedagogische kennis te verbeteren en om de vormingswerkers te begeleiden.
Art. 4.De door liefhebbersverenigingen georganiseerde vorming voor liefhebbers bevat lezingen.
Art. 5.§ 1. Om erkend te worden, moeten de scholingscentra : 1° enkel een beroep doen op erkende vormingswerkers;2° de vormingen geven in lokalen die erkend zijn volgens de door de Regering vastgestelde modaliteiten;3° de voorschriften van dit besluit en van zijn uitvoeringsbesluiten in acht nemen. § 2. De Regering bepaalt : 1° de organisatievoorwaarden en de praktische modaliteiten m.b.t. de in artikel 3 en 4 bedoelde vormingsactiviteiten; 2° de voorwaarden om toegang tot die cursussen te krijgen;3° de voorwaarden om een vakbekwaamheidscertificaat als landbouwer te krijgen;4° de erkenningsvoorwaarden voor de in artikelen 3, §§ 1, 2, en 4 bedoelde vormingswerkers; 5° het bedrag van en de betalingsmodaliteiten m.b.t. de bezoldigingen, erelonen en vergoedingen van vormingswerkers en sprekers, alsook m.b.t. de vergoedingen bestemd voor personen die deelnemen aan vormingsactiviteiten.
Art. 6.§ 1. De erkenningsvoorwaarden voor scholingscentra van type A zijn de volgende : 1° opgericht worden als vereniging zonder winstoogmerk;2° over statuten beschikken waarin de beroepsopleiding van personen tewerkgesteld in de landbouw of die van plan zijn in die sector te werken, opgenomen wordt;3° voornamelijk gevestigd zijn in het Franse taalgebied;4° zijn activiteiten uitbreiden tot het gehele Franse taalgebied;5° beschikken over een centrale dienst met minstens drie voltijds tewerkgestelde personen die voldoende bekwaam zijn op technisch en economisch gebied;ten minste één van die personen moet in het bezit zijn van een universitaire of niet-universitaire hogere diploma; 6° over een secretariaat beschikken dat zorgt voor een gepaste organisatie en planning van beroepsopleidingsactiviteiten.7° zich onderwerpen aan de administratieve, pedagogische en budgettaire controle van de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest. Alleen die centra zijn bevoegd om alle in artikel 3 bedoelde beroepsopleidingsactiviteiten te organiseren. § 2. De scholingscentra van type B zijn : 1° alle centra die voldoen aan de in § 1, 1°, 2°, 3° en 7°, bedoelde voorwaarden; 2° de publiekrechtelijke rechtspersonen die o.a. belast zijn met de landbouwersvorming en die voldoen aan de in § 1, 7°, bedoelde voorwaarde.
De in het eerste lid, 1°, bedoelde centra mogen alle in artikel 3 bedoelde vormingsactiviteiten organiseren, met uitzondering van de cursussen en stages bedoeld in artikel 3, § 1, 2° en 4°, de stages bedoeld in § 2, 3°, van hetzelfde artikel, en de contactdagen.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde centra mogen alle in artikel 3 bedoelde vormingsactiviteiten organiseren, met uitzondering van de cursussen en stages bedoeld in artikel 3, § 1, 1° en 4°, de stages bedoeld in § 2, 3°, van hetzelfde artikel, en de contactdagen. § 3. De Regering mag afwijken van de voorschriften van §§ 1 en 2 op voorstel van de Commissie, dat behoorlijk met redenen omkleed moet zijn. § 4. De erkenningsaanvraag van een scholingscentrum van type A of B moet worden ingediend overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten. § 5. De Regering mag toelagen toekennen aan de erkende scholingscentra overeenkomstig de door haar vastgestelde modaliteiten.
De organisatie- en werkingskosten m.b.t. vormingsactiviteiten enerzijds en de betaling van bezoldigingen, erelonen en vergoedingen van vormingswerkers en sprekers, alsook de vergoedingen voor de personen die deelnemen aan vormingsactiviteiten anderzijds, worden gedekt door die toelagen.
Art. 7.§ 1. De erkenningsvoorwaarden m.b.t. de in artikel 4 bedoelde liefhebbersverenigingen zijn de volgende : 1° de vorming van amateurs in de zin van artikel 2 als doelstelling hebben;2° geen winstoogmerk hebben;3° voornamelijk gevestigd zijn in het Franse taalgebied. § 2. De Regering mag toelagen toekennen aan erkende liefhebbersverenigingen overeenkomstig de door haar vastgestelde modaliteiten.
De organisatiekosten m.b.t. vormingsactiviteiten enerzijds en de betaling van bezoldigingen, erelonen en vergoedingen van vormingswerkers en sprekers, alsook de vergoedingen voor de personen die deelnemen aan vormingsactiviteiten anderzijds, worden gedekt door die toelagen. § 3. De erkenningsaanvraag m.b.t. een liefhebbersvereniging moet worden ingediend overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
Art. 8.§ 1. Een Adviescommissie voor de landbouwersvorming, hierna de « Commissie » genoemd, wordt ingesteld.
Haar opdrachten bestaan erin : 1° het geheel van de landbouwersvorming te bevorderen door een advies uit te brengen over elk ontwerp of voorstel van decreet van de Waalse Gewestraad en over elk ontwerp van besluit van de Waalse Regering betreffende de landbouwersvorming; 2° een advies te geven aan de Regering over erkenningsintrekkingen m.b.t. scholingscentra voor landbouwers en amateurverenigingen; 3° een jaarlijks verslag over de organisatie en evaluatie van vormingsprogramma's en -stages te overhandigen aan de Regering;4° de samenwerking en het partnerschap met de operatoren van de aanvankelijke en voortgezette opleiding te ontwikkelen, namelijk inzake de geldigheidsverklaring van de bevoegdheden en de pedagogische begeleiding; 5° adviezen te geven aan de Regering over erkenningsaanvragen en -intrekkingen m.b.t. stagemeesters; 6° richtsnoeren inzake landbouwersvorming op te stellen voor de Regering. § 2. De Commissie bestaat uit : 1° één voorzitter aangewezen binnen en door de Commissie op voorstel van de leden;2° vier leden en hetzelfde aantal plaatsvervangers ter vertegenwoordiging van de landbouwersverenigingen, waarvan één vertegenwoordiger van de jeugdbewegingen en één vertegenwoordiger van de boerinnenbonden;3° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van de Minister die belast is met de Vorming;4° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van de Minister die belast is met de Landbouw;5° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van de « Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi » (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling);6° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van het « Institut de formation permanente pour les classes moyennes et les petites et moyennes entreprises » (Instituut voor Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen);7° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van de Afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van het
Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest, die het secretariaat van de Commissie waarneemt;8° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest;9° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van de amateurverenigingen;10° één gewoon lid en één plaatsvervangend lid ter vertegenwoordiging van de Ministers van Economie en Leefmilieu;de werkelijke zetel wordt toegekend aan de vertegenwoordiger van de Minister onders wiens bevoegdheid één of ander agendapunt van de Commissie valt; 11° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van de verschillende actoren die actief zijn op het gebied van landbouw, wetenschappelijk onderzoek en specifieke landbouw en die aangewezen zijn door de Waalse Regering;12° één lid en één plaatsvervanger ter vertegenwoordiging van de Minister die belast is met de Gezondheid. § 3. De Commissie mag worden uitgebreid tot gepaste deskundigen en technici, volgens de agenda en op aanvraag van één van haar leden. § 4. Het mandaat van de leden heeft een duur van vijf jaar. Het mag worden verlengd.
Het eindigt : 1° in geval van ontslag;2° wanneer de vereniging die een lid heeft voorgedragen, zijn vervanging aanvraagt;3° wanneer een lid geen deel meer uitmaakt van de vereniging die hem voorgedragen heeft. Het lid dat ophoudt zijn mandaat uit te oefenen vóór de normale verstrijkingsdatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger die het mandaat voltooit. Die laatste wordt op zijn beurt vervangen door een plaatsvervanger. § 5. De Regering benoemt de voorzitter van de Commissie. Ze benoemt de gewone en plaatsvervangende Commissieleden op voorstel van hun lastgever. § 6. De Regering keurt het huishoudelijk reglement van de Commissie goed dat haar door die laatste voorgelegd wordt, binnen zes maanden vanaf de inwerkingtreding van de uitvoeringsbesluiten van dit decreet. § 7. De Regering mag de samenstelling van de Commissie en de duur van de mandaten van haar leden wijzigen.
Art. 9.Indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van voorliggend decreet en van zijn uitvoeringsbesluiten, mag de Regering de erkenning schorsen of intrekken van de scholingscentra, amateurverenigingen en personen bedoeld in artikelen 3, §§ 1, 2, en 4, en de toekenning van toelagen aan de scholingscentra, liefhebbersverenigingen en personen bedoeld in artikelen 3, §§ 1, 2, en 4, overeenkomstig de door haar vastgestelde modaliteiten stopzetten.
Art. 10.Artikel 2, eerste lid, 2°, van het decreet van 5 februari 1998 houdende toezicht en controle op de naleving van de wetgeving betreffende de omscholing en de bijscholing, wordt gewijzigd als volgt : « 2° het decreet van de Waalse Gewestraad van 12 juli 2001 betreffende de beroepsopleiding in de landbouw alsook zijn uitvoeringsbesluiten; ».
Art. 11.Het decreet van de Franse Gemeenschap van 10 juli 1984 over de beroepsvorming van personen die in de landbouw werken, wordt opgeheven.
De scholingscentra en amateurverenigingen die erkend zijn overeenkomstig het voornoemde decreet van de Franse Gemeenschap van 10 juli 1984, blijven erkend overeenkomstig de door de Regering vastgestelde modaliteiten.
Art. 12.De Regering maakt uiterlijk 30 juni van elk jaar een verslag over de uitvoering van voorliggend decreet aan de Waalse Gewestraad over.
Art. 13.De Regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van voorliggend decreet.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Namen, 12 juli 2001.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Mevr. M. ARENA _______ Nota (1) Zitting 2000-2001. Stukken van de Raad 202 (2000-2001) nrs. 1 tot 18.
Volledig verslag. Openbare vergadering van 3 juli 2001.
Bespreking. - Stemming.