gepubliceerd op 02 oktober 2017
Decreet houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk
7 JULI 2017. - Decreet houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk (1)
Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt: Decreet houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk TITEL 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.In dit decreet wordt verstaan onder: 1° sociaal-cultureel volwassenenwerk: het geheel van sociaal-culturele volwassenenorganisaties die als civiele actoren streven naar sociaal-culturele participatie van iedereen en naar een samenleving waarin inclusie, duurzaamheid, democratie en solidariteit centraal staan;2° sociaal-culturele volwassenenorganisatie: een missie- en waardengedreven organisatie die bijdraagt tot een democratische, duurzame, inclusieve en solidaire samenleving door de verbindende, de kritische en de laboratoriumrol actief op te nemen.Ze ontwikkelt, al dan niet in samenwerking met andere organisaties, sociaal-culturele praktijken voor en met volwassenen die relevant zijn voor de samenleving en die de vertaling vormen van een eigen weloverwogen integratie van twee of meerdere functies, namelijk de cultuurfunctie, de leerfunctie, de maatschappelijke bewegingsfunctie en de gemeenschapsvormende functie. Deze sociaal-culturele praktijken spelen zich grotendeels af binnen de vrije tijd van volwassenen; 3° sociaal-culturele rol: een verbindende, een kritische of een laboratoriumrol;4° verbindende rol: mensen verbinden met groepen, gemeenschappen en de brede samenleving door hen ruimtes te bieden waarin ze zich kunnen ontwikkelen in relatie tot anderen en door hen kansen te bieden op deelnemen en deelhebben aan die groepen, aan gemeenschappen en aan de brede samenleving;5° kritische rol: in vraag stellen van waarden, normen, opvattingen, instituties en spelregels en de publieke dialoog daarover voeden en voeren;6° laboratoriumrol: in maatschappelijk innoverende praktijken experimenteren met nieuwe maatschappelijke spelregels als antwoord op complexe samenlevingsvraagstukken;7° gemeenschap: een netwerk van mensen die in zelforganisatie en samenwerking iets delen met elkaar, zoals normen en waarden, een agenda of ambitie, een gemeen goed of een geografische ruimte;8° sociaal-culturele praktijken: de multifunctionele praktijken die mensen en groepen aanspreken in een of meer bestaansdimensies en levenssferen.In die praktijken ontmoeten mensen of groepen elkaar en komen ze samen tot doelgericht handelen. Deze praktijken beogen daarmee processen van vorming en vernieuwing van individuen, groepen en maatschappij met als doel de emancipatie en de versterking van een democratische, duurzame, inclusieve en solidaire samenleving; 9° sociaal-culturele functies: de cultuurfunctie, de leerfunctie, de gemeenschapsvormende functie of de maatschappelijke bewegingsfunctie;10° cultuurfunctie: doelgericht creëren, deelnemen, bewaren en delen van cultuur;11° leerfunctie: doelgericht opzetten van leeromgevingen die het leren door individuen, groepen of gemeenschappen mogelijk maken en bevorderen;12° maatschappelijke bewegingsfunctie: in relatie tot samenlevingsvraagstukken doelgericht ruimte creëren voor engagement en politisering met het oog op veranderingen in denken en handelen en in de inrichting van de maatschappij;13° gemeenschapsvormende functie: doelgericht ondersteunen en faciliteren van processen en praktijken die leiden tot vormen en ondersteunen van groepen en gemeenschappen of versterken van de interactie tussen groepen en gemeenschappen;14° sociaal-culturele participatie: deelnemen aan of deelhebben aan informele netwerken (sociale participatie), maatschappelijke instituties (maatschappelijke participatie), kunst en cultuur (culturele participatie) of politiek en beleid (politieke en beleidsparticipatie) vanuit een werking naar specifieke groepen met elk hun eigen kenmerken zodat ze samen kunnen participeren (inclusieve benadering) of vanuit een werking naar specifieke groepen burgers met specifieke kenmerken (categoriale benadering);15° vrije tijd: de tijd die burgers niet besteden aan betaalde arbeid en school- en beroepsopleiding;16° beleidsperiode: een periode van vijf jaar waarvoor een organisatie een subsidie kan krijgen.De eerste beleidsperiode loopt van 2021 tot en met 2025. De tweede beleidsperiode loopt van 2026 tot en met 2030, volgende beleidsperiodes beslaan telkens vijf jaar; 17° subsidie-enveloppe: de jaarlijkse financiële enveloppe per sociaal-culturele volwassenenorganisatie;18° beoordelingselementen: de inhoudelijke en zakelijke elementen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor subsidiëring;19° werkjaar: een periode van 1 januari tot en met 31 december;20° decreet van 4 april 2003: het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk;21° administratie: de dienst van de Vlaamse Regering die bevoegd is voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk;22° beleidsplan: een document waarin de organisatie haar inhoudelijk en zakelijk beleid voor vijf jaar uittekent;23° doelgroep: een deel van de bevolking of een groep van mensen die sociale of persoonskenmerken gemeenschappelijk hebben, waarop een bepaald aanbod of een bepaalde strategie gericht wordt met oog op de realisering van de missie en de visie van de organisatie;24° kansengroep: mensen in armoede, mensen met een beperking, personen van vreemde herkomst en gedetineerden;25° principes van goed bestuur: waarborgen van een samenhangend en transparant bestuur en toezicht binnen een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van haar doelstellingen;26° voortgangsrapport: een document dat een stand van zaken geeft over de uitvoering van het beleidsplan in de eerste twee jaar van de beleidsperiode en een vooruitblik biedt op de geplande uitvoering van het beleidsplan in het lopende jaar en de laatste twee jaar van de beleidsperiode;27° beoordelingscriteria: de technische specificaties en de beschrijvende onderdelen van de beoordelingselementen die de leidraad vormen voor de visitatie- en beoordelingscommissies;28° totale subsidie-enveloppe: het totale beschikbare budget voor de uitvoering van dit decreet;29° functiekeuze: keuze van twee of meerdere sociaal-culturele functies;30° functiemix: de verhouding tussen de verschillende gekozen sociaal-culturele functies in de werking van een sociaal-culturele organisatie;31° Algemene Groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Art. 3.Dit decreet heeft tot doel om in het domein van het sociaal-cultureel volwassenenwerk organisaties te subsidiëren die, vanuit een civiel perspectief en met respect voor de gemeenschappelijke sokkel van waarden, fundamentele rechten en vrijheden, een betekenisvolle bijdrage leveren aan de emancipatie en dialoog van mensen en groepen én aan de versterking van een duurzame, inclusieve, solidaire en democratische samenleving door sociaal-culturele participatie en gedeeld burgerschap van volwassenen te bevorderen en gedeelde samenlevingsvraagstukken tot publieke zaak te maken. Hiervoor ontwikkelen en verspreiden zij praktijken die hierop een werkend antwoord kunnen bieden.
Dit decreet doet dat door de volgende middelen te voorzien: - subsidies voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een werking ontplooien met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied of een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad; - subsidies voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een werking ontplooien, afgestemd op en complementair aan één of meerdere specifieke regionale werkingsgebieden, vermeld in artikel 29; - projectsubsidies voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een maximale duurtijd van drie jaar.
De middelen, vermeld in het tweede lid, worden toegepast met inachtneming van de volgende voorwaarden, vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening: 1° dossiers waar ten aanzien van de subsidieontvanger er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt, zijn uitgesloten;2° dossiers van subsidieontvangers die voldoen aan de definitie van `onderneming in moeilijkheden', vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, zijn uitgesloten;3° bij de berekening van de steunintensiteit en de in aanmerking komende kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.De in aanmerking komende kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk gespecificeerd en actueel zijn; 4° wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun;5° steun die in meerdere delen wordt uitgekeerd wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun.De in aanmerking komende kosten worden gedisconteerd tot hun waarde op het tijdstip van de toekenning van de steun.
TITEL 2. - Subsidies voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of subsidies voor sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking in het Nederlandse taalgebied HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 4.De Vlaamse Regering kan per beleidsperiode subsidies toekennen aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een werking ontplooien in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een werking ontplooien in het Nederlandse taalgebied.
Die subsidie ondersteunt een werking die inzet op het doel van het decreet, die gebaseerd is op ten minste twee sociaal-culturele functies en die een relevantie en uitstraling heeft in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of die een relevantie en uitstraling heeft in het Nederlandse taalgebied.
De subsidie-enveloppe kan alleen worden toegekend aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties waarvan de subsidieaanvraag aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoet, vermeld in artikel 8. De ontvankelijke subsidieaanvragen worden getoetst aan de beoordelingselementen, vermeld in artikel 10.
De subsidie-enveloppe houdt de subsidiëring in van een kern van personeelsleden, een basistoelage voor de werking en een subsidiëring op basis van werkelijk te presteren activiteiten.
De toekenning van een subsidie-enveloppe houdt een automatische erkenning in van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie.
Art. 5.§ 1. Als de Vlaamse Regering een subsidie-enveloppe toekent aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties, dan gebeurt dit voor de duur van een beleidsperiode, met een jaarlijks minimaal bedrag van 150.000 euro. De subsidie-enveloppe wordt jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer, conform artikel 51.
Bij de bepaling van de subsidie-enveloppe is de maximale stijging of daling begrensd tot 25% ten opzichte van de effectief toegekende subsidie-enveloppe voor het laatste werkjaar van de voorafgaande beleidsperiode.
In afwijking van het tweede lid, bedraagt de maximale stijging 65.000 euro voor organisaties waarvan de effectief toegekende subsidie-enveloppe voor het laatste werkjaar van de voorafgaande beleidsperiode kleiner of gelijk is aan 260.000 euro. § 2. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie zonder aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 1°, en een positief subsidieadvies of een positief subsidieadvies met aandachtspunten van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 1° of 2°, kent de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toe die gelijk of hoger is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode. § 3. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 2°, en een positief subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 1°, kent de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toe die gelijk of hoger is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode. § 4. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 2°, en een positief subsidieadvies met aandachtspunten van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 2°, kent de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toe die lager, gelijk of hoger is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode. § 5. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie zonder aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 1°, en een negatief subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 3°, kent de Vlaamse Regering een subsidie-enveloppe toe die lager of maximaal gelijk is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode. § 6. Van sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 2°, en een negatief subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 3°, kan de Vlaamse Regering beslissen ofwel de subsidiëring stop te zetten vanaf het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode, ofwel de subsidiëring verder te zetten waarbij de subsidie-enveloppe lager moet zijn ten opzichte van de voorbije beleidsperiode. § 7. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een negatieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 3°, en een positief subsidieadvies of een positief subsidieadvies met aandachtspunten van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 1° of 2°, kan de Vlaamse Regering een subsidie-enveloppe toekennen die lager of maximaal gelijk is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode.
De subsidie-enveloppe van deze sociaal-culturele volwassenenorganisaties is het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode gelijk aan de subsidie-enveloppe van het laatste jaar van de voorbije beleidsperiode. § 8. Van sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een negatieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 3°, en een negatief subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 3°, kan de Vlaamse Regering beslissen ofwel de subsidiëring stop te zetten vanaf het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode, ofwel de subsidiëring verder te zetten waarbij de subsidie-enveloppe lager moet zijn ten opzichte van de voorbije beleidsperiode.
De subsidie-enveloppe van deze sociaal-culturele volwassenenorganisaties is het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode gelijk aan de subsidie-enveloppe van het laatste jaar van de voorbije beleidsperiode. § 9. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties die op het moment van aanvraag niet erkend zijn op basis van het decreet van 4 april 2003 of die vanaf 2021 niet gesubsidieerd zijn als sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 4, kan de Vlaamse Regering een subsidie-enveloppe toekennen, zich baserend op het subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid.
Art. 6.De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat vooraf gaat aan de nieuwe beleidsperiode over de subsidie-enveloppe.
In afwijking van het eerste lid beslist de Vlaamse Regering uiterlijk op 31 december van het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode over de subsidie-enveloppe van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een negatieve evaluatie met aanbevelingen door de visitatiecommissie, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 3°.
Art. 7.Sociaal-culturele volwassenenorganisaties kunnen een subsidieaanvraag indienen bij de administratie. Deze bestaat uit een beleidsplan en de nodige documenten waaruit blijkt dat aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden wordt voldaan. De Vlaamse Regering kan nader bepalen welke gegevens en documenten een subsidieaanvraag bevat, aan welke vormelijke voorwaarden een subsidieaanvraag moet voldoen en op welke wijze een subsidieaanvraag wordt ingediend.
Art. 8.De administratie onderzoekt of de sociaal-culturele volwassenenorganisatie voldoet aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° de subsidieaanvraag is uiterlijk op 31 december van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode ingediend;2° de aanvrager beschikt over rechtspersoonlijkheid met een niet-commercieel karakter;3° de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° de aanvrager beschikt over minstens een voltijds equivalent personeelslid of omschrijft hoe een voltijds equivalent personeelslid aangeworven wordt binnen drie maanden na het begin van de beleidsperiode;5° de subsidieaanvraag is in het Nederlands opgesteld;6° de aanvrager toont een sociaal-culturele werking aan van minstens twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.
Art. 9.§ 1. Het beleidsplan omvat: 1° een inhoudelijk deel voor de volgende beleidsperiode;2° een zakelijk deel voor de volgende beleidsperiode;3° de omvang en de resultaten van de werking, namelijk: a) kerngegevens en cijfers over de financiën voor het tweede en derde jaar van de lopende beleidsperiode;b) kerngegevens en cijfers over het personeel voor het derde en vierde jaar van de lopende beleidsperiode;c) kerngegevens en cijfers over de werking voor het derde en vierde jaar van de lopende beleidsperiode;4° een zelfevaluatie van de werking van de voorbije jaren van de lopende beleidsperiode;5° de gevraagde subsidie-enveloppe op jaarbasis voor de beleidsperiode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;6° in voorkomend geval een plan van aanpak waarin wordt aangegeven hoe de sociaal-culturele volwassenenorganisatie die een positieve evaluatie met aanbevelingen kreeg, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 2°, is omgegaan met die aanbevelingen;7° een managementsamenvatting. § 2. In afwijking van § 1, 3°, omvat het beleidsplan van sociaal-culturele volwassenenorganisaties die op het moment van aanvraag niet erkend zijn op basis van het decreet van 4 april 2003 of die vanaf 2021 niet gesubsidieerd zijn als sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 4, een document waarin de aanvrager een sociaal-culturele werking van minstens twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag aantoont. Het document omvat: a) kerngegevens en cijfers over de financiën voor de twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag;b) kerngegevens en cijfers over de werking voor de twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag;c) desgevallend kerngegevens en cijfers over het personeel voor de twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag.
Art. 10.Het inhoudelijk deel van het beleidsplan, vermeld in artikel 9, § 1, 1°, en het plan van aanpak, vermeld in artikel 9, § 1, 6°, worden getoetst aan de volgende beoordelingselementen: 1° de bijdrage van de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie aan het doel van het decreet, vermeld in artikel 3;2° de relatie van de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie tot de door de organisatie omschreven actuele maatschappelijke context;3° de bijdrage van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie aan de realisatie van de drie sociaal-culturele rollen;4° de strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie;5° de verduidelijking van de keuze voor minstens twee sociaal-culturele functies, een toelichting bij de functiemix en de uitwerking daarvan in relatie tot de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie;6° de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied;7° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd;8° de werking voor: a) het brede publiek en de keuzes daarin voor gemeenschappen, doelgroepen of kansengroepen;b) kansengroepen en de keuzes daarin voor gemeenschappen, doelgroepen of het brede publiek;9° de plaats van vrijwilligers in de sociaal-culturele volwassenenorganisatie en de manier waarop ze betrokken en ondersteund worden in relatie tot de visie en missie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie. Het zakelijk deel van het beleidsplan, vermeld in artikel 9, § 1, 2°, wordt getoetst aan de volgende beoordelingselementen: 1° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid;2° de toepassing van de principes van goed bestuur;3° de afstemming tussen het voormelde inhoudelijke en zakelijke deel van het beleidsplan.
Art. 11.Wanneer aan één van de volgende beoordelingselementen, vermeld in artikel 10, niet wordt voldaan, krijgt de organisatie een negatief subsidieadvies, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 3° : 1° de verduidelijking van de keuze voor minstens twee sociaal-culturele functies, een toelichting bij de functiemix en de uitwerking daarvan in relatie tot de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 10, eerste lid, 5° ;2° de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied of de werking met een relevantie en uitstraling voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, vermeld in artikel 10, eerste lid, 6° ;3° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd, vermeld in artikel 10, eerste lid, 7° ;4° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid, vermeld in artikel 10, tweede lid, 1°. Voor de toepassing van de beoordeling vanaf de tweede beleidsperiode is het eerste lid enkel van toepassing op de sociaal-culturele volwassenenorganisaties die bij de evaluatie, vermeld in artikel 23, op minimaal één van deze vier beoordelingselementen een "voldoet ten dele" of een "onvoldoende" behaalde.
Art. 12.Als de toegekende subsidie-enveloppe aan een sociaal-culturele volwassenenorganisatie afwijkt van de gevraagde subsidie-enveloppe van die organisatie, beschikt de aanvrager over de mogelijkheid om voor 1 april in het jaar volgend op de beslissing van de Vlaamse Regering een geactualiseerd beleidsplan in te dienen, dat afgestemd is op de omvang van de toegekende subsidie-enveloppe van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie. De Vlaamse Regering valideert het geactualiseerde beleidsplan.
Art. 13.Gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisaties kunnen in de loop van een beleidsperiode fuseren met behoud van de toegekende subsidie-enveloppes voor die beleidsperiode. De subsidie moet besteed worden aan de werking van de gefuseerde organisatie. Deze werking moet in het verlengde liggen van de beleidsplannen van de oorspronkelijke organisaties.
In het eerste lid wordt verstaan onder "fuseren": elke overdracht van rechten of plichten (als algemeenheid of niet), die tot gevolg heeft dat een activiteit die voorheen door meer dan één niet-commerciële rechtspersoon werd uitgeoefend, voortaan slechts door één niet-commerciële rechtspersoon wordt uitgevoerd. HOOFDSTUK 2. - Kwaliteitsbeoordeling van de werking van sociaal-culturele volwassenenorganisaties Afdeling 1. - Organisatie van de kwaliteitsbeoordeling
Onderafdeling 1. - De beoordelingscommissies
Art. 14.De Vlaamse Regering stelt de beoordelingscommissies samen die bestaan uit externe deskundigen, bijgestaan door een secretaris.
Externe deskundigen van de visitatiecommissies zoals bedoeld in artikel 18 maken deel uit van de beoordelingscommissie die de subsidieaanvraag van de organisaties behandelt die in de voorafgaande beleidsperiode door de visitatiecommissie zijn bezocht.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de samenstelling van de beoordelingscommissies, de werking en de vergoeding van de externe deskundigen.
De Vlaamse Regering bepaalt de methode en de procedure voor de omschrijving van de profielen, voor de oproep aan kandidaat-deskundigen en voor de samenstelling van de lijst.
Art. 15.De beoordelingscommissies beoordelen de inhoudelijke en zakelijke kwaliteit van de subsidieaanvraag en maken een advies op met een voorstel voor de subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode, op basis van de elementen, vermeld in artikel 22.
Onderafdeling 2. - De Adviescommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk
Art. 16.De Vlaamse Regering richt een Adviescommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk op, die bestaat uit externe deskundigen en de administratie.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de samenstelling van de Adviescommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk, de werking en de vergoeding van de externe deskundigen.
Art. 17.De opdrachten van de Adviescommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk zijn: 1° een visie en methodiek ontwikkelen om het gemeenschappelijk beoordelings- en visitatiekader te verfijnen en kwaliteitsvol uit te voeren;2° het proces van de inhoudelijke en zakelijke beoordeling door visitatie- en beoordelingscommissies evalueren. Onderafdeling 3. - De visitatiecommissies
Art. 18.De Vlaamse Regering stelt visitatiecommissies samen die bestaan uit externe deskundigen en de administratie.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de samenstelling van de visitatiecommissies, de werking en de vergoeding van de externe deskundigen.
De Vlaamse Regering bepaalt de methode en de procedure voor de omschrijving van de profielen, voor de oproep aan kandidaat-deskundigen en voor de samenstelling van de lijst.
Art. 19.De visitatiecommissies brengen een bezoek ter plaatse in het derde jaar van de lopende beleidsperiode en evalueren de werking van elke gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisatie op basis van het beleidsplan, het voortgangsrapport, de begrotingen, de financiële verslagen, algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking en de beoordelingselementen, vermeld in artikel 10.
De visitatiecommissie deelt haar bevindingen mee aan de sociaal-culturele volwassenenorganisatie in de vorm van een voorlopig visitatieverslag, uiterlijk vijfendertig dagen nadat de visitatie heeft plaatsgevonden.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie heeft achtentwintig dagen om te reageren op het voorlopig visitatieverslag.
De visitatiecommissie neemt kennis van de opmerkingen van de organisatie en maakt na evaluatie van die opmerkingen een definitief verslag, dat binnen een termijn van negenenveertig dagen na het meedelen van het voorlopig visitatieverslag aan de organisatie wordt bezorgd.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de betekening van het definitief verslag.
Na een negatieve evaluatie met aanbevelingen, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 3°, brengen de visitatiecommissies een bezoek ter plaatse om de werking van de betrokken sociaal-culturele volwassenenorganisatie na een remediëringstraject van maximaal 24 maanden, opnieuw te evalueren. De visitatiecommissies geven daarna een positief of negatief advies aan de Vlaamse Regering.
Onderafdeling 4. - De administratie
Art. 20.De administratie is belast met de voorbereiding van, de begeleiding van en de verslaggeving over de werkzaamheden van de beoordelingscommissies, de visitatiecommissies en de Adviescommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk. Afdeling 2. - Verloop van de kwaliteitsbeoordeling
Onderafdeling 1. - De beoordeling van de subsidieaanvraag
Art. 21.De administratie beheert de subsidieaanvragen. De administratie treft de nodige voorbereidingen voor de kwaliteitsbeoordeling op basis van de beoordelingselementen, vermeld in artikel 10.
Art. 22.§ 1. De kwaliteit van de werking van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties die reeds gesubsidieerd worden op basis van het decreet van 4 april 2003 en vanaf 2021 krachtens dit decreet, wordt beoordeeld door de beoordelingscommissie: 1° aan de hand van het visitatieverslag, alle elementen vervat in het beleidsplan, vermeld in artikel 9, algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking en desgevallend voor organisaties met een evaluatie in de vorm van artikel 23, § 3, tweede lid, 3°, een tweede visitatieverslag;2° op basis van de beoordelingselementen, vermeld in artikel 10. § 2. De kwaliteit van de werking van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties die op het moment van aanvraag niet erkend zijn op basis van het decreet van 4 april 2003 of die vanaf 2021 niet gesubsidieerd zijn als sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 4, wordt beoordeeld door de beoordelingscommissie: 1° aan de hand van een gesprek met de organisatie, alle elementen vervat in het beleidsplan, vermeld in artikel 9, en algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking;2° op basis van de beoordelingselementen, vermeld in artikel 10. § 3. De beoordelingselementen, vermeld in artikel 10, worden door de Vlaamse Regering uitgewerkt in beoordelingscriteria.
De beoordelingscommissie beoordeelt op basis van de beoordelingselementen en formuleert per beoordelingselement een eindresultaat "voldoet", "voldoet ten dele" of "onvoldoende".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor alle onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet" behaalt, is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor geen enkel onderliggend beoordelingscriterium een "onvoldoende" behaalt en voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet ten dele", is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet ten dele".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "onvoldoende" behaalt, is het eindresultaat van dit beoordelingselement "onvoldoende". § 4. De beoordelingscommissie stelt per sociaal-culturele volwassenenorganisatie een gemotiveerd advies op, met een voorstel voor de subsidie-enveloppe.
De beoordelingscommissie kan één van volgende adviezen geven: 1° een positief subsidieadvies;2° een positief subsidieadvies met aandachtspunten;3° een negatief subsidieadvies. § 5. De sociaal-culturele volwassenenorganisatie krijgt een positief subsidieadvies, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, 1°, wanneer voor alle beoordelingselementen, vermeld in artikel 10 een "voldoet" of een "voldoet ten dele" wordt behaald.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie krijgt een positief subsidieadvies met aandachtspunten, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, 2°, wanneer voor elk van de vier beoordelingselementen, vermeld in artikel 11, een "voldoet" of een "voldoet ten dele" wordt behaald en op minstens vier andere beoordelingselementen, vermeld in artikel 10, een "voldoet" of een "voldoet ten dele" wordt behaald.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie krijgt een negatief subsidieadvies, vermeld in paragraaf 4, tweede lid, 3°, wanneer voor één van de beoordelingselementen, vermeld in artikel 11, een "onvoldoende" wordt behaald of wanneer voor minstens vijf andere beoordelingselementen, vermeld in artikel 10, een "onvoldoende" wordt behaald.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie die bij de evaluatie, vermeld in artikel 23, voor alle beoordelingselementen, vermeld in artikel 11, een "voldoet" behaalde, behoudt dit eindresultaat bij de beoordeling.
Onderafdeling 2. - De evaluatie van de werking van gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisaties door visitatiecommissies
Art. 23.§ 1. De kwaliteit van de werking van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties die reeds gesubsidieerd worden op basis van het decreet van 4 april 2003 en vanaf 2021 krachtens dit decreet, wordt geëvalueerd door de visitatiecommissie op basis van een bezoek ter plaatse: 1° aan de hand van het beleidsplan, het voortgangsrapport, de jaarlijkse begroting en de financiële verslagen, en algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking;2° op basis van de beoordelingselementen, vermeld in artikel 10. § 2. De beoordelingselementen, vermeld in artikel 10, worden door de Vlaamse Regering uitgewerkt in evaluatiecriteria.
De visitatiecommissie evalueert op basis van de beoordelingselementen en formuleert per beoordelingselement een eindresultaat "voldoet", "voldoet ten dele" of "onvoldoende".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor alle onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet" behaalt, is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor geen enkel onderliggend beoordelingscriterium een "onvoldoende" behaalt en voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet ten dele", is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet ten dele".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "onvoldoende" behaalt, is het eindresultaat van dit beoordelingselement "onvoldoende". § 3. De visitatiecommissie deelt in het visitatieverslag haar gemotiveerde evaluatie mee.
De visitatiecommissie kan één van volgende evaluaties geven: 1° een positieve evaluatie zonder aanbevelingen;2° een positieve evaluatie met aanbevelingen;3° een negatieve evaluatie met aanbevelingen. § 4. De sociaal-culturele volwassenenorganisatie krijgt een positieve evaluatie zonder aanbevelingen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, 1°, wanneer voor alle beoordelingselementen, vermeld in artikel 10, een "voldoet" of een "voldoet ten dele" wordt behaald.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie krijgt een positieve evaluatie met aanbevelingen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, 2°, wanneer voor elk van de vier beoordelingselementen, vermeld in artikel 11, een "voldoet" of een "voldoet ten dele" wordt behaald en op minstens vier andere beoordelingselementen, vermeld in artikel 10, een "voldoet" of een "voldoet ten dele" wordt behaald.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie krijgt een negatieve evaluatie met aanbevelingen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, 3°, wanneer voor één van de beoordelingselementen, vermeld in artikel 11 een "onvoldoende" wordt behaald of wanneer voor minstens vijf andere beoordelingselementen, vermeld in artikel 10, een "onvoldoende" wordt behaald.
Art. 24.§ 1. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een negatieve evaluatie met aanbevelingen krijgen, vermeld in artikel 23, § 3, tweede lid, 3°, tonen binnen maximaal 24 maanden nadat het visitatieverslag werd bezorgd, via een remediëringsrapport aan hoe ze met de aanbevelingen zijn omgegaan. § 2. De visitatiecommissie evalueert na indiening van het remediëringsrapport de kwaliteit en de effectiviteit van de ondernomen processen en acties van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie met betrekking tot de aanbevelingen met een bezoek ter plaatse.
De visitatiecommissie formuleert op basis daarvan een positief of een negatief advies aan de Vlaamse Regering. § 3. De Vlaamse Regering beslist of ze het positief of negatief advies van de visitatiecommissie al dan niet volgt.
Indien de Vlaamse Regering beslist het positief advies te volgen, wordt de subsidieaanvraag ter advisering voorgelegd aan een beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22. Voor de bepaling van de subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode, is artikel 5, § 7 en § 8, van toepassing.
Indien de Vlaamse Regering beslist het negatief advies te volgen, wordt de subsidieaanvraag niet meer ter advisering voorgelegd aan een beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, en wordt de subsidie stopgezet vanaf 1 januari van het jaar volgend op de beslissing van de stopzetting van de subsidiëring. Deze beslissing valt uiterlijk op 31 december van het eerste jaar van de beleidsperiode. Indien de beslissing valt in het eerste jaar van de beleidsperiode, behoudt de organisatie in het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode een subsidiebedrag dat gelijk is aan het bedrag van het laatste jaar van de voorbije beleidsperiode. § 4. Indien de sociaal-culturele volwassenenorganisatie na het verstrijken van de remediëringstermijn, vermeld in paragraaf 1, geen remediëringsrapport indient, wordt geen tweede bezoek ter plaatse uitgevoerd en stopt de subsidiëring vanaf 1 januari van het jaar volgend op het verstrijken van de remediëringstermijn. HOOFDSTUK 3. - De voorbereiding van de beslissing van de Vlaamse Regering
Art. 25.De Vlaamse Regering beslist over de subsidie-enveloppe per sociaal-culturele volwassenenorganisatie voor de volgende beleidsperiode, op basis van het advies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4.
Art. 26.De beoordelingscommissie maakt per sociaal-culturele volwassenenorganisatie een gemotiveerd preadvies op. De administratie brengt in het preadvies de aanvrager van een subsidie op de hoogte van het subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4.
In het preadvies aan organisaties die de voorbije beleidsperiode al subsidie kregen vanuit dit decreet of het decreet van 4 april 2003, wordt eveneens een indicatie van de evolutie van de subsidie-enveloppe voor de nieuwe beleidsperiode geadviseerd.
In het preadvies aan nieuwe organisaties wordt geadviseerd inzake de al dan niet toekenning van een subsidie-enveloppe.
De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen voor de kennisgeving van het preadvies van de beoordelingscommissie.
Art. 27.§ 1. Een aanvrager van een subsidie kan een schriftelijke reactie indienen op het preadvies. De schriftelijke reactie is gebaseerd op het oorspronkelijk ingediende dossier. Deze schriftelijke reactie kan geen nieuwe inhoudelijke of zakelijke elementen bevatten. § 2. Een schriftelijke reactie op het positief preadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, kan enkel betrekking hebben op feitelijke onjuistheden. Een schriftelijke reactie op een positief preadvies wordt voor definitief advies voorgelegd aan dezelfde beoordelingscommissie, uitgebreid met één bijkomend lid. § 3. Bij een schriftelijke reactie op een negatief preadvies wordt de subsidieaanvraag, het preadvies en de schriftelijke reactie op het preadvies voor definitief advies voorgelegd aan een andere beoordelingscommissie dan degene die de subsidieaanvraag oorspronkelijk behandelde. § 4. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere voorwaarden inzake de modaliteiten voor het indienen en de termijnen voor de behandeling van de schriftelijke reactie.
Art. 28.De administratie brengt de aanvrager van een subsidie op de hoogte van het definitieve advies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4. De kennisgeving bevat een voorstel van subsidie-enveloppe van de beoordelingscommissie voor de sociaal-culturele volwassenenorganisatie. Dit voorstel houdt rekening met de totale subsidie-enveloppe, zoals door de Vlaamse Regering is bepaald.
De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen voor de kennisgeving van het definitieve advies van de beoordelingscommissie.
TITEL 3. - Subsidies aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking binnen specifieke regio's HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 29.De Vlaamse Regering subsidieert één sociaal-culturele volwassenenorganisatie voor één regio of voor verschillende regio's samen.
De regio's zijn: 1° het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;2° de arrondissementen Antwerpen, Mechelen, Turnhout, Halle-Vilvoorde, Leuven, Aalst-Oudenaarde, Sint-Niklaas-Dendermonde, Gent-Eeklo, Brugge, Ieper-Veurne-Oostende, Kortrijk-Roeselare-Tielt;3° de provincie Limburg. Deze subsidie ondersteunt een werking die inzet op het doel van het decreet en gebaseerd is op de vier sociaal-culturele functies en een relevantie en uitstraling heeft voor de betrokken regio of regio's.
De subsidie-enveloppe kan alleen worden toegekend aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties die voldoen aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 33. Het ontvankelijke beleidsplan wordt getoetst aan de in artikel 35 vermelde beoordelingselementen. Alleen de op basis van het decreet van 4 april 2003 erkende en gesubsidieerde volkshogescholen kunnen een subsidieaanvraag indienen, vermeld in artikel 32, of een initiatief van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 31, tweede lid.
De toekenning van een subsidie houdt een automatische erkenning van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie in.
Art. 30.§ 1. De subsidie-enveloppe van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, wordt toegekend voor de duur van een beleidsperiode. § 2. De jaarlijkse subsidie-enveloppe bedraagt per sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, een equivalent van zoveel maal 1,7 euro als er inwoners zijn in de betrokken regio of regio's en minimaal 600.000 euro. De berekening gebeurt op basis van de meest recente bevolkingscijfers die beschikbaar zijn in het jaar waarin de beslissing over de subsidie-enveloppe wordt genomen.
In afwijking van het eerste lid, geldt voor de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, bevoegd voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, vermeld in artikel 29, tweede lid, 1°, dat voor de berekening 30 procent van de inwoners van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad in aanmerking wordt genomen. § 3. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 29, met een positief oordeel van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 42, § 3, tweede lid, 1° of 2°, kent de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toe, zoals bepaald in § 2. § 4. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 29, met een negatief oordeel van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 42, § 3, tweede lid, 3°, die na het verstrijken van de maximale remediëringstermijn van twaalf maanden, een positief advies krijgen van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 44, § 2, tweede lid, kan de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toekennen zoals bepaald in § 2.
De subsidie-enveloppe van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in het eerste lid, is het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode gelijk aan de subsidie-enveloppe van het laatste jaar van de voorbije beleidsperiode. § 5. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 29, met een negatief oordeel door de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 42, § 3, tweede lid, 3°, die na het verstrijken van de maximale remediëringstermijn van twaalf maanden, een negatief advies krijgen van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 44, § 2, tweede lid, kan de Vlaamse Regering beslissen om te stoppen met de subsidiëring vanaf 1 januari van het tweede jaar van de nieuwe beleidsperiode.
De subsidie-enveloppe van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in het eerste lid, is het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode gelijk aan de subsidie-enveloppe van het laatste jaar van de voorbije beleidsperiode.
Art. 31.De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat vooraf gaat aan de nieuwe beleidsperiode over de subsidie-enveloppe voor de nieuwe beleidsperiode van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 29. De subsidie-enveloppe wordt jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer zoals bepaald in artikel 51.
In afwijking van het eerste lid beslist de Vlaamse Regering uiterlijk op 1 oktober van het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode over de subsidie-enveloppe van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 29, met een negatief oordeel, bedoeld in artikel 42, § 3, tweede lid, 3°. Bij de beslissing houdt de Vlaamse Regering rekening met de noodzaak om de continuïteit van sociaal-cultureel volwassenenwerk en sociaal-culturele participatie in de betrokken regio te garanderen en kan ze in het licht van die noodzaak initiatief nemen.
Art. 32.De sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 29, dienen een subsidieaanvraag in bij de administratie. Deze bestaat uit een beleidsplan en de nodige documenten waaruit blijkt dat aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden wordt voldaan. De Vlaamse Regering kan nader bepalen aan welke vormelijke voorwaarden een subsidieaanvraag moet voldoen en op welke wijze een subsidieaanvraag wordt ingediend.
Art. 33.De administratie onderzoekt of de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, voldoet aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° het beleidsplan is uiterlijk op 31 december van het voorlaatste jaar van de beleidsperiode ingediend;2° de organisatie is gevestigd in een van de regio's, vermeld in artikel 29;3° de organisatie heeft doelstellingen waaruit blijkt dat ze een werking ontplooit: a) die afgestemd is op de specificiteit van de regio of regio's waarin wordt gewerkt en die complementair is aan andere spelers in de regio of regio's;b) die sociaal-culturele participatie mogelijk maakt van zoveel mogelijk inwoners met bijzondere aandacht voor kansengroepen;c) vanuit de vier sociaal-culturele functies;4° de organisatie beschikt over rechtspersoonlijkheid met een niet-commercieel karakter;5° het beleidsplan wordt in het Nederlands opgesteld;6° de organisatie treedt in overleg met de andere sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking binnen specifieke regio's, vermeld in artikel 29.
Art. 34.Het beleidsplan bestaat uit: 1° een inhoudelijk deel voor de volgende beleidsperiode;2° een zakelijk deel voor de volgende beleidsperiode;3° de omvang en de resultaten van de werking, namelijk: a) kerngegevens en cijfers over de financiën voor het tweede en derde jaar van de lopende beleidsperiode;b) kerngegevens en cijfers over het personeel voor het derde en vierde jaar van de lopende beleidsperiode;c) kerngegevens en cijfers over de werking voor het derde en vierde jaar van de lopende beleidsperiode;4° een zelfevaluatie van de werking van de voorbije jaren van de lopende beleidsperiode;5° een managementsamenvatting.
Art. 35.Het inhoudelijk deel van het beleidsplan, vermeld in artikel 33, 1°, wordt getoetst aan de volgende beoordelingselementen: 1° de bijdrage van de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, aan het doel van het decreet, vermeld in artikel 3;2° de relatie van de missie en de visie van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, tot de door de organisatie omschreven actuele maatschappelijke context;3° de bijdrage van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, aan de realisatie van de drie sociaal-culturele rollen;4° de strategische en operationele doelstellingen van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29;5° de uitwerking van de vier sociaal-culturele functies;6° de werking met een relevantie en uitstraling voor de betrokken regio of regio's, afgestemd op de culturele en maatschappelijke context van de regio en die complementair is aan de werking van andere spelers in de specifieke regio;7° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd;8° een werking gericht op het brede publiek, gemeenschappen, doelgroepen en kansengroepen;9° de plaats van vrijwilligers in de sociaal-culturele organisatie, vermeld in artikel 29 en de manier waarop ze betrokken en ondersteund worden in relatie tot de missie en visie van de organisatie. Het zakelijk deel van het beleidsplan, vermeld in artikel 33, 1°, wordt getoetst aan de volgende beoordelingselementen: 1° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid;2° de toepassing van de principes van goed bestuur;3° de afstemming tussen het voormelde inhoudelijke en zakelijke deel van het beleidsplan.
Art. 36.Wanneer aan één van de volgende beoordelingselementen, vermeld in artikel 35, niet wordt voldaan, krijgt de organisatie een negatief oordeel met aanbevelingen, vermeld in artikel 42, § 3, tweede lid, 3° : 1° de uitwerking van de vier sociaal-culturele functies, vermeld in artikel 35, eerste lid, 5° ;2° de werking met een relevantie en uitstraling voor de betrokken regio of regio's, afgestemd op de culturele en maatschappelijke context van de regio en die complementair is aan de werking van andere spelers in de specifieke regio, vermeld in artikel 35, eerste lid, 6° ;3° een gesubsidieerde werking die zich grotendeels afspeelt binnen de vrije tijd, vermeld in artikel 35, eerste lid, 7° ;4° een geïntegreerd zakelijk kwaliteits- en financieel meerjarenbeleid, vermeld in artikel 35, tweede lid, 1°. HOOFDSTUK 2. - Kwaliteitsbeoordeling van de werking van gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking binnen specifieke regio's Afdeling 1. - Organisatie van de kwaliteitsbeoordeling
Onderafdeling 1. - De beoordelingscommissie
Art. 37.De Vlaamse Regering stelt een beoordelingscommissie samen die bestaat uit externe deskundigen en de administratie.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels voor de samenstelling van de beoordelingscommissie, de werking en de vergoeding van de externe deskundigen.
De Vlaamse Regering bepaalt de methode en de procedure voor de omschrijving van de profielen, voor de oproep aan kandidaat-deskundigen en voor de samenstelling van de lijst.
Art. 38.De beoordelingscommissie brengt een bezoek ter plaatse in het eerste kwartaal van het vijfde jaar van de beleidsperiode en evalueert en beoordeelt de werking van elke gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29.
De beoordelingscommissie deelt haar bevindingen mee aan de sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, in de vorm van een gemotiveerd preadvies, uiterlijk binnen vijfendertig dagen nadat het bezoek ter plaatse heeft plaatsgevonden.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, heeft achtentwintig dagen om te reageren op het preadvies van de beoordelingscommissie.
De beoordelingscommissie neemt kennis van de opmerkingen van de organisatie en maakt na evaluatie van die opmerkingen een definitief advies van de beoordeling.
Het definitieve advies wordt binnen een termijn van negenenveertig dagen na het meedelen van het preadvies aan de organisatie bezorgd.
Dit advies houdt rekening met de totale subsidie-enveloppe, zoals door de Vlaamse Regering is bepaald.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot de betekening van het definitief advies.
Onderafdeling 2. - De Adviescommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk
Art. 39.De Adviescommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk voor de sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking binnen specifieke regio's, is de adviescommissie opgericht in artikel 16.
Art. 40.De opdrachten van de Adviescommissie Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk zijn de opdrachten, vermeld in artikel 17.
Onderafdeling 3. - De administratie
Art. 41.De administratie is belast met de voorbereiding van, de begeleiding van en de verslaggeving over de werkzaamheden van de beoordelingscommissie.
De administratie bezorgt de beoordelingscommissie alle nuttige informatie, nodig om tot een kwaliteitsbeoordeling te komen. Afdeling 2. - De beoordeling van de werking van gesubsidieerde
sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking binnen specifieke regio's door een beoordelingscommissie.
Art. 42.§ 1. De kwaliteit van de werking van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties wordt geëvalueerd en beoordeeld door de beoordelingscommissie: 1° aan de hand van het beleidsplan van de lopende beleidsperiode, het voortgangsrapport, de begrotingen, de financiële verslagen, algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking en het beleidsplan van de volgende beleidsperiode;2° op basis van de beoordelingselementen, vermeld in artikel 35. § 2. De beoordelingselementen, vermeld in artikel 35, worden door de Vlaamse Regering uitgewerkt in beoordelingscriteria.
De beoordelingscommissie beoordeelt op basis van de beoordelingselementen en formuleert per beoordelingselement een eindresultaat "voldoet", "voldoet ten dele" of "onvoldoende".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor alle onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet" behaalt, is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor geen enkel onderliggend beoordelingscriterium een "onvoldoende" behaalt en voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet ten dele", is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet ten dele".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "onvoldoende" behaalt, is het eindresultaat van dit beoordelingselement "onvoldoende". § 3. De beoordelingscommissie stelt per sociaal-culturele volwassenenorganisatie een gemotiveerd advies op.
De beoordelingscommissie kan een van volgende adviezen geven: 1° een positief oordeel zonder aanbevelingen;2° een positief oordeel met aanbevelingen;3° een negatief oordeel met aanbevelingen. § 4. De sociaal-culturele volwassenenorganisatie, vermeld in artikel 29, krijgt een positief oordeel zonder aanbevelingen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, 1°, wanneer voor alle beoordelingselementen, vermeld in artikel 35, een "voldoet" of een "voldoet ten dele" wordt behaald.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie krijgt een positief oordeel met aanbevelingen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, 2°, wanneer voor elk van de vier beoordelingselementen, vermeld in artikel 36, een "voldoet" of "voldoet ten dele" wordt behaald en op minstens vier andere beoordelingselementen, vermeld in artikel 35, een "voldoet" of "voldoet ten dele" wordt behaald.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie krijgt een negatief oordeel met aanbevelingen, vermeld in paragraaf 3, tweede lid, 3°, wanneer voor één van de beoordelingselementen, vermeld in artikel 36, een "onvoldoende" wordt behaald of wanneer voor minstens vijf andere beoordelingselementen, vermeld in artikel 35, een "onvoldoende" wordt behaald.
Art. 43.Sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 29, die een positief oordeel met aanbevelingen krijgen, vermeld in artikel 42, § 3, tweede lid, 2°, geven in het voortgangsrapport aan hoe ze met de aanbevelingen zijn omgegaan.
Art. 44.§ 1. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 29, die een negatief oordeel met aanbevelingen krijgen, vermeld in artikel 42, § 3, tweede lid, 3°, tonen binnen maximaal twaalf maanden, nadat het definitieve advies is bezorgd, met een remediëringsrapport aan hoe ze met de aanbevelingen zijn omgegaan. § 2. De beoordelingscommissie beoordeelt na het indienen van het remediëringsrapport de kwaliteit en de effectiviteit van de ondernomen processen en acties van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie met betrekking tot de aanbevelingen met een bezoek ter plaatse.
De beoordelingscommissie formuleert op basis daarvan een positief of negatief advies aan de Vlaamse Regering. § 3. De Vlaamse Regering beslist of ze het positief of negatief advies van de beoordelingscommissie al dan niet volgt.
Indien de Vlaamse Regering beslist het positief advies te volgen, wordt de sociaal-culturele volwassenenorganisatie verder gesubsidieerd, zoals bepaald in artikel 30, § 4.
Indien de Vlaamse Regering beslist het negatief advies te volgen, wordt de subsidiëring stopgezet, zoals bepaald in artikel 30, § 5. § 4. Indien de sociaal-culturele volwassenenorganisatie na verstrijken van de remediëringstermijn, vermeld in paragraaf 1, geen remediëringsrapport indient, wordt geen tweede bezoek ter plaatse uitgevoerd en stopt de subsidiëring vanaf 1 januari van het jaar volgend op het verstrijken van de remediëringstermijn. § 5. Indien de subsidiëring wordt stopgezet, neemt de Vlaamse Regering initiatief om de continuïteit van het sociaal-cultureel volwassenenwerk en de sociaal-culturele participatie in de regio te garanderen, zoals bepaald in artikel 31, tweede lid.
TITEL 4. - Projectsubsidies aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties
Art. 45.De Vlaamse Regering kan subsidies toekennen voor projecten aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een werking ontplooien voor het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of in het Nederlandse taalgebied, vermeld in artikel 4, aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een werking voor een specifieke regio, vermeld in artikel 29, of aan sociaal-culturele organisaties of initiatieven die niet gesubsidieerd zijn op basis van dit decreet.
Art. 46.De Vlaamse Regering bepaalt: 1° de nadere regels met betrekking tot de ontvankelijkheidsvoorwaarden en de beoordelingscriteria;2° de gegevens en documenten die een projectdossier bevat en de inhoudelijke en vormelijke voorwaarden waaraan het projectdossier moet voldoen;3° de wijze waarop een projectdossier wordt ingediend en de timing;4° de procedure voor de afhandeling van een projectdossier, de uitbetaling van de subsidie en het toezicht op de subsidieaanwending en sancties;5° de grootte van het beschikbare krediet.
Art. 47.Sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 45, kunnen een projectdossier indienen bij de administratie.
De Vlaamse Regering stelt externe experten aan die de administratie kunnen bijstaan bij de advisering van aanvragen voor projectsubsidies.
De externe experten worden aangesteld omwille van hun expertise over de door de minister geformuleerde maatschappelijke uitdagingen.
De administratie onderzoekt of de aanvrager voldoet aan elk van de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° het projectdossier is tijdig ingediend;2° de aanvrager beschikt over rechtspersoonlijkheid met een niet-commercieel karakter;3° de aanvrager is gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;4° de aanvrager gaat ermee akkoord om op verzoek alle nuttige en noodzakelijke gegevens over de werking te verstrekken, in de gevraagde vorm;5° het projectdossier is in het Nederlands opgesteld. Het project wordt getoetst aan de volgende beoordelingscriteria: 1° de bijdrage van het project aan het doel van het decreet;2° de verduidelijking van de keuze voor minstens twee sociaal-culturele functies en de uitwerking daarvan in relatie tot het project;3° de relatie van het project tot de door de organisatie omschreven actuele maatschappelijke context;4° de bijdrage van: a) het project aan de realisatie van de laboratoriumrol;b) het project aan de door de Vlaamse Regering bepaalde maatschappelijke uitdagingen;5° het project heeft een bovenlokaal karakter;6° het project speelt zich grotendeels af binnen de vrije tijd;7° de inhoudelijke en zakelijke kwaliteit van het projectdossier. De projectsubsidies kunnen vanaf 2018 worden toegekend. Een projectsubsidie kan toegekend worden voor een looptijd van maximaal drie opeenvolgende jaren.
TITEL 5. - Verplichtingen voor de ontvanger van een subsidie, toezicht op de subsidieaanwending en sancties.
Art. 48.§ 1. Elke sociaal-culturele volwassenenorganisatie die op grond van dit decreet een subsidie ontvangt op basis van titel 2 en 3, is onderworpen aan de volgende verplichtingen: 1° in het derde jaar van de beleidsperiode tijdig een volledig voortgangsrapport indienen in het Nederlands;2° jaarlijks een financieel verslag, financiële afrekening en een balans, waaruit blijkt dat de sociaal-culturele volwassenenorganisatie sluitend of met batig saldo kan werken, en een begroting indienen. Positieve financiële resultaten van de organisatie kunnen uitsluitend naar het maatschappelijk doel van de organisatie gaan; 3° jaarlijks in het Nederlands alle nuttige en noodzakelijke gegevens over de werking verstrekken in de gevraagde vorm;4° alle verantwoordelijken beschikken over actieve kennis van het Nederlands;5° de subsidie gebruiken voor de uitvoering van het beleidsplan op basis waarvan de subsidie is toegekend;6° een boekhouding voeren volgens het genormaliseerde boekhoudkundige stelsel en die zo organiseren dat de financiële controle op de aanwending van de subsidies mogelijk is;7° de principes van goed bestuur naleven;8° de principes en de regels van de democratie en het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens toepassen in de werking;9° voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 8 of artikel 33. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere invulling van de verplichtingen, vermeld in het eerste lid. § 2. Elke sociaal-culturele volwassenenorganisatie die op grond van dit decreet een subsidie ontvangt op basis van titel 4 is onderworpen aan de volgende verplichtingen: 1° uiterlijk drie maanden na afloop van het project een inhoudelijk en een financieel verslag indienen in het Nederlands;2° alle verantwoordelijken beschikken over actieve kennis van het Nederlands;3° de subsidie gebruiken voor de uitvoering van het projectdossier op basis waarvan de subsidie is toegekend;4° de principes en de regels van de democratie en het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens toepassen in de werking;5° voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 47, tweede lid. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere invulling van de verplichtingen, vermeld in het eerste lid. § 3. De subsidie van een sociaal-culturele volwassenenorganisatie kan stopgezet, verminderd of teruggevorderd worden als aan een of meerdere van de verplichtingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, of paragraaf 2, eerste lid, niet is voldaan. De sanctie die de Vlaamse Regering oplegt, staat in een redelijke verhouding tot de vastgestelde tekortkomingen.
De Vlaamse Regering bepaalt de termijnen, de manier waarop de verantwoordingsstukken ingediend worden en de nadere voorwaarden inzake de stopzetting, vermindering of terugvordering van subsidies.
Art. 49.De administratie kan op elk moment de werking en de boekhouding van een gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisatie onderzoeken.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie stelt alle gegevens in het Nederlands ter beschikking die voor het toezicht noodzakelijk zijn en staat de administratie toe om ter plaatse de naleving van de bepalingen van dit decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan te verifiëren.
De Vlaamse Regering bepaalt hoe het toezicht zal worden uitgeoefend en welke termijnen daarvoor in acht moeten worden genomen.
TITEL 6. - Algemene bepalingen
Art. 50.De kredieten die het Vlaams Parlement jaarlijks goedkeurt, bepalen het maximale bedrag dat in het betreffende werkjaar kan worden aangewend voor de uitvoering van dit decreet. De aanmeldingsdrempels voor investerings- en exploitatiesteun voor cultuur, vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, worden in acht genomen.
Art. 51.De subsidie-enveloppes en bedragen, vermeld in artikel 5, en de subsidie-enveloppe, vermeld in artikel 30, § 2, worden jaarlijks gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Art. 52.De subsidie die voor een beleidsperiode wordt toegekend aan een sociaal-culturele volwassenenorganisatie wordt elk werkjaar als volgt uitbetaald: 1° een voorschot van vijfenveertig procent van de toegekende jaarlijkse subsidie-enveloppe, betaalbaar vanaf 15 februari;2° een voorschot van vijfenveertig procent van de toegekende jaarlijkse subsidie-enveloppe, betaalbaar vanaf 1 juli;3° een saldo van maximaal tien procent van de toegekende jaarlijkse subsidie-enveloppe, betaalbaar in het jaar dat volgt op het gesubsidieerde werkjaar en nadat de administratie heeft vastgesteld dat de subsidievoorwaarden zijn nageleefd. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen voor de uitbetaling van subsidies.
Art. 53.Gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisaties vermelden in alle gedrukte en digitale communicatie, in het kader van hun sociaal-culturele werking de steun van de Vlaamse Gemeenschap door het logo van de Vlaamse overheid en het bijbehorende bijschrift te gebruiken zoals is vastgesteld door de Vlaamse Regering.
TITEL 7. - Wijzigingsbepalingen
Art. 54.Aan artikel 10 van het decreet houdende de aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector van 7 mei 2004 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De bepaling in het eerste lid is niet van toepassing voor de sector, vermeld in artikel 9, 3°. De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn binnen de sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk, worden met ingang van 2021 toegevoegd aan de totale subsidie-enveloppe voor de werking van sociaal-culturele volwassenenorganisaties zoals bepaald in artikel 65, eerste lid, van het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De middelen die vrijkomen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met geregulariseerde DAC-werknemers binnen de sector van het lokaal cultuurbeleid worden vanaf 2018 besteed aan projectsubsidies, zoals bepaald in artikel 45 van het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
De middelen die voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling beschikbaar zijn binnen de sector van het lokaal cultuurbeleid, worden met ingang van 2021 volledig besteed aan projectsubsidies, zoals bepaald in artikel 45 van het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.".
Art. 55.In artikel 16 van het decreet houdende de aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector van 7 mei 2004 worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "Participatiedecreet" wordt telkens vervangen door de woorden "de projectsubsidies binnen het decreet van 7 juli 2017 houdende de subsidiëring en erkenning van het sociaal-cultureel volwassenenwerk"; 2° er wordt een lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van artikel 6 geldt dat als de arbeidsovereenkomst van de geregulariseerde DAC-werknemer binnen een erkende of gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisatie op basis van het decreet van 4 april 2003 in de periode 2018-2020 wordt beëindigd, de vrijgekomen middelen gaan naar de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, erkend of gesubsidieerd op basis van het decreet van 4 april 2003.".
TITEL 8. - Slotbepalingen HOOFDSTUK 1. - Opheffingsbepalingen
Art. 56.Het decreet van 4 april 2003, gewijzigd bij de decreten van 7 mei 2004, 2 juni 2006, 14 maart 2008, 23 december 2010, 6 juli 2012 en 12 juli 2013, wordt opgeheven, met uitzondering van de artikelen 2, 18°, 37 tot en met 41, en artikel 47bis.
In afwijking van het eerste lid wordt artikel 44, § 4 en § 5, van hetzelfde decreet opgeheven met ingang van 1 januari 2021.
Art. 57.Artikel 23 en 24 van het Participatiedecreet van 18 januari 2008, gewijzigd bij het decreet van 21 maart 2014, worden opgeheven.
Art. 58.Het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector voor wat betreft de erkende of gesubsidieerde organisaties uit het sociaal-culturele volwassenenwerk van 29 april 2011, wordt opgeheven met ingang van 1 januari 2021. HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen
Art. 59.Voor de op grond van het decreet van 4 april 2003, zoals van kracht voor de inwerkingtreding van dit decreet, tijdens de beleidsperiode 2016-2020 erkende en gesubsidieerde sociaal-culturele volwassenenorganisaties, doet dit decreet geen afbreuk aan de subsidie-enveloppes die zijn toegekend voor de beleidsperiode 2016-2020 op voorwaarde dat ze aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet van 4 april 2003 blijven voldoen. Het jaarlijks indienen van een voortgangsrapport is niet langer een subsidiëringsvoorwaarde. Het laatste voortgangsrapport, vermeld in artikel 67, wordt uiterlijk op 31 maart 2018 ingediend.
Art. 60.§ 1. In afwijking van het decreet van 4 april 2003 worden de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikelen 4, 15, 23, 31, 32 en 36 van het decreet van 4 april 2003, tijdens de beleidsperiode 2016-2020 geëvalueerd door visitatiecommissies, opgericht conform artikel 17. § 2. De visitatiecommissie evalueert via een bezoek ter plaatse de werking: 1° aan de hand van het beleidsplan 2016-2020, de voortgangsrapporten, de jaarlijkse begroting, de financiële verslagen, de algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking;2° aan de hand van de kwantitatieve gegevens met betrekking tot de werking, zoals die sinds de erkenning op basis van het decreet van 4 april 2003 kunnen worden afgeleid uit de voortgangsrapporten, de jaarlijkse begroting, de financiële verslagen en de algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking;3° op basis van de beoordelingselementen zoals bepaald in § 3 tot en met § 8 en de bepalingen met betrekking tot de uitkering van de subsidies in artikel 45, § 2, § 3 en § 4, vermeld in het decreet van 4 april 2003, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet. § 3. De beoordelingselementen voor de sociaal-culturele verenigingen zijn: 1° de wijze waarop de vier functies, vermeld in artikel 2, 8°, van het decreet van 4 april 2003, worden gerealiseerd;2° de wijze van begeleiding van de afdelingen of groepen: de ontwikkeling van het afdelingswerk en groepswerk, het aantal afdelingen of groepen;3° het beleid ten aanzien van de vrijwilliger;4° de acties met het oog op de verdieping en verbreding van de participatie;5° de communicatie met de leden;6° het ontwikkelen van acties en activiteiten met een landelijk karakter;7° het ontwikkelen van vernieuwende en bijzondere activiteiten;8° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;9° de samenwerking en netwerkvorming met andere organisaties;10° de manier waarop in de werking rekening gehouden wordt met principes van integrale kwaliteitszorg;11° de zorg voor professionalisering en professionaliteit. § 4. De beoordelingselementen voor de sociaal-culturele bewegingen zijn: 1° de knowhow en expertise van de beweging met betrekking tot het thema of het cluster;de wijze waarop die expertise verder wordt ontwikkeld; de wijze waarop de knowhow wordt ontsloten; 2° de aanpak van diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit;3° de wijze waarop het ruime publiek rechtstreeks of onrechtstreeks wordt benaderd, inclusief de inspanning om andere publieksgroepen aan te trekken;4° de creativiteit, de diversiteit en de originaliteit van de gehanteerde methoden, evenals de effectiviteit ervan;5° de communicatie met het publiek, de aandacht voor de media;6° de aard en de omvang van de educatieve activiteiten en de werkmaterialen;7° de acties en de campagnes;8° de samenwerking en netwerkvorming met andere organisaties;9° het engagement van vrijwilligers en bestuurders;10° de zorg voor professionaliteit en professionalisering;11° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg. § 5. De beoordelingselementen voor de gespecialiseerde vormingsinstellingen zijn: 1° de landelijke spreiding van het aanbod en/of het publiek;2° het beleid ten aanzien van de deelnemers (bestaande en beoogde doelgroepen) en de link naar het communicatiebeleid;3° de samenwerking met de volkshogescholen;4° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;5° het aantal uren programma's;6° de netwerkvorming en samenwerking;7° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de culturele functie;8° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de gemeenschapsvormende functie;9° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg;10° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit. § 6. De beoordelingselementen voor de syndicale vormingsinstellingen zijn: 1° de landelijke spreiding van het aanbod en/of het publiek;2° het beleid ten aanzien van de deelnemers (bestaande en beoogde doelgroepen) en de link naar het communicatiebeleid;3° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;4° het aantal uren programma's;5° de netwerkvorming en samenwerking;6° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de culturele functie;7° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de gemeenschapsvormende functie;8° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg;9° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit. § 7. De beoordelingselementen voor de vormingsinstellingen voor personen met een handicap zijn: 1° de landelijke spreiding van het aanbod en/of het publiek;2° het beleid ten aanzien van de deelnemers (bestaande en beoogde doelgroepen) en de link naar het communicatiebeleid;3° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;4° het aantal uren programma's;5° de netwerkvorming en samenwerking;6° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de culturele functie;7° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de gemeenschapsvormende functie;8° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg;9° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;10° de samenwerking binnen de federatie. § 8. De beoordelingselementen voor de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap zijn: 1° de landelijke spreiding van het aanbod en/of het publiek;2° het beleid ten aanzien van de deelnemers (bestaande en beoogde doelgroepen) en de link naar het communicatiebeleid;3° de zorg voor professionalisering en professionaliteit;4° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de educatieve functie;5° de netwerkvorming en samenwerking;6° de manier waarop invulling wordt gegeven aan de gemeenschapsvormende functie en aan de maatschappelijke activeringsfunctie;7° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg;8° de aanpak van de diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;9° de samenwerking binnen de federatie. § 9. De beoordelingselementen, vermeld in paragraaf 3 tot en met paragraaf 8, en de bepalingen met betrekking tot de uitkering van de subsidies in artikel 45, § 2, § 3 en § 4, vermeld in het decreet van 4 april 2003, worden door de Vlaamse Regering uitgewerkt in beoordelingscriteria.
Voor elk toepassend beoordelingselement, vermeld in paragraaf 3 tot en met paragraaf 8, en voor de bepalingen met betrekking tot de uitkering van de subsidies in artikel 45, § 2, § 3 en § 4, vermeld in het decreet van 4 april 2003, formuleert de visitatiecommissie een eindresultaat "voldoet", "voldoet ten dele" of "onvoldoende".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor alle onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet" behaalt, is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor geen enkel onderliggend beoordelingscriterium een "onvoldoende" behaalt en voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet ten dele", is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet ten dele".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "onvoldoende" behaalt, is het eindresultaat van dit beoordelingselement "onvoldoende". § 10. De visitatiecommissie kan één van de volgende evaluaties geven: 1° een positieve evaluatie zonder aanbevelingen;2° een positieve evaluatie met aanbevelingen;3° een negatieve evaluatie met aanbevelingen. De visitatiecommissie komt tot een evaluatie, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, op grond van een afweging van de evaluatie van de werking: 1° aan de hand van het beleidsplan 2016-2020, de voortgangsrapporten, de jaarlijkse begroting, de financiële verslagen, de algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking;2° aan de hand van de kwantitatieve gegevens met betrekking tot de werking, zoals die afgeleid kunnen worden uit de voortgangsrapporten, de jaarlijkse begroting, de financiële verslagen en de algemene informatie en gegevens met betrekking tot de werking;3° op basis van de eindresultaten, geformuleerd krachtens § 9, tweede lid, per toepasselijk beoordelingselement zoals bepaald in § 3 tot en met § 8 en inzake de bepalingen met betrekking tot de uitkering van de subsidies in artikel 45, § 2, § 3 en § 4, vermeld in het decreet van 4 april 2003, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet;4° op basis van de eventuele aanbevelingen bij de beoordelingselementen, vermeld in paragraaf 3 tot en met paragraaf 8. De visitatiecommissie deelt haar bevindingen mee aan de sociaal-culturele volwassenenorganisatie in de vorm van een voorlopig visitatieverslag, uiterlijk vijfendertig dagen nadat de visitatie heeft plaatsgevonden.
De sociaal-culturele volwassenenorganisatie heeft achtentwintig dagen om te reageren op het voorlopig visitatieverslag.
De visitatiecommissie neemt kennis van de opmerkingen van de organisatie en maakt na evaluatie van die opmerkingen een definitief verslag, dat binnen een termijn van negenenveertig dagen na het meedelen van het voorlopig visitatieverslag aan de organisatie wordt bezorgd.
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot het model van het voorlopig en definitief visitatieverslag en de betekening van het definitief verslag. § 11. Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie zonder aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in paragraaf 10, 1°, en een positief subsidieadvies of een positief subsidieadvies met aandachtspunten van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 1° of 2, kent de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toe die gelijk of hoger is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode.
Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in paragraaf 10, 2°, en een positief subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 1°, kent de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toe die gelijk of hoger is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode.
Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in paragraaf 10, 2°, en een positief subsidieadvies met aandachtspunten van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 2°, kent de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toe die lager, gelijk of hoger is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode.
Aan sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie zonder aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in paragraaf 10, 1°, en een negatief subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 3°, kent de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toe die lager of maximaal gelijk is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode.
Van sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in paragraaf 10, 2°, en een negatief subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 3°, kan de Vlaamse Regering beslissen ofwel de subsidiëring stop te zetten vanaf het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode, ofwel de subsidiëring verder te zetten waarbij de subsidie-enveloppe lager moet zijn ten opzichte van de voorbije beleidsperiode.
Aan sociaal-culturele organisaties met een negatieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in paragraaf 10, 3°, en een positief subsidieadvies met of zonder aandachtspunten van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 1° of 2°, kan de Vlaamse Regering voor de nieuwe beleidsperiode een subsidie-enveloppe toekennen die lager of maximaal gelijk is ten opzichte van de voorafgaande beleidsperiode.
Van sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een negatieve evaluatie met aanbevelingen van de visitatiecommissie, vermeld in paragraaf 10, 3°, en een negatief subsidieadvies van de beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, § 4, tweede lid, 3°, kan de Vlaamse Regering beslissen ofwel de subsidiëring stop te zetten vanaf het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode, ofwel de subsidiëring verder te zetten waarbij de subsidie-enveloppe lager moet zijn ten opzichte van de voorbije beleidsperiode. § 12. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties met een positieve evaluatie met aanbevelingen, vermeld in paragraaf 10, 2°, dienen samen met hun beleidsplan, een plan van aanpak in. Daarin staat wat de organisatie met de aanbevelingen heeft gedaan. De beoordelingscommissie neemt de kwaliteit en de effectiviteit van de ondernomen processen en acties met betrekking tot de geformuleerde aanbevelingen mee in de beoordeling van de subsidieaanvraag voor de beleidsperiode 2021-2025. § 13. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties die een negatieve evaluatie met aanbevelingen krijgen, vermeld paragraaf 10, 3°, tonen binnen maximaal twaalf maanden nadat het visitatieverslag werd bezorgd, via een remediëringsrapport aan hoe ze met de aanbevelingen zijn omgegaan.
De visitatiecommissie evalueert na indiening van het remediëringsrapport de kwaliteit en de effectiviteit van de ondernomen processen en acties van de sociaal-culturele volwassenenorganisatie met betrekking tot de aanbevelingen met een bezoek ter plaatse.
De visitatiecommissie formuleert op basis daarvan een positief of een negatief advies aan de Vlaamse Regering.
Indien de Vlaamse Regering beslist het positief advies te volgen, wordt de subsidieaanvraag ter advisering voorgelegd aan een beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22. Voor de bepaling van de subsidie-enveloppe voor de volgende beleidsperiode, is paragraaf 11, zesde of zevende lid van toepassing.
Indien de Vlaamse Regering beslist het negatief advies te volgen, wordt de subsidieaanvraag niet meer ter advisering voorgelegd aan een beoordelingscommissie, vermeld in artikel 22, en wordt de subsidie stopgezet vanaf 1 januari 2021.
Indien de sociaal-culturele volwassenenorganisatie na verstrijken van de remediëringstermijn geen remediëringsrapport indient, wordt geen tweede bezoek ter plaatse uitgevoerd en stopt de subsidiëring vanaf 1 januari 2021. § 14. Bij de bepaling van de subsidie-enveloppe is de maximale stijging of daling begrensd tot 25% ten opzichte van de effectief toegekende subsidie-enveloppe voor het laatste werkjaar van de voorafgaande beleidsperiode.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de maximale stijging 65.000 euro voor organisaties waarvan de effectief toegekende subsidie-enveloppe voor het laatste werkjaar van de voorafgaande beleidsperiode kleiner of gelijk is aan 260.000 euro. § 15. De erkenning op basis van het decreet van 4 april 2003 van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 59, wordt uiterlijk beëindigd op het einde van de beleidsperiode 2016-2020.
Tot en met 31 december 2020 zijn de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet van 4 april 2003 van toepassing.
Art. 61.§ 1. In afwijking van het decreet van 4 april 2003 gebeurt de beoordeling van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 20 van het decreet van 4 april 2003, tijdens de beleidsperiode 2016-2020 via de combinatie van de evaluatie van de werking van de voorbije jaren en van de beoordeling van de toekomstige werking door een beoordelingscommissie, opgericht op basis van artikel 37. § 2. De evaluatie van de werking van de voorbije jaren gebeurt via een bezoek ter plaatse aan de hand van het beleidsplan 2016-2020, de voortgangsrapporten, de jaarlijkse begrotingen, de financiële verslagen, algemene informatie en kwantitatieve gegevens met betrekking tot de werking en op basis van de beoordelingselementen, vermeld in paragraaf 3, en de bepalingen met betrekking tot de uitkering van de subsidies in artikel 45, § 2, § 3 en § 4, van het decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet. De beoordeling van de toekomstige werking gebeurt op basis van het beleidsplan 2021-2025 en de beoordelingselementen, vermeld in artikel 35. Deze beoordeling vindt plaats in 2020, het laatste jaar van de beleidsperiode. § 3. De beoordelingselementen voor de evaluatie van de volkshogescholen zijn: 1° het publieksbereik;2° de mate waarin de volkshogeschool kansengroepen bereikt, of via het werken met multiplicatoren van betekenis is voor kansengroepen;3° de spreiding van het aanbod over de regio;4° de wijze van bekendmaking van het aanbod;5° de diversiteit van het aanbod;6° de maatschappelijke verantwoording van het aanbod;7° de beschikbare infrastructuur;8° de professionele uitbouw;9° de netwerkvorming;10° de samenwerking met de gespecialiseerde vormingsinstellingen;11° de eigen bijdrage aan het overleg met de volkshogescholen uit de andere regio's;12° de wijze waarop de volkshogeschool de culturele functie invult;13° de wijze waarop de volkshogeschool de gemeenschapsvormende functie invult;14° het aantal uren programma's;15° diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit;16° de manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale kwaliteitszorg. § 4. De beoordelingselementen, vermeld in paragraaf 3, en de bepalingen met betrekking tot de uitkering van de subsidies in artikel 45, § 2, § 3 en § 4, vermeld in het decreet van 4 april 2003, worden door de Vlaamse Regering uitgewerkt in beoordelingscriteria.
Voor elk beoordelingselement, vermeld in paragraaf 3, en voor de bepalingen met betrekking tot de uitkering van de subsidies in artikel 45, § 2, § 3 en § 4, vermeld in het decreet van 4 april 2003, formuleert de beoordelingscommissie een eindresultaat "voldoet", "voldoet ten dele" of "onvoldoende".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor alle onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet" behaalt, is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor geen enkel onderliggend beoordelingscriterium een "onvoldoende" behaalt en voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "voldoet ten dele", is het eindresultaat van het beoordelingselement "voldoet ten dele".
Wanneer de organisatie per beoordelingselement voor één of meerdere onderliggende beoordelingscriteria een "onvoldoende" behaalt, is het eindresultaat van dit beoordelingselement "onvoldoende". § 5. Eventuele aanbevelingen geformuleerd op basis van de evaluatie van de voorbije jaren worden getoetst aan het beleidsplan 2021-2025.
Indien de aanbevelingen relevant blijven bij de beoordeling van de toekomstige werking, worden ze samen met eventuele bijkomende aanbevelingen in rekening gebracht bij de beoordeling.
De beoordeling kan leiden tot volgende evaluaties: 1° een positief oordeel zonder aanbevelingen;2° een positief oordeel met aanbevelingen;3° een negatief oordeel met aanbevelingen. Tot en met 31 december 2020 zijn de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van het decreet van 4 april 2003 van toepassing.
Art. 62.De erkenning op basis van het decreet van 4 april 2003 van de sociaal-culturele volwassenenorganisaties, vermeld in artikel 59, wordt uiterlijk beëindigd op het einde van de beleidsperiode 2016-2020 voor zover ze aan de erkenningsvoorwaarden van het decreet van 4 april 2003 blijven voldoen.
Art. 63.Voor de op grond van het Participatiedecreet van 18 januari 2008 gesubsidieerde verenigingen voor praktijkgerichte, laagdrempelige educatie voor kansengroepen worden de beheersovereenkomsten en de daaraan gekoppelde subsidie-enveloppes van de organisaties, vermeld in artikel 23, § 1, 1°, en artikel 23, § 1, 3°, van het decreet, verlengd tot en met 31 december 2020.
Art. 64.§ 1. Sociaal-culturele volwassenenorganisaties die erkend en gesubsidieerd zijn op grond van het decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet of op grond van artikel 23 van het Participatiedecreet van 18 januari 2008 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet hebben gedurende de beleidsperiode 2016-2020 de mogelijkheid om onderling te fuseren met behoud van de toegekende subsidie-enveloppes voor de jaren 2016-2020.
In het eerste lid wordt verstaan onder "fuseren": elke overdracht van rechten en plichten (als algemeenheid of niet), die tot gevolg heeft dat een activiteit die voorheen door meer dan één niet-commerciële rechtspersoon werd uitgeoefend, voortaan slechts door één niet-commerciële rechtspersoon wordt uitgevoerd. § 2. De subsidie-enveloppe van een gefuseerde sociaal-culturele volwassenenorganisatie waarvan de activiteiten voorheen door meer dan één organisatie werden uitgevoerd, vermeld in paragraaf 1, kan voor de beleidsperiode 2021-2025 worden aangepast. De maximale stijging of daling ten opzichte van de totale effectief toegekende subsidie-enveloppe, vermeld in paragraaf 1, die elk van de organisaties eerder kreeg voor de beleidsperiode 2016-2020, is begrensd op 25%.
Art. 65.Dit decreet wordt uitgevoerd vanuit een globaal budget, waarbij de volgende verschillende subsidiestromen worden samengebracht om de totale subsidie-enveloppe te bepalen: 1° de middelen voor de uitvoering van het decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet;2° de middelen voor de uitvoering van artikel 23 en 24 van het Participatiedecreet van 18 januari 2008 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet;3° de middelen interne staatshervorming op grond van artikel 44, § 4, van het decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet;4° de middelen op grond van artikel 9, 1°, en 9, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector;5° de middelen in het kader van de regularisatie van de gesco-projecten. Onder de toegekende subsidie-enveloppe per organisatie, vermeld in artikel 5, § 1, tweede lid, en artikel 22, § 4, wordt voor de beleidsperiode 2021-2025 begrepen: 1° de toegekende subsidie-enveloppe per organisatie in 2020 op grond van het decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet;2° de toegekende subsidie-enveloppe per organisatie in 2020 op grond van artikel 23 en 24 van het Participatiedecreet van 18 januari 2008 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet;3° de toegekende middelen interne staatshervorming in 2020 op grond van artikel 44, § 4, van het decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet;4° de middelen op grond van artikel 9, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector;5° de middelen in het kader van de regularisatie van de gesco-projecten.
Art. 66.Sociaal-culturele volwassenenorganisaties die voor de beleidsperiode 2016-2020 erkend en gesubsidieerd zijn op grond van het decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet en die vóór de datum van de inwerkingtreding van dit decreet een subsidie kregen naar aanleiding van de regularisatie van de gesco-projecten blijven die subsidie ontvangen tot het einde van de beleidsperiode 2016-2020.
Art. 67.Sociaal-culturele volwassenenorganisaties die voor de beleidsperiode 2016-2020 erkend en gesubsidieerd zijn op grond van het decreet van 4 april 2003 zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van dit decreet dienen voor de beleidsperiode 2016-2020 hun laatste voortgangsrapport in uiterlijk op 31 maart 2018. Dit voortgangsrapport geeft een stand van zaken over de uitvoering van het beleidsplan in 2017 en biedt een vooruitblik op de geplande uitvoering van het beleidsplan van 2018 tot en met 2020. HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtredingsbepaling
Art. 68.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2018, met uitzondering van artikel 58 dat in werking treedt op 1 januari 2021.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 7 juli 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, S. GATZ _______ Nota (1) Zitting 2016-2017. Stukken. - Ontwerp van decreet, 1163 - Nr. 1. - Amendementen, 1163 - Nrs. 2 t.e.m. 4. - Verslag van de hoorzitting, 1163 - Nr. 5. - Verslag, 1163 - Nr. 6.- Amendementen na indiening van het verslag, 1163 - Nrs. 7 en 8.- Tekst aangenomen door de plenaire vergadering, 1163 - Nr. 9.
Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 28 juni 2017.