Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 23 maart 2017
gepubliceerd op 07 juli 2017

Besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding en in de nabijheid van de steengroeve van Préalle en, bij wijze van planologische compensaties, van landbouwgebieden, bosgebieden en groengebieden op het grondgebied van de gemeente Durbuy

bron
waalse overheidsdienst
numac
2017070124
pub.
07/07/2017
prom.
23/03/2017
ELI
eli/besluit/2017/03/23/2017070124/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MAART 2017. - Besluit van de Waalse Regering tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding en in de nabijheid van de steengroeve van Préalle en, bij wijze van planologische compensaties, van landbouwgebieden, bosgebieden en groengebieden op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd, Bomal, Grandhan en Tohogne)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 1, 22, 23, 25, 28, 30bis, 32, 35, 36, 37, 41, 42 tot 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan (SDER) aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999 en overwegende dat de in aanmerking genomen optie, wat de bescherming en het beheer van de bodemrijkdommen betreft, erin bestaat te zorgen voor de ruimte die de komende dertig jaren noodzakelijk zal zijn voor de ontginningsactiviteit;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 maart 1987 tot opstelling van het gewestplan Marche - La Roche;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot herziening van het gewestplan Marche-La Roche (bladen 49/5, 55/1 en 55/2) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding van de steengroeve van Préalle op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) en, bij wijze van planologische compensaties, op de bestemming als landbouwgebied en bosgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd en Tohogne); en tot aanneming van de ontwerp-inhoud van het milieueffectenonderzoek van dat plan;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 30 april 2009 waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van bovenvermeld gewestplan Marche - La Roche;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 24 juli 2014 tot regeling van de werking van de Regering;

Gelet op de Waalse gewestelijke beleidsverklaring voorgelegd aan het Waals Parlement op 23 juli 2014;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 januari 2017 tot vastlegging van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;

Overwegende dat het effectenonderzoek betreffende het voorontwerp van gewestplan is uitgevoerd door "Bureau" d'études ARCEA SPRL", behoorlijk erkend overeenkomstig artikel 42, lid 4, van het Wetboek;

Gelet op het ministerieel besluit van 4 februari 2014 betreffende de opneming van verschillende dolmens en menhirs, waaronder de menhir "a Djèyi" (monumenten) en de uitbreiding van het megalietenveld van Wéris (locatie), op de erfgoedlijst;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 tot definitieve aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Marche - La Roche met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en van landbouwgebieden, bosgebieden en groengebieden op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd, Bomal, Grandhan en Tohogne).

Overwegende dat dit besluit meer bepaald de opneming beoogt van : -ontginningsgebieden als uitbreiding, in het noorden, noordoosten en zuiden van het ontginningsgebied van de Steengroeven van Préalle, evenals een ontginningsgebied gelegen in het noordwesten die niet aan voorvermelde gebieden aangrenzend is; - een ontginningsgebied voor de vestiging van een verbindingsbaan tussen de toekomstige noordelijke en noordwestelijke uitbreidingen als vermeld, evenals van twee ontginningsgebieden voor de aanleg van bezinkingsbekkens; - een landbouwgebied en een bosgebied op het westelijk gedeelte van het ontginningsgebied van de Steengroeven van Préalle dat heden opgenomen is in het gewestplan van Heyd; - een bosgebied in het ontginningsgebied van de oude steengroeve van Haute Kimone in Tohogne; - een groengebied, een bosgebied en twee landbouwgebieden in het gehucht "Briqueterie de Rome" in Grandhan; - een bosgebied in het gehucht "Mont des Pins" te Bomal;

Overwegende dat een bijkomend voorschrift betrekking heeft op beide gebieden bestemd voor de aanleg van de bezinkingsbekkens en als volgt luidt : "het ontginningsgebied voorzien van bijkomend voorschrift *S60 wordt bestemd voor de vestiging van bezinkingsbekkens en van bijkomende werken die nodig zijn voor deze installaties";

Overwegende dat een inrichtingsmaatregel betrekking heeft op het bosgebied dat opgenomen zal worden in het westelijk deel van het ontginningsgebied van de "Carrières de Préalle", heden op het gewestplan te Heyd opgenomen; dat deze maatregel voorziet in een beheersovereenkomst tussen de uitbater van de afzetting en het Departement Natuur en Bossen van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst, die gesloten zal moeten worden uiterlijk op de dag van het verstrekken, door de in eerste aanleg bevoegde overheid, van de milieu- of de bedrijfsvergunning die machtiging vormt voor de ontginningsactiviteit, of van elke andere plaatsvervangende vergunning;

Overwegende dat een bepaling voorziet in de aanneming van een overeenkomst tussen de uitbater van de afzetting en de Directie Archeologie van de Waalse Overheidsdienst om de archeologische evaluatie van de nieuwe ontginningsgebieden alsook de bescherming en de valorisatie van de menhir "a Djèyi" en de onmiddellijke omgeving ervan te verzekeren;

Overwegende dat een tweede bepaling de aanpassing beoogt, in voorkomend geval, en dit voor de definitieve aanneming van de huidige herziening van het gewestplan, van de vigerende overeenkomst tussen de uitbater van de "Carrières de Préalle" en de "Commission wallonne d'Etude et de Protection des Sites souterrains (CWEPSS)" (Waalse Commissie voor Onderzoek en Bescherming van de Ondergrondse sites) om toegepast te worden op de nieuwe ontginningsgebieden voorzien in dit ontwerp van herziening van het gewestplan vóór zijn definitieve goedkeuring;

Gelet op het openbaar onderzoek, uitgevoerd tussen 8 oktober 2014 en 21 november 2014 op het grondgebied van de gemeente Durbuy, overeenkomstig de artikelen 4, 43 en 46 van het Wetboek;

Gelet op de informatievergadering, die plaatsvond op 14 oktober 2014 in het "Maison du Village", gelegen Rowe dè Bati 29 te 6940 Heyd, op het grondgebied van de gemeente Durbuy, overeenkomstig artikel 4 van het Wetboek;

Gelet op de documenten van het dossier die tijdens het openbaar onderzoek ter inzage zijn gelegd;

Overwegende dat de bezwaarindieners zich ofwel per gepersonaliseerd(e) schrijven/e-mail ofwel door de ondertekening van een vooraf door omwonenden opgestelde brief (hieronder : typebrief genoemd) uitgedrukt hebben; dat deze typebrieven,voorzien van bemerkingen, beschouwd worden als een gepersonaliseerde brief en dat de brieven, ondertekend door de leden van éénzelfde gezin, onder de categorie "familie" vallen, en niet onder de individuele brieven;

Gelet op de bezwaren en bemerkingen ingediend tijdens het openbaar onderzoek, namelijk :

gepersonaliseerde brieven

Naam

Adres

1

ANCIA Gaël

Rue du Bati 11

6941

Heyd

2

BELLIERE-MARTHOZ Fr. en Chr.

Fosse di Martchet 1

6941

Heyd

3

BONMARIAGE-BIHAIN A. en J. Aisne 60

6941

Heyd

4

COLLIN Cécile

Aisne 2

6941

Heyd

5

COLLIN Paul

Aisne 24

6941

Heyd

6

DAUSORT Francis

Rue du Marais 88

1495

Villers-la-Ville

7

FELDMANN-BODSON J. en G. Chemin du Meunier 15, Ozo

6941

Izier

8

JALHAY Benjamin

El Coulêye 19

6941

Heyd

9

JURDANT Eric

Rue Gilles Bouvet 27

6941

Villers SG

10

LARDOT Didier

Aisne 52

6941

Heyd

11

LESAGE Marie-France

Aisne 52

6941

Aisne-sous-Heyd

12

MARTHOZ - PIRET Damien

Rue de Marlaine 29

6940

Wéris

13

MICHOTTE-GUSTIN Fr. en K. A Pahis 7

6941

Heyd

14

NINANE Jacques

Chemin du Meunier 1

6941

Ozo

16

NOIRHOMME Florence

Aisne 2

6941

Heyd

15

NOIRHOMME Roland

Aisne 2

6941

Heyd

17

PIERARD Pascale

Quai des Ardennes 110/11

4031

Angleur

18

PIERARD-BODSON C. en E. Aisne 14

6941

Heyd

19

PIERARD Nathalie

Rue du Marais 88

1495

Villers-la-Ville

20

PIERARD Nathalie gemandateerd door Mr LEBRUN

Rue du Marais 88

1495

Villers-la-Ville

21

SAVONET Claude

El Coulêye 19

6941

Heyd

22

TERRE WALLONNE gemandateerd door Mr LEBRUN

Rue de la Passerelle 8

4031

Angleur

23

van WEDDINGEN Claude

Rue Gilles Bouvet 27

6941

Villers SG

24

SPRL Carrières de Préalle via Fr. MATHIEU

Aisne S/N

6941

Heyd


TYPEBRIEVEN

Naam

Adres

25

ABSIL Anne

Route des Roches 12

6960

Manhay

26

ALBERGHS Christophe

Aisne 37

6941

Heyd

27

ALBERT Marie

Rue du Bati 39

6941

Heyd

28

ALEXIS

Rue de l'Aisne 15, Fanzel

6997

Erezée

29

ANCIA-LEVEQUE R. et A-D. Rideu 12

6941

Heyd

30

ANTOINE Julie

Rowe di Veule 5

6941

Heyd

31

ANTOINE Philippe

Rowe di Veule 5

6941

Heyd

32

ASSENMAKER-ROUSSEAU Ph. en G. Ozo 39

6941

Izier

33

BAERT M. en M-D. Rue de l'Aisne 21, Fanzel

6997

Erezée

34

BASTIEN Luc

Al Pieri 12

6941

Heyd

35

BASTIN Laurence

Route d'Erezée 23/11

6960

Manhay

36

BAYARD Huberte

Aisne 18

6941

Heyd

37

BEAUDOINT Laurence

Rue de la Tour du Diable 15

6940

Barvaux

38

BELLIERE-MARTHOZ

Fosse de Martchet 1

6941

Heyd

39

BENKOVIC-ANNET R. en Ch.

Aisne 51

6941

Heyd

40

BERGMANS Dominique

Morville 99

6940

Wéris

41

BERNARD Jeanne

Aisne 5

6941

Heyd

42

BERNARD Maria

Route des Roches 18

6960

Manhay

43

BERNIER Martine

Rue Strya 3

6941

Villers SG

44

BLACKS Pierre

Aux Achans 2

6941

Heyd

45

BLACQUIERE-VAN VELSEN G. et A. Rideu 18

6941

Heyd

46

BOCKSTAELE Boris

El Coulèye 25

6941

Heyd

47

BODSON Georgette

Ozo 15

6941

Izier

48

BONMARIAGE Freddy

Grande Hoursinne 36

6997

Erezée

49

BONMARIAGE Gaby

Aisne 23

6941

Heyd

50

BONMARIAGE Martine

Aisne 50

6941

Heyd

51

BORREUX Pol

Rue des Ardennes 163

6941

Juzaine

52

BUTERA-REMY D. en E. Rowe di Veule 14

6941

Heyd

53

CALLENS-GRAULS Fr. en Chr.

Tour 10

6941

Heyd

54

CAMUS Odile

Rue Gilles Bouvet 8

6941

Villers SG

55

CARRIER Albert

Rue du Bati 39

6941

Heyd

56

CARRIER-GUEUBS Denis

Tour 21

6941

Heyd

57

CHARLIER Joseph

Rowe di Veule 23

6941

Heyd

58

CHRISTOFFELS Maria

Tour 63

6941

Heyd

59

CLETTE Roger

Rue des Ardennes 38

6941

Bomal

60

CLOOSEN Sandrine

Lignely 13

6941

Heyd

61

COLLARD-BODSON G. et M. Rowe di Veule 19A

6941

Heyd

62

COLLARD Lucienne

Aisne 30

6941

Heyd

63

COLLARD Rogier

Rue des Ardennes 90

6941

Bomal

64

COLLIGNON Béatrice

Aisne 43

6941

Heyd

65

COLLIN Michèle

Grande Enneille 22

6940

Grandhan

66

COLLIN Paul

Aisne 24

6941

Durbuy

67

COMPERE Jacqueline

Rue des Ardennes 96

6941

Bomal

68

DAULNE Marie-Josée

Rue Trieux 1B

6941

Bomal

69

DELCHEF Remy

Rowe di Veule 26

6941

Heyd

70

DELEUZE Patrice

Lignely 10

6941

Heyd

71

DEMARCHE-CORNET J-L. en N. Rue du Tombeux 14

6941

Juzaine

72

DENIS Jean-Marc

Rue des Ardennes 52

6941

Bomal

73

DEPIERREUX Judith

Ozo 46

6941

Izier

74

DE ROOVER Carine en familie

El Coulèye 25

6941

Heyd

75

DESIROTTE-PIETTE A. en A. Tour 15

6941

Heyd

76

DODRIMONT Michelle

El Cwène 41

6941

Heyd

77

DUPUIS Philippe

Aisne 23

6941

Heyd

78

DURDU Thérèse

Rue des Affrûts 8, Fanzel

6997

Erezée

79

ETIENNE Yoann

Rowe di Veule 5

6941

Heyd

80

EVRARD-CATOUL G. en Ch.

Aisne 46

6941

Heyd

81

FABRI Françoise

Ozo 34

6941

Izier

82

FABRY Elisabeth

Grande Hoursinne 36

6997

Erezée

83

FAUCONNIER Sylvie

El Cwère 11

6941

Heyd

84

FAWAY Jean-Pierre

Petite Hoursinne 18

6997

Erezée

85

FIASSE Robert

Aisne 30

6941

Heyd

86

FOCROULLE Edithe

Rue du Rideu 6

6941

Heyd

87

FONCK Denise

El Couleye 31

6941

Heyd

88

FONTEYN-DE COCK L. en I. Lamstraat 139

9100

Sint-Niklaas

89

FRANCOTTE Jean-Marie

Rue des Ardennes 148

6941

Bomal

90

FREMINEUR Paul

Rue de Fleurie 1

6941

Bomal

91

GALLINA Maria

Aisne 39/1

6941

Heyd

92

GODELAINE-MICHAUX R. en R. Rue du Bati 1

6941

Heyd

93

GOOSSENS Hélène

Aux Roches 1

6941

Villers SG

94

GRIDLET David

Rue des Affrûts 9, Fanzel

6997

Erezée

95

GUISET Julien

Rue des Ardennes 129

6941

Bomal

96

GUSTINE Victor

Rue Bihay 16

6941

Heyd

97

HANSSENS-LALIEUX A. en Cl.

Rue du Bati 13

6941

Heyd

98

HELLA Régine

Rue du Millénaire 3

6941

Villers SG

99

HELLIN Josianne

Ozo 15

6941

Izier

100

HENET M. Rue des Affrûts 8, Fanzel

6997

Erezée

101

HENRARD Claudine

Aisne 71

6941

Heyd

102

HENROT Marguerite

Rue des Ardennes 47

6941

Bomal

103

HENROTTE Anne

Al Rotche Kinet 22

6941

Heyd

104

HENROTTE Denys

Tour 28

6941

Heyd

105

HENROTTE Jean-Yves

Tour 28

6941

Heyd

106

HENROTTE Stéphanie

Tour 26

6941

Heyd

107

HEUSER Irène

Am Botanische Gossen

50735

Cologne(D)

108

HUYGENS Caroline

Rue Antoine Baeck 41

1090

Jette

109

HUYGENS Céline

Rue Antoine Baeck 41

1090

Jette

110

HUYGENS Charlotte

Rue Antoine Baeck 41

1090

Jette

111

HUYGENS Guy

Rue Antoine Baeck 41

1090

Jette

112

JALHAY Joseph

Rue Général Borlon 22

6997

Erezée

113

JALHAY Pascal

Rowe di Veule 22

6941

Heyd

114

JASSOGNE Cyril

Aisne 50

6941

Heyd

115

JASSOGNE Mathilde

Aisne 50

6941

Heyd

116

JORIS-WATHY Fr. en V. Al Béole 13

6960

Manhay

117

KINTS Jean-Marie

Aux Quatre Buissons 5

6941

Villers SG

118

KLEYNEN Victorine

Rue des Ardennes 32 A

6941

Bomal

119

LA FONTAINE Andrée

Rue du Bati 39

6941

Heyd

120

LAMBERT-JACQMART N. en L. Al Rotche Kinet 6

6941

Heyd

121

LARDOT Emilie

Rue de Liège 31

6941

Bomal

122

LEBOUTTE Anne

Rue du Coreux 20

6941

Villers SG

123

le BUSSY Jean-Charles

Lagelire 8

6941

Juzaine

124

LECARTE-LOUIS Chr. en S. El Cwène 51

6941

Heyd

125

LECLERCQ Jean-Claude

Rue de Liège 30/C

6941

Bomal

126

LEDOUX Axel

Ninane 15/1

6941

Heyd

127

LESIRE Pauline

Vieux Chemin de Wéris 12

6940

Barvaux

128

LIEGEOIS Benjamin

Aisne 39/1

6941

Heyd

129

LIEGEOIS Fiona

Aisne 39/1

6941

Heyd

130

LIPPINOIS Patrick

Bihay 11

6941

Heyd

131

LOTIGIERS-VAN RIET H. en J. Bois Gérard 1

6941

Heyd

132

LOVENBERG-MEUS A. en C. Aisne 35

6941

Heyd

133

LUDWIG Marie-Thérèse

Aisne 24

6941

Durbuy

134

MAESCHALCK-DE ROY A. en F. Perkstraat 79

1933

Zaventem

135

MALCHAIRE Marie-Noëlle

Rue Général Borlon 22

6997

Erezée

136

MARION Lucas

Tour 2A

6941

Heyd

137

MAUDOUX-COLLIN A. en B. Aisne 69

6941

Heyd

138

MICHALLE Marcel

Rue des Ardennes 43

6941

Bomal

139

MOREAU Robert

Aux Achans 15

6941

Heyd

140

MUNER Patrick

Route des Roches 12

6960

Manhay

141

MUNER Romain

Route des Roches 12

6960

Manhay

142

NIZETTE Annette

Petite Hoursinne 6

6997

Erezée

143

NYS Vivienne

Lagelire 8

6941

Juzaine

144

ORVAL Marie-Louise

Petite Hoursinne 18

6997

Erezée

145

PAULUS Dominique

Rue Inzes Vas 1

6941

Juzaine

146

PAULUS Marie

Rue Strya 9

6941

Villers SG

147

PEETERS Michèle

Vieux Chemin de Wéris 12

6940

Barvaux

148

PERSYN Karla

Fanzel 15A

6997

Erezée

149

PIERARD Alain

Morville 10

6940

Wéris

150

PIERARD-BODSON C. en E. Aisne 14

6941

Durbuy

151

PIERARD Paul

Morville 12

6940

Wéris

152

PIRET-FARINE J. en R. Rue Sous Bihay 1

6941

Heyd

153

PIROTTE Marie-Claire

A Pieri 12

6941

Heyd

154

PONCIN Martine

Loheré,1, Tour

6941

Heyd

155

PONTHIER Dominique

Rue Inzes Vas 1

6941

Juzaine

156

POUSSEUR Nelly

Rue des Affrûts 4, Fanzel

6997

Erezée

157

RAMAEKERS Catherine

Rue Antoine Baeck 41

1090

Jette

158

REMY-DIZIER P. en M-N. Rue El Coulèye 23

6941

Heyd

159

RENARD Gordonne

Rue du Coreux 20

6941

Villers SG

160

RENARD Louis-Marie

Rue du Coreux 20

6941

Villers SG

161

RENARD Morgane

Rue du Coreux 20

6941

Villers SG

162

RIXHON Dominique

Tour 28

6941

Heyd

163

ROLUS Léon

Rue Bihay 27

6941

Heyd

164

SARLET-STASSIN F. en A. Al Rotche Kinet 1

6941

Heyd

165

SEGHERS-LENGELER M. en H. Aisne 81

6941

Heyd

166

SEINE Jean-Michel

Rue Gilles Bouvet 8

6941

Villers SG

167

SERET Patricia

Tour 2A

6941

Heyd

168

SERVAIS Delphine

Rue des Affrûts 4, Fanzel

6997

Erezée

169

SERVAIS Ethel

Rowe di Veule 22

6941

Heyd

170

SERVAIS Guy

Rue des Affrûts 4, Fanzel

6997

Erezée

171

SEVRAIN Maurice

Lignely 9

6941

Heyd

172

SIBRET Marcel

Rue des Ardennes 142

6941

Bomal

173

SIMON Daniel

El Cwène 30

6941

Heyd

174

SMETS Robert

Aux Roches 1

6941

Villers SG

175

SOTTILE Salvatore

Rue du Lieutenant Liégeois 1

6941

Bomal

176

SOUGNEZ Patricia

Rue des Ardennes 41

6941

Bomal

177

TASIA Johnny

El Couleye 31

6941

Heyd

178

TERORDE Boris en familie

El Cwène 11 et 4

6941

Heyd

179

TILMAN Pascale

Rue de Liège 71

6941

Bomal

180

TROOTS Kees

Tour 63

6941

Heyd

181

URBANY-VANBELLINGHEN B. en V. Rideû 14

6941

Heyd

182

VAN DEN BERGE Adriana

Rue du Bati 48

6941

Heyd

183

VAN DROM-WUYTACK M. en M-L. Lamstraat 59

9100

Sint-Niklaas

184

VANGDETHEM J. Route de Bomal 18

6960

Manhay

185

VANSPAUWEN Frank

Ozo 45

6941

Izier

186

VERSCHUREN-DE WACHTER E. en L. Petite Hoursinne 2

6997

Erezée

187

VOOGD Peter

Rue du Bati 48

6941

Heyd

188

WELLENS-HENRARD J-M. en Cl.

Aisne 71

6941

Heyd

189

WEMERS Bernard

Rue Gilles Bouvet 8

6941

Villers SG

190

WEMERS Geneviève

Rue Gilles Bouvet 8

6941

Villers SG

191

XHIGNESSE Denise

Tour 28/1

6941

Heyd

192

YANSENNE Jean-Paul

Rowe di Veule 20

6941

Heyd

193

YANSENNE Marie-Thérèse

Rue des Ardennes 54

6941

Bomal


Overwegende dat enkel de bezwaren, geuit binnen de termijn van het openbare onderzoek en met inachtneming van de artikelen 4, 6°, en 43, § 2, van het Wetboek in overweging worden genomen;

Gelet op de notulen van de afsluitende vergadering van het openbaar onderzoek, die plaatsvond op 21 november 2013 in Durbuy;

Gelet op de overlegvergadering die overeenkomstig artikel 43 van het "CWATUPE" gehouden werd in het "Maison du Village" op 26 november 2014;

Gelet op de notulen van die overlegvergadering;

Gelet op het advies van de gemeenteraad van Durbuy van 22 december 2014, die beslist een voorwaardelijk gunstig advies over het ontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan uit te brengen;

Overwegende dat die voorwaarden hoofdzakelijk onder de bedrijfsvergunningen vallen, die later verstrekt zouden kunnen worden in het heden op het gewestplan bestaand ontginningsgebied, net zoals de voorwaarden opgenomen ten gevolge van huidige herziening; dat de voorwaarden betreffende de herziening van het gewestplan voornamelijk op de grenzen van de gebieden slaan;

Gelet op de adviezen ingewonnen bij de "Commission régionale d'aménagement du territoire" en de "Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable";

Gelet op het gunstig advies van de "Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable" (CWEDD), uitgebracht op 9 maart 2015;

Overwegende dat, wat betreft het effectenonderzoek, de CWEDD van mening is dat het onderzoek de nodige elementen bevat voor de besluitvorming door de Waalse Regering, maar dat er evenwel meer illustraties gebruikt hadden kunnen worden (kaarten, foto's, schetsen);

Overwegende dat de Regering de ontginningsgebieden en de planologische compensaties, voorgesteld in het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Marche - La Roche, bekrachtigt; dat zij evenwel erop aandringt om in het kader van de toekomstige vergunningsaanvraag de evaluatie van de verschillende impacten (met name lucht, geluid en trillingen) gepaard te laten gaan met de inzameling van technische gegevens betreffende die verschillende vectoren, met inbegrip van de modeliseringen;

Gelet op het gunstig advies van de "Commission régionale d'aménagement du territoire" (Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening) van 26 maart 2015;

Overwegende dat de « CRAT » wijst op de « goede kwaliteit » van het milieueffectenonderzoek daar dit onderzoek immers de gezamenlijke effecten op het milieu "correct benadert"; dat genoemde Commissie de gebieden (in termen van bestemming en ligging) goeddeels bekrachtigt zoals zij beoogd worden in het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Marce - La Roche, evenals van de voorstellen van overeenkomsten; dat zij daarnaast volgende opmerkingen en bemerkingen maakt : - om een planologische overcompensatie van 2 hectare te voorkomen wordt het ontginningsgebied van de voormalige steengroeve Haute Kimone te Tohogne in zijn bestemming niet gewijzigd om dit bebouwbare gebied te bewaren "als een gebiedspotentieel dat 'ontbouwd' kan worden voor een eerstvolgende herziening van het gewestplan Marche - La Roche"; - de overeenkomsten die gesloten worden tussen enerzijds de groeveuitbater en de dienst Archeologie van DGO4 (bedoeld bij artikel 4 van het besluit van 8 mei 2014) en anderzijds tussen de groeveuitbater en de Waalse Commissie voor Bodemonderzoek en -bescherming (bedoeld in artikel 5 van hetzelfde besluit) vallen eerder onder de vergunning die aangevraagd zal worden "voor de uitbating van de steengroeve"; - de meeste bezwaren die in het kader van het openbaar onderzoek tot uiting kwamen hebben meer betrekking op de vergunning dan op de herziening van het gewestplan; dat ze evenwel aangeeft dat ze gekant is tegen de beheersovereenkomst die gesloten zal worden tussen de groeveuitbater en het Departement Natuur en Bossen (DGO3) bedoeld in artikel 3 van hetzelfde besluit met betrekking tot het bosgebied voorzien in het westelijk deel van het huidig ontginningsgebied aangezien de uitbater enkel eigenaar is van 20 % van de betrokken gronden;

Gelet op de adviezen van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu (DGO3), uitgebracht op 31 maart 2015, op het niet-gedateerd advies van het Departement Erfgoed ontvangen op 11 februari 2015 en op het advies van de cel Ruimtelijke Ontwikkeling - Leefmilieu, uitgebracht op 7 juni 2016, van het Operationeel Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie (DGO4);

Gelet op de « Convention pour l'exploration spéléologique des massifs calcaires de la Carrière de Préalle (Aisne/Durbuy) », gesloten op 7 november 2014 tussen enerzijds sprl Carrières de Préalle en anderzijds de Waalse Commissie voor Onderzoek en Bescherming van de Ondergrondse sites (« CWEPSS ») als bijlage bij dit besluit;

Gelet op de « Convention relative au Patrimoine dans le cadre de l'extension de la zone d'extraction de la carrière de Préalle (Durbuy) », ondertekend op 3 december 2015 door de « Carrières de Préalle sprl », de Waalse Overheidsdienst en de stad Durbuy, als bijlage bij dit besluit;

Overwegende dat er in verband met de bezwaren die onder de globale vergunning voor de ontginningsactiviteit vallen in het stadium van de herziening van het gewestplan geen aanleiding toe is te anticiperen op de resultaten van de uitvoering van het beoordelingssysteem van de effecten van het project op het leefmilieu dat uitgevoerd zal worden in verband met het (de) nauwkeurige vergunningsplichtige project(en);

Dat de Regering acht dat bepaalde vragen dus niet in dit stadium beantwoord moeten worden opdat ze volstrekt terecht kan beslissen; dat het in deze fase van de herziening van het gewestplan immers niet past om vooruit te lopen op die vraagstukken die het voorwerp zijn van de vergunning tot uitvoering van die planherziening;

Gelet op de bedrijfsvergunning, verstrekt aan sprl "carrières de Préalle" op 13 november 2015, toegestaan voor een termijn die afloopt op 27 mei 2035 voor zover ze de milieuvergunning vervangt, voor een onbepaalde duur voor zover ze de stedenbouwkundige vergunning vervangt en voor een onbepaalde duur voor zover ze de eigenlijke ontginning betreft;

Overwegende dat die bedrijfsvergunning enkel de huidige ontginning en niet de toekomstige ontginningen beoogt; dat ze immers de uitbater ertoe machtigt om een reeks gedeeltelijk reeds bestaande aanhorigheden neer te zetten en uit te baten en de omtrek van de steengroeve over 5,9 hectare in het noordoostelijk deel van het huidige ontginningsgebied uit te breiden;

Overwegende dat de aanvraag met betrekking tot die vergunning bij het gemeentebestuur van Durbuy is ingediend op 28 oktober 2014, namelijk tijdens de periode van het openbaar onderzoek met betrekking tot huidige gewestplanherziening; dat daaruit voortvloeit dat sommige overwegingen uitgedrukt door de gemeenteraad van Durbuy en DGO3 in hun adviezen, uitgebracht in het kader van huidige gewestplanherziening, meer onder de vergunningsprocedure vallen; dat ze bijgevolg beantwoord zullen worden in de motivering van bedoelde vergunning of in de motivering van de toekomstige vergunningen die verstrekt zouden kunnen worden voor de uitbating van de steengroeve en aanhorigheden;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van de Natura 2000-locatie BE34007 "Basse vallée de l'Aisne";

Overwegende dat de Waalse Regering na analyse van de tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en van de voor en na afloop van dat onderzoek uitgebrachte adviezen daarop als volgt wenst te antwoorden; 1. Kwaliteit van het effectenonderzoek met betrekking tot het gewestplan Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat het milieueffectenonderzoek voor het gewestplan gebrekkig is in het onderzoek naar bepaalde onderwerpen (geluid enz), en zelfs partijdig (sociaal-economisch deel, landschap enz.) of niet-objectief is daar het gegrond is op waarnemingen en niet op kwantitatieve onderzoeken (geluid, stofdeeltjes, trillingen) of gegevens samensmelt zonder onderscheid, zoals het verkeersgeluid door bijvoorbeeld personenwagens en vrachtwagens;

Overwegende dat anderen melding maken van het feit dat de auteur van het effectenonderzoek bepaalde hinderfactoren zou minimaliseren (o.a. toe te schrijven aan een verhoging van de productie naar 500.000 ton/jaar, aan de mijnschoten, aan het verkeer enz.) en dat hij bepaalde problematieken zou omzeilen door enkel rekening te houden met de aspecten die gunstig zijn voor de economische ontwikkeling van de steengroeve ten koste van de natuurlijke en culturele "rijkdommen" aanwezig op de locatie;

Overwegende dat er bezwaarindieners oordelen dat het milieueffectenonderzoek van het gewestplan onvoldoende is om de gewestplanherziening uit te voeren en de uitvoering vragen van aanvullende onderzoeken, met name voor geluid, trillingen, stofdeeltjes, biodiversiteit of waterafname in de Aisne; dat één van hen erkent dat het onderzoek evenwel interessante voorstellen inhoudt;

Overwegende dat sommigen noteren dat het effectenonderzoek niet bijgewerkt is in de informatie over de opname van de menhir "a Djèyi" op de erfgoedlijst of van de vergunningen en de beroepen;

Overwegende dat een bezwaarindiener evenwel de algemene kwaliteit van het effectenonderzoek benadrukt ondanks enkele erin vervatte zwakke punten, die het zelf erkent;

Antwoord Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek van het gewestplan van bij het begin aangaf dat het effectenonderzoek voor het voorontwerp van plan "deel uitmaakt van een strategische reflectie inzake ruimtelijke ordening die de herziening het gewestplan van Marche - La Roche beoogt met het oog op de opneming van ontginningsgebieden. Dat onderzoek mag niet verward worden met een effectenonderzoek voor het leefmilieu, dat betrekking heeft op een bijzonder project (aanvraag verkavelingsvergunning, aanvraag bedrijfsvergunning...)"; dat hij na afloop van dat onderzoek zijn beoordelingsmethode uiteengezet heeft, evenals de moeilijkheden waar hij voor kwam te staan bij het uitvoeren van dit effectenonderzoek voor een gewestplan (blz. 221-222 - fase 2) en dat hij de beperkingen ervan onder woorden heeft gebracht (blz. 222 - fase 2);

Overwegende dat de Commissie « CRAT » overeenkomstig artikel 42, lid 7, van het Wetboek regelmatig geïnformeerd werd over de evolutie en de resultaten van het effectenonderzoek waaraan het voorontwerp van het gewestplan Marche - La Roche onderworpen is; dat zij een gunstig advies heeft uitgebracht zowel over fase 1 (sociaal-economische verantwoording) als over fase 2 (leefmilieu-impacten, verzachtende maatregelen enz) in het onderzoek;

Overwegende dat het dossier van het openbaar onderzoek dat bestaat uit het ontwerp van plan samen met het effectonderzoek en uit de bezwaren, opmerkingen, processen-verbaal en adviezen, overeenkomstig artikel 43, § 4, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Erfgoed, ter advies is voorgelegd aan de CRAT, de CWEDD, DGO3 en het Erfgoeddepartement van DGO4;

Overwegende dat de « CRAT » in haar advies van 26 maart 2015 erop wijst dat "het effectenonderzoek van goede kwaliteit is", dat ze een "correcte benadering" van de gezamenlijke impacten van de projecten op het leefmilieu toelaat en dat het project "[...] eveneens streeft naar een vermindering van milieuhinder van de steengroeve" en de vrijwaring mogelijk maakt van een "correct evenwicht tussen de ontginningsactiviteit en de plaatselijke landbouwactiviteit [...]"; dat de CWEDD in haar advies van 9 maart 2015 acht dat het effectenonderzoek de nodige gegevens bevat voor "de beslissingname" en dat dit onderzoek, hoewel het ontbreken van sommige illustraties betreurd wordt, "een globale appreciatie geeft van het gehele onderzoek en meer bepaald van de sociaal-economische verantwoording van de uitbreiding en van de analyse van de potentialiteiten van het gewestplan";

Overwegende dat de impacten en de hinder in verband met geluid, stof, trillingen, verkeer en andere meer gedetailleerd onderzocht zullen worden in het effectenonderzoek voor het leefmilieu, uitgevoerd in het kader van de toekomstige vergunningsaanvragen; dat zowel de CRAT, de CWEDD, DGO3 als de gemeenteraad van Durbuy die mening delen en bovendien reeds, althans sommigen, de onderdelen benoemd hebben die daarin aan bod zullen moeten komen;

Overwegende dat de antwoorden voor het overige in de hierna uiteengezette thematische onderwerpen gegeven zullen worden;

Overwegende dat de bezwaren in verband met de formulering van voorbijgestreefde informatie voortvloeien uit een slecht begrip van de chronologie van de stappen die in de loop van huidige herzieningsprocedure van het gewestplan gezet worden : daar het effectenonderzoek van het gewestplan in 2012 is afgewerkt, kon het onmogelijk melding maken van de opname van het megalietenveld van Wéris en van de menhir "à Djèyi" op de erfgoedlijst, daar dit gebeurde bij ministerieel besluit van 4 februari 2014; dat de auteur van het onderzoek voor wat betreft de bedrijfsvergunning van 27 juni 2011, toegekend aan "Carrières de Préalle", hoewel vermeld werd dat er een beroep in behandeling was, naliet het feit recht te zetten dat de Minister van Ruimtelijke Ordening deze vergunning de dato 21 oktober 2011 geweigerd had; 2. Sociaal-economische verantwoording a.Omvang van het project Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich tegen de ontwerp-herziening van het gewestplan verzetten omdat ze dit niet in verhouding achten tot de huidige uitbating die volgens hen een lokaal karakter heeft, des te meer omdat dit voor een deel onherroepelijke schade zal veroorzaken op het natuurlijke en menselijke milieu; dat die "mateloosheid" onder diverse invalshoeken benaderd wordt door de bezwaarindieners die in de uitbating een schaalvergroting zien : een verhoogde productie, oppervlakte en configuratie van de ontginningsgebieden, evenals langere jaren van uitbating van de delfstoffen;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners duidelijk maken dat ze niet voor een kort en krachtige stopzetting van de economische activiteit in de steengroeven van Préalle zijn voor zover deze activiteit "redelijk en weloverdacht" is in zijn opzet, evenals in een optiek van duurzame ontwikkeling; dat bezwaarindieners te dien einde suggereren om de jaarlijkse productie te beperken door de oppervlakte die als ontginningsgebied opgenomen moet worden, in te perken; dat een bezwaarindiener zich afvraagt in welke mate die voorstellen het bedrijf in moeilijkheden zou kunnen brengen gelet op het dringend karakter van de herziening van het gewestplan;

Overwegende dat een bezwaarindiener vraagt dat de oppervlakten van de ontginningsgebieden voor en na de herziening van het gewestplan verduidelijkt worden; dat anderen zich afvragen of de uitbater een verhoging van de productie vastgesteld heeft sinds twee van de drie factoren die de auteur van het onderzoek aflijnde als hinderpalen voor het bereiken van een productie van 500.000 ton/jaar verbeterd werden (interne beheersfactoren en ouderdom van de installaties), of de vraag gestegen is en of voormalige klanten zijn teruggekomen;

Antwoord Overwegende dat in de besluiten van 5 december 2008 en 8 mei 2014 aangestipt wordt dat de sprl Carrières de Préalle de huidige herziening van het gewestplan aangevraagd heeft om het voortbestaan van de uitbating na een termijn van twee jaar te garanderen aangezien het openleggen van de ontginningsplaats op de grenzen van de uitbaatbare gebieden is gestoten en de uitbating in de diepte afgestopt wordt door de hoogte van de ondergrondse waterlaag;

Overwegende dat het ontginningsgebied waarin heden de activiteiten van sprl Carrières de Préalle ontplooid worden goed zijn voor 25 hectare op het gewestplan Marche - La Roche, opgesteld door de Waalse Regering op 26 maart 1987;

Overwegende dat het voorontwerp, aangenomen op 5 december 2008, de opneming voorzag van een ontginningsgebied van om en bij de 8 hectare als noordelijke en noordoostelijke uitbreiding van de huidige steengroeve met het oog op het vastleggen van een afzettingsreserve voor 21 jaar met behoud van het productieniveau op 350.000 ton/jaar; dat er daarnaast 6 hectare, gelegen in het westen van het op het gewestplan bestaande ontginningsgebied die niet voor uitbating in aanmerking komen, omgevormd werden tot landbouw- en bosgebied en aangewend worden als planologische compensatie in de zin van artikel 46 van het Wetboek;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek na inoverwegingname van het onderzoek dat op verzoek van de uitbater is uitgevoerd door de heer Marion, hoogleraar aan de Luikse Universiteit, en van de wens om naar een jaarlijkse productie van 500.000 ton/jaar te streven, concludeerde dat de voorraden, aanwezig in die noordelijke zone, minder groot zullen zijn dan geacht in het voorontwerp (12 jaar ipv 21); dat hij, met de beoordeling dat dit niet kaderde met de oriëntaties van het gewestelijk structuurplan, die de opneming van ontginningsgebieden overwegen in het perspectief om in te spelen op de behoeften van de samenleving op dertig jaar, de opneming bekrachtigd heeft van twee andere zones, die hij 'varianten' noemt; de ene in het zuidelijk verlengde van de huidige ontginningsput en de andere in het noordwesten, los van elkaar maar met de noordelijke ontginningsput door een onverharde binnenweg; dat hij bovendien de aanbeveling deed om twee andere ontginningsgebieden op te nemen, met het oog op de aanleg van twee bezinkingsbekkens : de ene op de gronden waar het huidige zuidelijke bekken gelegen is en de andere waar de toekomstige bekkens langs de Aisne zullen komen te liggen;

Overwegende dat die aanbevelingen vastgelegd zijn in het besluit van 8 mei 2014, waardoor de als ontginningsgebied op te nemen oppervlakte stijgt naar ongeveer 38,4 bijkomende hectaren (ongeveer 14,9 hectaren als rechtstreekse uitbreiding van de steengroeve Préalle, 19,5 hectare op het "plateau de Flettin" en 4 hectare voor de bezinkinsgbekkens); dat de totale oppervlakte, opgenomen als ontginningsgebied na afloop van de voorlopige aanneming van de herziening, om en bij de 57,4 hectare zal tellen (namelijk 19 hectare bestaande oppervlakte en 38,4 hectare overwogen oppervlakte);

Overwegende dat de beoordeling van de omvang van een uitbating hoofdzakelijk afhankelijk is van enerzijds de intensiteit van de tot stand komende activiteit (productie, installaties enz.) en van anderzijds de oppervlakte die mettertijd door die activiteit in beslag genomen wordt (aanhorigheden en ontginningsputten);

Overwegende dat de auteur op het ogenblik van het effectenonderzoek van het plan de jaarlijkse productie op iets meer dan 300.000 ton/jaar taxeert (gemiddelde 1990-2010); dat de auteur met betrekking tot de verbetering van de factoren die in de weg liggen van het streefcijfer van 500.000 ton/jaar in fase 1 van het onderzoek (2010-2011) aanstipt dat de uitbater de terugkeer van voormalige klanten vaststelde dankzij de werken op de installaties in 2010, waardoor de productkwaliteit erop vooruitging; dat hij aangeeft dat die werken, en de werken van de tweede fase die hij nog moet uitvoeren, "naast een betere organisatie van de productieketen de verhoging van de productkwaliteit en een hoger rendement mogelijk zullen maken. Daardoor zal de productie immers van 200 ton/uur nu kunnen overgaan naar 350 ton/uur na de bouw van de nieuwe installaties";

Overwegende dat de uitbater sinds de uitvoering van het effectenonderzoek voor het gewestplan een relatieve productiedaling vaststelde : dat die vertraging onder meer te wijten is aan een daling van de afzettingsreserves in de vergunde zones; dat de gemiddelde jaarproductie (van 1990 tot 2016) ondanks die voorwaarden toch nog bij om en bij de 300.000 ton/jaar ligt; dat er voor het overige antwoorden zullen worden voorzien in het kader van de vergunningsaanvraag voor de uitvoering van de gebieden beoogd bij deze herziening;

Overwegende dat de vraag betreffende een eventuele beperking van de productie onder de later af te leveren vergunningen valt;

Overwegende dat de bedrijfsvergunning, verstrekt op 13 november 2015 aan sprl Carrières de Préalle, bepaalt dat de doelstelling van die uitrustingen "het behoud van het huidige productieniveau" blijft, namelijk 350.000 ton/jaar verbrijzelde kalksteen, maar evenwel geen enkele "beperking" van de jaarlijkse productie heeft opgelegd;

Overwegende dat, voor wat de oppervlakte van de toekomstige uitbating betreft, de perceptie ervan gedurende de uitbating relatief constant zal zijn wegens de geleidelijke voortgang van de uitbatingsfronten en de uitgevoerde herinrichtingen (met name beheer van landschap en natuur); dat alles wat aan uitbating onderhevig geweest zal zijn uiteindelijk, op termijn, hersteld zal worden overeenkomstig wat in de vergunning zal worden bepaald;

Overwegende dat er voor het overige gekeken dient te worden naar het onderzoek naar de alternatieven en naar de hierna vooropgestelde maatregelen;

Overwegende dat het plaatselijk karakter van een uitbating niet enkel te meten is aan de oppervlakte van die uitbating, maar vooral in verhouding tot het afzetgebied; dat in dat verband opgemerkt dient te worden dat het afzetgebied van de "Carrières de Préalle" niet verder reikt dan 50 kilometer (dus plaatselijk);

Overwegende dat de CWEDD "met name de sociaal-economische verantwoording van de uitbreiding en de analyse van de potentialiteiten van het gewestplan [...] beoordeelt"; dat de CRAT acht dat het project de mogelijkheid biedt om de afzetting van kalksteen verder uit te baten en het voortbestaan ervan voor de volgende decennia te garanderen; b. Noodzaak van een globale langetermijnvisie voor steengroevebekken Overwegende dat sommige bezwaarindieners, hoewel ze niet gekant zijn tegen de ontwikkeling van de ontginningsactiviteit in het Waalse Gewest, vragen hebben bij de opties waar de Waalse Regering voor gekozen heeft in deze gewestplanherziening daar ze volgens hen niet stroken met een globale langetermijnvisie;dat ze het immers relevanter achten om afzettingsreserves over een langere tijd dan 30 jaar te overwegen en prioritair enerzijds de locaties te ontwikkelen, die ver van de woningen verwijderd liggen, of anderzijds binnen de bestaande uitbatingen met het oog op een correcte verspreiding van de productieplaatsen het nutteloze vervoer te verminderen en de leefkwaliteit van de bewoners en de staat van de wegeninfrastructuren te vrijwaren;

Overwegende dat een bezwaarindiener het feit betreurt dat de auteur enkel de concurrentiële situatie van de steengroeve en de commerciële mogelijkheden die de groeve zou krijgen na de huidige gewestplanherziening heeft onderzocht, ten nadele van de plaats die de steengroeve inneemt in de sector en de Waalse economie; dat hij bijgevolg acht dat het project op dat punt gebreken vertoont en dat hier niet te begrijpen valt hoe dit project bij zou dragen aan de ontwikkeling van een ruimer sociaal-economisch belang dan op het niveau van deze sector;

Overwegende dat een bezwaarindiener van mening is dat "nergens bewezen wordt dat de stopzetting van de productie van de steengroeve van Préalle een onderbreking in de toevoer van kalkkiezelsteen in de sector teweeg zou brengen"; dat hij opmerkt dat de uitbater van de steengroeve bij de opendeurdagen van 21 augustus 2014 liet weten dat de steengroeve economisch in het afgelopen jaar geleden had onder de verminderde vraag, dat ze als eerste was getroffen daar ze in de sector slechts "een kleine speler" was; dat de bezwaarindiener daaruit afleidt dat "het risico op een afbrekende toevoer in de sector die blijkbaar verzadigd of bijna verzadigd is volledig onbestaande is";

Overwegende dat een bezwaarindiener schrijft dat de steengroeve niet aantoont dat ze de huidige vraag niet meer kan beantwoorden en dat de enige verantwoording voor de uitbreiding financieel is; dat hij bijgevolg acht dat men zich redelijk moet tonen te meer daar de productie sinds 1990 rond de 300.000 ton/jaar draait; dat hij, die gegevens in acht genomen, meent dat de behoeften uit verleden, heden en toekomst niet lijken van elkaar te verschillen;

Overwegende dat een bezwaarindiener vindt dat de uitbreiding van het afzetgebied na de uitvoering van het project dat een verlenging van de afstanden en een verhoging van de vervoerskosten zal inhouden, met elkaar in tegenspraak zijn terwijl dat laatste criterium even daarvoor voor de uitbater als een handicap op financieel vlak wordt uitgelegd;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat de vraag volgend uit de opening naar nieuwe marken (zuiden van de provincie Luxemburg en Groothertogdom Luxemburg) niet genoegzaam worden aangetoond (zogezegde verstikking van de concurrerende bedrijven enz.); dat ze vragen hebben bij de keuze van de auteur om de steengroeve van Bastenaken als alternatief te beschouwen terwijl laatstgenoemde zich buiten onderzoeksgebied bevindt en dat hetzelfde had moeten gelden voor andere steengroeves;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners noteren dat de cijfers, vermeld door de auteur, niet nauwkeurig of volledig genoeg zijn wat betreft de plaats die de steengroeve op de markt inneemt; dat hij daarnaast de ontwikkelingsperspectieven berekend heeft op grond van een vraag die misschien niet duurzaam zal zijn;

Antwoord Overwegende dat, wat betreft de globale visie en de visie op lange termijn van de uitbating van de Waalse ondergrondse rijkdommen, met het oog op het spaarzaam beheer en de duurzame ontwikkeling, de Waalse Regering het litho- en zoostratigrafisch onderzoekslaboratorium van de Luikse universiteit (Professor E. Poty), in december 1999, wat betreft de sector Marche-La Roche, met een onderzoek heeft belast aangaande de uitvoering van een inventaris van de bestaande ontginningen en de identificatie van de nieuwe potentiële ontginningen, waarbij het tegelijk de behoeften in kaart brengt; dat die opdracht resulteerde in de studie met als opschrift "Inventaire des ressources du sous-sol et perspectives des besoins à terme des industries extractives de Wallonie"; dat die studie in 2010 werd bijgewerkt;

Overwegende dat het Gewest zodoende beschikt over een globale visie van de bestaande toestand, over de ontginningsperspectieven en de potentiële afzettingen op schaal van het grondgebied, en dit voor alle grondstoffen die in Wallonië uit de ondergrond worden gehaald;

Overwegende dat de afzetting beoogd door de SPRL Carrières de Préalle aansluit bij de resultaten van dit onderzoek;

Overwegende dat de opneming van een ontginningsgebied op het gewestplan, zoals vastgelegd in het gewestelijk ruimtelijk ("Waals") structuurplan, overwogen wordt in het licht van, met name, de middelangetermijnbehoeften van de gemeenschap, ofte een duur van dertig jaar; dat die duur eveneens als ijkpunt diende in het onderzoek van professor POTY van de Universiteit Luik, waarvan sprake hierboven;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek, na de kenmerken te hebben opgelijst van de productie in de Carrières de Préalle (300.000 ton/jaar gemiddeld over 1990-2010) en diens ontwikkelingsperspectieven, de plaats bestudeerd heeft die de Carrières de Préalle op de markt inneemt;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek daarvoor, om te beginnen, de balans heeft opgemaakt van de ontginningsactiviteit in het Waalse Gewest op grond van de synthesenota uitgewerkt door CPDT (2007), waarin de inventarissen van bestaande gegevens worden samengevat inzake steengroeven en/of ontginningsgebieden (onderzoek POTY en onderzoek en databank INCITEC); dat hij daardoor duidelijk kan maken dat de provincie Luxemburg weinig verbrijzelde kalkhoudend gesteente aanmaakt tegenover de andere Waalse provincies, namelijk 5 % en dat er bijgevolg weinig alternatieven voor Carrières de Préalle te vinden zijn op lokaal vlak;

Overwegende dat de reserves, berekend in het saldo van het heden op het gewestplan opgenomen ontginningsgebied, beperkt zijn en bijgevolg het voortbestaan ervan binnen dit en een paar jaar niet meer zouden kunnen garanderen;

Overwegende dat de auteur, vervolgens, de markt van verbrijzelde kalkhoudende kiezel in het invloedsgebied van de Carrières de Préalle heeft onderzocht door twee afzetgebieden af te bakenen op grond van de huidige en de geprojecteerde klantenkring : - primair afzetgebied (straal 25 km) waarin om en bij de 70 % van de « actuele » productie geconcentreerd is; - secundair afzetgebied (straal tussen 25 en 50 km) waarin het saldo van de « actuele » productie en de eventuele nieuwe markten vervat zijn;

Overwegende dat de auteur in een perspectief van 500.000 ton/jaar erop wijst dat de verkoopcijfers in de twee afzetgebieden in stand worden gehouden en zelfs stijgen (waarschijnlijk met 15.000 ton in het primair afzetgebied en met 135.000 ton in het secundair afzetgebied) met als impliciet gevolg een wijziging in de ratio van de verkoopcijfers (namelijk respectievelijk 52 % en 48 %); dat de openstelling naar nieuwe, verder afglegen markten dus niet in het nadeel zal verlopen van de bevoorrading van het klantenbestand in het primair afzetgebied;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek voor het onderzoek naar de plaats, ingenomen door de steengroeven van Préalle op de markt en de potentialiteiten van het gewestplan, enkel de steengroeven in aanmerking heeft genomen die een kalkafzetting uitbaten in het afzetgebied van bedoelde steengroeve van Préalle; dat dit conform het besluit van de Waalse Regering is van 30 april 2009 tot uitvoering van een milieueffectenonderzoek op het voorontwerp en tot aanneming van de inhoud van dat onderzoek, als bijlage bij dit besluit; dat de steengroeve van Bastenaken, die kiezelzandsteen produceert, dus niet in overweging worden genomen in tegenstelling tot wat de bezwaarindiener zegt; dat de steengroeven van Bastenaken in een straal van 50 km gelegen zijn ten opzichte van de steengroeve van Préalle en dus deel uitmaken van het gezamenlijk onderzoeksgebied van de auteur van het milieueffectenonderzoek voor een gewestplan;

Overwegende dat de verwijzing naar de sluiting van de steengroeven van Bastenaken, naar de context in verband met de steengroeven bezuiden de steengroeven van Préalle [en niet benoorden, zoals bezwaarindiener stelt)], evenals naar het Groothertogdom Luxemburg, gezien dient te worden in een overzicht van de nieuwe markten die open zouden kunnen gaan voor de steengroeven van Préalle naar de toekomst toe, waarbij de doelstelling van een jaarproductie van 500.000 ton verantwoord wordt;

Overwegende dat de auteur meer bepaald acht dat de klantenkring van de steengroeven van Bastenaken, wegens de beperkte voorraden in de steengroeven aldaar, zich, bij uitputting ervan, zal richten tot de steengroeve van Préalle die immers de dichtstbij gelegen groeve is die brijzelsteen aanmaakt waarvan de kalksteenaard meer voordelen biedt dan de zandsteen in de aanwending in de bouw en de aanmaak van beton; dat de auteur insgelijks, voor wat betreft het Groothertogdom Luxemburg en meer bepaald het noorden ervan, nader aangeeft dat er door de uitbater reeds contracten zijn ondertekend met Luxemburgse klanten;

Overwegende dat de auteur bijgevolg bevestigt dat aan de instandhouding van de ontginning te Préalle de voorkeur gegeven dient te worden gelet op de weinige concurrentie in de regio en op de spijtige gevolgen van een delokalisering voor de lokale klantenkring;

Overwegende dat het milieueffectenonderzoek voor het gewestplan in de sociaal-economische verantwoording van project besloten heeft tot de noodzaak tot oprichting van de nieuwe aangevraagde ontginningsgebieden zoals voorgelegd in het openbaar onderzoek; dat de ligging van de gebieden in de nabijheid van de bestaande ontginning de voorkeur kreeg om rekening te houden met ecologische en economische standpunten (voorkomen dat onbewerkt materiaal vanuit een afgelegen ontginningsplaats naar vooraf bestaande installaties vervoerd wordt met het oog op de bewerking ervan te Aisne en voor de rendabilisering van de uitgevoerde investeringen, in het bijzonder investeringen voor een milieuvriendelijke behandeling) en dit ondanks het zoeken naar en de analyse van liggingsvarianten; dat hij aangetoond heeft dat die ligging verantwoord was ten opzichte van het afzetgebied van de steengroeven van Préalle; dat hij daarnaast niet besluit tot een achteruitgang van de leefkwaliteit van de inwoners bij de uitvoering van het project : de effecten wegens de technische installaties zijn gekend en de uitvoering van de uitbreidingen houdt een geleidelijke verwijdering van de uitbatingsfronten in ten opzichte van de woningen;

Overwegende dat de auteur de gebruikte methode vermeldt en meedeelt welke moeilijkheden hij aantrof bij het inzamelen van de gegevens die de analyse van het sociaal-economisch onderzoek mogelijk hebben gemaakt; dat hij daaraan toevoegt dat hij voor zover mogelijk zijn bronnen gekruist en gediversifieerd heeft (gegevensbanken uit de verschillende federaties van steengroeven en uitbaters, van SGIB, DEMNA en Waalse Overheidsdienst DGO3 Directie Steengroeven, de studies POTY [95-2001] en INCITEC (2006), enz.); dat hij, hoewel hij erkent dat de gegevens opgenomen in de eerste fase van het onderzoek weinig nauwkeurig zijn, acht dat ze evenwel een algemene tendens weergeven en hem de mogelijkheid boden om het aandeel van de firma "Carrières de Préalle" in de markt van kalkkiezel te berekenen;

Overwegende dat de bezwaarindieners voor het overige antwoorden zullen kunnen vinden in het hierna uitgezette hoofdstuk "Algemeen belang";

Overwegende dat het effectenonderzoek het project verantwoord heeft ten opzichte van de behoeften, de markt en de potentialiteiten van het gewestplan; dat de Regering achting heeft voor de samenhangende en gefundeerde overwegingen van het onderzoek en zich daar bijgevolg bij aan wil sluiten;

Overwegende dat het effectenonderzoek voor het gewestplan een visie vormt van de toestand op een gegeven ogenblik; dat huidige procedure daarnaast een stap uitmaakt voor de eventuele ontsluiting van de ontginningsgebieden; dat de groep die de groeve uitbaat dan bij de vergunningsaanvraag die hij zal moeten indienen met het oog op de uitbating van de afzetting in een diepgaand haalbaarheidsonderzoek zal moeten aantonen dat het industrieel project sluitend is;

Overwegende, ter afronding, dat de Regering wegens met name de know-how en de ervaring van deze groep, de verderzetting van de ontginningsactiviteit de voorkeur wil geven, evenals de daarmee gepaard gaande werkgelegenheid; dat het project daarnaast gedeeltelijk kadert in de verlenging en het rationeel gebruik van bestaande infrastructuren die reeds lang in het gemeentelijk weefsel verankerd zijn; c. Werkgelegenheid Overwegende dat sommige bezwaren verband hielden met de werkgelegenheid : a) dat sommige bezwaarindieners te dien opzichte menen dat het aantal jobs in de steengroeve, zowel nu als zodra de overwogen uitbreidingen een feit zullen zijn, geen aanvaardbare motivatie vormt voor de ontwerp-herziening van het gewestplan (te weinig jobs op schaal van de regio Durbuy om van een voordeel te kunnen gewagen, weinig gespecialiseerd om in stand te kunnen houden, andere activiteiten met zelfde aantal jobs zou minder hinder veroorzaken enz.); dat een bezwaarindiener dan weer wél meent dat het behoud van die jobs een verantwoording vormt voor de gewestplanherziening; b) dat een bezwaarindiener verduidelijking wenst bij het aantal behouden en het aantal gecreëerde jobs;c) dat een bezwaarindiener het feit betreurt dat geen rekening gehouden wordt met de gevolgen van het verderzetten van de ontginningsactiviteit en de uitvoering van de uitbreidingen op de werkgelegenheid in andere actieve sectoren zoals landbouw en toerisme. Antwoord : Overwegende dat wat de werkgelegenheid betreft, de ontginnende industrie afhankelijk is van een specifieke natuurlijke rijkdom op een welbepaalde plaats;

Dat de Waalse ondergrond kwaliteitsvol is; dat natuursteenontginningen dus een plaatselijke activiteit zijn met duurzame, en over het algemeen plaatselijke, werkgelegenheid;

Dat het project sinds meerdere decennia de instandhouding en de ontwikkeling van een bestaande industrie mogelijk maakt, heden drie bedrijven (Carrières de Préalle, COFOC en FAMENNE BETON) die verscheidene stappen in de productieketen op de locatie zelf behouden;

Overwegende dat van de auteur van het onderzoek wordt verwacht (zoals vermeld in het besluit van 5 december 2008) dat hij het aantal jobs die door de ontginning ter plaatse tot stand komen becijfert en aanpast;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek die vraag besproken heeft in de eerste fase van het milieueffectenonderzoek; dat hij acht dat de beoordeling van de sociaal-economische verantwoording van een project niet stopt bij de rechtstreekse werkgelegenheid; dat naast de 13 directe en de 4 tot 5 indirecte jobs uit de activiteit van FAMENNE BETON daar eveneens de andere indirecte jobs in de onderaanneming bij geteld moeten worden, zoals de sectoren onderhoud en vervoer, waar de becijfering van het jobaantal wel een drievoud van de basisjobs zou kunnen opleveren, zoals de afgeleide werkgelegenheid zoals de tertiaire sector;

Overwegende dat de inhoud van het milieueffectenonderzoek voor het gewestplan, aangenomen op 30 april 2009, hoewel geen specifieke analyse vereist wordt van de impacten van de uitvoering van het voorontwerp op de werkgelegenheid in andere activiteitensectoren zoals toerisme en landbouw, evenwel bepaalt dat een analyse van de effecten op de menselijke activiteiten, met inbegrip van die in de landbouw en het toerisme, uitgevoerd wordt;

Overwegende dat die thematische domeinen in de tweede fase van het effectenonderzoek voor het gewestplan behandeld zijn, met de conclusies opgenomen in het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gewestplanherziening;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek voor het gewestplan het landbouwareaal dat de rechtstreekse invloed van huidige herziening ondergaat op om en bij de 24 ha becijfert; dat hij die verliezen evenwel relativeert daar geen enkel grootbedrijf significant wordt aangetast, meerdere bedrijfshoofden zijn op leeftijd zonder gekende overnemer, dat de verliezen geleidelijk zullen gebeuren volgens de voortgang van het ontginningsfront, waardoor telkenmale compensatiemaatregelen getroffen zullen kunnen worden;

Overwegende dat er voor het overige wat de impacten betreft op toerisme en landbouw antwoorden gegeven zullen worden in de dienovereenkomstige hoofdstukken van dit besluit;

Overwegende dat de CRAT overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek regelmatig op de hoogte is gehouden van de resultaten van het effectenonderzoek voor het gewestplan; dat zij een gunstig advies heeft uitgebracht, zowel voor fase 1, waarvoor zij nadruk legt op de "kwaliteit" van de analyse door het studiebureau, "in het bijzonder wat betreft de validering van de sociaal-economische behoeften", als voor fase 2, waarvoor zij geen bijzondere bemerkingen maakt bij hoger besproken thematische domeinen; d. Algemeen belang Overwegende dat sommige bezwaarindieners bemerkingen opperen in verband met de verantwoording van het project, en meer bepaald ten opzichte van door hen onvoldoende geachte verantwoording van het algemeen belang; Overwegende dat sommigen het feit betreuren dat het project enkel zuiver economische belangen van één onderneming begunstigt of in overweging neemt, ten nadele van de belangen van de gemeenschap, die, net als het leefmilieu, daarnaast ook de ontstane hinder zal moeten ondergaan; dat ze insgelijks achten dat het milieueffectenonderzoek enkel aandacht heeft voor de winstgevendheid van de steengroeve zonder deze laatste te confronteren met andere plaatselijke aspecten zoals toerisme, landschap enz., evenmin als met de meer- of minderwaarden voor de omwonenden en de gemeenschap; dat ze bijgevolg achten dat de ontsluiting ervan een onomkeerbare breuk zou betekenen tussen de verschillende onderdelen van het betrokken grondgebied (toerisme, natuur, leefkwaliteit, andere economische activiteiten enz) en dat de sociaal-economische aspecten op zich de ontsluiting van het project niet mogen goedpraten, te meer omdat de burgers er niet als winnaars uitkomen; dat ze dus pleiten voor het in overweging nemen van andere aspecten dan het sociaal-economische, om de ontsluiting van het project te verantwoorden;

Overwegende dat een bezwaarindiener acht dat de steengroeve, wegens de verkoopprognose in het zuiden van de provincie Luxemburg en in het Groothertogdom Luxemburg, "niet meer als van openbaar belang mag worden beschouwd voor de noden van de regio [Durbuy]";

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners achten dat de auteur van het effectenonderzoek het project niet bestudeerd heeft vanuit het oogpunt van de duurzame ontwikkeling en dat het project bijgevolg niet in dat concept past; dat ze in dat perspectief achten dat het grondgebied en het leefmilieu beheerd zouden moeten worden met zorg voor de rechten van de toekomstige generaties en dat die principes behartigd zouden moeten worden bij het voorstel tot aanpassing van het project en tot verkleining van de impacten ervan; dat ze wensen dat het advies van experten betreffende de verschillende betrokken onderdelen, in de geest van een globale reflectie, in ogenschouw wordt genomen en dat er duurzamere en meer coherente activiteiten met de toeristische en culturele bestemming van de gemeente Durbuy bevorderd worden;

Antwoord : Overwegende dat artikel 1 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling bepaalt dat het Gewest aan de behoeften van de gemeenschap tegemoetkomt op sociaal, economisch, vlak, op vlak van energie, erfgoed, leefmilieu en mobiliteit, door het kwaliteitsvol beheer van de leefomgeving, het duurzaam beheer van de bodem en de ondergrond, het energiebeheer van de bebouwing en de gebouwen en door de instandhouding en de ontwikkeling van het cultureel, natuurlijk en landschappelijk erfgoed;

Dat daaruit blijkt dat het Gewest als taak heeft, te streven naar een juist evenwicht tussen de verschillende doelstellingen bedoeld in artikel 1, lid 1, van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening en dat de economische activiteit zich moet ontwikkelen in onderlinge relatie met andere bekommernissen zoals het bebouwd en het onbebouwd patrimonium enz; dat de auteur van het onderzoek in dat opzicht onder meer voorstelt dat er na de uitbating van de steengroeve een ontdekkingspad wordt aangelegd aangezien dit soort milieu de ontwikkeling van een zeer rijke fauna en flora in de hand werkt;

Overwegende dat verschillende instanties, namelijk : de CRAT, de CWEDD, DGO3 en het Departement Erfgoed van DGO4, met name in dat perspectief overeenkomstig artikelen 42 en 43 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening geraadpleegd werden;

Overwegende dat andere diensten in het kader van de vergunning die uitgevoerd zal kunnen worden geraadpleegd zullen worden, evenals een dialoogorgaan dat ingesteld zal kunnen worden tussen de uitbater, de vertegenwoordigers van de bevolking en de overheid, in de vorm van een begeleidingscomité zoals bedoeld in artikel D.29-25 van Boek I van het Milieuwetboek;

Overwegende dat de afzettingen niet-uitbreidbare en niet-verplaatsbare bodemrijkdommen zijn; dat de keuze voor een locatie afhankelijk is van objectieve criteria zoals de kenmerken van de afzetting (in termen van kwaliteit en kwantiteit, die bepaald kunnen worden aan de hand van de geologische kaart, boringen enz), de uitbaatbaarheid van de afzetting (de omvang van de voorraden, de lithologische voorspelbaarheid, de rationele uitbating van de waterlaag enz);

Dat de uitbatingslocatie dus voor de uitbaters een dwingende vereiste is daar zij nauw en onderling verbonden is met de ligging van de afzetting;

Overwegende dat wat de werkgelegenheid betreft, de ontginnende industrie "Carrières de Préalle" afhankelijk is van een specifieke natuurlijke rijkdom op een welbepaalde plaats;

Overwegende dat de Regering bijgevolg acht dat het evenwicht waarnaar het Gewest moet streven ter uitvoering van artikel 1 van het Wetboek inhoudt dat deze herziening van het gewestplan wordt aangenomen;

Overwegende dat het project, zoals reeds is benadrukt, het voortbestaan beoogt van granulaatontginning in België;

Overwegende dat het onjuist is te stellen dat de huidige herziening enkel een privé-belang behartigt; dat het zaak is, de verderzetting van de uitbating van een materiaal mogelijk te maken dat als belangrijke input dient in de Waalse economie met zijn hoge vervoerskosten en zijn lage toegevoegde waarde, waarbij een ligging dicht bij de afzetmarkten verplicht is;

Overwegende dat, zelfs als het zo is dat die uitbating materieel in handen is van een privé uitbater, het desalniettemin een feit is dat de huidige toestand, voorgesteld door de auteur van het onderzoek, aantoont dat steengroeven die kalkhoudend granulaat produceren op plaatselijk niveau een zeldzaamheid zijn en dat de plaats daarbij ingenomen door de steengroeve van Préalle (30 % marktaandeel) een feit is dat vandaag zowel als naar de toekomst toe één van de weinige lokale en subregionale mogelijkheden is inzake de toevoer van kalkhoudend materiaal bij ontstentenis van alternatieven in dat gebied;

Overwegende dat het verdwijnen van de steengroeve, zoals aangegeven door de auteur van het onderzoek, bijgevolg een gat in de markt zou doen ontstaan dat zou resulteren in langere vervoersafstanden en duurdere materialen voor de verschillende economische actoren; dat het project om die reden inspeelt op het openbaar belang van subregio Durbuy;

Overwegende dat de auteur, zoals nader aangegeven in het hoofdstuk over werkgelegenheid, acht dat dit project ernaar streeft niet alleen de bestaande industriële activiteit te Préalle in stand te houden, maar ook de rechtstreekse, de onrechtstreekse en de afgeleide werkgelegenheid en daarbij ook de op de locatie bestaande bedrijven (Carrières de Préalle, COFOC en FAMENNE BETON) te bestendigen door verscheidene stappen in de productieketen over te nemen;

Overwegende dat eveneens een samenwerkingsverband in stand gehouden kan worden tussen de ondernemingen Famenne Bétons, Mathieu en Magerat, rechtstreekse of onrechtstreekse eigendom van de familie Mathieu, die ook de meerderheid bezit in de steengroeve van Préalle, en dat deze ondernemingen actief zijn in de regio, waardoor ook de toelevering gegarandeerd kan worden in de betoncentrales van Hotton, Marche en Aisne, die op zich alleen al een derde van de klantenkring op 25 km van de steengroeve van Préalle uitmaken;

Overwegende dat het algemeen belang daarnaast, en met name het algemeen belang van de omwonenden, de werknemers en de inwoners van Durbuy in overweging is genomen, in het bijzonder in het milieueffectenonderzoek dat de ontwerp-herziening van het plan bestudeerd heeft ten opzichte van het algemeen belang inzake werkgelegenheid, economische ontwikkeling, compensaties en impacten op het menselijk milieu met het oog op de integratie van de resultaten in het herziene plan evenals in voorkomend geval in de toekomstige vergunningen die zelf ook voorafgegaan zullen worden door een nieuwe milieueffectenbeoordeling;

Overwegende dat een herziening van het gewestplan een gewestelijk en niet een plaatselijk belang beoogt; dat het feit dat de economische effecten van een dergelijke verrichting niet toegespitst zijn op de gemeente waarin de uitbating van de afzetting gelegen is, de herziening daar niet minder relevant om maakt;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek geacht heeft dat de herziening en de aanbevelingen die hij deed, voldeden aan de verschillende doelstellingen omschreven in het milieuplan voor de duurzame ontwikkeling; e. Onrechtmatig karakter van de uitbating en voormalige relaties Overwegende dat sommige bezwaarindieners laten optekenen dat ze geen vertrouwen hebben in de uitbater die immers ervan verdacht wordt de afzetting illegaal uit te baten (overschrijding van het ontginningsgebied in het zuiden) en in het verleden zijn belang te hebben laten primeren op dat van de inwoners en de locatie (vernieling van een grot) door de hinder uit zijn uitbating te minimaliseren of te ontkennen; Overwegende dat een bezwaarindiener acht dat alles al vooraf bedisseld werd met de steun van de overheid (grondaankoop, uitbating buiten het ontginningsgebied enz);

Antwoord : Overwegende dat, wat betreft de vergunningen toegekend aan SPRL Carrières de Préalle, de auteur van het onderzoek de voorgeschiedenis heeft opgemaakt in de tweede fase van het milieueffectenonderzoek en toont dat de uitbater zijn toestand wil regulariseren;

Overwegende dat de bedrijfsvergunning die hij op 27 juni 2011 kreeg voor de verlenging van de vergunningen voor de bestaande aanhorigheden van de steengroeve, de regularisering van de recente aanhorigheden en de vergunning voor de oppomping en de lozing van opgediept water, waarvan de auteur van het onderzoek meldt dat daar hoger beroep tegen aangetekend werd, hem op 21 oktober 2011 geweigerd is door de Minister van Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit; dat de aanvrager bijgevolg naar de Raad van State is gegaan op 27 december 2011 om de nietigverklaring van voornoemd ministerieel besluit te verkrijgen; dat de Raad van State zich op 19 januari 2016 heeft uitgesproken door de nietigverklaring van bedoeld ministerieel besluit;

Overwegende dat de SPRL Carrières de Préalle op 28 oktober 2014 een nieuwe bedrijfsvergunning heeft aangevraagd, met aflevering ervan op 13 november 2015, waardoor de vestiging en de uitbating van een reeks (bestaande en toekomstige) aanhorigheden is vergund, evenals de uitbreiding van de ontginningsput in het noordoostelijk deel van het heden op het gewestplan aanwezige ontginningsgebied;

Overwegende, overigens, dat uit de luchtfoto's van 2015 blijkt dat de uitbater inderdaad zonder vergunning vooruit is gelopen op de herziening van het gewestplan door het houwfront verder naar het zuiden uit te breiden, voorbij de industriële bedrijfsruimte heden opgenomen op het gewestplan; dat hij daarnaast buiten de omtrek van het ontginningsgebied, bepaald in het kader van de lopende procedure voor de herziening van het gewestplan, getreden is door afgegraven aarde op te slaan in de glooiing gelegen in landbouwgebied; dat hij daarvoor een bomenrij (goed zichtbaar op de luchtfoto van 2009-2010) heeft laten vellen terwijl deze rij juist een scherm vormde met het dorp Heyd;

Overwegende dat de herziening van het gewestplan er niet toe kon strekken, de huidige in overtreding zijnde uitbatingen te regulariseren; dat de Waalse Regering niet de intentie heeft, haar beslissing te laten ombuigen door dit voldongen feit;

Overwegende dat de Regering daarnaast beslist de uitgestrektheid van het zuidelijk ontginningsgebied, op te nemen in het gewestplan bij huidige herziening, te beperken; dat deze herziening beperkt zal worden tot de industriële bedrijfsruimte die heden op het gewestplan opgenomen is een afzonderingsmarge zal bevatten zoals bepaald in artikel 41, 1°, van het Wetboek; dat die gegevens meer in detail weergegeven worden in hoofdstuk over de alternatieven;

Overwegende dat de herziening van het gewestplan en de sanctie voor de inbreuken twee verschillende en zelfstandige procedures zijn; dat het de Regering niet toebehoort, zich in het kader van de huidige gewestplanherziening uit te spreken over de gemelde inbreuken; dat de Regering eenvoudig de noodzaak vaststelt tot herziening van het gewestplan wegens de hierboven aangestipte redenen, en dit voorbij het feit dat er een uitbating aan de gang is zonder vergunning;

Overwegende dat men door vol te houden dat de uitbater naar de toekomst toe zijn verbintenissen wel eens niet zou kunnen naleven, van een intentieproces getuigt; dat benadrukt dient te worden dat de uitbating overigens in 2009 een andere directie kreeg; 3. Onderdeel leefmilieu : Impacten en voorkomingsmaatregelen a.Landschap Overwegende dat sommige bezwaarindieners de karakteristieke landschappen van een locatie, die ze als één van de mooiste in de gemeente beschouwen, wensen te beschermen; dat ze achten dat de huidige steengroeve reeds een impact heeft op de landschappen en dat ze ervoor vrezen dat de uitbreidingen nog meer onomkeerbare schade berokkenen; dat één van hen vraagt dat nog meer landschapsvernietigingen een halt toegeroepen worden en dat er herinrichtingen worden voorgesteld;

Overwegende dat een bezwaarindiener opmerkt dat het effectenonderzoek van het gewestplan de impacten van een gewestplanherziening van een dergelijke omvang op het landschap minimaliseert, dat de voorgestelde herinrichtingen niet verhinderen dat de steengroeve het gezicht belemmert aangezien de heuvelruglijnen "aangetast" zullen zijn en het onderzoek in zijn conclusies dus partijdig is;

Overwegende dat een bezwaarindiener verwonderd is over het feit dat het milieueffectenonderzoek voor het gewestplan de vernietiging van een landschap, dat zij zeer kwaliteitsvol acht, mogelijk maakt;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners de aandacht vestigen op volgende gegevens : - Vanuit de dorpen Ozo, Heyd en Villers-Sainte-Gertrude is de steengroeve reeds zichtbaar; - De afgravingsputten zijn eveneens zichtbaar vanuit toegankelijke plekken op wandelingen en verplaatsingen in de regio; - De ontsluiting van het noordwestelijk gebied zal een - idealiter te bewaren - panoramisch vergezicht van 360° op de regio vernietigen;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy vraagt dat het effectenonderzoek voor het leefmilieu dat bij de bedrijfsvergunningsaanvraag gevoegd zal worden een gedetailleerde studie bevat over de impacten op het landschap;

Overwegende dat een bezwaarindiener acht dat het gezicht op de steengroeve de omwonenden wordt opgedrongen zonder dat ze een tegenprestatie krijgen;

Antwoord : Overwegende dat de auteur van het onderzoek erkent dat er belangrijker vergezichten op de huidige ontginningsput bestaan vanuit het dorp Heyd, dat immers hoger dan de steengroeve ligt; dat hij evenwel een beperkter gezicht noteert op de installaties vanaf de N806 en "relatief ver af gelegen gezichtspunten, afgezonderd door beplanting en gebouwen" vanop de westelijke helling; dat hij laat optekenen dat de gezichten vanuit Ozo, Izier en Villers-Sainte-Gertrude enkel "relatief smalle gezichtspunten" kunnen zijn dankzij de aangeplante bebossing op de hellingen en heuvelruggen; dat de auteur van het onderzoek concluderend vaststelt dat de huidige ontginningsput "zich van het landschap afzondert als opvallend en ijkend element" en in het landschap overgaat;

Overwegende dat de eventuele visuele impacten van de toekomstige uitbreidingen enkel gezichten op de houwfronten zullen vaststellen; dat die houwfronten bijgevolg niet afgedaan zullen mogen worden als gezichten op de installaties of opstapelingen van steriele gesteenten op de oppervlakte, die een ontaarding van de lokale morfologie als gevolg zouden hebben;

Overwegende dat, wat betreft de impacten voortvloeiend uit een deel van de heuvelrug, dit enkel toe te schrijven zou zijn, zegt de auteur van het onderzoek, aan de ontsluiting van het noordoostelijk gebied en dus beperkt zou blijven tot welbepaalde gezichten vanuit het westen, waar de aanwezigheid van een bestaande bebossing voor een zachter uitzicht zorgt;

Overwegende dat de panoramische blik op 360° vanuit het noordwestelijk gebied, waarover een bezwaarindiener spreekt, volgens de auteur niet als waardevol vergezicht op de ADESA-lijst staat; dat de auteur van het onderzoek voorstellen maakt voor overgangen tussen de verschillende geïmpacteerde wegen door voor een omleiding te zorgen ten opzichte van de toekomstige uitbreidingen en daardoor het plateau van Flettin en de menhir "à Djeyi" toegankelijk te maken (zie o.a. overeenkomst van 3 december 2015 tussen de uitbater, de stad Durbuy en de Waalse Overheidsdienst, die hierna aan bod komt);

Overwegende dat in het project te lezen staat dat de impacten pas geleidelijk zichtbaar zullen worden naar gelang van de uitbatingsfases; dat deze gecorreleerd getemperd kunnen worden zodra de eerste uitbatingsfase van start gaat door de geleidelijke invoering van herinrichtingen (aanleg van een afzonderingsmarge rondom de ontginningsput met merloenen, geprofileerde aarden wallen en heraanleg na uitbating bv); dat sommige visuele impacten in bepaalde gevallen tijdelijk zullen zijn omdat de noordoostelijke zone op termijn geheel opgevuld zou moeten worden, evenals het westen van de huidige put, gedeeltelijk, evenals de bezinkingsbekkens die met vruchtbare aarde bedekt zullen worden; de auteur erkent evenwel dat het moeilijk is de steengroeve en zijn noordelijke uitbreiding visueel af te zonderen van het dorp Heyd (met mogelijke vergezichten op het bovenste deel van de noordelijke fronten, maar beperkter dan wat nu te zien is);

Overwegende, eerst en vooral, dat de bezwaren meer betrekking hebben op punten die onder de bedrijfsvergunning vallen voor de ontginningsactiviteit; dat men zich hier moet uitspreken over de herziening van het gewestplan met het oog op de opneming van nieuwe ontginningsgebieden; dat iedere vraag in verband met de topografie en de landschappen beantwoord zal worden in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag die de concrete uitvoering zal garanderen van het onderliggende project door huidige gewestplanherziening, van de milieueffectenbeoordeling waaraan deze herziening onderworpen zal worden en van de vergunning die verstrekt zou kunnen worden; dat die beoordeling, zoals geopperd door de gemeenteraad van Durbuy, de impacten van het project op het landschap zal dienen te onderzoeken;

Overwegende dat de herinrichtingen die toegespitst zijn op de beperking van de effecten van de toekomstige ontginningsgebieden op het landschap en op de zo goed mogelijke integratie ervan, evenals de bepalingen voor het herstel van de locatie in oorspronkelijke staat na uitbating (dat verzekerd kan worden door een borg) voor het overige onder de vestiging en de uitbating van het onderliggend industrieel project vallen en beantwoord zullen worden in het kader van de procedure voor de vergunningsaanvraag en de beoordeling van de latere effecten, evenals in de vergunning die in voorkomend geval verstrekt zou kunnen worden;

Dat zoals reeds onderstreept, daaruit blijkt dat het Gewest als taak heeft, te streven naar een juist evenwicht tussen de verschillende doelstellingen bedoeld in artikel 1, lid 1, van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening en dat de economische activiteit zich moet ontwikkelen in onderlinge relatie met andere bekommernissen zoals de instandhouding van het landschappelijk patrimonium, waarbij dient opgemerkt dat artikel 1 geenszins de onveranderlijkheid van het gewestelijk landschap beoogt;

Overwegende dat de Waalse Regering overeenkomstig artikel 1 van het Wetboek, door de aanneming van de ontwerp-herziening van het gewestplan, de optie afgewezen heeft om bezingsbekkens aan te leggen in de droge glooiing in de zuidelijke uitbreiding van het bestaande bezinkingsbekken, waarvan de gevolgen voor het landschap schadelijk waren geweest; dat zij, net zoals voor de compensatie in het westen van het huidige ontginningsgebied, de gronden die de auteur van het onderzoek als onuitbaatbaar heeft beschouwd onbebouwbaar heeft gemaakt en daardoor hun bescherming mogelijk heeft gemaakt daar dit aanleiding geeft tot de opname ervan door ADESA in de waardevolle landschappen van het plateau van Wéris;

Overwegende dat de CRAT in haar advies van 26 maart 2015 het project heeft bekrachtigd, zoals op 8 mei 2014 aangenomen, door erop te wijzen dat ze "apprecieert' dat de overwogen uitbreidingen beperkt worden tot het plateau en niet overlopen naar de hellingen van de Aisne-vallei; dat ze ter herinnering acht dat het effectenonderzoek kwaliteitsvol is en dat daardoor de "correcte inschatting" van "alle impacten van het project op het leefmilieu" mogelijk wordt;

Overwegende dat de CWEDD de omtrek van de ontginningsgebieden zoals op 8 mei 2014 voorlopig aangenomen bekrachtigt voor de inoverwegingname onder andere van het voorstel van de auteur van onderzoek om de "glooiing die oploopt naar het dorp Heyd niet als ontginningsgebied op te nemen" wegens onder andere haar landschappelijke kwaliteiten;

Overwegende dat een compensatie in financiële vorm niet in het Wetboek voorzien is in het kader van de gewestplanherzieningen; dat de Regering bijgevolg niet kan ingaan op de desbetreffende vraag van de bezwaarindiener; b. Cultureel erfgoed Overwegende dat een bezwaarindiener de rijkdom van de Aisne-vallei onderstreept met zijn "archeologische, culturele en erfgoedschatten"; dat sommige bezwaarindieners wijzen op de aanwezigheid van zulke rijkdommen in de locaties die onder huidige herziening vallen : prehistorische grotten evenals, op het plateau van Flettin, de menhir « a Djèyi" (een monument dat onderdeel is van het megalietenveld van Wéris, op de erfgoedlijst geplaatst bij ministerieel besluit van 4 februari 2014) en de resten van een Gallo-Romeinse villa; dat ze bekommerd zijn om het gevaar dat die monumenten lopen, zelfs om hun vernietiging en dat ze bijgevolg de bescherming en valorisering ervan wensen - één bezwaarindiener stelt zelfs dat dit zou moeten geschieden in de optiek van een "duurzaam toerisme";

Overwegende dat een bezwaarindier de aanwezigheid van een "paleolithische grot" vermeldt, "verborgen door de steengroevelocatie";

Overwegende dat een bezwaarindiener zich zorgen maakt over de beschermingsregels voor het megalietenveld van Wéris en de resten van de Gallo-Romeinse villa in de locaties en omgeving;

Overwegende dat wat specifieker de Gallo-Romeinse villa betreft, één van de bezwaarindieners vragen heeft bij de redenen waarom de archeologische onderzoekingen onderbroken werden; dat een andere bezwaarindiener acht dat het op lange termijn voor de gemeente Durbuy profijtelijk zou zijn om die resten te valoriseren;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners vaststellen dat de menhir « a Djèyi » op de erfgoedlijst staat na het ministerieel besluit van 4 februari 2014; dat ze vragen dat dat besluit gevoegd wordt bij het milieueffectenonderzoek voor het gewestplan, samen met de bekendmakingsdatum in het Staatsblad; dat een bezwaarindiener noteert dat het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gewestplanherziening in tegenspraak is met het ministerieel besluit van 4 februari 2014 tot opname van de menhir op de erfgoedlijst, waarin bepaald wordt dat er geen steengroeves mogen worden uitgebaat in de nabijheid van de menhir;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat de menhir maar weinig zin zou hebben buiten zijn omgevingscontext en dat een bezwaarindiener wenst dat de toegang tot dit monument blijft bestaan;

Overwegende dat zowel de gemeenteraad van Durbuy als de CRAT wensen dat de overeenkomst die gesloten moet worden tussen de uitbater en de Directie Archeologie van de Waalse Overheidsdienst tot bescherming en valorisering van de menhir "a Djèyi" en zijn onmiddellijke omgeving ondertekend wordt voordat de bedrijfsvergunning wordt uitgevoerd; dat de CRAT in dat opzicht daaraan toevoegt dat dit onder de vergunning valt aangezien "de uitbater maar moeilijk ertoe verplicht kan worden die overeenkomsten op het vlak van de gewestplanherziening te ondertekenen vanaf het ogenblik dat hij niet rechtstreeks het initiatief voor die herziening heeft";

Overwegende dat het Departement Erfgoed van DGO4 in zijn advies over het dossier van het openbaar onderzoek nader aangeeft dat elk nieuw uitgebaat gebied eerst archeologisch opgevolgd moet worden; dat het daarnaast wenst dat de eigenaars van de gronden die ten westen van het huidig ontginningsgebied als planologische compensatie dienen na afloop van deze gewestplanherziening een aanvraag tot uitbreiding van bescherming van de locatie indienen om die gronden op te laten nemen in het megalietenveld van Wéris;

Antwoord : Overwegende dat de auteur van het onderzoek algemene aanbevelingen gemaakt heeft om « het toezicht » op het archeologisch erfgoed optimaal te verzekeren op de locaties (met opmetingen enz.);

Overwegende dat de « paleolithische » grot waarnaar de bezwaarindiener refereert waarschijnlijk de grot « Prealle 1 » is, die door de auteur van het effectenonderzoek op grond van met name de Waalse karstatlas werd aangeduid; dat het een, gedeeltelijk vernietigde, neolithische grot betreft, gelegen bij de ingang van de huidige steengroeve, met overblijfselen in landbouwgebied op het gewestplan, terwijl die gebieden niet in het ontwerp van herziening van het gewestplan zijn opgenomen; dat met die holte rekening is gehouden door de auteur van het onderzoek, en bij besluit van 8 mei 2014, waarin bepaald wordt dat de enige verwachte effecten afkomstig zouden kunnen zijn van de mijnschoten in de overwogen uitbreidingen; dat die vraag eerder onder de vergunning valt, zowel als onder de naleving van de normen uit het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor steengroeven en aanhorigheden (Belgisch Staatsblad 06/10/2003); dat het effectenonderzoek ook nog andere holtes vermeldt en er de afwezigheid van vaststelt ten gevolge van de uitvoering van de uitbreidingen : in het huidig ontginningsgebied (« Nouvelle grotte de la Préalle » en « Grotte de la Préalle 2 ») en als noordgrens ("Grotte de Lohéré");

Overwegende dat de auteur van het onderzoek, wat de Gallo-Romeinse villa betreft, nog bemerkt dat men tot op heden geen nauwkeurige indicaties heeft over de ligging ervan, behalve dat ze zich ten westen van de menhir "a Djèyi" bevindt en dat de overblijfselen niet in bibliografische meldingen te vinden zijn; dat het effectenonderzoek voor het gewestplan evenwel bepaalt dat "archeologische opgravingen de instandhouding van een groot deel van het archeologisch materieel en de inzameling van de essentiële gegevens die deze locatie zou kunnen prijsgeven, mogelijk zouden kunnen maken";

Overwegende dat het, wat de menhir « a Djèyi » betreft, onmogelijk was, het ministerieel besluit van 4 februari 2014 (Belgisch Staatsblad van 10/03/2014) - tot opname ervan op de monumentenlijst en tot bescherming ervan en van het megalietenveld van Wéris als geheel, waar de menhir deel van uitmaakt - bij het effectenonderzoek voor het gewestplan te voegen daar bedoeld onderzoek van een vroegere datum is; dat de uitgewerkte bijzondere voorwaarden betreffende de verbodsbepalingen (met name opening van een steengroeve), zoals van toepassing op de gronden die deel uitmaken van de omtrek van de "locatie", zoals bepaald in dat besluit, niet van toepassing zijn op de herzieningsomtrek van het gewestplan daar laatstgenoemde omtrek buiten de beschermde locatie ligt; dat dit besluit en het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gewestplanherziening bijgevolg elkaar niet kunnen tegenspreken;

Overwegende dat de afbakening van het noordwestelijk gebied, zoals voorzien in het besluit van 8 mei 2014, gewijzigd is in overleg met het Erfgoeddepartement van DGO4 om "de bescherming en de valorisering van de menhir en bij uitbreiding van het megalietenveld van Wéris te waarborgen"; dat die wijziging van de afbakening bij advies van 26 maart 2015 door de CRAT is bekrachtigd;

Overwegende dat er, zoals bepaald in de artikelen 4 en 5 van het besluit van 8 mei 2014, twee overeenkomsten zijn gesloten voor de definitieve aanneming van het gewestplan, namelijk tussen de uitbater en : - enerzijds de CWEPSS de dato 7 november 2014; - en anderzijds de Waalse Overheidsdienst (meer bepaald de Directie Archeologie van het Departement Erfgoed van DGO4) en de stad Durbuy, de dato 3 december 2015;

Overwegende dat genoemde overeenkomsten verscheidene nadere regels bepalen voor de ontginningsgebieden bedoeld bij huidige gewestplanherziening; dat het respectievelijk nadere regels betreft voor de speleologische verkenning van kalkhoudende massieven en voor met name de archeologische evaluatie en opgravingen, evenals voor de valorisering van de menhir "a Djèyi" (inrichtingen, toegankelijkheid enz.);

Overwegende dat de Waalse Regering het nodig heeft geacht dat een reeks parameters in overweging en in overleg wordt genomen voor de definitieve aanneming van huidige gewestplanherziening en in de vorm van overeenkomsten wordt gegoten; dat genoemde overeenkomsten en het beschermingsbesluit van 4 februari 2014 antwoorden kunnen bieden op de bekommernissen en vragen zoals hierboven uitgedrukt; dat die aspecten voor het overige nog in analyses en aanbevelingen behandeld kunnen worden in het kader van de aanvraag tot bedrijfsvergunning die op huidige gewestplanherziening zal volgen; c. Menselijke activiteiten Overwegende dat sommige bezwaarindieners de huidige menselijke activiteiten in de regio (toerisme, veebedrijven...), evenals het milieukader en het landschap waarin ze ingebed zijn, als economische ontwikkelingsfactoren in de regio zien en bijgevolg vrezen dat de steengroeve hier een rem op zet of de plaatselijke activiteiten (vee, enz) vernietigt;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners hoofdzakelijk hun vrees uiten voor de impact van het project op het toerisme (plaatselijk maar ook in de vallei van de Aisne en van de Ourthe), niet enkel in termen van bezoekcijfers en overnachtingen, maar ook in termen van jobs; dat ze nadrukkelijk wensen dat de regio een bakermat voor toeristen blijft door te voorkomen dat vernietigd wordt, wat dezen hier komen zoeken (landelijke sfeer, wandelingen...); dat een bezwaarindiener acht dat het industrieel project van de steengroeve onverenigbaar is met het landelijk karakter van de gemeente en de filosofie van de gemeente om voor duurzaam toerisme te opteren; dat het project overigens een impact heeft op zgn. geïntegreerd toerisme;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners de aanwezigheid onderstrepen van talrijke vakantiewoningen (met name Aisne en Heyd); dat een bezwaarindiener in dat opzicht acht dat hun eigenaars door de overheid werden bedrogen daar deze eerstgenoemden in de regio liet investeren terwijl ze nu een gewestplanherziening toelaat;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat het effectenonderzoek de impact op het toerisme verwaarloost, terwijl dit nu wel gepercipieerd wordt als een economische ontwikkelingsfactor voor de gemeente, die dit begunstigd heeft;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners voorstellen dat er een aspect « toerisme » opgenomen wordt in de onderzoeken op de onroerende minderwaarden, evenals de ondervraging van de omwonenden door het advies van de toeristen en de eigenaars in te dienen;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners gewag maken van de aanwezigheid van een stoeterij in Long d'Aisne en van bijenkorven in de omtrek Natura 2000 BE34007 « basse vallée de l'Aisne" in de nabijheid van de noordelijke en noordoostelijke uitbreidingen; dat ze noteren dat de aanwezigheid van stof gevolgen zal hebben voor de honigproductie en de gezondheid van de paarden; dat de uitbater van de stoeterij meldt dat de ontsluiting van het project zijn activiteit in gevaar brengt (7 hectare weide, bedreigd met een risico op delokalisering en een verlies van en een moeilijke toegang tot de weiden en dus verlies van het toeristisch potentieel inzake paardenactiviteiten, verlies van het biolabel, invloed op het karakter van de paarden enz.);

Overwegende dat sommige bezwaarindieners andere activiteiten vaststellen die onder de gevolgen van het project zouden kunnen lijden : - de vrijetijdsbesteding voor zowel de inwoners als de toeristen (verdwijning van wandelingen met name in de zone van Flettin met terugval op de gevaarlijkere N806); impacten op het wandelpad Aisne Oppagne waarlangs de ontdekking van de natuur en de megalieten mogelijk is; - verdwijning van kampplaatsen voor de scouts te Flettin, met als eventuele gevolgen een vermindering in de rendabiliteit van de gronden en verlies van het potentieel van de terugkeer van de scouts als toeristen eenmaal ze volwassen zijn; - ongerustheid over de eventuele impacen op de jacht- en visvangstactiviteiten en onrechtstreeks op het toerisme; aanwezigheid van een nationale hengelwedstrijd met vliegaas en een minikwekerij van broed ter plaatse waarvoor de instandhouding van opwellingen belangrijk is;

Overwegende dat een bezwaarindiener onderstreept dat de steengroeve na afloop van de activiteit een mooie plek zal zijn om de permanente educatie zonder gevaar te ontwikkelen en dat dit voor de nabije school deugdzaam zal zijn;

Antwoord : Overwegende dat de auteur van het onderzoek de impact van het voorontwerp, aangenomen op 8 december 2008, onderzocht heeft op het vlak van de verscheidene menselijke activiteiten, w.o. het toerisme;

Overwegende dat het besluit van 8 mei 2014 op grond van de conclusies van de auteur van het onderzoek erop wijst dat "het dorp Aisne als dichtstbij gelegen dorp potentieel het meest is blootgesteld aan de eventuele hinder door de steengroeveuitbating, met name in de handel en de dienstverlening";

Overwegende dat de auteur van het onderzoek meerdere vakantiewoningen vermeldt in de naburige dorpen; dat hij betreffende de vakantiewoningen in Heyd, met de meest dichtbije op ongeveer 500 meter van de steengroeve, erkent dat deze een uitzicht op de steengroeve Préalle kunnen en zullen kunnen hebben; dat hij niet tot andere impacten concludeert;

Overwegende dat de auteur met betrekking tot de wandelpaden erop wijst dat "meerdere wandelpaden alom verspreid zijn in het landschap maar dat hij geen enkele bebakende wandeling in de nabijheid van de uitbating kon vaststellen";

Overwegende dat de auteur na afloop van zijn onderzoek niet geconcludeerd heeft tot het in vraag stellen van huidige gewestplanherziening wegens belangrijke effecten op de menselijke activiteiten; dat hij overigens aanbeveelt de mogelijkheid te onderzoeken naar de ontwikkeling van een "ontdekkingspad" in de steengroeve zelf zodra de activiteit er uitgedoofd zal zijn; dat zijn conclusies in verband met de effecten op de biodiversiteit, de hydrologie en de geïnduceerde effecten van de stofemissies behandeld zullen worden in de dienovereenkomstige hoofdstukken;

Overwegende dat het besluit van 30 april 2009 waarbij beslist wordt een onderzoek te laten voeren naar de effecten op het voorontwerp van plan het niet geschikt heeft geacht, dit onderwerp nader te laten onderzoeken door de auteur van het effectenonderzoek;

Overwegende dat de steengroeve van Préalle en de toeristische activiteiten in de regio niet onverenigbaar zijn; dat de Waalse Regering zich aansluit bij het argument van de bedrijfsvergunning van 13 november 2015 dat gelet op de verkeerscijfers van de N806 stelt dat er geen onverenigbaarheid bestaat tussen de steengroeve en de toeristische activiteiten in de regio; - de verkeersdrukte blijkt immers dezelfde in het week-end als tijdens de week, terwijl de steengroeve 's weekends stilligt, waaruit volgt dat het bijkomend verkeer tijdens die periodes aan het toerisme te wijten is; - de steengroeve bestaat sinds 1946, met weliswaar een kleiner belang toen dan nu, en de toeristische aantrekkingskracht van de regio Durbuy nooit afnam;

Overwegende dat het niet tot de opdracht van de auteur van het onderzoek behoort om een studie uit te voeren over de minderwaarde, evenmin als hij bij de inwoners moet enquêteren;

Overwegende dat de bekommernissen in termen van de inperking van de effecten van de uitbating op de menselijke activiteiten beantwoord zullen worden in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag, die de concrete ontsluiting zal uitmaken van het onderliggende project van huidige gewestplanherziening, van de beoordeling van de effecten waaraan deze blootgesteld zal worden en van de vergunning die afgeleverd zou kunnen worden; d. Lucht en klimaat Overwegende dat een bezwaarindiener bemerkt dat de overheersende winden nu reeds stof doen overwaaien naar de dorpen Ozo en Villers-Sainte-Gertrude; Overwegende dat sommige bezwaarindieners vrezen dat de ontsluiting van de uitbreidingen nog meer stof zal opleveren voor de dorpen van de gemeente, waaronder Heyd of Aisne, wegens het aftoppen van de oostelijke heuvelrug en het verkeer op de N806; dat een bezwaarindiener vreest dat de winden uit het noord-noord-westen stof verstuiven naar de omgevende natuur, wat de regeneratie zou verhinderen; dat anderen dan weer onrust laten blijken in verband met de potentiële impacten op de gezondheid (voor de kinderen die de school van Heyd bezoeken of de bio-paardenfokkerij of de bijenkorven te Aisne);

Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat het effectenonderzoek onvolledig is over de thematiek van de stofemissies; dat een bezwaarindiener daarnaast acht dat het de uitbater toekwam, de auteur van het onderzoek, indien niet gegevens dan toch financiële en materiële middelen te verschaffen aangezien hij hem zelf uitgekozen heeft;

Overwegende dat bezwaarindiener erop wijst dat het effectenonderzoek er geen rekening mee houdt dat een "productietoename met 50 %" de toestand er nog erger op zal maken voor de omwonenden;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners graag een bronvermelding hadden gezien bij de bewering van de auteur, op blz. 165 van fase 2 van het onderzoek, dat de effecten van stof op planten niet significant zijn "volgens de litteratuur";

Antwoord : Overwegende dat de geopperde bezwaren in verband met de huidige toestand geen betrekking hebben op de huidige gewestplanherziening; dat de eventuele correctie ervan onder andere instrumenten valt dan deze administratieve akte;

Overwegende dat er luidens het besluit van 30 april 2009 tot uitvoering van een effectenonderzoek op het voorontwerp gevraagd werd dat de eventuele gevolgen van de stofemissies onderzocht zouden worden, zonder dat op de mate van gedetailleerdheid van dat onderzoek ingegaan werd; dat de auteur, die niet over kwantitatieve gegevens beschikt, bijgevolg de topografie onderzocht heeft en terreinwaarnemingen heeft uitgevoerd;

Overwegende dat de auteur hoofdzakelijk drie continue verontreinigingsbronnen door stof in de steengroeve vermeldt : 1. de installaties voor de verwerking en het vervoer van rotsgesteente;2. de plaatsen waar de materialen als voorraden opgehoopt worden en erosie door de wind;3. de bewegingen van de werftuigen op de binnenwegen en het af- en aanrijden van klantenvrachtwagens; Overwegende dat hij maar weinig neervallend stof vaststelt op de onmiddellijke omgeving van de steengroeve dankzij het feit dat de installaties in de steengroeve ingedekt zijn, verscholen in de beekvallei van de Tour, of omgeven zijn door natuurlijke schermen; dat daar dus uit kan worden afgeleid dat een eventuele productietoename geen verslechtering van de situatie zal veroorzaken daar de installaties ingedekt zullen blijven;

Overwegende dat de auteur geen significante stofneerslag vaststelde in de Natura-2000 omtrek van gebied BE34007 "Basse vallée de l'Aisne" (de aanhorigheden van de steengroeve liggen immers ver genoeg), noch in de nabije bebossing van de huidige steengroeve; dat hij daaruit concludeert dat de uitbating van het noordwestelijk gebied, dat als een potentiële bron van secundaire emissies beschouwd wordt, die toestand niet zou moeten wijzigen en bijgevolg geen impacten met zich zou brengen;

Overwegende dat de auteur erop wijst dat de school in Heyd geen impact zou moeten ondervinden daar zij gelegen is in de dorpskern en +/- 750 m van de steengroeve verwijderd is;

Overwegende dat de ontwerp-herziening, aangenomen op 8 mei 2014, gewag maakt van de conclusies en de aanbevelingen van de auteur van het effectenonderzoek; dat hij erop wijst dat, aangezien de installaties op hun huidige plaats behouden blijven, enkel de mijnschoten in het noordoostelijk en in het zuidelijk gebied stof zouden kunnen veroorzaken in de bewoonde zones langs de N86; dat hij bijgevolg - in het stadium van de vergunning - aanbeveelt om maatregelen in te voeren ter beperking van die hinder, zoals de "aanleg" van "beplantingen benoorden de noordoostelijk uitbreiding en in het oosten van de zuidelijke uitbreiding met het oog op de inperking van verstuivingen in de bewoonde delen van Aisne, dorp" en "voorafgaandelijk aan de ontsluiting van de uitbreidingen, Owen-meetinstrumenten te laten installeren om daarna de nodige technische inrichtingen voor te stellen";

Overwegende dat de auteur van het onderzoek bijgevolg de uibating wegens vermoedelijke hinder door stofemissies niet in vraag stelt, zelfs als er geen kwantitatieve gegevens voorhanden zijn; dat hij erop wijst dat het naast de invoering en de verdichting van natuurschermen past om prioritair de emissiebron aan te pakken (bijvoorbeeld : bevochtiging van de onverharde binnenwegen, bevestiging van motorkappen of afzuigsystemen op de installaties); dat hij ten slotte nader opmerkt dat die elementen bekrachtigd en nader bepaald zullen moeten worden op grond van de stofverstuivingsstudie in de huidige toestand om een verstuivingsmodel vast te stellen dat van toepassing zou zijn voor de verschillende overwogen uitbreidingen;

Overwegende dat hij voorstander is van de aanplanting van groene buffers, minstens 10 m breed, rondom de toekomstige uitbreidingen, waarbij hij erop wijst dat het buffergebied rondom de noordoostelijke zone bepaald zal moeten worden "op grond van nodige inrichtingen voor het inperken van de hinder, die pas vastgesteld zullen kunnen worden na afloop van de akoestische studie en de opvolging van de stofneerslag, die uitgevoerd zal dienen te worden voordat de ontginningsput op deze plaats geopend zal worden";

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy dienaangaande erop aandringt dat het milieueffectenonderzoek die bij de bedrijfsvergunningsaanvraag gevoegd zal worden een gedetailleerd onderzoek omvat van de impacten verbonden aan de stofemissies; dat de CWEDD zich bij dat idee aansluit en daarbij vraagt dat die vergunningsaanvraag een impactbeoordeling van de stofemissies bevat, "samen met een inzameling van technische gegevens aangaande verschillende vectoren, met inbegrip van modelliseringen";

Overwegende dat de bedrijfsvergunning verstrekt aan de sprl Carrières de Préalle op 13 november 2015 duidelijk aangeeft dat de "uitstoot van stof of andere emissies in de atmosfeer" "door de voorwaarden van het `Agence wallonne de l'Air et du Climat' passend omkaderd" is; dat de "inachtneming van die voorwaarden" een situatie in de hand zou moeten werken "waarin geen enkele hinder te betreuren valt voor leefmilieu of omwonenden"; dat daaruit volgende informatie geput kan worden : - dat de geïnstalleerde leiding in de beek « Tour » het oppompen van water in het westelijk deel van de steengroeve heeft kunnen doen stoppen en een einde kon stellen aan wateroverlast bij hoogwater, waardoor het stof bij de verwerkingsinstallaties wegspoelde en voor modderstromen zorgde bij de omwonenden aan de onderkant van de locatie; - de metingen, uitgevoerd in het kader van het effectenonderzoek, waarden registreerden als « zeer hoog » en « hoog » tot aan 300 m van de grenzen van de locatie maar sindsdien is een vermindering van de stofneerslag vastgesteld dankzij de installatie van een waterbak die de vrachtwagens met hun wielen moeten doorwaden, dankzij de asfaltering van de oprit en de daaraan verbonden sproei-installaties; er worden nog nieuwe verbeteringen verwacht als gevolg van de vervanging van de huidige verwerkingsinstallaties door overdekte installaties;

Overwegende dat de bezwaren voor het overige hoofdzakelijk verband houden met punten die onder de bedrijfsvergunning voor de ontginning verband houden; dat die bezwaren beantwoord zullen worden in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag die voor de concrete uitvoering van het ontwerp zal zorgen, onderbouwd door huidige gewestplanherziening, de milieueffectenbeoordeling waaraan zij onderworpen zal worden en de vergunning die verstrekt zal kunnen worden;

Overwegende dat algemene maatregelen die de potentiële effecten van een steengroeve op het leefmilieu kunnen verkleinen werden vastgesteld bij besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden (BS 06.10.2003), evenals bij de bijlage met als opschrift "gids van goede praktijken voor de uitvoering van artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden"; dat dit besluit toepasbaar zal zijn op de onderliggende ontginning onderbouwd bij deze gewestplanherziening; dat daarnaast de algemene voorwaarden en in voorkomend geval de bijzondere voorwaarden de ontginning van een randregeling zullen voorzien;

Overwegende dat het niet is omdat de juiste referentie op blz. 165 van fase 2 van het effectenonderzoek voor het gewestplan ontbreekt dat de auteur van het onderzoek, zowel erkend als aangewezen overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek overeenkomstig een overheidsopdracht die gegund is via een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking in de zin van artikel 17, § 2, 1°, a), van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten van werken, leveringen en diensten, de onderliggende gegevens van zijn stelling niet gefundeerd zou hebben; e. Trillingen Overwegende dat een bezwaarindiener de opmerking maakt dat hij nu reeds trillingen ondervindt van de mijnschoten die vanop de hoogten van Heyd verricht worden;dat sommige bezwaarindieners daarenboven ervoor vrezen dat de ontsluiting van de uitbreidingen nog meer risico's op trillingen meebrengt : op de gebouwen in Heyd (voor de zuidelijke uitbreiding), en op de huizen in de vallei en op de hellingen van de Aisne (voor de noordelijke uitbreiding); dat er een bezwaarindiener ongerust is over, meer bepaald, de eventuele impacten op de "drie beschermde grotten" en op de menhir "a Djèyi";

Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat het effectenonderzoek onvolledig is over de thematiek van de trillingen; dat een bezwaarindiener daarnaast acht dat het de uitbater toekwam, de auteur van het onderzoek, indien niet gegevens dan toch financiële en materiële middelen te verschaffen aangezien hij hem zelf uitgekozen heeft;

Overwegende dat een bezwaarindiener vragen heeft bij de kwestie hoe het mogelijk is het maandelijks aantal mijnschoten te behouden terwijl de productie gevoelig naar omhoog zal gaan;

Overwegende dat een bezwaarindiener ongerust is over de zorgvuldige invoering en de naleving van vigerende wetgeving, evenals over de eventuele voorziene sancties bij overtreding ervan;

Antwoord : Overwegende dat de geopperde bezwaren in verband met de huidige toestand geen betrekking hebben op de huidige gewestplanherziening; dat de eventuele correctie ervan onder andere instrumenten valt dan deze administratieve akte;

Overwegende dat de auteur, die niet over trillingsmetingen beschikt, het niet "realistisch" heeft geacht een voorspellende wet zoals die van Chapot-Dowding te gebruiken om de vermoedelijke effecten van de huidige en toekomstige uitbating te beoordelen; dat hij opmerkt dat die ontbrekende metingen verantwoord zijn wegens de lichte instantexplosieven die nu worden gebruikt (max. 130 kg) en wegens de afstand tussen de ontginningsfronten en de eerste woning (minimum 350 m);

Overwegende dat het ingenieurskantoor ARCEA als twee maal erkende auteur aangewezen werd overeenkomstig een overheidsopdracht die gegund is via een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking in de zin van artikel 17, § 2, 1°, a, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten van werken, leveringen en diensten; dat hij in deze hoedanigheid een trillingsonderzoek heeft verricht en een reeks aanbevelingen heeft gedaan overeenkomstig het besluit van 30 april 2009 tot uitvoering van een effectenonderzoek op het voorontwerp;

Overwegende dat de auteur noteert dat het mogelijk is de jaarlijkse productie te verhogen en tegelijk vast te houden aan het aantal maandelijkse schoten (2 tot 3 per maand) daar de huidige lading kleiner is doordat de nu nog vergunde afzetting moeilijker te ontginnen is (10.000 t/schot nu tegen 20 tot 30.000 /schot in "normale" omstandigheden die de ontginning van 500.000 t/jaar mogelijk maken);

Overwegende dat de auteur van het onderzoek, hoewel hij erkent dat het bebouwd, het archeologisch of het natuurlijk erfgoed schade zou kunnen ondervinden (bouwwerken, menhir "a Djèyi" en karstnet en nabije karstnet), niet concludeert dat de uitbating van de steengroeve van Préalle in vraag zou worden gesteld; dat hij aanbevelingen maakt met het oog op de evaluatie - in het stadium van de vergunning - van de seïsmische parameters van de huidig ontgonnen kalkhoudende afzetting (trillingsmetingen bij elk productieschot in huidige toestand) en de impact van de trillingen door mijnschoten in de overwogen uitbreidingen (eenheidsschoten), op het voorkomen van de eventuele impacten (sensoren plaatsen op de omliggende woningen, in het karstnet Bretaye en bij de menhir "a Djèyi", waarbij de instantladingen van explosieven desnoods dienovereenkomstig aangepast zullen kunnen worden) en op de beveiliging van de bezoekers in Bretaye (toegang laten verbieden bij elk schot en continue meting van de CO2-concentratie); dat wat betreft de specifieke impacten in de grotten en op de menhir "a Djèyi" het antwoord te vinden zal zijn in desbetreffende hoofdstukken;

Overwegende dat de ontwerp-herziening, aangenomen door de Waalse Regering op 8 mei 2014, die conclusies overneemt en samenvat, evenals die aanbevelingen met het oog op de invoering - in het stadium van de vergunning - van de metingen met het oog op beperktere hinder door trillingen;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy dienaangaande erop aandringt dat het milieueffectenonderzoek die bij de bedrijfsvergunningsaanvraag gevoegd zal worden een gedetailleerd onderzoek omvat van de impacten verbonden aan de trillingen; dat de CWEDD zich bij dat idee aansluit en daarbij vraagt dat die vergunningsaanvraag een impactbeoordeling van de trillingen bevat, "samen met een inzameling van technische gegevens aangaande verschillende vectoren, met inbegrip van modelliseringen";

Overwegende dat de bedrijfsvergunning verstrekt aan sprl Carrières de Préalle, op 13 november 2015, op grond van een instandhouding van de productie bij 350.000 t/jaar geen problemen in verband met trillingen bemerkt : "[...] het onderzoek uitgevoerd in het effectenonderzoek van het project op het leefmilieu toont aan dat de trillingen veroorzaakt door die schoten bij de omwonenden niet zouden moeten leiden tot normoverschrijdingen bepaald bij het besluit van Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden betreffende de steengroeven en hun aanhorigheden; dat er dus geen enkele beschadiging aan de dichtstbij gelegen woningen in de toekomst vastgesteld zou moeten worden";

Overwegende dat die bijkomende bezwaren in verband met die problematiek voor het overige beantwoord zullen worden in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag die voor de concrete uitvoering van het ontwerp zal zorgen, onderbouwd door huidige gewestplanherziening, de milieueffectenbeoordeling waaraan zij onderworpen zal worden en de vergunning die verstrekt zal kunnen worden;

Overwegende dat algemene maatregelen die de potentiële effecten van een steengroeve op het leefmilieu kunnen verkleinen werden vastgesteld bij besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden, evenals bij de bijlage met als opschrift "gids van goede praktijken voor de uitvoering van artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden"; dat dit besluit toepasbaar zal zijn op de onderliggende ontginning onderbouwd bij deze gewestplanherziening; dat daarnaast de algemene voorwaarden en in voorkomend geval de bijzondere voorwaarden de ontginning van een randregeling zullen voorzien; f. Geluidshinder Overwegende dat sommige bezwaarindieners erop wijzen dat ze nu reeds geluidshinder ondervinden en dat ze vrezen dat het bij de ontsluiting van de uitbreidingen nog erger op wordt;dat het zou gaan om de dorpen Heyd, Ozo en Villers-Sainte-Gertrude (met de ontsluiting van het noordelijk gebied, wat zal leiden tot de aftopping van de oostelijke heuvelrug) en ten slotte Aisne, gelegen tegelijk bij de uitgang van de steengroeve en in de nabijheid van de installaties en de N806, die gebruikt wordt door het vrachtverkeer;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat het effectenonderzoek onvolledig is over de thematiek van de geluidshinder; dat een bezwaarindiener daarnaast acht dat het de uitbater toekwam, de auteur van het onderzoek, indien niet gegevens dan toch financiële en materiële middelen te verschaffen aangezien hij hem zelf uitgekozen heeft;

Overwegende dat een bezwaarindiener erop wijst dat het effectenonderzoek voor het gewestplan geen rekening houdt met de geluidsweerkaatsingen in de Aisne-vallei;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners erop wijzen dat de geluidshinder naar verwachting zal stijgen daar de productie stijgende zal zijn, evenals het vrachtverkeer op de N806; dat ze bijgevolg achten dat het effectenonderzoek de huidige en toekomstige impacten minimaliseert;

Antwoord : Overwegende dat de geopperde bezwaren in verband met de huidige toestand geen betrekking hebben op de huidige gewestplanherziening; dat de eventuele correctie ervan onder andere instrumenten valt dan deze administratieve akte;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek voor het gewestplan erop wijst dat de huidige invloed van de geluidshinder door de steengroeve van Préalle op het leefmilieu als "zwak" mag worden beschouwd; dat dit bevestigd wordt door de studie van akoestiekmeter MoDyVa, uitgevoerd in het kader van het milieueffectenonderzoek voor de bedrijfsvergunning verstrekt aan sprl Carrières de Préalle op 13 november 2015, namelijk nadat huidige gewestplanherziening voorlopig is aangenomen; dat daarin op grond van de instandhouding van de productie op 350.000 t/j hetvolgende geconcludeerd wordt : - de normen, opgelegd door de sectorale voorwaarden voor steengroeven en aanhorigheden worden nageleefd en er hoeft niet voor erger gevreesd te worden; - naar verwachting zal de toestand erop verbeteren met de vervanging van meerdere oude installaties door modern materieel; - mochten er al geluidsoverschrijdingen zijn, dan is het nog altijd mogelijk stringentere geluiddempingsmaatregelen te treffen in de betrokken gebouwen;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek voor het gewestplan gewag maakt van bestaande maatregelen ivm de activiteit van de steengroeve van Préalle, in 1997 uitgevoerd door de "Fondation Universitaire Luxembourgeoise"; dat evenwel beslist werd ze niet te gebruiken, daar voorbijgestreefd; dat hij zijn analyse bijgevolg gegrond heeft op terreinwaarnemingen en de evolutie van de topografie;

Overwegende dat het ingenieurskantoor ARCEA als twee maal erkende auteur aangewezen werd overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek na afloop van een overheidsopdracht die gegund is via een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking in de zin van artikel 17, § 2,1°, a, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten van werken, leveringen en diensten; dat hij in deze hoedanigheid een geluidshinderonderzoek heeft verricht en een reeks aanbevelingen heeft gedaan overeenkomstig het besluit van 30 april 2009 tot uitvoering van een effectenonderzoek op het voorontwerp;

Overwegende dat de auteur er aldus op wijst dat de ontsluiting van de uitbreidingen noord-west, noord en zuid geen bijkomende impacten meer zou inhouden bovenop de huidig gekende, of dan op zeer beperkte wijze, dankzij het behoud van de installaties en de ligging van de noordelijke zone in een ingebedde glooiing, dankzij het behoud van geluidshinder veroorzakende activiteiten in een ingebedde zone (zuid) of dankzij de aanwezigheid van dichte bebossingen aan de noordelijke en oostelijke rand en dankzij de vrijwaring van de hoogte van de heuvelruggen in de noordwestelijke zone; dat er enkel bij de noordoostelijke uitbreiding een risico op een verandering in de richting van de geluidsgolven zou bestaan, van de installaties naar de N806 en naar de woningen langs deze weg, wegens het aftoppen van een deel van de heuvellijn van deze glooiing (met een hellinghoogte van 210 tot 215 meter);

Overwegende dat de auteur, met het oog op de beperking van de geluidsimpact van de toekomstige uitbreidingen, de uitvoering vraagt, voordat de zones ontsloten worden, van verschillende akoestische studies en modelliseringen om een overzicht te geven van de huidige en komende toestand en zijn voorspellingen aldus te bevestigen wat de potentiële impacten betreft;

Overwegende dat hij voorstander is van de aanplanting van groene buffers, minstens 10 m breed, rondom de toekomstige uitbreidingen, waarbij hij erop wijst dat het buffergebied rondom de noordoostelijke zone bepaald zal moeten worden "op grond van nodige inrichtingen voor het inperken van de hinder, die pas vastgesteld zullen kunnen worden na afloop van de akoestische studie en de opvolging van de stofneerslag, die uitgevoerd zal dienen te worden voordat de ontginningsput op deze plaats geopend zal worden";

Overwegende dat hij daarnaast de opbouw van merloenen aanbeveelt rondom de uitbreidingen om de potentiële geluidshinder te beperken; dat hij bij de noordoostelijke uitbreiding de uitvoering voorstelt van een aarden wal aan de noord-oostelijke-oostelijke rand om de topografie en het effect van het oorspronkelijke scherm te herstellen;

Overwegende dat de ontwerp-herziening, aangenomen door de Waalse Regering op 8 mei 2014, die conclusies overneemt en samenvat, evenals die aanbevelingen met het oog op de invoering - in het stadium van de vergunning - van de metingen met het oog op beperktere hinder door geluidsemissies;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy dienaangaande erop aandringt dat het milieueffectenonderzoek dat bij de bedrijfsvergunningsaanvraag gevoegd zal worden een gedetailleerd onderzoek omvat van de impacten verbonden aan de geluidsemissies; dat de CWEDD zich bij dat idee aansluit en daarbij vraagt dat die vergunningsaanvraag een impactbeoordeling van de geluidsimpacten bevat, "samen met een inzameling van technische gegevens aangaande verschillende vectoren, met inbegrip van modelliseringen";

Overwegende dat de auteur het inderdaad niet heeft over eventuele geluidsweerkaatsingen in de Aisne-vallei, en dat hij evenmin melding maakt van meer hinder wegens een jaarlijkse productiestijging; dat dit niet betekent dat die gegevens niet door de auteur werden bestudeerd; dat het daarenboven vraagstukken betreft die beantwoord zullen worden in de vergunningsaanvragen voor de uitbating van de komende ontginningsgebieden waarvoor de gemeenteraad van Durbuy en de CWEDD de uitvoering van bijzondere akoestische studies aanbevelen;

Overwegende dat de geluidsimpacten van het vrachtverkeer hierna aan bod zullen komen;

Overwegende dat de bezwaren voor het overige hoofdzakelijk verband houden met punten die onder de bedrijfsvergunning voor de ontginning verband houden; dat die bijkomende bezwaren beantwoord zullen worden in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag die voor de concrete uitvoering van het ontwerp zal zorgen, onderbouwd door huidige gewestplanherziening, de milieueffectenbeoordeling waaraan zij onderworpen zal worden en de vergunning die verstrekt zal kunnen worden;

Overwegende dat algemene maatregelen die de potentiële effecten van een steengroeve op het leefmilieu kunnen verkleinen werden vastgesteld bij besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden (BS 06.10.2003), evenals bij de bijlage met als opschrift "gids van goede praktijken voor de uitvoering van artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden"; dat dit besluit toepasbaar zal zijn op de onderliggende ontginning onderbouwd bij deze gewestplanherziening; dat daarnaast de algemene voorwaarden en in voorkomend geval de bijzondere voorwaarden de ontginning van een randregeling zullen voorzien; g. Verkeer Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich ongerust maken over een met 50 % verhoogd vrachtverkeer in vergelijk met nu, en achten dat dit tot meer hinder zal leiden in de doorkruiste dorpen van de gemeente Durbuy; Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat bepaalde gegevens verwaarloosd of geminimaliseerd zijn in het effectenonderzoek of in de ontwerp-herziening van het gewestplan (minimalisering van de geluidsgerelateerde impacten, niet-differentiatie van het aandeel van het zwaar vrachtverkeer tegenover het personenwagenverkeer en het buiten beschouwing laten van het rechtstreeks vrachtverkeer van betonmolens van de firma Famenne Béton, de tractoren en de met steenproducten geladen aanhangwagens) terwijl een verhoogde productie voorzien is, waaruit bijgevolg afgeleid zou moeten worden dat de conclusies van de auteur er anders hadden kunnen uitzien;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners bezorgd zijn over de gevolgen van verhoogd vrachtverkeer terwijl ze nu reeds hinder vaststellen, namelijk : - verontreiniging op de wegen waarop het vrachtverkeer rijdt (op de N806 maar ook wegens af te leggen lange afstanden om de nieuwe klantenkring te bedienen "in de secundaire en tertiaire zone"); - de geluidshinder die waargenomen wordt vanuit de woningen langs de weg van de steengroeve naar de N806, en daarbij dient nog eens de slechte staat van het wegdek en het rijden van lege vrachtwagens over putten in de weg gevoegd; - stofhinder en de bepalingen bij niet-naleving van de wetgeving; - de schade veroorzaakt door het huidig en het geprojecteerd vrachtverkeer op de N806; - onveiligheid wegens gebrek aan snelheidsbeperkingen op de N806 buiten de bebouwde kom met als gevolg vrees voor een moeizamer bereiken van de plaats door rechtstreekse omwonenden en voor het gebruik van zachte verkeersmodi langs die weg;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy vraagt dat de uitbater in het kader van de later in te dienen bedrijfsvergunningsaanvraag enerzijds "als begeleidingsmaatregel" voorstelt "om de kosten over te nemen van twee vaste, te installeren repressieve trajectflitsers in de doortocht van Aisne (één in elke wegrichting van de N806) en anderzijds om in het milieueffectenonderzoek een gedetailleerde studie in te lassen over de impacten van het vervoer en het verkeer binnen en buiten de steengroeve;

Overwegende dat een bezwaarindiener acht dat de verbindingsweg niet genoeg ter sprake komt en dat hij vragen heeft bij de verschillende effecten ervan;

Antwoord : Overwegende dat de geopperde bezwaren in verband met de huidige toestand geen betrekking hebben op de huidige gewestplanherziening; dat de eventuele correctie ervan onder andere instrumenten valt dan deze administratieve akte;

Overwegende dat de cijfers, verstrekt door het project dat de Waalse Regering op 8 mei 2014 aangenomen heeft, gebaseerd zijn op die van de auteur van het effectenonderzoek, die maximalistische projecties uitvoerde door enerzijds uit te gaan van een jaarproductie van 500.000 t (gemiddeld volgens de auteur om en bij de 323.864 t/j) en anderzijds van vrachtbewegingen van 20 ton tijdens de maand juni, waarin de verkoopcijfers het hoogst liggen; dat wat betreft de laadlast op de N806, de auteur van het effectenonderzoek zich baseerde op de gegevens van de Directie Wegen en Autosnelwegen van DGO1 - metingen 16 tot 29 september 2010 (3 meettoestellen);

Overwegende dat het project dienaangaande aanstipt dat de auteur die toename "redelijk" acht gelet op de wegbreedte en het statuut van de weg in het structurerend net van DGO1 aangezien "het verkeer in en uit de steengroeve uiteindelijk om en bij de 10 % van het globale verkeer uitmaakt" [6 % in huidige toestand], met tellingen uitgevoerd tijdens het spitsuur op de N806, namelijk 250 voertuigen volgens in aanmerking genomen cijfers;

Overwegende dat de beveiliging van de bereden wegen niet onder de gewestplanherziening valt;

Overwegende dat er door de uitbater inrichtingen zijn voorzien om minder stofemissies door uitrijdend vrachtverkeer na te streven; dat de auteur van het onderzoek vaststelt dat de aanwezigheid van modder op de wegen "beperkt blijft" tot de toegang tot de locatie wegens de aanleg van een sproeisysteem op de uitrit; dat de uitbater sindsdien een waterbak heeft geïnstalleerd die de vrachtwagens met hun wielen moeten doorwaden bij het verlaten van de steengroeve en de uitweg geasfalteerd heeft; dat die gegevens opgenomen zijn in de bedrijfsvergunning verstrekt aan sprl Carrières de Préalle op 13 november 2015, waarbij vastgesteld wordt dat de toestand erop verbeterd is met minder bemodderde wegen;

Overwegende dat wat de geluidsoverlast betreft zonder bepaalde commentaar de mogelijkheid vermeld wordt dat vrachtwagens van klanten geluidshinder bij het uitrijden van de steengroeve zouden kunnen veroorzaken en dat dankzij "terreinbezoeken" over het algemeen immers vastgesteld kon worden dat "de activiteit in de steengroeve maar weinig invloed heeft op de omliggende zones";

Overwegende dat de bedrijfsvergunning, op 13 november 2015 toegekend aan sprl Carrières de Préalle, geen bijzondere effecten vaststelt betreffende het vrachtverkeer; dat meer bepaald op het volgende wordt gewezen bij een onveranderde productie van 350.000 t/j : - het in het kader van de vergunning onderzochte project (met name met nieuwe installaties) zal de verkeersdrukte op de N806 niet wijzigen; - "[...] de snelheid en het geluid gemaakt door die voertuigen valt niet onder de bevoegdheid [van de uitbater], al kan hij de bestuurders ertoe aanzetten, zoveel mogelijk de hinder te beperken; de bestraffing van inbreuken terzake behoort tot de verkeerspolitie; het verkeersvolume op die gewestweg is klaarblijkelijk verenigbaar met het wegstatuut als "deel van het structurerend net""; - "[...] de verkeerscijfers op de N806 blijken niet aan te tonen dat de steengroeve onverenigbaar is met de toeristische activiteiten in de regio; de verkeersdrukte blijkt immers dezelfde in het week-end als tijdens de week, terwijl de steengroeve 's weekends stilligt, waaruit volgt dat het bijkomend verkeer tijdens die periodes aan het toerisme te wijten is [...]";

Overwegende dat de bezwaren voor het overige hoofdzakelijk verband houden met punten die onder de bedrijfsvergunning voor de ontginning vallen; dat die bezwaren beantwoord zullen worden in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag die voor de concrete uitvoering van het ontwerp zal zorgen, onderbouwd door huidige gewestplanherziening, de milieueffectenbeoordeling waaraan zij onderworpen zal worden en de vergunning die verstrekt zal kunnen worden;

Overwegende dat het in dat verband nodig zal zijn, zoals geopperd door de gemeenteraad van Durbuy, dat er in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag bijzonder gelet wordt op de huidige en komende effecten van vervoer en verkeer in en uit de steengroeve, met name ten opzichte van de woningen gelegen langs de toegang tot de steengroeve en de N806, en van de inrichtingen die zullen dienen te gebeuren;

Overwegende dat de noordwestelijke uitbreiding wat betreft de onverharde verbindingsweg niet naast de huidige put kan liggen, om redenen van kwaliteit van de afzetting; dat er dus een verbindingsweg moet worden aangelegd om de materialen te kunnen voeren naar de installaties, gevestigd bij de ingang van de steengroeve; dat die plaats enkel door het binnenverkeer overgestoken zal worden; dat het voorstel van het milieueffectenonderzoek in het besluit van 8 mei 2014 met het oog op de opneming van het tracé van de binnenweg als ontginningsgebied op het gewestplan door de Waalse Regering is aangenomen daar dit het voordeel biedt, voor juridische zekerheid te zorgen bij het vergunnen van infrastructuren die "aanhorigheden van steengroeven" zijn en, als dusdanig, de beoordeling van de impacten mogelijk te maken in het kader van de huidige herziening en in de latere vergunningsaanvragen;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek voor één van de kortst mogelijke tracés opteerde, met een minimumverlies aan landbouwgronden; dat hij aanstipt dat de positionering ervan voortvloeit uit een "compromis" tussen de impacten op de landbouw en de impacten op het natuurlijke milieu [namelijk buiten de grote gewaspercelen met het oog op voorkoming van versnippering en zonder te snijden in als biologisch zeer waardevolle gebieden], dit alles in combinatie met de topografische drukfactoren [continu tracé in zachte helling];

Overwegende dat de auteur van het onderzoek op meerdere effecten wijst die een impliciet gevolg van de binnenweg zouden kunnen zijn en aanbevelingen voorstelt voor het beperken van de effecten; dat daar nader op in wordt ingegaan in elk themahoofdstuk (o.a. biodiversiteit, wegen enz.); h. Fauna, Flora, Biodiversiteit Overwegende dat sommige bezwaarindieners de biodiversiteitsrijkdommen van de locaties, vallend onder deze herziening, en hun omgeving (aanwezigheid van zeldzame en/of beschermde soorten, biologisch zeer waardevolle gebieden, Natura 2000-gebied in de nabijheid, de Aisne beek) beschermd willen zien; Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich categorisch verzetten tegen het project, wegens de mogelijke schadelijke gevolgen voor de omgevende natuur (verstoring van de ecologische vermazing, stof...) of wegens de onverenigbaarheid ervan met de leefmilieu-context als `industrieel' project dat tegen de instandhouding van activiteiten, vallend onder de "duurzame ontwikkeling", in zou gaan;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners meer bepaald vragen hebben bij : - de bescherming van fauna en flora in de zones en hun omgeving; - de impacten van de ontsluiting van de noordelijke en noord-oostelijke uitbreiding op de Natura 2000-locatie BE34007 "Basse vallée de l'Aisne" en daaraan gecorreleerd de impacten inzake beheer voor de eigenaars van betrokken percelen; - het gevaar voor aftakeling van het plateau van Tour; - de impact van stof op de regeneratie van de natuur en op de bijen die gekweekt worden in de nabijheid van de noordelijke en noord-oostelijke zone;

Overwegende dat meerdere bezwaarindieners diverse kritiek uiten op het effectenonderzoek voor het gewestplan, met name : - dat de impact noch op de ecologie noch op het plaatselijke leefmilieu onderzocht wordt; - dat het gebrekkig is op meerdere punten (onderzoek gedaan in augustus, wat niet past, weinig veelzeggend op de gebruikte methodologie om de biodiversiteit te onderzoeken); - dat het besluit dat het project geen impacten zal hebben op het leefmilieu terwijl het er de biologische waarde van erkent;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy vraagt dat er een overeenkomst of een contract ondertekend wordt tussen de uitbater en de Directie Natuur en Bossen en/of Natagora voor de uitvoering van de later af te leveren bedrijfsvergunning; dat dit akkoord verband zal houden met het beheer van de te beschermen habitats, de te herstellen habitats of de na uitbating in te voeren habitats; dat daarnaast gevraagd wordt dat het milieueffectenonderzoek dat bij de bedrijfsvergunningsaanvraag gevoegd zal worden een gedetailleerd onderzoek van de impacten op fauna en flora (met inbegrip van aquatische soorten) omvat;

Overwegende dat wat betreft de overeenkomst bedoeld in artikel 3 van het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gewestplanherziening de uitbater van de steengroeve van Préalle erop gewezen heeft dat hij enkel eigenaar is van een klein deel van de betrokken gronden, wat de uitvoering van de overeenkomst onmogelijk zal maken daar hij bijgevolg niet over het onteigeningsrecht op deze percelen beschikt;

Antwoord : Overwegende dat, eerst en vooral, de bezwaren betreffende de fauna, de flora en de biodiversiteit eerder betrekking hebben op vraagstukken die onder de bedrijfsvergunning i.v.m. de ontginningsactiviteit vallen; dat iedere vraag betreffende de fauna, de flora en de biodiversiteit een antwoord zal vinden in het kader van de aanvraag tot bedrijfsvergunning die zal zorgen voor de concrete tenuitvoerlegging van het onderliggend ontwerp van deze herziening van het gewestplan, van de effectbeoordeling waaraan ze onderworpen zal worden en de vergunning die afgegeven zou kunnen worden;

Overwegende dat het in het geval van huidige gewestplanherziening bijgevolg de auteur van het effectenonderzoek voor het gewestplan toebehoort, een beoordeling op schaal van het plan uit te voeren; dat hij, vanuit dat oogpunt, acht dat de eventuele impacten op het natuurlijk milieu in en in de nabijheid van de locaties niet consequent zouden moeten zijn, dankzij met name het feit dat ze goed vertegenwoordigd zijn in de beschermde milieus in de nabijheid en dankzij de mogelijkheid om genoemde impacten te verzachten met speciale inrichtingen (verplaatsing van de andere beschermde soorten dan die, welke waargenomen zijn, of de aanleg van buffers enz); dat hij een hogere impact noteert op de bosmilieus in de noordelijke uitbreiding (verlies van een kalkhoudend eiken-haagbeukenbos); dat hij niettemin de kans benadrukt die een steengroeve vormt voor de aanleg van zeer gunstige milieus voor verschillende soorten; dat het op 8 mei 2014 aangenomen ontwerp zijn conclusies samenvat;

Overwegende dat de locatie Natura 2000 BE34007 « Basse vallée de l'Aisne », « kandidaat in het Natura 2000-net » op het ogenblik van het effectenonderzoek voor het gewestplan, op 14 april 2016 aangewezen werd door de Waalse Regering (Belgisch Staatsblad van 30/06/2016 blz. 39853); dat dit voor de eigenaars en beheerders van gronden, naast de inachtneming van de bepalingen van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud en het besluit van de Waalse Regering van 24 maart 2011 tot vaststelling van de algemene preventieve maatregelen van toepassing op de Natura 2000-locaties en op de kandidaat locaties voor het Natura 2000-net, de inachtneming inhoudt van de preventieve maatregelen en doelstellingen, verwoord in bedoeld aanwijzingsbesluit, evenals de inachtneming van de specieke bijzondere maatregelen voor elke beheerseenheid vermeld in het besluit van de Waalse Regering van 19 mei 2011, gewijzigd bij het besluit van 30 april 2014, die in werking zullen treden onmiddellijk na de inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit op 31 december 2016;

Overwegende dat artikel 29, § 2, van de wet op het natuurbehoud bepaalt dat elk vergunningsplichtig plan of ontwerp, zelfs indien het niet rechtstreeks verbonden is aan of nodig is voor het beheer van de locatie, passend beoordeeld wordt inzake milieueffecten als dit plan of project op significante wijze een Natura 2000-locatie zou kunnen beïnvloeden; dat dit met name de inrichtingen mogelijk zal maken, die uitgevoerd moeten worden ter bescherming van de locatie;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek meer bepaald in dit verband acht dat er zich geen belangrijke impacten op deze Natura 2000-locatie zouden moeten voordoen, die grenst aan de oostelijke afbakening van het noordwestelijk ontginningsgebied (geen directe impacten en eventuele weinig significante indirecte impacten); dat hij besluit dat de impacten van de stofemissies op die locatie als "niet-significant" dienen te worden beschouwd dankzij het behoud van de installaties op hun huidige plaatsen; dat hij daaruit afleidt dat de impact van het noordwestelijk gebied, die volgens hem gelijkaardige voorwaarden zal bevatten als die van de huidige ontginningsput, dezelfde zal zijn als de impact die zich tegenwoordig laat voelen in de steengroeve van Préalle en waarvan de terreinwaarnemingen geen duidelijke en significante stofneerslag op de nabije bebossingen lieten noteren;

Overwegende dat het plateau van Tour waarnaar een bezwaarindiener verwijst onder dezelfde noemer valt als het "plaine de Flettin" die de auteur van het effectenonderzoek voor het gewestplan vermeldt, waarop de opneming van de noordwestelijke uitbreiding is voorzien; dat laatstgenoemde dienaangaande aanstipt dat de impacten op de natuur in dat gebied tamelijk beperkt zijn wegens minder interessante milieus voor de biodiversiteit (weinig waardevolle landbouwzones voor de biodiversiteit en een sterk aangetaste bebossing);

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek ervan uitgaat dat enkel de aanleg van de onverharde binnenweg tussen de noordwestelijke zone en de noordelijke zone zou leiden tot de isolatie van de elementen in de lokale ecologische vermazing; dat die impact gerelativeerd dient te worden daar enkel weinig mobiele dierenpopulaties betrokken zijn, dat de vermaasde elementen die daardoor geïsoleerd zouden worden slechts over een korte afstand (ong. 150 m) afgesneden zouden zijn en dat er oplossingen bestaan om die vermazing terug te brengen (aanleg van beboste buffers langs de verbindingsweg en aan de rand van de verschillende uitbreidingen van de steengroeve); dat de auteur van het onderzoek op grond van deze elementen het niet passend heeft geacht, het tracé te wijzigen;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek en DGO3 eveneens de opneming van buffers op het gewestplan aanbevolen hebben om de naburige natuurlijke milieus van de ontginningsgebieden te beschermen, met name ten opzichte van Natura 2000-gebied BE34007; dat luidens het besluit van 8 mei 2014 blijkt dat die elementen "onder de vergunning vallen, en niet onder huidige gewestplanherziening vallen"; dat hij evenwel verzoekt dat deze bemerkingen [die van EIP en DGO3] in overweging worden genomen bij de behandeling van de vergunningsaanvraag met het oog op de zo goed mogelijke bescherming van de habitats aanwezig in die gebieden die naast de toekomstige ontginningsgebieden liggen; dat die beslissing bekrachtigd is door DGO3, in diens advies van 31 maart 2015;

Overwegende dat, zoals het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 erop wijst, de indiening van een aanvraag en het verkrijgen van een afwijking van de instandhoudingsmaatregelen van de beschermde soorten op grond van de bepalingen van de wet van 1973 op het natuurbehoud en uitvoeringsbesluiten vereist zijn vooraleer de natuurlijke milieus worden bewerkt (besluit van de Waalse Regering van 20 november 2003 betreffende het toekennen van afwijkingen van de beschermingsmaatregelen voor dier- en plantensoorten, vogels uitgezonderd en besluit van de Waalse Regering van 27 november 2003 tot vaststelling van de afwijkingen van de vogelbeschermingsmaatregelen);

Overwegende dat het na afloop van huidig milieueffectenonderzoek voor het gewestplan de Waalse Regering toebehoorde om de maatregelen te treffen die in dit stadium in haar mogelijkheden lagen om de impact op het natuurlijk milieu maximaal te beperken;

Overwegende dat de ontwerp-herziening van het gewestplan, aangenomen op 8 mei 2014, zoals aanbevolen door de auteur van het effectenonderzoek, erin voorzag geen ontginningsgebied op te nemen voor de aanleg van bezinkingsbekkens in de droge glooiing gelegen bezuiden het bestaande bekken, met gevolgen die schadelijk hadden kunnen zijn voor de biodiversiteit; dat de relevantie van die keuze door de CWEDD wordt onderstreept in zijn advies van 9 maart 2015;

Overwegende dat het besluit van 8 mei 2014 door de planologische compensaties en de bestemmingen waarvoor het gekozen heeft, de voorkeur heeft gegeven aan de vrijwaring en de bescherming van de natuur; dat daarnaast besloten werd, zoals voorgesteld door de auteur van het onderzoek, een inrichtingsmaatregel in te voeren met betrekking tot een beheersovereenkomst tussen de exploitant van de afzetting en het Departement Natuur en Bossen van het Operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst voor het toekomstig bosgebied dat opgenomen zal moeten worden op een deel van het niet-uitgebaat ontginningsgebied ten westen van het huidige ontginningsgebied; dat de Waalse Regering, zoals uitgelegd wordt in onderstaande afdeling "Compensaties", ten slotte verplicht is van deze inrichtingsmaatregel af te zien;

Overwegende dat het verzoek van de gemeenteraad van Durbuy onder de herinrichting van de steengroeve valt; dat bijgevolg in het kader van de toekomstige, later af te leveren vergunningen bekeken zal kunnen worden, of een dergelijke overeenkomst geschikt is;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek daarnaast voorstelt dat de ontginningsgebieden, opgenomen bij deze herziening, na afloop van de uitbating herbestemd worden als niet-bebouwingsgebieden (ofwel landbouwgebied ofwel groengebied); dat daar akte van is genomen in het besluit van 8 mei 2014, maar dat de vraag van de herinrichting vastgesteld zal worden bij de bedrijfsvergunning die de uitbating ervan zal toestaan;

Overwegende dat DGO3 in zijn advies van 5 december 2012 in verband met het effectenonderzoek voor het gewestplan gewag maakte van de minst gunstige periode die de auteur van het effectenonderzoek uitkoos om een staat van de biologische soorten op te maken; dat dit gegeven vermeld is in het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 tot aanneming van de ontwerp-herziening van het gewestplan, waarin overigens aanbevolen werd om een aanvullende staat te laten opmaken in het kader van de vergunningsaanvraag;

Overwegende dat DGO3 voor het overige in zijn voorwaardelijk gunstig advies van 31 maart 2015 over het dossier van het openbaar onderzoek geen bijzondere voorwaarde uitdrukt betreffende dit onderwerp; dat genoemd bestuuur er daarnaast op wijst dat de opmerkingen die geformuleerd zijn in zijn advies van 5 december 2012, om welk verzocht is in het kader van de uitvoering van het effectenonderzoek voor gewestplan bij het voorontwerp van herziening, geregeld zullen kunnen worden bij de aflevering van de latere uitbatingsvergunningen voor de steengroeve (bv., het behoud van een 100 m brede bufferstrook ter bescherming van de ravijnesdoornbossen, natuurlijk habitat van prioritair communautair belang (Code EUR15=9180) in zeer goede staat van instandhouding, een staat van de soorten in het gunstige seizoen, enz.); i. Ondergrond Overwegende dat sommige bezwaarindieners de ondergrondse rijkdommen van de site en omgeving benadrukken (aanwezigheid van een ruim karstnet, verdwijngaten, zinkgaten);dat sommigen bezorgd zijn over de seïsmische gevaren voor het Bretaye-net;

Overwegende dat een bezwaarindiener overigens vragen heeft bij de manier waarop de naleving van de overeenkomst bedoeld in artikel 5 van het besluit tot voorlopige aanneming van deze gewestplanherziening gecontroleerd zal worden, luidend als volgt : "De vigerende overeenkomst tussen de exploitant en de "Commission wallonne d'Etude et de Protection des Sites souterrains (CWEPSS)" (Waalse Commissie voor Onderzoek en Bescherming van de Ondergrondse sites) m.b.t. het grotonderzoek van het kalksteenmassief van de Steengroeve van Préalle, in voorkomend geval, zal aangepast moeten worden om toegepast te worden op de nieuwe ontginningsgebieden voorzien in dit ontwerp van herziening van het gewestplan vóór zijn definitieve goedkeuring.

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy vraagt dat het milieueffectenonderzoek dat bij de bedrijfsvergunningsaanvraag gevoegd zal worden, een gedetailleerd onderzoek van de impacten op de ondergrond zal moeten bevatten (in het bijzonder op de karstverschijnselen);

Antwoord : Overwegende dat de ontwerp-herziening van het gewestplan de gevolgen die de uitbating zou kunnen hebben voor het karstmilieu goed duidelijk zou kunnen maken : risico's op wijziging of verdwijning van bestaande karstlandschappen, risico op ondergrondse impacten zoals de vernietiging van stalagmitische concreties ten gevolge van de trillingen door mijnschoten of de besmetting van de atmosfeer in de grotten door gassen die zich door de explosies in de rotsmassa's in het massief zouden kunnen verspreiden, meer bepaald in Bretaye;

Overwegende dat het effectenonderzoek verscheidene maatregelen bespreekt die de impact van de trillingen door mijnschoten kunnen beoordelen (uitvoering van eenheidsschoten in de betrokken gebieden; bij de productieschoten in het overwogen uitbreidingsgebied, de inrichting, naast sensoren voor de bescherming van woningen van omwonenden, van sensoren in het karstnet van Bretaye en bij de menhir "à Djèyi" (of menhir van Heyd), gelet op de relatieve nabijheid van beide sites) en met het oog op beperking ervan (aanpassing van de instantlading van het explosief); dat de maatregelen ter beperking van die risico's genomen zullen worden in het kader van de toekomstige vergunningen nodig voor de uitbating, zoals aangestipt in het besluit tot voorlopige aanneming van de gewestplanherziening);

Overwegende dat, wat betreft de overeenkomst die de uitbater en de CWEPPS bindt, het de overeenkomst zelf is die de sancties moet bepalen bij niet-naleving van de bepalingen ervan;

Overwegende dat de CRAT bedoelde overeenkomst genegen is; dat ze evenwel acht dat die overeenkomst "eerder onder de vergunning valt, die aangevraagd zal worden voor de uitbating van de steengroeve. « [Dat het moeilijk is ] om die overeenkomsten aan de uitbater van de steengroeve voor te leggen in het stadium van de gewestplanherziening daar hij niet rechtstreeks het initiatief heeft voor die herziening"; dat de gemeenteraad van Durbuy dan weer wenst dat de overeenkomst ondertekend wordt voor de uitvoering van de bedrijfsvergunning;

Overwegende dat de overeenkomst waarvan sprake op 7 november 2014 ondertekend is, daar de Regering het standpunt innam dat de ondertekening ervan voor het plaatsvinden van de definitieve herziening een opvolging kan garanderen in en in de nabijheid van de gebieden beoogd bij huidige gewestplanherziening; dat artikel 5 van het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 bijgevolg nageleefd is;

Overwegende dat het verzoek van de gemeenteraad van Durbuy, zoals daarin zelf aangestipt, onder de bedrijfsvergunning valt; dat de Waalse Regering er dus niet op in kan gaan in het kader van huidige gewestplanherziening; j. Bodem en verlies van akkers en oppervlakten voor vee Overwegende dat wat het bodemhoofdstuk betreft, de bezwaren hoofdzakelijk op de onomkeerbaarheid van de teweeggebrachte impacten en op de vraag van het verlies aan landbouwgrond van goede kwaliteit en oppervlaktes voor fokkerijen betreft; Overwegende dat sommige bezwaarindieners betreuren dat het project geen equivalente compensatie voor het verlies aan landbouwgronden inhoudt;

Antwoord : Overwegende, eerst en vooral, dat de bezwaren tegen het verlies van landbouwgronden eveneens besproken en behandeld zullen worden in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag voor de concrete uitvoering van het project waartoe deze gewestplanherziening dient, van de milieueffectenbeoordeling waaraan het zal worden onderworpen en van de vergunning die verstrekt zou kunnen worden; dat er bijgevolg bijzondere aandacht geschonken zal worden aan de toestand van betrokken landbouwers en aan hun begeleiding;

Overwegende dat de ontwerp-herziening van het gewestplan vaststelt dat de uitvoering van de uitbating een onomkeerbaar verlies van natuurlijke gronden zal inhouden en een impact zal hebben op de landbouwactiviteit;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek immers aanstipt dat ongeveer 27,5 ha over het totaal van de onderzochte gebieden (ontginningsgebieden en varianten) uitgebaat worden door de landbouw (weiden of akkers); dat hij op het geheel van die gebieden noteert dat er gemiddeld ongeveer 40 % van de betrokken gronden, gronden zijn met "hoog landbouwpotentieel";

Overwegende dat het effectenonderzoek bevestigt dat er altijd een onomkeerbare impact zal blijven bestaan (verlies van om en bij de 24 ha nuttige landbouwoppervlakte) maar dat dit gerelativiseerd moet worden wegens de fasering van de uitbating van de ontginningsgebieden, waardoor de impacten op sommige landbouwbedrijven uitgesteld zullen worden en wegens het bestaan van oplossingen om dit zo goed mogelijk te beperken : het herstel van landbouwgronden op arealen waar steriele gesteenten in steengroeven opgestapeld worden, samen met de herlokalisering van de geïmpacteerde landbouwbedrijven op bestaande landbouwgronden, vrij van elke pacht, op kosten van de steengroeve-uitbater "voor zover die herlokalisering rekening gehouden heeft met dwingende afstandsvoorwaarden met betrekking tot het landbouwbedrijf, de landbouwwaarde van de gronden enz. »;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek methodes opsomt om de kwaliteit van de afgegraven gronden zo goed mogelijk te bewaren in afwachting van hun gebruik ervan om landbouwarealen te herstellen of merloenen af te werken (aanbevelingen voor het afpellen, het opslaan enz.);

Overwegende uiteindelijk dat de CRAT acht dat : "het project [...] een goed evenwicht kan behouden tussen de ontginning en de plaatselijke landbouw met vrijwaring van zeer kwaliteitsvolle landbouwgronden"; dat DGO3, zelfs als vastgesteld wordt dat "een groot deel van de uitbreiding van de steengroeve betrekking heeft op gronden met veel landbouwwaarde en dit terwijl ze plaatselijk niet zo talrijk zijn, erkent dat er niettemin vele maatregelen zijn voorzien voor de begunstiging van de daadwerkelijke compensatie in het hoofdstuk landbouw en het hoofdstuk natuurlijk milieu (faune en flora)";

Overwegende dat de antwoorden voor het overige in het hierna uiteengezette thematische onderwerp "Compensaties" geboden zullen worden;

Overwegende dat de Waalse Regering reeds via het planologische compensatiemechanisme overweegt om 7,8 hectare bebouwbaar gebied tot landbouwgebied om te vormen; dat ze daarnaast beslist om de zuidelijke uitbreiding niet geheel te laten opnemen als ontginningsgebied zoals bepaald bij de voorlopige aanneming van het gewestplan, en dat het saldo daarvan bestemd zal blijven als landbouwgebied;

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek de mogelijk heeft bestudeerd om na afloop van de uitbating meerdere gebieden geheel of gedeeltelijk terug te laten keren naar de landbouw mits enkele aanpassingen : het noordoostelijk gebied, de bezinkingsbekkens (Aisne en zuiden) en het westelijk deel van de huidige put worden in voorkomend geval landbouwgebied; dat de gemeenteraad van Durbuy eveneens verzoekt dat de verschillende bezinkingsbekkens naar de landbouw terugkeren na afloop van de uitbating; dat de vraagstukken inzake herinrichting in nakomend onderwerp besproken zullen worden; k. Hydrogeologie en hydrologie Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat het effectenonderzoek onvoldoende ingaatr op de impacten va het project op het net van ondergrondse natuurlijke wateren;dat sommige bezwaarindieners wensen dat er door specialisten een hydrogeologisch onderzoek wordt uitgevoerd; dat anderen dan weer erkennen dat de impact op de ondergrondse wateren degelijk werd onderzocht;

Overwegende dat een bezwaarindiener erop wijst dat er effecten op het ondergronds net verwacht moeten worden door de ontsluiting van het project; dat sommige omwonenden meer bepaald wensen dat de drinkwaterbronnen in de Aisne vallei die ze bezoeken beschermd worden daar ze ervoor vrezen dat ze gevolgen ondervinden van de uitbreidingen;

Overwegende dat er een bezwaarindiener het feit betreurt dat het traject van het aflopend hemelwater op het plateau van Flettin, waar ze in de ondergrond verdwijnen via een zinkgat, in het effectenonderzoek niet aan bod komt; dat hij vragen heeft bij enerzijds de afvoer van dat aflopend hemelwater wanneer het zinkgat eenmaal verdwenen zal zijn bij de ontsluiting van de noordwestelijke uitbreiding en bij anderzijds de eventuele band tussen dat hemelwater en het heropborrelen van de Bretaye en bijgevolg op de gevolgen van de uitbating op de waterkwaliteit bij deze karstbron;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners het feit betreuren dat het effectenonderzoek de waterafneming in de Aisne niet onderzoekt; dat ze noteren dat het effectenonderzoek zelf erkent dat dit de beste oplossing zou zijn terwijl de nadruk nochtans gelegd wordt op de hevige fluctuerende laagtepeilcijfers van die waterloop; dat ze bijgevolg een aanvullend onderzoek wensen terzake;

Overwegende dat een bezwaarindiener de auteur van het onderzoek looft voor de zorgvuldige analyse van de waterkundige dimensie van de lozingen in de waterlopen; dat een andere bezwaarindiener vragen heeft bij de eventuele impacten op de stromen in de Aisne en haar ondergronds net bij waterpeilstijgingen;

Overwegende dat DGO3 voor wat opgepompt water betreft volgende voorwaarden stelt : - "De machtiging vragen voor afname van op te pompen water onder passende rubriek bij vergunningsaanvragen"; - "Een hydrologisch en een hydrogeologisch diepteonderzoek uitvoeren op de impact van de steengroeve en het opgepompt water op : de watervoorraden in de grondwaterlaag in het kalkgesteente, de karstische systemen in de nabijheid die wijzigingen zouden kunnen ondergaan, de ontvangende milieus voor lozingen van opgepompt water"; - "De debietafnames opvolgen, evenals de reactiewijze van de grondwaterlaag (waterpeil en/of debieten bij de natuurlijke uitgangen";

Overwegende dat DGO3 in verband met het beheer van regen- en afvalwater op de locatie vraagt dat : - het regenwater voor zover mogelijk hergebruikt, geïnfiltreerd of bezonken wordt om het aflopen ervan en hun impact op de waterlopen te beperken; - de vigerende wetgeving bij lozing van industrieel afvalwater nageleefd wordt, met name : * elke oprichting van een punt voor het lozen van industriële afvalwateren zal het voorwerp uitmaken van een milieuvergunningsaanvraag - rubriek 90.10.; * indien een lozing van industrieel afvalwater naar het oppervlaktewater of de openbare riolering zou zijn voorzien, is de Directie Oppervlaktewater van DGO3 de bevoegde instantie die geraadpleegd wordt inzake de exploitatievoorwaarden gebonden aan de lozingen van afvalwater; * wegens de broosheid van het ontvangend milieu zouden de vergunningen tot machtiging van lozing van industrieel afvalwater volgens hun vuilvracht ofwel geweigerd worden ofwel verbonden worden aan stringente bijzondere voorwaarden. De aandacht van de aanvrager wordt overigens gevestigd op het feit dat hij niet-genormeerde waterlozingen in de Aisne voorziet, met bovendien een risico op overstroming van de bezinkingsbekkens met als gevolg het feit dat de bezonken sedimenten opnieuw rond gaan zweven en de rivier daarvan schade ondervindt;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy vraagt dat het effectenonderzoek voor het leefmilieu dat bij de bedrijfsvergunningsaanvraag gevoegd zal worden een gedetailleerde studie bevat over de impacten op de hydrologie en de karstverschijnselen;

Overwegende dat de Cel Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu van DGO4 in zijn advies van 7 juni 2016 de aandacht eveneens vestigt op de noodzaak om dieper in te gaan op de potentiële impacten van de uitbating op de grondwaterlaag en op de lokale karstfenomenen; dat hij dienaangaande aanbeveelt dat er enerzijds nu reeds een peilstok in het watervlak wordt geplant dat aan de oppervlakte komt in het westelijk deel van de steengroeve zodat de seizoensschommelingen van de grondwaterlaag gevolgd kunnen worden en dat er anderzijds in het kader van de vergunningsaanvraag piëzometers worden geplaatst en er een hydrogeologisch onderzoek wordt uitgevoerd om de potentiële impacten van de uitbating op de grondwaterlaag en op de lokale karstfenomenen beter te leren begrijpen;

Antwoord : Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek voor het gewestplan inderdaad geen conclusie vermeld heeft wat de eventuele impact betreft van het debiet van de waterafname op de linkeroever van de Aisne; dat hij er evenwel op wijst dat die afname door de uitbater beschouwd wordt als een externe toevoer bij punctuele verliezen in het gesloten wascircuit voor de kiezel; dat dat gegeven onder de bedrijfsvergunning, en niet onder huidige gewestplanherziening, valt;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy zich in zijn advies niet verzet tegen de aanwezigheid van een oppompstation in de Aisne en van de uitrusting voor een gesloten watercircuit;

Overwegende dat de bedrijfsvergunning, toegekend aan sprl Carrières de Préalle op 13 november 2015, mits voorwaarden de installatie van die waterafname vergund heeft (max. 40m3/u, 30 kW), evenals de lozing via de Tour van afvalwater met max. 5m3/u in die waterloop daar hij de impact als "zeer beperkt" beschouwd; dat hij er daarnaast op wijst dat "de waterafnamen en -lozing in de Aisne van een randregeling voorzien zijn door voorwaarden opgelegd door de Directie Onbevaarbare Waterlopen en de Directie Oppervlaktewateren; [...] daarnaast heeft de uitbater maatregelen getroffen en neemt hij nog maatregelen om de waterafname te beperken in de Aisne; dat er dus geen enkel hinder gevreesd moet worden voor deze waterloop";

Overwegende dat de auteur van het effectenonderzoek meerdere karstbronnen op de linkeroever van de Aisne heeft waargenomen in het gebied onder aan de noordelijke en noordoostelijke uitbreidingsgebieden; dat hij op grond van de informatie van de Waalse karstatlas en van de Waalse Commissie voor Onderzoek en Bescherming van ondergrondse sites erop wijst dat één van die bronnen ("Résurgence n° 2 de Lohéré - Ref.55/2-24) water toegevoerd krijgt vanuit het zinkgat van Préalle - Ref. 55/2-25 (sinds 2011 zouden de verliezen plaatsvinden in het stroomopwaartse zinkgat van Préalle - Ref. 55/2-36*) en de karstische leiding onder de vloer van de steengroeve; dat wat de andere karstbronnen betreft ("Résurgences de Lohéré" - ref. 55/2-24* - en "Emergence aval de Lohéré" - ref. 55/2-38*), laatstgenoemde water toegevoerd zouden krijgen via infiltraties in het westelijk massief, waarschijnlijk op het plateau van Flettin, maar geen enkele informatie wordt verstrekt over het bestaan van een zink- of verdwijngat, zoals vermeld door de bezwaarindiener;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek, na onderzoek van de cartografie van het project ERRUISSOL van de Waalse Overheidsdienst, geen bijzondere bodemerosieverschijnselen vaststelt wegens geconcentreerde of diffuse afvloeiing in het noordwestelijke gebied dat gedeeltelijk het plateau van Flettin dekt;

Overwegende dat het besluit van 8 mei 2014 de aanbevelingen van de auteur van het effectenonderzoek overneemt, die hoofdzakelijk de beperking van de impacten waarvan hoger sprake beogen, met name op het bekken van de Bretaye, namelijk : - « Een verder hydrogeologisch onderzoek uitvoeren bij de latere vergunningsaanvragen met het oog op met name de bevestiging van de laagste waterpeilwaarden in het effectenonderzoek voor het gewestplan"; - « Geen vergunning verstrekken voor het uitdiepen van de huidige steengroeve lager dan waarde +163m met een wateroppomppeil beperkt tot +161m om de karstische leidingen gelegen onder de vloer te vrijwaren"; en voorkomen dat er wateronttrekkingsverschijnselen van de Aisne naar de steengroeve optreden, enz.; - « Bijzondere maatregelen treffen om te voorkomen dat bodem, ondergrond en waterlaag aangetast worden »;

Overwegende dat de Cel Ruimtelijke Ordening - Leefmilieu van DGO4 op grond van de gegevens waarover het beschikt, acht dat het peil van de grondwaterlaag zou schommelen tussen de waarden +155m en +161m; dat hij erop wijst dat de bedrijfsvergunning, op 13 november 2015 verstrekt aan sprl Carrières de Préalle voor de uitbating van het noordelijk deal van het bestaande ontginningsgebied de uitbating boven de waarde +175m verbiedt (uitgezonderd de aansluiting op het bestaand plateau met de waarde +163m); dat de oppomping er eveneens verboden is;

Overwegende dat de vraagstukken zoals hierboven omschreven voor het overige niet onder huidige gewestplanherzieningsprocedure vallen maar beantwoord zullen worden in het kader van de vergunningen die toegekend zullen kunnen worden na afloop van de huidige gewestplanherziening; dat de Regering de bemerkingen en voorstellen, hierboven verwoord, hoort en erop aandringt dat zij voortaan in overweging worden genomen (waterpeilstok in het watervlak) of in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag en het effectenonderzoek voor het leefmilieu dat uitgevoerd zou worden; l. Bezinkingsbekkens Overwegende dat de meeste bezwaren betrekking hebben op het ontwerp tot aanleg van bezinkingsbekkens langs de Aisne;dat de bezwaarindieners vragen hebben bij de praktische aspecten (behandeling van modder enz.) van het ontwerp en op de eventuele hinder voor de omwonenden (overstromingen, veranderde waterstromen bij hoogwater in de rivier enz.); dat sommige bezwaarindieners vragen wat het standpunt van de uitbater oplevert om eventueel af te zien van de aanleg van die bekkens en eventueel van de optie "om [...] het spoelwater af te leiden naar dat deel van de steengroeve waar de uitbating gestopt zou zijn [...]";

Overwegende dat DGO3 meerdere aanbevelingen doet betreffende inrichtingen en beheer bij aanleg van bezinkingsbekkens langs de Aisne;

Overwegende dat de CWEDD opmerkt dat het besluit van 8 mei 2014 navolging heeft gegeven aan de voorstellen van de auteur van het onderzoek om enerzijds een bijkomend voorschrift toe te voegen voor de gebieden waar de bezinkingsbekkens moeten worden aangelegd en anderzijds de gronden gelegen in de droge glooiing bezuiden het bestaande bezinkingsbekken niet als ontginningsgebied op te nemen; dat een bezwaarindiener eveneens dat tweede voorstel bevestigt om die gronden niet als ontginningsgebied op te nemen;

Antwoord : Overwegende dat de bezinkingsbekkens die voorzien zijn aan de oevers van de Aisne, zoals vermeld in het besluit van 8 mei 2014, bestemd zijn om "[...] het hemelwater op te vangen dat niet opgeslaan kan worden in het bekken gelegen bij de toegang tot de steengroeve daar het naar een lagere helling afloopt en dat aldus bijdraagt tot beperktere concentraties aan zwevende deeltjes geloosd in de Aisne"; dat de auteur van het onderzoek bemerkt dat die inrichtingen, hoewel ze bijdragen tot een verbeterde situatie in normale tijden, evenwel geen risico's op leefmilieu-impacten zullen verhinderen bij hoogwater, zoals met name de afvoer van modder en fijne deeltjes naar de Aisne, maar dan zou het een situatie betreffen die vergelijkbaar is met de huidige;

Overwegende dat de Cel Ruimtelijke Ordening - Leefmilieu op grond van de informatie verstrekt in de bedrijfsvergunning afgeleverd aan de sprl Carrières de Préalle op 13 november 2015, acht dat de opneming van die bekkens niet meer gemotiveerd is wegens verscheidene werkzaamheden uitgevoerd sinds het effectenonderzoek voor het gewestplan, zoals de installatie van inrichtingen in het ontginningsgebied van de steengroeve die aflopende modderstromen kunnen voorkomen, vanuit de plaats van ontginning naar de huizen die onmiddellijk gelegen zijn aan stroomafwaartse kant (kanalisering van de Tour beek, sproeistation voor vrachtwagenwielen, nieuwe bezinkingsbekkens in het huidige ontginningsgebied, enz.); - problematieke elementen vastgesteld door de auteur van het onderzoek die de noodzaak om die bekkens in te richten verantwoordt;

Gelet op het arrest van de Raad van State nr. 233.526 van 19 januari 2016 tot nietigverklaring van het ministerieel besluit van 21 oktober 2011 tot weigering van de bedrijfsvergunning verstrekt op 27 juni 2011 waarbij met name de aanleg van bezinkingsbekkens langs de Aisne vergund werd, ter afwijking van het gewestplan;

Overwegende dat de uitbater bijgevolg het recht heeft om deze bezinkingsbekkens aan te leggen, los van de goede afloop van huidige procedure tot gewestplanherziening;

Overwegende, evenwel, dat de heer Frédéric Mathieu, in zijn schrijven van 29 september 2016, als beheerder van de Carrières de Préalle bevestigt dat hij afziet van de aanleg van de "bezinkingsbekkens voor [zijn] regen- en industriewater aan de oevers van de Aisne (voor de lozingen in die rivier), zoals vergund bij de bedrijfsvergunning van 27 juni 2011"; dat hij acht dat genoemde bekkens "niet meer nuttig" zijn daar de onderneming erin geslaagd is, "een beperkte lozing te garanderen, met maar weinig sedimenten" dankzij de verbeteringen die sinds 2012 werden doorgevoerd (beperkte verliezen in het watercircuit voor het spoelen van de producten, aanleg van een "wegverharding" op de binnenwegen, optimalisering van het bezinkingsbekken in de steengroeve en heroppomping van de in laatstgenoemd bekken bezonken wateren);

Overwegende dat die gronden per slot van rekening dus enkel een tappunt en een lozing voor afvalwater via de Tour beek zullen krijgen, zoals vergund bij de vergunning van 13 november 2015; dat daarin met name wordt gemeld dat "[...] die punctuele installaties een zeer beperkte impact vertonen" en dat "er [...] dus geen enkele hinder voor die waterloop gevreesd moet worden";

Overwegende dat het uit die gegevens bijgevolg relevant blijkt te zijn dat afgezien wordt van de opneming van het ontginningsgebied langs de Aisne daar de noodzaak om bezinkingsbekkens op die plaats aan te leggen nu niet meer verantwoord is; dat de toekomstige vergunningen rekening zullen moeten houden met bovenvermelde aanbevelingen, de situatie zullen moeten beoordelen, evenals de doeltreffendheid van de reeds doorgevoerde inrichtingen, en in voorkomend geval bijkomende inrichtingen zullen moeten voorstellen; m. Wegen en paden Overwegende dat sommige bezwaarindieners bezorgd zijn om de beschadiging en zelfs de verdwijning van de wegen bij de ontsluiting van de uitbreidingen (vooral noordwesten); Overwegende dat sommigen onder hen het historisch belang van deze eeuwenoude paden, gebaand in het platteau van Flettin, vermelden; dat ze aangeven dat deze paden meerdere dorpen en waardevolle elementen (grotten, megalieten enz.) met elkaar verbinden en dat ze dus belang hebben voor toerisme en recreatie; dat ze er dus de instandhouding van wensen;

Overwegende dat een rechtstreeks omwonende bezwaarindiener zich vragen stelt bij zijn veiligheid en leefkwaliteit;

Overwegende dat een bezwaarindiener meldt dat hij die paden eveneens gebruikt om zijn paarden uit te laten en vragen heeft bij het feit dat de toegang tot de weiden niet vermeld wordt in het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gewestplanherziening; dat hij schrik heeft voor het dwarsen van de kruising tussen de paden en de binnenweg met zijn jonge paarden en aangeeft dat hij, mocht dit problematisch worden, zijn activiteit zal delokaliseren; dat hij ten slotte de slechte kwaliteit van de paden en toegangswegen vaststelt;

Antwoord : Overwegende dat het effectenonderzoek voor het gewestplan in de toekomstige uitbreidingen de aanwezigheid van vier paden heeft gevonden, die vermeld staan in de Waalse (buurt)wegenatlas, evenals van twee privé-wegen waarvan één reeds deel uitmaakt van de uitbating, met een verkeersverbod (politieverordening van 11 december 2009); dat daarin genoteerd wordt dat ze door de ontsluiting van de uitbreidingen in die gebieden gedeeltelijk zullen verdwijnen; dat het besluit van 8 mei 2014 gewag maakt van de aanbevelingen van het effectenonderzoek wat betreft de aansluitingen op de bestaande reiswegen op de wegen nrs 6, 22, 39 en 49, evenals van de privé-weg die langs de menhir "à Djèyi" loopt, en langs de verschillende kwaliteitsvol beveiligde inrichtingen die gevestigd moeten worden op de verbindingen tussen de binnenweg die de noordelijke put verbindt met de noordwestelijke put en de eventueel omgeleide tracés van weg nr. 6 enerzijds en de privéweg die langs de menhir "à Djeyi" anderzijds loopt; dat deze gewestplanherziening dus van generlei invloed is op de diverse wegenaansluitingen;

Overwegende dat de concrete uitvoering van het project dat ten grondslag ligt aan huidige gewestplanherziening de verplichting inhoudt om de procedures in acht te nemen tot verbreding, herstel, opening en schrapping van buurtwegen, bepaald bij het gemeentewegendecreet; dat de Regering voornemens is, de steengroeve-uitbater overlegde oplossingen te laten voorstellen vóór elke ontsluiting van de nieuwe ontginningsgebieden, met name samen met de Directie Archeologie van de Waalse Overheidsdienst - zoals bepaald bij artikel 12 van de overeenkomst van 3 december 2015 - voor de privé-weg die de wegen nrs 49 en 39 verbindt met doorgang langs de menhir "à Djeyi"-, en het initiatief neemt voor de dienovereenkomstige procedures; dat zij erop aandringt dat rekening gehouden wordt met bovenstaande aanbevelingen bij die stappen;

Overwegende dat de verbindingsweg enkel aangelegd zal worden bij de ontsluiting van de noordwestelijke uitbreiding, ofte bij de ultieme uitbatingsfases, en dat deze uitsluitend voor het binnenverkeer zal dienen;

Overwegende dat de staat van de wegen en toegangswegen niet onder huidige gewestplanherziening vallen;

Overwegende dat de vragen in verband met de beveiliging van de wegen niet onder huidige gewestplanherziening vallen, maar beantwoord zullen worden in het kader van de vergunningen die toegekend zullen worden na afloop van huidige gewestplanherziening; n. Omliggende woningen en waardevermindering Overwegende dat sommige bezwaarindieners erop wijzen dat het project niet alleen een impact zal hebben op de onmiddellijke omwonenden, maar op ongeveer één vijfde van de bevolking van de gemeente Durbuy; Overwegende dat sommige bezwaarindieners het feit betreuren dat het onderzoek geen rekening houdt met de impact van de uitbating op het leven van de omwonenden en de nabije dorpen; dat de impact op de woningen gelegen juist bij de uitgang van de steengroeve en op de woningen en activiteiten (paardenfokkerij enz) gelegen net onder de noordelijke en noordoostelijke uitbreidingen langs de Aisne bedekt gehouden wordt; dat een bezwaarindiener het project om die reden geheel verwerpt;

Overwegende dat een bezwaarindiener oppert om een onderzoek uit te voeren bij de inwoners en zelfstandigen van de betrokken dorpen (Aisne, Heyd, Villers-Sainte-Gertrude, Ozo) daar hij denkt dat hun ervaring eveneens nader bestudeerd dient te worden, net zoals dat het geval is met het sociaal-economisch onderzoek;

Overwegende dat een bezwaarindiener acht dat de landschappelijke waarde van de locatie gevrijwaard dient te worden om positieve repercussies op de toeristische activiteiten en op de leefkwaliteit van de inwoners te begunstigen;

Overwegende dat tal van bezwaarindieners zich tegen het project verzetten wegens de waardevermindering voor de onroerende goeden en de gronden; dat ze het feit betreuren dat het effectenonderzoek die impact niet onderzoekt door het onderzoek naar de meerwaarde van het project voor de uitbater van de steengroeve de voorkeur te geven; dat sommige bezwaarindieners in die optiek voorstellen om een onderzoek te voeren naar de minderwaarde bij enkele plaatselijke notarissen en een schadeloosstelling te overwegen, of nog een onteigening van de eigenaars zoals gedaan werd voor de luchthaven van Bierset;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners gewag maken van hun persoonlijke ervaring om de erkenning te bewijzen van de grote waarde van de woningen in de dorpen (bv., betaling van bijkomende rechten aan de Staat bij de aankoop van hun goed);

Overwegende dat een bezwaarindiener de aandacht vestigt op het maneuver van de steengroeve, die tegen "vette prijzen" de omliggende gronden zou opkopen, waardoor de ontwikkeling van andere activiteiten verhinderd wordt (bv., paardenfokkerij langs de Aisne);

Overwegende dat een bezwaarindiener vragen heeft bij de gelijke behandeling van burgers bij hinder : bij het betalen van dezelfde gemeentelijke taksen vindt hij dat elkeen recht zou moeten hebben op dezelfde rust en hetzelfde welzijn;

Antwoord : Overwegende dat de auteur van het onderzoek erop wijst dat de uitbating van kalksteen in de Aisne vallei sinds talrijke decennia traditioneel is; dat de sprl Carrières de Préalle sinds 1946 op de locatie aanwezig is, dat in dat jaar een verbrijzelaar geïnstalleerd werd op de rots van Préalle en de oprichting een feit werd; dat het dus een activiteit betreft die sinds talrijke jaren bekend is en verankerd is in de geschiedenis van deze plaats;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek in zijn onderzoek de aanwezigheid vaststelt van het dorp Aisne ten oosten van de locatie beoogd bij deze herziening; dat hij in dat verband noteert dat het een lintdorp betreft dat zich langs de N806 en langs de Aisne ontwikkeld heeft, met gebouwen die door een "zekere heterogeniteit" gekenmerkt worden; dat hij vermeldt dat "meerdere woningen inderdaad tegen de ingang van de uitbating liggen", net een reden om ervan uit te gaan dat "dit dorp een tamelijke sterke band met de steengroeve onderhoudt";

Overwegende dat de auteur, zelfs als hij erkent dat de hinder voor het westen van het dorp Aisne (geluidsniveau en stofemissies) dreigt te verhogen wegens de gewijzigde topografie door de ontsluiting van het noordoostelijk gebied, niet besluit tot een invraagstelling van het ontwerp van gewestplanherziening en aanbevelingen maakt om die hinder te verminderen voor de omwonenden vanaf de eerste exploitatiefasen (afzonderingsmarges rondom de putten en inrichtingen zoals aarden wallen of natuurschermen, akoestische en stofemissiemeetcampagnes vooraf enz.), deze elementen reeds aan bod zijn gekomen in de hiervoor besproken thema's en onder de vergunningsprocedures vallen die het gevolg zijn van huidige gewestplanherziening;

Overwegende dat de steengroeve in bedrijf is van 6 tot 17u; dat het verkeer op het ogenblik van het effectenonderzoek voor het gewestplan op zestien tweetonners H/T geraamd wordt en dat bij de geprojecteerde toestand (500.000 t/j) een verkeer van 24 tweetonners H/T per uur bereikt zou worden; dat die berekeningen evenwel gegrond zijn op de gemiddelde tonnage in de afgelopen 20 jaar, namelijk om en bij de 325.000 t/j en op de verkeersstromen tijdens de maand met de meeste activiteit (juni);

Overwegende dat de auteur van het onderzoek geen bijzondere impacten vermeldt voor de omliggende dorpen; dat de vergunning in de exploitatievoorwaarden zal moeten voorzien die het best geschikt zijn om de ontstane hinder zoveel mogelijk te beperken;

Overwegende dat de auteur er wat landschap en bebouwing op wijst dat « de maatregelen ter begeleiding van de voorgestelde herzieningen over het algemeen de best mogelijke integratie van de uitbating in zijn visuele omgeving mogelijk zouden moeten maken. Er zal evenwel altijd wel wegens het landschap dat door de topografie beheerst wordt een uitkijk op de houwfronten in de groeve blijven bestaan";

Overwegende dat de bekommernissen in termen van de inperking van de effecten van de uitbating op de bewoning beantwoord zullen worden in het kader van de bedrijfsvergunningsaanvraag, die de concrete ontsluiting zal uitmaken van het onderliggende project van huidige gewestplanherziening, van de beoordeling van de effecten waaraan deze blootgesteld zal worden en van de vergunning die afgeleverd zou kunnen worden;

Overwegende dat de gebruikte technieken, de zorg waarmee de aanleg rondom de steengroeve moet gebeuren en de opgelegde normen overeenkomstig de aanbevelingen van het effectenonderzoek (zowel de reeds uitgevoerde studie op gewestplanniveau als de studie die uitgevoerd zal worden in het kader van de vergunningsaanvraag) zo gepland zullen worden dat de impact van de activiteit op het leefmilieu zo klein mogelijk wordt gehouden; dat de eventuele daling van de vastgoedwaardes nog te bewijzen valt, temeer daar de toekomstige ontginning verder van de woongebieden af komt te liggen en de installaties niet van plaats zullen veranderen; dat voor het overige inrichtingen (landschappelijke aanleg en andere) ervoor zullen zorgen dat die hypothese zo onbeduidend mogelijk wordt gemaakt;

Overwegende dat na de periode van heraanleg de site een hogere biologische en landschappelijke waarde zal krijgen die een positieve rol zal spelen voor de grondwaarden van de nabijgelegen gebouwen;

Overwegende dat er wat betreft de bezwaren in verband met schade aan omliggende gebouwen in het kader van de uitbating van de steengroeve voorwaarden opgelegd zullen kunnen worden voor de procédés en technologieën die ingezet zullen worden voor de mijnschoten in de vergunningsfase om de trillingsniveaus te verminderen en te beheersen;

Overwegende dat het niet tot de opdracht van de auteur van het onderzoek behoort om een studie uit te voeren over de minderwaarde, evenmin als hij bij de inwoners moet enquêteren;

Overwegende dat de aanvragen inzake compensatie/schadeloosstellingen, evenals de opmerkingen in verband met de overkoop van sommige goederen niet onder huidige gewestplanherziening vallen; o. Afvalbeheer Overwegende dat sommige bezwaarindieners bezorgd zijn dat de uitbating van de uitbreidingen resulteert in meer luchtvervuiling (stof, enz.), met name te Heyd en in de omliggende dorpen;

Overwegende dat een bezwaarindiener erop wijst dat er niets overwogen wordt voor het verminderen of verwijderen van de impact van de verontreiniging door voertuigen en industrie;

Overwegende dat DGO 3 wat betreft het beheer van de op de locatie van het projet geproduceerde afvalstoffen, in de latere fasen van de uitvoering van huidig project vraagt dat de aanvrager erop toeziet dat het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 tot begunstiging van de valorisering van bepaalde afvalstoffen in acht genomen wordt en dat de gemetselde bakstenen, de blokken al dan niet gewapend beton afgevoerd worden naar een vergund afvalcentrum om inerte bouw- en sloopafvalstoffen te sorteren en te recycleren;

Antwoord : Overwegende dat de meeste van die bezwaren betrekking hebben op de ligging en de exploitatie van het onderliggend industrieproject; dat een antwoord zal moeten komen op de bezwaren in het kader van de procedure m.b.t. de vergunningsaanvraag en de evaluatie van de latere gevolgen alsook in de formulering van de vergunning die toegekend zou worden;

Overwegende dat de vraag wat de effecten van stofemissies betreft reeds bovenstaand beantwoord is;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek erop wijst dat de risico's inzake vervuiling van de ondergrond toegeschreven zouden kunnen worden aan een accidentele verspreiding van oliehoudende producten (bv. lekkage in dumpers of laadbakken) of aan een insijpeling van bezinkingsmodder in de ondergrond en de karstische leidingen; dat die elementen opgenomen zijn in het besluit van 8 mei 2014 tot aanneming van de ontwerp-herziening van het gewestplan;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek aanbevelingen maakt ter attentie van de uitbater om elke aantasting van bodem, ondergrond en grondwaterlaag te voorkomen (anti-verontreinigingskits, verwijdering van tuigen die een risico op brandstoflekken vertonen, dubbelwandige opslagtanks, opslag van gevaarlijke producten op passende systemen enz.);

Overwegende dat er, wat betreft de bodemverontreiging, door DGO3 in diens advies van 31 maart 2015 vastgesteld wordt dat volgens de gegevens waarover het op het ogenblik van het opstellen van het advies beschikt, "geen enkel ander element toelaat melding te maken van het bestaan of het vermoeden van bodemverontreiniging [...]" en geeft aan dat die informatie evenwel niet volledig is;

Overwegende dat laatstgenoemde een voorwaardelijk gunstig advies heeft uitgebracht; dat één van de voorwaarden stelt dat de aanvrager de bepalingen van het bodemdecreet van 5 december 2008 in acht moet nemen, en meer in het bijzonder : - « Ieder persoon moet de passende maatregelen treffen om de bodem te vrijwaren en iedere nieuwe bodemverontreinging te voorkomen. De eigenaar van de grond en, in voorkomend geval, de uitbater moeten eveneens onverwijld de ambtenaar belast met het toezicht en het gemeentecollege inlichten over het bestaan van achtergelaten afvalstoffen of iedere verontreiniging waarvan ze kennis hebben, waarvan de concentratie de criteria vastgesteld in de artikelen 47 tot 49 van voornoemd decreet overschrijdt; - de uitbater moet zich onderwerpen aan de verplichtingen van artikel 18 van het decreet zodra één van de elementen vermeld in artikel 21 ervan, onmiddellijk na inwerkingtreding ervan, zich voordoet. Die verplichtingen worden nagekomen door de uitvoering door een erkend deskundige inzake het beheer van verontreinigde bodems, van een onderzoek dat overeenstemt het Waalse Wetboek van goede praktijken en, in voorkomend geval, een kenmerkenonderzoek of een saneringsproject; - daarnaast is het onverminderd de verplichtingen bedoeld in voornoemd decreet mogelijk door een erkend deskundige inzake beheer van verontreinigde bodems een oriëntatieonderzoek te laten uitvoeren overeenkomstig de artikelen 37 en 38 van het decreet en het Waalse Wetboek van goede praktijken om een vaststelling te laten opmaken van de initiële bodemtoestand voor uitbating ervan.";

Dat het onderzoek evenwel nader aangeeft dat artikel 21 van het decreet tot op heden nog niet in werking is getreden;

Overwegende dat de vergunning verstrekt aan de sprl Carrières de Préalle op 13 november 2015 de voorwaarden omvat inzake meer bepaald de bodembescherming en de luchtemissies; dat dit ook zal gelden voor de toekenning van de vergunningen van de toekomstige ontginningsgebieden; p. Andere hinder Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat dit project het landelijk karakter van de Aisne vallei zal aantasten, die toch voorgesteld wordt als een vector van goede leefkwaliteit en welzijn voor de inwoners en de toeristen in de regio (oord van herbronning en rust, landschappen, wandelingen en buitenactiviteiten, groene long van de gemeente enz.), dat ze vrezen beperkt te worden in hun dagelijkse activiteiten ten voordele van een economische activiteit die hinder veroorzaakt; dat sommige bezwaarindieners aangeven hun residentiële keuze gemaakt te hebben op die elementen die volgens hen onder de noemer "op den buiten leven" vallen;

Overwegende dat hun vrees meer bepaald betrekking heeft op de hinder in Aisne-dorp en langs de Aisne (vermindering van de leefkwaliteit, rem op opkomende dynamieken in het dorp en gevaar voor het verwaarlozen van het dorp door de bewoners); dat anderen ongerust zijn over de impacten van het project op de gezondheid van de inwoners en de scholieren (stofemissies enz.) en over de gebrekkige veiligheid rondom de putten voor de omwonenden en de wandelaars;

Antwoord : Overwegende dat de ontginningsactiviteit, zoals hierboven aangegeven, in de Aisne vallei aanwezig is sinds talrijke decennia; dat de toestand dus bij de omwonenden bekend is en geen nieuwigheid op zich is;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek niet geconcludeerd heeft tot opmerkelijke effecten voor de omwonenden in termen van stof- en geluidsemissies, trillingen of gezichten op de ontginningsputten en de installaties die dit ontwerp van gewestplanherziening in vraag zouden kunnen stellen; dat hij, zoals reeds eerder opgemerkt, meerdere aanbevelingen heeft gemaakt om de effecten voor de omwonenden zo goed mogelijk te beperken in hun eigendom of bij het beoefenen van hun beroepsactiviteiten of bij de recreatie (instandhouding van natuurschermen, aansluiting van wegen en beveiliging, aanplantingen, merloenen en bufferzones, acties op de emissiebronnen - installaties, vermindering van de ladingen bij mijnschoten enz.); dat die elementen, zoals aangegeven in het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014, onder de procedures voor latere vergunningsaanvragen vallen, en niet onder huidige gewestplanherziening;

Overwegende dat, zelfs als het waar is dat de vestiging van een industriële activiteit daadwerkelijk een bron van hinder kan zijn, de sprl Carrières de Préalle de milieuverplichtingen zal moeten naleven, opgelegd bij besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de steengroeven en hun aanhorigheden, evenals bij de vergunning die verstrekt zou kunnen worden voor de vestiging en de uitbating van de steengroeve; dat de sprl Carrières de Préalle eveneens alles in het werk zal moeten stellen om ervoor te zorgen dat haar activiteit geen verdere hinder veroorzaakt;

Overwegende dat het project in het behoud voorziet van de installaties op de plaats zelf waar ze heden gevestigd zijn, evenals in de afstand tussen het hoofdzakelijk deel van de ontginning en de dorpscentra Aisne en Heyd; dat het om de afstand tussen de ontginning en Heyd-dorp mogelijk te kunnen maken, passend is, in te gaan op het voorstel van de gemeenteraad van Durbuy, dat erin bestaat de oppervlakte van het zuidelijk uitbreidingsgebied, op te nemen als ontginningsgebied, te beperken; dat daar meer in detail op wordt ingegaan in het hoofdstuk "Alternatieven"; q. Herinrichtingen Overwegende dat sommige bezwaarindieners aandringen op het belang om in de herinrichting van de overwogen ontginningsgebieden te voorzien; dat sommigen onder hen achten dat die vraag niet genoeg aan bod kwam in het effectenonderzoek voor het gewestplan en in het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van huidige gewestplanherziening en dus wensen dat genoemd onderzoek dus in overweging wordt genomen in het stadium van de gewestplanherziening;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners vragen hebben bij de herinrichtingen en de nadere uitvoeringswijze, evenale op de garantie van de uitvoering ervan;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy in dit opzicht hetvolgende vraagt : - "[...] een geleidelijke herinrichting die gelijke tred houdt met de uitvoering van andere ontginningsputten zonder het einde van de uitbating af te wachten, volgens een opgesteld plan dat gecontroleerd wordt door de bevoegde diensten van het Waalse Gewest."; - een herstelplan dat rekening houdt met de natuurlijke habitats en de mogelijkheid om een opslagplaats voor inerte afvalstoffen aan te leggen (CET technische ingraving klasse 3) om de afvalstoffen op te slaan van de werven die op het grondgebied van Durbuy aan de gang zijn; - de « snelle » opvulling van de bezinkingsbekkens voorzien langs de Aisne en bezuiden de glooiing naar Heyd volgens een tijdsschema dat aan de bevoegde overheden voorgelegd dient te worden en na afloop waarvan ze naar de landbouw terugkeren;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners eveneens een geleidelijk herstel, zoals gevraagd door de gemeenteraad van Durbuy, hebben voorgesteld; dat ze met het oog op een vlottere uitvoering een geleidelijke teruggave van de borgstelling die gelijke tred houdt met de uitvoering van de inrichtingen en de oprichting van een begeleidingscomité aanbevelen;

Antwoord : Overwegende dat de auteur van het onderzoek aanbevelingen heeft gemaakt wat betreft de herbestemming en de herinrichting van de ontginningsgebieden na afloop van de uitbating (inrichtingen, herstel van fauna- en floravriendelijk milieu in de steengroeve enz.);

Overwegende dat de auteur van het onderzoek onder de voorstellen tot herbestemming de herbestemming van de bezinkingsbekkens overwoog (langs de Aisne en bezuiden de glooiing) tot ruraal haaglandschap na een heraanleg waarbij met name gebruik is gemaakt van teeltaarde;

Overwegende dat het in de bewoordingen van het besluit van 8 mei 2014 ongeschikt is geacht de voorstellen tot herbestemming van de auteur van het onderzoek in de gewestplanherziening in te voeren daar ze onder de vergunning vallen; dat die bemerkingen van de auteur in de vergunning opgenomen zullen kunnen worden;

Overwegende dat de Regering het bovendien verkieslijker acht, niet in de herbestemming van de toekomstige ontginningsgebieden als landbouwgebied te voorzien om hun heraanleg mogelijk te maken in het kader van de vergunning;

Overwegende dat herinrichtingen in de huidige steengroeve reeds zijn voorzien via de bouwvergunning van 22 augustus 2001 en de bedrijfsvergunning van 13 november 2015 (aanplantingen enz.) waarvoor de borgstelling garant staat voor de zorgvuldige uitvoering van die werkzaamheden overeenkomstig artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;

Overwegende dat dit voor de toekomstige ontginningsgebieden, bedoeld bij huidige gewestplanherziening, ook het geval zal zijn; dat het vraagstuk inzake de gefaseerde herinrichting in dat stadium dus onderzocht zal worden;

Overwegende dat de bestemming van het gebied na uitbating enkel gewijzigd zal kunnen worden via een nieuwe herzieningsprocedure van het gewestplan; dat die verzoeken specifiek gemotiveerd moeten worden; dat die procedures niet enkel de beoordeling van hun effecten vereisen maar ook de raadpleging van het publiek; dat het Gewest zich er niet vast en definitief toe kan verbinden de bestemmingswijziging van het gebied onmogelijk te maken zonder dat het afbreuk zou doen aan artikel 1 van het Wetboek;

Overwegende dat de Regering op grond van die gegevens haar standpunt bevestigt van haar besluit van 8 mei 2014 en vraagt dat de voorstellen van de bezwaarindieners en van de gemeenteraad van Durbuy eveneens in overweging worden genomen in het kader van de latere vergunningsaanvragen; r. Andere te treffen maatregelen Overwegende dat de bemerkingen van de bezwaarindieners betrekking hebben op de vragen inzake de fasering van de uitbating en op de invoering van buffergebieden; Overwegende dat sommige bezwaarindieners vragen dat er een fasering overwogen wordt om de eventuele impacten, in de tijd gespreid, te kunnen beheren; dat één onder hen vindt dat gebruik moet worden gemaakt van "artikel 425/26 van het 'C.W.A.T.U.P.e.' waar in een uitbreidingsomtrek voor ontginningsgebieden wordt bepaald, en meer in het bijzonder voor de ver van het middelpunt gelegen noordwestelijke zone, waarbij de overige fasering dan in de vergunningen fijner uitgewerkt kan worden.";

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy in zijn advies van 22 december 2014 verzoekt dat de "uitvoering van de uitbreiding van de steengroeve" bij de behandeling van de toekomstige vergunning(en) "in twee fasen gespreid in de tijd gebeurt, via volgende middelen" : - als het dossier inzake de bedrijfsvergunningsaanvraag betrekking heeft op de globale uitbreiding; eerst wordt enkel de noordoostelijke zone [...] ontsloten (= fase 1); de noordwestelijke zone (= fase 2) wordt enkel aangesneden zodra de noordoostelijke zone uitgeput is en voor zover de maatregelen bepaald ter vermindering van de hinder wel degelijk getroffen zijn; - indiening van twee opeenvolgende bedrijfsvergunningen, met twee in de tijd gespreide effectenonderzoeken, waarbij het eerste dossier enkel betrekking heeft op fase 1 [...];" Overwegende dat wat betreft de afbakening van de bufferzones één bezwaarindiener het voorstel van de auteur van het onderzoek genegen is, dat erin bestaat in een minstens 10 m brede strook te voorzien in de vorm van een grafische of woordelijke bepaling; dat hij daarnaast voorstelt die zones op te nemen als groengebieden zoals voorzien in artikel 37 van het Wetboek, eerder dan dat in de vergunning behandeld wordt zonder garantie op uitvoering;

Antwoord : Overwegende dat de uitbater volgens het exploitatieplan, opgenomen in het effectenonderzoek voor het gewestplan, een uitbating van de toekomstige ontginningsgebieden in vier fases overweegt; dat de uitbating van de noordwestelijke zone pas aanvangt tijdens fase 2 en dat dit geleidelijk zal gebeuren terwijl de beschikbare voorraden in de andere zones uitgeput raken; dat het, om er de steriele gesteenten te kunnen storten die voortkomen uit de uitbating van de noordwestelijke zone, absoluut nodig is dat de noordoostelijke put volledig is uitgebaat in de loop van fase 2; dat het werk in die noordwestelijke zone bovendien geleidelijk zal gebeuren (voorbereidende afgravingen, openlegging in stappen enz.);

Overwegende dat de Waalse Regering haar standpunt van het besluit van 8 mei 2014 bevestigt, waarbij het voorstel van de auteur van het onderzoek om een fasering te bepalen voor de uitbating in het stadium van huidige gewestplanherziening verwerpt daar zij acht dat dit onder de vergunning valt en dat het daarnaast onmogelijk is de administratieve akte vast te stellen vanaf welke de uitbating van de noordwestelijke zone aangevat zou kunnen worden;

Overwegende dat die beslissing die de vraag van de zonering behandelt niet verhindert dat de vergunning een fasering van de uitbating van de zones opgenomen na afloop van huidige gewestplanherziening bevat; dat het daarnaast de administratieve overheid die over de vergunningsaanvraag beslist zal moeten zijn die een standpunt zal moeten innemen wat betreft het verzoek tot fasering van de gemeenteraad van Durbuy en die de gepastheid om de noordwestelijke zone uit te baten zal moeten bestuderen;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek inderdaad de afbakening van bufferzones heeft aanbevolen, die 2 tot 10 m breed kunnen zijn in functie van de betrokken uitbreidingen en de kenmerken van de aangrenzende terreinen;

Overwegende dat het besluit van 8 mei 2014 die bufferzones in het stadium van de gewestplanherziening niet heeft opgenomen daar ze onder de vergunning vielen, waarbij gevraagd wordt dat "die bemerkingen [van de auteur van het onderzoek inzake het voorontwerp] in overweging worden genomen bij de behandeling van de vergunningsaanvraag met het oog op de best mogelijke bescherming van de woningen gelegen in de zones die aangrenzend zijn aan de toekomstige ontginningsgebieden";

Overwegende dat de opneming van dergelijke smalle bufferzones bovendien, naar de schaal van het gewestplan gemeten, namelijk 1/10.000e, irrelevant is; dat het tot de bevoegdheid van de Waalse Regering behoort, om over de samenhang van het gewestplan te waken;

Overwegende dat die optie, om de buffergebieden niet op de kaart op te nemen, bovendien het voordeel heeft dat elke ontginningsfase als geheel overwogen wordt bij de behandeling van de latere vergunningsaanvragen en bijgevolg dat er gepastere inrichtingsmaatregelen getroffen kunnen worden op grond van een effectenonderzoek voor het leefmilieu, dat zelf gedetailleerder is;

Overwegende dat het operationeel Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu in zijn advies van 31 maart 2015 ingestemd heeft met het voorstel van de Waalse Regering, opgenomen in het besluit van 8 mei 2014, om het onderzoek inzake de bufferzones te overwegen in het kader van de later te verstrekken bedrijfsvergunning;

Overwegende dat de Waalse Regering het op grond van die elementen niet nodig acht op het voorstel van de bezwaarindiener in te gaan; s. Alternatieven Overwegende dat naast het eenvoudigweg verwerpen van het ontwerp als geheel zoals sommige bezwaarindieners vragen, anderen dan weer hun voorkeur laten uitgaan naar een tussenoplossing met minder als ontginningsgebieden op te nemen oppervlaktes met het oog op de beperking van de hinder van de uitbating en de uitbatingsperiode en voorstellen om liever één enkele ontginningsput te gebruiken en af te zien van de opneming van de noordwestelijke zone en bijgevolg van de binnenweg ernaartoe; Overwegende dat die aanvraag tot een vermindering van de oppervlakte vaak gepaard gaat met een aanvraag tot vermindering van de jaarproductie;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy in zijn beraadslaging en besluit van 22 december 2014 hetvolgende wenst : - In het zuidelijk gebied wordt de uitbating beperkt tot een 15 m brede strook vanaf de rand van het bestaand ontginningsgebied, waaraan een 20 tot 35 m brede strok gevoegd zou worden om te dienen als "verwijderings- en aanplantingsstrook (inlandse loofsoorten, gekozen door Natuur en Bossen) [...]"; het saldo van het overwogen ontginningsgebied wordt dan behouden als landbouwgebied; - In het noordoosten worden de bestaande bosjes in stand gehouden, evenzeer als ze hun bestemming behouden of herbestemd worden tot bosgebied, evenals hun omvorming tot bosgebied; - De productie wordt in het kader van de vergunning behouden op 400.000 t/j;

Antwoord : Overwegende dat het niet de taak van de Waalse Regering is om te beslissen over een productiebeperking in het kader van een procedure tot gewestplanherziening daar dit onder de bedrijfsvergunning valt, die later verstrekt zal worden en waarvan de aanvraag beoordeeld zal worden in verhouding tot het onderzoek naar de hinder voortvloeiend uit de uitbating van de locatie (stof, mijnschoten, verkeer met name) en naar het spaarzaam gebruik van de rijkdom zoals bedoeld in artikel 1 van het Wetboek;

Overwegende dat het tot de taak van de onderzoeksgelastigde behoorde, de ligging van het voorontwerp te bekrachtigen ten opzichte van de doelstellingen van de gewestplanherziening en van de doelstellingen van de relevante plannen en programma's; dat daarvoor volgende criteria zijn gekozen : kwaliteit van de afzetting, toegankelijkheid, aanwezigheid van infrastructuren, mogelijkheden tot uitbating ten opzichte van de voornaamste drukfactoren en potentialiteiten;

Overwegende dat de auteur van het onderzoek de ligging van het voorontwerp bekrachtigd heeft (noordelijke en noordoostelijke zone) ten opzichte van die criteria, maar zoals voorgaand gezien vastgesteld heeft dat de voorraden van de afzetting in die gebieden de voortzetting van de uitbating van de steengroeve van Préalle voor dertig bijkomende jaren niet mogelijk zouden maken, overeenkomstig de oriëntaties van het Waals structuurplan; dat de auteur van het onderzoek, bij ontstentenis van liggingsalternatieven, bijgevolg voorgesteld heeft om twee nieuwe ontginningsgebieden daaraan toe te voegen, die overeenstemmen met dezelfde liggingscriteria als die toegepast op het voorontwerp : het noordwestelijk en het zuidelijk gebied;

Overwegende dat de CRAT in haar advies van 26 maart 2015 de ligging en de afbakening van de gebieden, opgenomen door de ontwerp-gewestplanherziening van 8 mei 2014, bekrachtigt en dus geenszins de ligging van het noordwestelijk en van het zuidelijk gebied in vraag stelt; « de CRAT acht dat de ligging en de afbakening van de ontginningsgebieden, zoals voorgesteld, logisch zijn en perfect aansluiten bij de lokale geologische context. Die nieuwe ontginningsgebieden zullen een optimalisering van de kalksteenafzetting mogelijk maken. In dat verband benadrukt ze het belang van de uitgevoerde verlenging van het zuidelijk ontginningsgebied tot aan de zandsteenbank om de uitbating van de gehele kalksteenafzetting in dat gebied mogelijk te maken. [...] De Commissie apprecieert dat de voorziene uitbreidingen beperkt blijven tot het plateau [van Flettin] en dat ze niet overhellen naar de valleihellingen van de Aisne. [...] »; dat de CWEDD, in haar advies van 9 maart 2015, een gunstig advies uitbrengt over de opneming van de ontginningsgebieden zoals voorlopig opgenomen bij het besluit van 8 mei 2014;

Overwegende dat zowel de CRAT als de CWEDD de sociaal-economische verantwoording van de voorgestelde uitbreidingen van hun goedkeuring voorzien;

Overwegende dat het noordwestelijk gebied, op grond van de cijfers voorgelegd door de auteur van het onderzoek, op zich alleen al goed zou zijn voor twee derde van de productie van verbrijzelde kalksteen, dichtbij de verwerkingsinstallaties; dat de auteur van het onderzoek, na de eventuele impacten die daaruit zouden kunnen ontstaan en de verzachtende maatregelen onderzocht te hebben, daar niets tegen in te brengen heeft;

Overwegende dat de Regering, gelet op voornoemde elementen en om in te spelen op de doelstellingen van de gewestplanherziening en om aan de oriëntaties van het Waals structuurplan tegemoet te komen, bijgevolg niet in kan gaan op de verzoeken van de bezwaarindieners om zich uitsluitend tot de uitbating van de aangrenzende gebieden van de steengroeve te beperken;

Overwegende dat de vergunning de akte zal moeten zijn die die gelegenheid moet onderzoeken om een fasering van de uitbating vast te leggen en de productie te beperken; dat dit een antwoord zou kunnen bieden op de onrust van de omwonenden wat de omvang van het project betreft, de uitvoering ervan en de hinder die eruit voort zou kunnen vloeien;

Overwegende dat voor wat betreft de zuidelijke zone, de Cellule Aménagement-Evironnement van DGO4 het verzoek van de gemeenteraad van Durbuy genegen is, met het oog op de vermindering van de oppervlakte rekening houdend met de kleine impact op de afzettingsvoorraden (klein rendement verwacht, gelet op hoog percentage steriele gesteenten en kleine ontginningshoogte) en van de duur van de uitbating van de steengroeve, namelijk een verlies geschat op ongeveer 682.500 ton afzetting (steriele gesteenten niet meegerekend en 1,5 tot 2 jaar ontginning); dat deze cel eveneens te vinden is voor de afbakening van een ontginningsvrije strook van 35 m waarop een bomenscherm heropgericht zal kunnen worden zoals dat reeds bestond in 2009-2010 om het dorp Heyd te beschermen en erop wijst dat de uitvoering ervan mee in overweging genomen zal moeten worden bij de bedrijfsvergunningsaanvraag voor genoemd gebied;

Overwegende dat die voorstellen de hinder voor het dorp Heyd zullen kunnen verminderen door de ontginningsactiviteit op een afstand te houden en te kiezen voor een beperkte uitgestrektheid van het zuidelijk ontginningsbied; dat, doordat het stricto sensu onmogelijk is in te gaan op het verzoek van de gemeenteraad van Durbuy rekening houdend met het feit dat de uitbating van het huidig ontginningsgebied reeds 50 meter verder voortgeschreden is, de bestaande industriële bedrijfsruimte als geheel en een deel van het landbouwgebied tot ontginningsgebied omgevormd moet worden; dat het aan te bevelen valt, in het zuidelijk deel ervan een afzonderingsomtrek op te nemen in de zin van artikel 41, 1°, van het Wetboek om het herstel van het bomen- en groenscherm mogelijk te maken, waarvan de hierboven uitgedrukte aanbevelingen in overweging genomen zullen kunnen worden in de desbetreffende vergunningsaanvraag; dat de activiteiten van de steengroeve bijgevolg door zullen kunnen gaan in het saldo van het gebied, dat een strook van ongeveer 15 m breed uitmaakt in het noorden ervan;

Overwegende dat die herafbakening van de zuidelijke zone het nog steeds mogelijk zal maken om in te gaan op de oriëntaties van het Waals structuurplan daar de inkorting van de uitbating daardoor slechts 1,5 jaar (bij een productie van 500.000 t/j) of twee jaar (bij een productie van 400.000 t/j) zal bedragen;

Overwegende dat de beboste en groenstrook waarnaar de gemeenteraad van Durbuy verwijst, gelegen is bij de ingang van de steengroeve, op de noordelijke en westelijke hellingen, op gronden die heden opgenomen zijn als landbouwgebied, bosgebied en ontginningsgebied;

Overwegende dat de Waalse Regering noch de auteur van het onderzoek overwegen om die terreinen fysiek of planologisch te wijzigen wegens hun biologische en landschappelijke belangen (aanwezigheid van zeldzame en beschermde plantensoorten en aangenamer maken van de potentiële gezichten vanuit het westen, die zou kunnen ontstaan wegens de noordoostelijke afgraving die een deel van de heuvellijn zou afschrapen);

Overwegende dat de vergunning, verstrekt in november 2015 aan sprl Carrières de Préalle, in overeenstemming met Natuur en Bossen, de instandhouding van het beboste gedeelte gelegen in het noordoosten van het ontginningsgebied beoogt;

Overwegende dat de bebossing en de oorspronkelijke bestemmingen ervan dus behouden blijven; dat dit bijgevolg ingaat op het verzoek van de gemeenteraad van Durbuy, zoals uitgedrukt in diens advies;

Overwegende dat een van bemerkingen voorziene kaart van de gemeenteraad van Durbuy eveneens is overgemaakt aan DGO4 om het advies van de gemeenteraad van een illustratie te voorzien; dat daar onder andere de wens van de gemeenteraad van Durbuy op vermeld staat, dat de oostelijke hoek van het noordoostelijk gebied niet tot ontginningsgebied omgevormd wordt;

Overwegende dat dit verzoek als dusdanig niet expliciet is vermeld in het advies van de gemeenteraad van 22 december 2014; dat de Cel Aménagement-Environnement bovendien acht dat er geen meerwaarde gehaald kan worden uit het schrappen van dat gebied daar er reeds een bomen- en groenscherm en een afzonderingsgebied bestaan tussen de toekomstige steengroeve en de Aisne vallei; dat zelfs als de vergunning, in november 2015 toegekend, voorziet om af te zien van het noordoostelijk bosje op grond van een akkoord met Natuur en Bossen, de uitbatingsplannen zoals voorgesteld in 2001, in het kader van de procedure tot herziening van het gewestplan, weldegelijk de gedeeltelijke uitbating en de opvulling van de "backfilling" van deze zone en van de zone, juist ten noorden ervan gelegen, voorzagen; dat genoemde cel eveneens meldt dat de explosievenopslag gelegen is in dat deel van het ontginningsgebied, opgenomen in huidig gewestplan;

Overwegende dat die vraag met betrekking tot de instandhouding van de bebossing onderzocht zal kunnen worden in het kader van de vergunningsaanvraag voor het noordoostelijk gebied; 4. Compensaties Overwegende dat sommige bezwaarindieners achten dat de voorgestelde planologische compensaties de geleden schade niet zullen kunnen compenseren voor zover ze eerder een regularisatie van de feitelijke toestand dan een compensatie vormen, dat ze ver van het project af gelegen zijn en dat de wetgeving terzake bijgevolg niet nageleefd blijkt te zijn;dat de inwoners geen enkel voordeel vinden zoals bijvoorbeeld het feit dat andere gronden aan de landbouwers worden toegekend als compensatie voor de gronden waarvan ze af moeten zien of nog in het feit dat producten uit de steengroeve kosteloos afgestaan worden;

Overwegende dat artikel 46 van het Wetboek twee mogelijke compensatietypes voorziet voor de opneming van een nieuw bebouwingsgebied, een planologische en een alternatieve; dat het Wetboek voor laatstgenoemde bepaalt dat de bepaling ervan rekening houdt met, met name, de impact van het gebied op de buurt en omgeving; dat dit helemaal anders is voor de planologische compensatie, waar er een strikt arithmetische logica wordt geëerbiedigd;

Overwegende dat het Wetboek daarnaast geen enkele verplichting voorziet om de compensatie op plaatselijke schaal uit te voeren bij een procedure tot herziening van een gewestplan als regeringsinitiatief, in tegenstelling tot wat voorzien is bij een gewestplanherziening via het opstellen van een gemeentelijk plan van aanleg; dat de planologische compensaties, in het geval van huidige herziening, één voor één op het grondgebied van de gemeente Durbuy doorgevoerd worden;

Overwegende dat dit besluit noch als compensatie noch als toekenning van gronden aan de landbouwers ter vervanging van de gronden die ze kwijtraken noch het schenken van producten door de uitbater in overweging wordt genomen; dat de bemerking over die punten bijgevolg niet gefundeerd is;

Overwegende dat de CRAT dan weer noteert dat er een overcompensatie van 2 ha plaatsvindt en aanbeveelt dat de Regering het proportionaliteitsbeginsel waarvan sprake in artikel 46 § 1 3° van het Wetboek in acht neemt door de voormalige groeve van Tohogne als ontginningsgebied te behouden om het potentieel gebruik ervan mogelijk te maken bij een latere gewestplanherziening; dat dit voorstel overigens door een bezwaarindiener gedeeld wordt;

Overwegende dat de opneming van de voormalige steengroeve van Tohogne als bosgebied overigens al van voor het voorontwerp tot herziening van het gewestplan voorzien was en door het effectenonderzoek werd bekrachtigd en door de Regering in aanmerking is genomen met het oog op de samenhang van de ruimtelijke ordening;

Overwegende dat, doordat de Regering, zoals hierboven aangestipt, afziet van de opneming van ontginningsgebieden, de oppervlakte van bebouwbare gebieden opgenomen bij huidige gewestplanherziening om en bij de 34 ha bereikt, waaronder enkel 31,3 ha gecompenseerd dienen te worden ten opzichte van artikel 46 § 1 3° van het Wetboek; dat men, daar laatstgenoemden planologisch gecompenseerd worden door de opneming van om en bij de 37,8 ha niet bebouwbare gebieden, inderdaad te maken heeft met een overcompensatie die om en bij de 6,5 ha bereikt;

Overwegende dat dergelijke overcompensaties niet onverenigbaar zijn met het proportionaliteitsbeginsel vervat in artikel 46 § 1 3° van het Wetboek voor zover ze een logica van samenhang nastreven, evenals van een zorgvuldige inrichting van de ruimte op schaal van het gewestplan;

Overwegende dat een bezwaarindiener vraagt dat de gronden, aanvankelijk omgevormd tot groengebieden in de compensaties "Briqueterie de Rome" en "Mont des Pins", opgenomen in het ontwerp van gewestplanherziening wegens de kwaliteitsvolle biodiversiteit, bestemd worden als natuurgebied;

Overwegende dat zowel de CRAT als de CWEDD in hun respectievelijk advies de voorgestelde bestemmingen bekrachtigen voor de planologische compensaties voorgesteld in de ontwerp-herziening voor zover ze de feitelijk bestaande toestand in acht nemen; dat de CRAT overigens acht dat de bestemmingen, voorgesteld voor de compensatie "Mont des Pins" het niet mogelijk maken om "het gebruik en de eventuele ontwikkeling van het domein Mont des Pins te belemmeren";

Overwegende dat het ontwerp-plan in het geval van de compensatie « Mont des Pins » niet de opneming van groengebieden beoogde; dat het verzoek van de bezwaarindiener bijgevolg niet van toepassing kan zijn op die compensatie;

Overwegende dat, in het geval van de compensatie "Briqueterie de Rome", de vraag van de bestemming als natuurgebied van de delen met een interessante biodiversiteit reeds beslist en verantwoord werd in het besluit van 8 mei 2014 tot aanneming van de ontwerp-herziening van het gewestplan; dat van die optie bijgevolg niet afgeweken moet worden; dat een bestemming als groengebieden daarnaast aangepast is aan de bestaande toestand daar ze volgens artikel 37 van het Wetboek het behoud, de bescherming en de regeneratie van het natuurlijk milieu mogelijk maakt;

Overwegende dat de gemeenteraad van Durbuy de schrapping van de bestemming van het uiterst westelijk deel van huidig ontginningsgebied genegen is, met het oog op de opneming als planologische compensatie van een landbouwgebied in het noorden en een bosgebied in het zuiden;

Overwegende dat de uitbater van de steengroeve de inrichtingsmaatregel met betrekking tot het sluiten van een beheersovereenkomst met het Departement Natuur en Bossen van DGO3 zoals beoogd in artikel 3 van het besluit van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan ontoepasbaar acht daar de "sprl Carrières de Préalle en haar zustervennootschappen in de groep MATHIEU enkel eigenaar zijn van min of meer 20 % van het bosgebied dat opgenomen wordt als compensatie" in het westen van huidige steengroeve (percelen 462a, 462b, 435a en 436a); dat de CRAT eveneens tegen de opstelling van die overeenkomst is wegens "moeilijk toe te passen"; dat DGO3 ervan uitgaat dat men gelet op deze elementen af moet zien van deze overeenkomst, maar mits het onderhandelen van andere compensaties met het Departement Natuur en Bossen in het kader van de bedrijfsvergunning;

Overwegende dat de Regering het gelet op deze elementen relevant acht voornoemde inrichtingsmaatregel niet in aanmerking te nemen, daar ze in ieder geval niet nodig is om de proportionaliteit van de compensaties te garanderen en het zoeken naar maatregelen met een gelijkaardige reikwijdte uit te stellen tot de vergunning; 5. Conclusie Overwegende dat de Waalse Regering, gelet op hierboven uiteengezette elementen, beslist de inrichtingsmaatregel niet in aanmerking te nemen met betrekking tot het sluiten van een beheersovereenkomst met het Departement Natuur en Bossen van DGO3 van de Waalse Overheidsdienst, zoals bedoeld in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 8 mei 2014 tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Marche - La Roche; Overwegende dat de artikelen 4 en 5 van voornoemd besluit de definitieve aanneming van huidige gedeeltelijke herziening als voorwaarde koppelen aan het ondertekenen van twee navolgende overeenkomsten : - de « Convention pour l'exploration spéléologique des massifs calcaires de la Carrière de Préalle (Aisne/Durbuy) »; - de « Convention relative au Patrimoine dans le cadre de l'extension de la zone d'extraction de la carrière de Préalle (Durbuy) »;

Overwegende dat die overeenkomsten respectievelijk zijn ondertekend, op 7 november 2014 tussen enerzijds sprl Carrières de Préalle en anderzijds de Waalse Commissie voor Onderzoek en Bescherming van de Ondergrondse sites (« CWEPSS ») en op 3 december 2015 door de sprl Carrières de Préalle, de Waalse Overheidsdienst en de stad Durbuy;

Overwegende dat de Regering akte neemt van deze overeenkomsten zoals opgenomen in bijlage en rekening houdend met voorgaande ontwikkelingen acht dat niets de definitieve aanneming van huidige gewestplanherziening nog tegenhoudt;

Overwegende dat het passend is af te zien van de opneming van het ontginningsgebied langs de Aisne en van een deel van het zuidelijk ontginningsgebied;

Overwegende dat huidige wijziging van het gewestplan Marche - La Roche bijgevolg betrekking heeft op de opneming op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) van om en bij de 34,1 ha ontginningsgebieden, w.o. om en bij de 2,7 ha geen planologische compensatie behoeven omdat ze reeds bebouwingsgebieden beogen;

Overwegende dat de bij benadering overige 31,3 ha overeenkomstig artikel 46 § 1 van het Wetboek bijgevolg planologisch gecompenseerd worden door de opneming van om en bij de 37,8 ha niet-bebouwingsgebieden;

Overwegende dat het bijkomend voorschrift *S60 bij het gebied waar het zuidoostelijk bezinkingsbekken gelegen is bevestigd wordt;

Overwegende dat besloten is tot opneming van het bijkomend voorschrift *S63 op het zuidelijk deel van het zuidelijk ontginningsgebied, waarbij het voorbehouden wordt voor de aanleg van een afzonderingsomtrek in de zin van artikel 41, 1°, van het Wetboek;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit, Vervoer en Dierenwelzijn, Besluit :

Artikel 1.De gedeeltelijke wijziging van de bladen nrs 49/5, 55/1 en 55/2 van het gewestplan Marche - La Roche met betrekking tot de opneming, op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) : - van ontginningsgebieden als noordelijke, noordoostelijke en zuidelijke uitbreiding van het ontginningsgebied van de steengroeve van Préalle; - een ontginningsgebied in het noordwesten van het ontginningsgebied van de steengroeve van Préalle, gescheiden van laatstgenoemd ontginningsgebied; - een ontginningsgebied voor de vestiging van een verbindingsbaan tussen het toekomstig noordelijk bedrijfsgebied en bovenvermelde noordwestelijke uitbreiding; - een ontginningsgebied bestemd voor de vestiging van bezinkingsbekkens; en als planologische compensatie van : - een landbouwgebied en een bosgebied op het westelijk gedeelte van het ontginningsgebied van de Steengroeven van Préalle dat heden opgenomen is in het gewestplan van Heyd; - een bosgebied in het ontginningsgebied van de oude steengroeve van Haute Kimone in Tohogne; - een groengebied, een bosgebied en twee landbouwgebieden in het gehucht "Briqueterie de Rome" in Grandhan; - een bosgebied in het gehucht "Mont des Pins" te Bomal; wordt definitief aangenomen overeenkomstig de bijgevoegde plattegrond.

Art. 2.Het ontginningsgebied bestemd voor de vestiging van het bestaand bezinkingsbekken in het zuiden van het ontginningsgebied van de Steengroeven van Préalle is voorzien van een bijkomend voorschrift *S60 luidend als volgt : "het ontginningsgebied voorzien van bijkomend voorschrift *S60 wordt bestemd voor de vestiging van bezinkingsbekkens en van bijkomende werken die nodig zijn voor deze installaties" (blad 55/2).

Art. 3.Het ontginningsgebied bestemd voor de aanleg van een afzonderingsomtrek wordt voorzien van een bijkomend voorschrift *S63 luidend als volgt : "Het ontginningsgebied gemerkt met een bijkomend voorschrift *S63, wordt voorbehouden voor de aanleg van een afzonderingsomtrek" (blad 55/2).

Art. 4.De milieuverklaring opgemaakt door de Waalse Regering op grond van artikel 44 van het Wetboek wordt als bijlage bij dit besluit gevoegd.

Art. 5.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 23 maart 2017 De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit, Vervoer en Dierenwelzijn, C. DI ANTONIO

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^