Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 05 december 2008
gepubliceerd op 16 februari 2009

Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Marche-La Roche en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding van de steengroeve van Préalle op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) en, bij wijze van planologische compensaties, op de bestemming als landbouwgebied en bosgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd en Tohogne)

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009200593
pub.
16/02/2009
prom.
05/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/05/2009200593/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot herziening van het gewestplan Marche-La Roche (bladen 49/5, 55/1 en 55/2) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding van de steengroeve van Préalle op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) en, bij wijze van planologische compensaties, op de bestemming als landbouwgebied en bosgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd en Tohogne)


De Waalse Overheidsdienst, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 1, 22, 23, 25, 32, 35, 36, 42, 43, 44 en 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 maart 1987 tot opstelling van het gewestplan MarcheLa Roche;

Overwegende dat de optie waar het gewestelijk structuurplan voor koos wat de bescherming en het beheer betreft van de ondergrondse rijkdommen erin bestaat, in te spelen op de behoefte aan ruimte voor de ontginningsnijverheid in de komende dertig jaar;

Gelet op het Toekomstcontract voor Wallonië, aangenomen op 20 januari 2005 en de prioritaire acties voor de toekomst van Wallonië, aangenomen op 30 augustus 2005;

Gelet op het onderzoek van de ondergrondse rijkdommen van de provincie Luxemburg uitgevoerd op verzoek van het Waalse Gewest door Professor E. Poty en bekendgemaakt op 27 september 2000 door het "Laboratoire d'Analyses Litho- et Zoostratigraphiques " van de Universiteit Luik;

Overwegende dat de Waalse Regering op 27 maart 2002 de Minister van Ruimtelijke Ordening ermee belast heeft de dossiers te behandelen in verband met de aanvraag tot opneming van ontginningsgebieden op grond van volgende criteria : - het bestaan van een economische operator die gemotiveerd is om op het gebied te ontginnen; - de indiening bij het Kabinet en bij het Bestuur van een gedocumenteerd dossier; - een door hierbovenvermeld onderzoek Poty gevalideerde site; - een aanvraag overeenstemmend met het strategische ontwikkelingsbeleidsplan van de onderneming inzake economie, werkgelegenheid, duurzame mobiliteit; - een aanvraag die in minstens een van volgende prioriteiten past : - de huidige uitbating mag niet langer dan zes jaar doorgaan binnen de huidige grenzen van het gewestplan, afgaande op het huidige uitbatingsritme, behoudens buitengewone omstandigheden die in het beleidsplan gemotiveerd worden; - de vraag draagt bij tot de instandhouding van een productiepotentieel voor een stof die als productiemiddel dient in een belangrijke economische sector in Wallonië;

Gelet op de in 1985 opgestelde inventaris van de biologisch waardevolle gebieden en zijn actualisering door de "FUL" (Fondation universitaire luxembourgeoise ASBL) voor de omtrek betrokken bij dit voorontwerp ten gevolge van twee onderzoeken ter plaatse uitgevoerd in 1997;

Gelet op de inventaris van de landschappelijk waardevolle omtrekken en van de uitzonderlijke vergezichten vastgesteld in 2002 door de VZW "ADESA" (Action de Défense de l'Environnement de la Vallée de la Senne et de ses Affluents) in overeenstemming met het Waalse Gewest;

Overwegende dat dit voorontwerp van plan onderworpen zal worden aan een effectenonderzoek van plan overeenkomstig artikel 42 van het "CWATUP"; dat de conclusies van dat onderzoek des te belangrijker zullen zijn daar de aanvraag om globale vergunning die na de definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan ingediend zal worden, niet onderworpen zou kunnen worden aan een milieueffectonderzoek;

Overwegende dat de "SPRL Carrières de Préalle" een afzetting van kalksteen ontgint op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) voor de productie van steenslag en zand, materiaal gebruikt voor de aanmaak van beton, voor de bouw, de wegeninfrastructuur en alle overige civieltechnische werken en voor de winterdiensten (strooidiensten); dat de steengroeve geopend is in de noordelijke helling van een valleitje gevormd door de beek Tour op 450 meter van zijn samenvloeiing met de Aisne;

Overwegende dat de ontgonnen stof een biostromale kalksteen van de vorming van "Mont d'Haurs" is, namelijk een kalkreeks van het hogere givetiaans tijdperk (Midden-Devoon) met een vermogen van 140 meter en met niet-ontginbare leistenen aan de top en aan de basis;

Overwegende dat die ontginning uitgevoerd wordt in een ontginningsgebied opgenomen in het gewestplan van Marche-La Roche en ze er het oostelijke deel van bezet met ongeveer 13 ha open veld op 25 opgenomen ha;

Overwegende dat de gemiddelde jaarproductie tussen 300 000 en 400 000 ton bedraagt, wat een rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling van 11 personen als gevolg heeft; dat de auteur van het effectenonderzoek die cijfers zal moeten bepalen en actualiseren;

Overwegende dat 70 % van de klantenkring in een straal van minder dan 50 km gelegen is (plaatselijke mark) en dat de overblijvende 30 % zich niet verder dan 200 kilometer bevinden gelet op de geringe meerwaarde van de ontgonnen stof en van de kosten van het vervoer; dat de klanten zowel private ondernemingen als openbare diensten (Waals Gewest, gemeenten,...) zijn; dat de auteur van het effectenonderzoek verplicht zal zijn de huidige en toekomstige behoeften van de plaatselijke markt in kalksteenslag (en zand) te bepalen om de valorisatie van de productie te bevestigen;

Overwegende dat die producten uitsluitend over de weg vervoerd worden met dagelijks, in beide richtingen, een verkeer van 40 voertuigen (in de winter) en 120 voertuigen (in de zomer) voorzien van ongeveer 20 ton laadvermogen; dat meer dan 95 % van het verkeer de steengroeve bereikt via de N806 en de brug over de Aisne en de oude weg van Heyd; dat de nieuwe weg die aangelegd is door de exploitant tussen de brug over de Aisne en Heyd het plaatselijke verkeer in staat stelt de steengroeve te vermijden; dat de auteur van het effectenonderzoek het ritme, het belang en het traject van het verkeer zal moeten bepalen;

Overwegende dat een geotechnisch en geologisch onderzoek dat in 1996 door de "FUL" en "Aquiground Consult" is uitgevoerd, concludeert dat de kalkafzetting zich naar het noorden uitstrekt ten opzichte van het huidige afgegraven gebied en dat het westelijke gedeelte van het ontginningsgebied (6 ha van 25 ha die heden in het gewestplan opgenomen zijn) niet ontginbaar is wegens de aard van de stenen, nl. schiefer (vorming van Fromelennes);

Overwegende dat het onderzoek van de ondergrondse rijkdommen van de provincie Luxemburg uitgevoerd in 2000 door de Universiteit Luik de conclusies van het in 1996 verrichte geotechnische onderzoek heeft bevestigd; dat het bovendien bepaald heeft dat het noordoostelijke gedeelte van het ontginningsgebied (3,6 ha van 25 ha die heden in het gewestplan opgenomen zijn) een kalkvoorraad van slechtere kwaliteit (vorming van Trois-Fontaines) is, dat ontginbaar is mits het weggraven van een niet-ontginbare laag van 25 meter kalk- en schisthoudende afzetting uit de vorming van Terres d'Haurs;

Overwegende enerzijds dat behalve die 3,6 ha de openlegging van het ontginningsgebied de perken van de ontginbare en vergunde gebieden heeft bereikt en anderzijds dat de ontginning in diepte door het niveau van de waterlaag is beperkt;

Overwegende dat het voortbestaan van de uitbating na de eerstkomende twee jaar daardoor niet meer gegarandeerd kan worden;

Overwegende dat om de voortzetting van haar uitbating boven de vervaltermijn van twee jaar te waarborgen, de "SPRL Carrières de Préalle" dan ook de opneming als ontginningsgebied vraagt van een geheel van gronden gelegen in het noordelijke verlengde van de huidige uitbating; dat die gronden wel overeenstemmen met de afzetting die bepaald is in het onderzoek uitgevoerd in 2000 door de Universiteit Luik;

Overwegende dat het dossier de criteria bepaald door de Waalse Regering op 27 maart 2002 goed vervult, zodat de Minister van Ruimtelijke Ordening de dossiers m.b.t. de aanvraag om opneming als ontginningsgebied kan behandelen;

Overwegende dat de keuze van de uitbreiding van de steengroeve van Préalle gerechtvaardigd wordt door de afwezigheid van een alternatieve site die op plaatselijke schaal aannemelijk is, door de hoge vervoerkosten van het ontgonnen product met geringe meerwaarde, die een ligging naast de markten oplegt (het noorden van de provincie Luxemburg en de provincie Luik) en door de zeldzaamheid van de op plaatselijk niveau geproduceerde materialen, aangezien de andere dichtbijgelegen steengroeven van kalkgranulaat op verschillende tientallen kilometers gelegen zijn;

Overwegende dat de gronden waarvan de opneming als ontginningsgebied in het vooruitzicht gesteld wordt, een oppervlakte van 8 ha bezitten en bestemd zijn als landbouwgebied voor 5,3 ha en als bosgebied voor 2,7 ha in het gewestplan Marche-La Roche; dat die gronden afgebakend worden : - in het westen door een fictieve lijn die de westelijke hoeken van de percelen 478A en 494C verbindt; - in het noorden door de grens die de percelen 494C, 551, 495, 564, 378A, 373C en 373D omvat, wat gedeeltelijk ongeveer overeenstemt met de hoogtelijn "210 meter"; - in het noordoosten door een fictieve lijn die de noordelijke hoeken van de percelen 373D en 356A verbindt; - in het oosten en het zuiden door de oude weg die de percelen gelegen ten noorden van de steengroeve (af te schaffen weg) bedient en die het ontginningsgebied overeenstemmend met de huidige ontginningsplaats beperkt;

Overwegende dat op grond van de bekende geologische gegevens de bedoelde afzetting met 4 500 000 m3, of 7 500 000 ton (densiteit van 2,5 maar 1/3 verliezen) zou overeenstemmen en het huidige jaarlijkse productieniveau, rondom en nabij de 350 000 ton, zich gedurende eenentwintig jaar zou moeten kunnen handhaven en op die manier 11 arbeidsplaatsen zou moeten vrijwaren;

Overwegende dat de steengroeve reeds uitgerust is met de voor haar werking nodige infrastructuur en voorzieningen, met name een bezinkingsbekken, waarvan de exploitatie behoorlijk vergund is; dat aangezien zijn gebruik heden tot enkele jaren beperkt is, de exploitant voorziet in de aanwending van een filterpers, wat een nodige voorwaarde is voor de handhaving van de uitbating; dat de auteur van het effectenonderzoek de haalbaarheid van de uitvoering van dat proces zal moeten verifiëren;

Overwegende dat de exploitant niet voorziet in een wijziging van de installaties noch van de toegangen ten opzichte van de bestaande toestand; dat de uitbreiding van de steengroeve de schrapping van de weg gelegen ten noorden van het huidige ontginningsgebied als gevolg zal hebben maar dat de landbouwpercelen ten noordwesten van de steengroeve bereikt kunnen worden door de oude gemeenteweg die langs het zuiden van de steengroeve loopt en het noordelijk gedeelte ervan bereikt door een singelweg via het westen;

Overwegende dat uit de analyse blijkt, wat betreft de milieugevoeligheden en -verplichtingen, van de gronden die onderworpen zijn aan deze herziening van gewestplannen en van die in de naaste omgeving ervan : - dat de steengroeve tamelijk afgezonderd ligt ten opzichte van de omwoners, wat het effect van de hinder beperkt; dat de geplande uitbreiding van het ontginningsgebied in het bijzonder in de richting van een recreatiegebied geschiedt maar dat ze niet dichter dan 50 meter van dat gebied komt, dat bovendien 50 meter dieper gelegen is waarvan het door een natuurscherm gevormd door de helling gescheiden is; dat de minimale afstand tussen het nieuwe ontginningsgebied en het dorp van Aisne ook 150 meter bedraagt met een klein bosgebied als bufferzone; dat een bebost merloen van 10 meter breed door de exploitant voorzien is op alle secties van de omtrek van het nieuwe ontginningsgebied in contact met open ruimten; - dat de ligging van de installaties van de steengroeve in een bochtig valleitje de verspreiding van het lawaai en de verstrooiing van de stoffen vermindert en dat, om de opwaaiende stoffen veroorzaakt door de vrachtwagens te beperken, de knooppunten gedurende de droge periodes bevochtigd worden; dat de geluidsemissies, voornamelijk uit de behandelingsinstallaties (lading, het zeven, het fijnstampen,...), de stoffenemissie en de frequentie van de mijnschoten (2 tot 3 schoten per maand) onveranderd zullen blijven en dat de gedurende de schoten genomen maatregelen gehandhaafd zullen blijven; dat de auteur van het effectenonderzoek zal moeten nagaan of bijkomende trillingsreceptoren niet geïnstalleerd zou moeten worden gezien de aanwezigheid van karst en het potentieel effect ervan op het aanvoelen van de mijnschoten in de buurt en dat hij diepgaander het huidige en geplande effect van de geluids- en stoffenemissies rond de steengroeve, met name die veroorzaakt door het verkeer zal moeten analyseren; - dat de enige vastgestelde rechtverkrijgende een waterleiding is die langs de nieuwe weg van Heyd bij de brug over de Aisne ligt maar die zich op het meest dichtbije punt op een honderdtal meter oostelijk van de betrokken omtrek bevindt; - dat uit een analyse voortvloeiend uit een geocentrisch onderzoek uitgevoerd in 2003 blijkt dat geen enkel van de geïdentificeerde winningen de invloed van de steengroeve zelfs in geval van uitbating van het hele nieuwe ontginningsgebied ondergaat; - dat de huidige ontginning reeds onder het niveau van de waterlaag geschiedt en dat het bemalingwater in de Aisne wordt geloosd; dat het voor het nieuwe aanvraagde ontginningsgebied voorzien is de afzetting enkele meters onder het niveau van die rivier te exploiteren; dat de auteur van het effectenonderzoek de diepte van de bodem van de steengroeve die de exploitant heeft bereikt en/of wenst te bereiken ten opzichte van het niveau van de Aisne, zal moeten controleren en het effect van de verlaging van de grondwaterstand alsmede de lozingen te analyseren; - dat karstfenomenen in en in de onmiddellijke nabijheid van de steengroeve waargenomen worden (waarnemingen verricht gedurende de oudere uitbatingsfasen bevestigden met name het bestaan van een ondergrondse rivier onder de bodem van de steengroeve, waarvan de stroming verstoord zou kunnen worden in geval van uitdieping); dat de auteur van het effectenonderzoek een grondiger onderzoek zal moeten voeren om het ondergrondse traject van het water alsmede de wijze waarop het weer aan de oppervlakte komt, te kennen in de wetenschap dat een betere kennis van het karstnet een geringer potentieel rendement aan het licht zou kunnen brengen en een opwaardering van de termijn van de uitbaatmogelijkheid van de site zou kunnen impliceren en overwegende dat laatstgenoemde auteur het effect van de vermindering van de waterlaag op de karststructuren (risico voor leegpompen) zal moeten analyseren; - dat het beheer van de steriele gesteenten van de uitbating het voorwerp moet uitmaken van een bijzondere aandacht gezien de onvolledige aard van de informatie verstrekt door de aanvrager terzake en rekening houdende met de kalk- en schisthoudende niveaus die geëxploiteerd moeten worden alvorens de beste kalkniveaus meer ten noorden te bereiken en dat de auteur van het effectenonderzoek preciseringen zal moeten aanbrengen over hun verwachte volume, hun opslag en hun eindelijk gebruik; - dat het nieuwe ontginningsgebied bosgebieden zal vervangen, die de "FUL" bij haar waarnemingen van 1997 heeft beschouwd als "van zeer grote biologische kwaliteit" wegens de aanwezigheid van twee belangrijke ecotopen die beschermde plantensoorten omvatten; dat de afwijking van de beschermingsmaatregelen van die soorten, zoals bedoeld in artikel 5 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, gewijzigd bij het Decreet van 6 december 2001 aangevraagd en gekregen zal moeten worden; - dat de site geschikt is voor het nestelen van de oehoe, een beschermde diersoort waarvoor de werkfront van een steengroeve een vervangingshabitat is en dat zijn aanwezigheid verenigbaar kan zijn met het voortzetten van de exploitatie en de uitbreiding van de steengroeve; - dat het gedeelte van het gewestplan waarvoor een herziening is voorgesteld, zich niet ten koste van de omringende Natura2000-omtrek "Basse vallée de l'Aisne" (code BE34007) uitbreidt waarvan een uitdijing naar het zuiden overigens de noordgrens van het nieuwe ontginningsgebied bepaalt; dat deze nabijheid het feit volkomen rechtvaardigt dat de auteur van het effectenonderzoek belast wordt met een grondiger analyse van het effect van de uitbating van laatstgenoemde op de biodiversiteit, met name op laatstgenoemde Natura2000-omtrek; - dat om het effect op het landschap te beperken, de oostelijke grens van het nieuwe ontginningsgebied de hoogtelijn "210 meter" volgt zodat de uitbating van het nieuwe ontginningsgebied op termijn tot gevolg zal hebben dat de hoogte van de zichtbare helling vanaf het oosten (vanaf weg N806) en het zuidoosten (vanaf het dorp van Aisne) slechts met een tiental meters zal worden verminderd; dat aangezien het aanwezige bomenscherm aan de oostelijke rand van de steengroeve behouden zal worden en aangezien, voor het gebied dat niet door het bos aan het zicht onttrokken wordt, een bebost merloen aan de oostelijke kant van de omtrek geplaatst zal worden in het verlengde van het bestaande bosgebied, het gezicht vanaf de vallei van de Aisne bijna hetzelfde als vandaag zou moeten blijven; dat deze overwegingen het voorwerp moeten uitmaken van een grondiger onderzoek en dat de auteur van het effectenonderzoek het effect van de uitbreiding van de steengroeve op de kwaliteit van drie uitzonderlijke uitzichten die in 2002 door de "ADESA" in een register zijn opgenomen, zal moeten controleren; deze uitzichten zijn de volgende : het uitzicht naar het oosten vanaf de "Ferme de Hottemme" (Eenheid 6F2-Punt 1), het uitzicht naar het noorden vanaf de weg van Heyd naar Tour (Eenheid 6F - Punt 5) en het uitzicht naar het noordwesten vanaf de straat Vôye del Rotche naar Frinne te Heyd (Eenheid 6F1 -Punt 8);

Overwegende dat dit voorontwerp van herziening van een gewestplan voldoet aan het bepaalde van artikel 46, § 1, 2°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium dat elke lintbebouwing langs de weg verbiedt;

Overwegende dat artikel 46, § 1, tweede lid, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium het volgende bepaalt : "de opneming van een nieuw bebouwingsgebied wordt gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied in een niet-bebouwingsgebied of door een alternatieve compensatie bepaald door de Regering";

Overwegende dat, bijgevolg, overwogen wordt de opneming van het nieuwe ontginningsgebied planologisch te compenseren door de bestemming als niet-bebouwbare gebieden van gronden die heden als ontginningsgebied opgenomen zijn, met name : op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) in het westelijke gedeelte van de site van de steengroeve van Préalle, gronden met een oppervlakte van 3,5 ha bestemd als landbouwgebied en een bebost oppervlakte "van zeer grote biologische kwaliteit" (volgens het onderzoek van de "FUL" in 1997), met een oppervlakte 2,2 ha bestemd als bosgebied; op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Tohogne) op de site van de oude steengroeve van Haute Kimone, in het bos van Viné, gronden met een oppervlakte van 2,5 ha bestemd als bosgebied;

Overwegende dat de bestemming als bosgebied van bovenvermelde beboste oppervlakte van 2,2 ha voldoet aan de wil om het behoud van zijn ecologisch evenwicht te waarborgen, overeenkomstig het eerste lid van artikel 36 van het "CWATUP" gelet op de coherentie met de bestemming van de aangrenzende beboste gebieden die een vergelijkbare biologische kwaliteit hebben en die in de Natura2000-omtrek opgenomen zijn; dat met de handhaving van dit beboste gebied de landschappelijke waarde erkend door "ADESA", door haar gedeeltelijk op te nemen in een landschappelijk waardevolle omtrek bij haar inventaris van 2002, in stand kan worden gehouden;

Overwegende dat dit voorontwerp er samenvattend op gericht is het gewestplan Marche-La Roche te wijzigen om de voortzetting van de activiteiten van de "SPRL Carrières de Préalle" mogelijk te maken op gronden opgenomen als landbouw- en bosgebied in het gewestplan ten noorden van de huidige ontginning, op het grondgebied van Durbuy en de opneming van dat nieuwe ontginningsgebied te compenseren door de bestemming als landbouw- en bosgebied van gronden die heden opgenomen zijn als ontginningsgebied, maar die niet-ontginbaar zijn en/of die erkende of potentiële biologische kwaliteiten hebben en die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeente Durbuy;

Overwegende dat voorgaande afweging als resultaat van de evaluatie van de behoeften en van de analyse van de bestaande feitelijke en rechtstoestand aantoont dat dit voorontwerp met inachtneming van de doelstellingen verwoord in artikel 1 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium in de behoefte aan ruimte kan voorzien voor de voortzetting van de ontginningsactiviteit van de firma "Carrières de Préalles SPRL » voor een twintigtal jaar;

Overwegende dat dit ontwerp het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd op 27 mei 1999 conform is, daar het een gepaste valorisering beoogt van de ontgonnen stof en daardoor ingespeeld kan worden op de behoeften op middellange termijn van de gemeenschap;

Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :

Artikel 1.De Regering beslist tot de herziening van bladen 49/5, 55/1 en 55/2 van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de uitbreiding van de steengroeve van Préalle.

Art. 2.Het voorontwerp van herziening van de bladen 49/5, 55/1 en 55/2 van het gewestplan Marche-La Roche met het oog op de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding van de steengroeve van Préalle op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) en, bij wijze van planologische compensaties, op de bestemming als landbouwgebied en bosgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd en Tohogne) wordt goedgekeurd overeenkomstig het bijgevoegde plan.

Art. 3.De Regering neemt de ontwerp-inhoud van het bij dit besluit gevoegde milieueffectonderzoek aan.

Art. 4.De Regering belast de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling ermee, de ontwerp-inhoud van het effectonderzoek ter advies voor te leggen aan de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening)" en aan de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) en het haar nadien opnieuw voor te leggen voor aanneming ervan.

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

BIJLAGE Voorontwerp van herziening van het gewestplan Marche-La Roche (bladen 49/5, 55/1 en 55/2) met het oog op de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding van de steengroeve van Préalle op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) en, bij wijze van planologische compensaties, op de bestemming als landbouwgebied en bosgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd en Tohogne).

INHOUD VAN HET ONDERZOEK BETREFFENDE HET GEWESTPLAN 1. Omvang Geen enkel bestanddeel van het voorontwerp is van het milieueffectenonderzoek vrijgesteld.2. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens Het hieronder overwogen bestek is een standaarddocument waarvan de precisiegraad geacht wordt voldoende te zijn wat betreft artikel 42 van het Wetboek. Er wordt een bijzondere aandacht besteed aan de analyse van de eventuele gevolgen van het voorontwerp op de volgende feitelijke gegevens : - de opgewekte tewerkstelling en de uitbatingritme (geproduceerde hoeveelheden); - de trillingen (mijnschoten) en geluids- en stoffenemissies; - de ritme, het belang en het traject van het verkeer; - De verenigbaarheid van het voorontwerp met het beginsel van spaarzaam gebruik van de ondergrondse rijkdommen wat betreft het evenwicht tussen vraag en aanbod op de markt van de steenslag en kalkzand en op de granulaatmarkt in het algemeen; - de haalbaarheid van de uitvoering en het gebruik van een filterpers ter vervanging van het huidige bezinkingsbekken; - de hydrogeologie : controle op de bodemafmeting, analyse van het effect van de bemaling (in termen van vermindering van de waterlaag, het risico voor leegpompen, lozingen); - de karstfactoren : kennis van het circuit van het ondergrondse water, van het karstnet, eventuele opwaardering van de termijn van de uitbaatmogelijkheid van de site; - het beheer van de gesteenten (volume, opslag en eindgebruik); - de biodiversiteit : in de omtrek bestemd voor het nieuwe ontginningsgebied, in de afgedankte gebieden bij wijze van compensatie en in de dichtbije Natura2000-omtrek; - het effect op het milieu (met name de kwaliteit van drie uitzonderlijke uitzichten die in 2002 door de "ADESA" in een register zijn opgenomen).

FASE I. Inleiding De inleiding heeft als doel het effectenonderzoek in zijn context te plaatsen en wil met name de procedure voor het publiek duidelijker maken. 1. Verwijzing naar de procedure voor de herziening van een gewestplan - Artikelen 42 tot 46 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium 2.Voorontwerp van herziening van het gewestplan goedgekeurd door de Waalse Regering met inbegrip van de verzachtende maatregelen met betrekking tot de uitvoering van het project (artikel 42, 1°) 3. Actoren van de herziening van het gewestplan 3.1. Beslissingmaker Waalse Regering vertegenwoordigd door de Minister tot wiens bevoegdheden Ruimtelijke Ordening behoort. 3.2. Initiatiefnemer van het verzoek Promotor van het project, vennootschap of natuurlijke persoon die de groeve uitbaat. Organogram van de vennootschap (meer bepaald indien meerdere filialen, of meerdere vennootschappen in een groep). De contactpersoon (-personen) en zijn (hun) personalia vermelden. 3.3. Auteur van het effectenonderzoek Erkend studiebureau : de categorieën erkenningen en de duur ervan nader omschrijven en de verschillende personen die aan het onderzoek hebben meegewerkt, vermelden en hun bevoegdheden specificeren. De contactpersoon (-personen) en zijn (hun) personalia vermelden. 4. Potentiële drukfactoren, door het bestuur onderkend Het betreft de drukfactoren die het bestuur heeft onderkend op grond van de analyse van de feitelijke en de rechtstoestand en van de verschillende adviezen die het in dit stadium van de procedure gekregen heeft (College van burgemeester en schepenen, gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening, Ministerie van Uitrusting en Vervoer, Directoraat-generaal Landbouw, Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu-Afdeling Natuur en Bossen, DE, Afdeling Preventie en Vergunningen, Gewestelijke Commissie voor

Ruimtelijke Ordening, (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling, de waterleidingmaatschappijen, Elia, NMBS, Landsverdediging,...). HOOFDSTUK I. - Omschrijving van het voorontwerp van plan 1. Doel van de gewestplanherziening (artikel 42, 1°) - Ligging en oppervlakte van het (de) ontginningsgebied(en) (of andere gebieden en/of omtrek(ken) opgenomen in artikel 40 van het Wetboek), opgenomen in het voorontwerp van plan, met inbegrip van de planologische compensaties; - exacte lokalisatie (provincie, gemeente(n), plaatsnaam, straat, bladnr. NGI, Lambert-coördinaten) en afbeelding op wegen- en topografische kaarten (1 : 50 000 en 1 : 10 000) + orthofotoplan op 1 : 10 000; - kadastrale percelen betrokken bij de herziening van het gewestplan en op NGI-achtergrond overgedrukt op 1 : 10 000e en 1 : 25 000e; de totale oppervlakte die het eigendom is van de aanvrager, bepalen; - (huidige en geplande) bestemmingen in het gewestplan (kaarten 1 : 10 000e en 1 : 25 000e); de oppervlakten van de zones waarvan de bestemming verandert (met inbegrip van de omtrekken bedoeld in artikel 40 van het Wetboek) nader bepalen. In voorkomend geval de bepaalde bijkomende voorschriften nader omschrijven (zie artikel 41 van het Wetboek). - Geologische omschrijving van de afzetting bedoeld in de herziening van het gewestplan : - gewestelijke toestand : structureel bekken of massief; - afzetting : Afzetting (lithologie, ouderdom, vorming, lid, totaal en gevaloriseerd vermogen, structuur van de lagen (hellingshoek en richting), aard en dikte van de bedekking,...; - een uittreksel bijvoegen van de meest recente geologische kaart; minstens een geologische dwarsdoorsnede ter hoogte van de toekomstige ontginning aangeven; daarbij de bevindingen van de boringen voegen en/of van de geofysische prospectie, de bevindingen van de fysisch-chemische analyses of van elk ander gegeven in verband met de kwaliteit van de te ontginnen afzetting); - Geotechnische drukfactoren : (karst, tectonische accidenten (breuken en verschuivingen), hydrogeologie, voormalige ondergrondse mijnwerkzaamheden,...); - Overwogen bedrijfsproject : - productie : de producten nader omschrijven van de groeve en de hoeveelheden opgeven in ton of kubieke meter, een eventuele voorziene groei, de huidige of overwogen valoriseringen (nieuwe producten) aangeven, met inbegrip voor de steriele gesteenten (gebruiksvormen en toepassing uitleggen);

Ontginningstechnieken en behandeling van de rots (flowsheet van de ontginning); - Fasering van de bezetting (met inbegrip het beheer van de steriele gesteenten, het opgepompte water en de heraanleg); - Overwogen infrastructuren (in de omtrek van het voorontwerp en daarbuiten). 1. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van de herziening van het gewestplan (artikel 42, 1°) Doel is de doelstellingen van de Regering bedoeld in het besluit van voorontwerp van het plan voor het publiek duidelijk en begrijpelijk maken. Het is geen kopieerwerk en ook geen interpretatie. 2. Kritische analyse van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp ten opzichte van de relevante plannen en programma's (artikel 42, 1°) Die analyse dient onder andere de controle te bevatten van de verenigbaarheid van de doelstellingen van het voorontwerp met de belangen voorgesteld in de gewestelijke regelgeving en beleidsteksten, namelijk het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, en de verschillende plannen en programma's zoals het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, het bijgewerkte toekomstcontract voor Wallonië,...

De doelstellingen van bedoelde gewestelijke documenten moeten niet samengevat worden. Wat wel gedaan moet worden, is de doelstellingen van het voorontwerp analyseren ten opzichte van die documenten. HOOFDSTUK II. - Sociaal-economische verantwoording van de uitbreiding van de ontginningsgebieden in het gewestplan In dit hoofdstuk wordt nagegaan of de gronden opgenomen als ontginningsgebied in het gewestplan op een relevant grondgebied (nader te bepalen) op de vraag kunnen ingaan en worden de voornaamste sociaal-economische effecten van de herziening van het gewestplan aangeduid. (artikel 42, 2°) 1. Evaluatie van de behoefte 1.Kenmerken van het product Specifieke kenmerken, toegevoegde waarde en gebruiksvormen van het product, benoeming van de concurrerende of vervangingsproducten en van de voor- en nadelen in vergelijking met het overwogen product ten opzichte van de concurrerende producten, het soort vervoer dat gebruikt wordt en het aandeel van het vervoer in de kostprijs van het product... 2. Evaluatie van de vraag Hier worden de perspectieven inzake de productie door de exploitant ten opzichte van de markperspectieven van de ontgonnen stof geëvalueerd. 1.2.1. Globale markt van de stof : huidige toestand en ontwikkelingsperspectieven : - De huidige (daadwerkelijke en potentiële) afzetmogelijkheden van de ontgonnen stof evalueren ten opzichte van de verschillende gebruiksvormen (in voorkomend geval het belang van de ontgonnen rotsgesteenten op erfgoedvlak aangeven), alsook de schaal van de markt (afzetkring), van het lokale naar het internationale vlak.

Als de denkoefening relevant is, de voornaamste ondernemingen die heden (daadwerkelijk en potentieel) klant zijn, noemen en op een kaart aangeven, alsook aangeven welk belang zij kunnen halen uit de inbedrijfname van de locatie; in het tegenovergesteld geval, de afzetkring in kaart brengen en nader omschrijven. - Evolutie van de markt de volgende dertig jaar : er zal met name rekening worden gehouden met de evolutie van de gebruiksvormen van het product, de ontwikkeling van vervangingsproducten en de vermoedelijke evolutie in de vervoerskosten. 1.2.2. Plaats die de onderneming bekleedt op de (huidige en toekomstige) markt : Omschrijving van de concurrentie, zowel regionaal als internationaal, die dezelfde stof ontgint en dezelfde afzetkring bespeelt (elke concurrerende site op een kaart aanduiden) - Raming van het relatieve marktaandeel van de onderneming (zie hoger). - Groeiperspectieven van de onderneming afhankelijk van de marktevolutie en de productieperspectieven van de concurrerende ondernemingen (eveneens de verzoeken om herziening van gewestplannen in overweging nemen). 1.2.3. Conclusie over de productieperspectieven van de onderneming over dertig jaar. 1. Evaluatie van de potentialiteiten van het gewestplan Het aanbod van de te ontginnen stof dat kwalitatief én kwantitatief de onder 1.2.3. gevalideerde vraag kan dekken, wordt hier geëvalueerd.

Die evaluatie gebeurt in twee stappen : - In een eerste stap wordt het huidig in bedrijf zijnde ontginningsgebied onderzocht; - In een volgende stap worden de ontginningsgebieden onderzocht die overeenstemmen met een gelijkaardige afzetting, opgenomen op het gewestplan in de hierboven aangegeven afzetkring en die niet beantwoorden aan de ontwikkelingsperspectieven van de concurrerende ondernemingen opgegeven in 1.2.2.

Voor elke site die op een kaart wordt aangegeven, worden de kenmerken van de afzetting aangegeven : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden.

Nagegaan dienen te worden : de bereikbaarheid van de site, de aanwezigheid van de nodige infrastructuren, de mogelijkheid om de exploitatie te verrichten in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten), en de plaats van de site tegenover de bestaande uitbating en de huidige en toekomstige afnemers. 1. Conclusie over de evaluatie van de behoeften De conclusie betreft de noodzaak om een ontginningsgebied uit te breiden of op te richten op het gewestplan in de aangegeven afzetkring. 1. Sociaal-economische gevolgen Hier wordt de daaruit voortvloeiende economische activiteit geschat (zowel voor als na de ontginning) door de uitbating, rechtstreekse en onrechtstreekse werkgelegenheid en de financiële impact (belastingen, retributies,...). HOOFDSTUK III. - Validering van de ligging van het voorontwerp Identificatie en analyse van de liggingsvarianten Het gaat er hier om op schaal van de afzetkring de ligging van het voorontwerp al dan niet te valideren : - ten opzichte van de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; - in functie van de in 1.3. onderkende liggingscriteria, en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen dat grondgebied te zoeken (artikel 42, 11°) 1. Ruimtelijke weergave van de grote gewestelijke opties De opties die bij gewestelijke beleidsdocumenten bepaald worden (gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling, Toekomstcontract, overkoepelende beleidsplannen,...) worden overgeschreven op het grondgebied dat de afzetkring uitmaakt. 2. Benadrukking van de voornaamste liggingscriteria die beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp zoals geldig verklaard in punt 3 van hoofdstuk I Volgende gegevens worden in ieder geval onderzocht : 2.1. Kenmerken van de afzetting : kwaliteit van de gesteenten (beschikbare natuur- en scheikundige analyses of kwaliteitslabels), geschatte reserves (berekeningsmethodes uitleggen) en uitbaatmogelijkheden. 2.2. Ligging van de site tegenover bestaande uitbating en tegenover huidige en toekomstige afnemers 2.3. Bereikbaarheid 2.4. Bestaan van noodzakelijke infrastructuren 5. Uitbaatmogelijkheden in functie van de voornaamste bodembezettingen (gevolgen van de onverenigbaarheid van de ontginningsactiviteit met de andere bodembezettingen en de menselijke activiteiten) 1.Validering van de ligging van het voorontwerp Hier wordt nagegaan of de ligging van het voorontwerp niet in tegenspraak komt te staan met de gewestelijke opties onderkend in punt 1 en de liggingscriteria uiteengezet in punt 2 naleeft. 2. Onderzoek naar en presentatie van wisseloplossingen inzake ligging van het voorontwerp Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp te zoeken en aan te nemen door de liggingscriteria toe te passen die naar voren zijn gekomen in punt 2 toe te passen op het grondgebied van de afzetkring waarbij rekening wordt gehouden met de gewestelijke opties bepaald in punt 1. Die liggingsvarianten worden beknopt voorgesteld. 3. Keuze van wisseloplossingen inzake ligging Hier wordt de vergelijking gemaakt van het voorontwerp en van de liggingsvarianten wat betreft : - de gewestelijke opties; - de liggingscriteria - de menselijke, sociaal-economische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van het grondgebied van de afzetkring; - de kostprijs van de ontsluiting voor de gemeenschap, en worden één of meer liggingsvarianten uitgekozen.

Als er geen enkele liggingsvariant beter aan de liggingscriteria beantwoordt dan het voorontwerp, hoeft er geen wisseloplossing uitgekozen te worden. HOOFDSTUK IV. - Onderzoek van de compensaties (artikelen 42, 10 ° en 46 van het "CWATUP") De auteur van het effectenonderzoek moet zich niet uitspreken over de compensatiewijze (planologische-alternatieve compensaties) die bepaald is door de Regering in het voorontwerp van herziening, noch andere vormen van alternatieve compensatie voorstellen. De beoordeling van de evenredigheid van de eventuele alternatieve compensaties met het effect op de buurt van het bebouwingsgebied bedoeld in het voorontwerp behoort ook niet tot bevoegdheid van de auteur van het onderzoek.

Bovendien moet hij voor de planologische compensaties : - hun ligging valideren ten opzichte van de economische, sociale, ecologische en erfgoedbehoeften, als van de bestaande feitelijke toestand en, in voorkomend geval, alternatieve liggingen voorstellen; - een eventuele fasering ervan voorstellen naar gelang van een fasering van de uitbating of die bepaald in het voorontwerp valideren.

Voor de alternatieve compensaties met energetische, milieu- of mobiliteitsdoeleinden die reeds in overweging zijn genomen in het voorontwerpstadium en voor zover ze betrekking hebben op de aanleg van infrastructuur, voorzieningen of installaties, moet hij de aanpassing van het aard van die infrastructuur, voorzieningen en installaties met de energetische, milieu- en/of mobiliteitsinzetten controleren alsmede de relevantie van hun ligging rekening houdende met de bestaande feitelijke toestand;

FASE II. HOOFDSTUK V. - Aanwijzing en analyse van de drukfactoren en de potentialiteiten van de sites uit het voorontwerp en de liggingsvarianten 1. Omschrijving van het regelgevend verband 1.Inrichtingsgebieden en -omtrekken conform de regelgeving 1.1.1. Gewestelijk niveau (gewestplan, gewestelijk stedenbouwkundig reglement, saneringsplan per onderstroomgebied, algemeen reglement op gebouwen in landbouwgebieden,...) 1.1.2. Gemeentelijk niveau (bijzonder plan van aanleg, gemeentelijk plan van aanleg, gemeentelijk milieuplan voor duurzame ontwikkeling, gemeentelijk natuurbevorderingsplan, gemeentelijk structuurplan, gemeentelijk stedenbouwkundig reglement, algemeen gemeentelijk afwateringsplan,...) 2. Goederen waarvoor een bijzondere regelgeving geldt 1.2.1. Fauna en flora (rechtsstatuut van de bossen en wouden, natuurpark, natuurreservaten, Natura 2000-omtrekken, ruimten van gemeenschapsbelang, natuurlijke habitats (Decreet van 6 december 2001) en soorten van gemeenschapsbelang,...) (artikel 42, 5°). 1.2.2. Menselijke activiteiten (rechtsstatuut van de wegen en verkeerswegen, autonoom net voor traag verkeer, industrieën en uitrusting met een hoog SEVESO-risicogehalte,...) (artikel 42, 6°) 3. De vergunningsomtrekken met beperking van het burgerlijk recht : (bestaande verkavelingen, omtrekken waarvoor het rampfonds is tegemoetgekomen, onroerende goederen onderworpen aan het recht van voorkoop, onroerende goederen onderworpen aan de onteigening ten algemenen nutte,...) 4. De omtrekken gebonden aan de beleidsvormen inzake operationele inrichting : (ruilverkavelingsomtrekken, stadsheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden...) 5. Erfgoed- en archeologische sites (beschermde monumenten en sites met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst van de bomen en bijzondere hagen,...) 6. Drukfactoren van leefmilieuaard (ondergrondse holten van wetenschappelijk belang, vochtig gebieden met een biologisch belang, riviercontracten, gevoelige natuurgebieden, biologisch zeer waardevolle gebieden, speciaal beschermde gebieden voor avifauna, oppervlakte met een landschappelijke waarde, dichtbijgelegen en afgelegen preventiegebieden, toezichtsgebieden op waterwinningen, kwetsbare gebieden met de voornaamste waterhoudende lagen,...) 7. De regelgevingstoestand van het bedrijf (vergunningen en toelatingen voor de huidige site, beroepsverzoeken, eventuele overtredingen op het gewestplan of de vergunningen,...) als het voorontwerp de uitbreiding van het bedrijf beoogt. 1. Omschrijving van de menselijke en leefmilieukenmerken van het betrokken grondgebied (artikel 42, 3°) De uitgestrektheid van dat grondgebied wordt aangepast volgens de in het vooruitzicht gestelde kenmerken.Ze wordt nader bepaald en punt voor punt beargumenteerd door het studiebureau. 1. Menselijke kenmerken 2.1.1 Bebouwing - Materiële goederen en erfgoederen stedenbouwkundige structuur en architecturale morfologie van de bebouwing en de openbare ruimten, cultureel erfgoed (beschermde sites en goederen, beschermde gebieden,...), dichtheidskaarten en ontwikkelingspolen 2.1.2. Boven- en ondergrondse openbare infrastructuren en uitrustingen (wegen, spoorwegen, hoogspanningslijnen en zeer hoge spanningslijnen, telefoonlijnen, ondergrondse leidingen,...) + cartografie en evolutie van de capaciteiten) 2.1.3. Menselijke activiteiten (aard en kenmerken van de huidige en potentiële activiteiten w.o. landbouw, toerisme, gevoelige sociaal-culturele uitrustingen zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, ziekenhuizen, andere gevoelige menselijke bezigheden of (Seveso) industriële activiteiten,...) 2. Leefmilieukenmerken 2.2.1. Geologie (Wordt indien nodig besproken) 2.2.2. Pedologie (Karakterisering van de bodemsoort, kwaliteit en zeldzaamheid, een uittreksel van de pedologische kaart bijvoegen.) 2.2.3. Hydrogeologie en hydrologie (stroomgebieden, deelstroomgebieden, categorie van de waterlopen, watervlakken, hydrogeologische kaart, waterhoudende laag (soort opgeven), piezometrie, waterwinningen, kwetsbare gebieden, beschermings- en bewakingsgebieden, gebieden onderhevig aan drukfactoren vanwege het leefmilieu,...) 2.2.4. Topografie en landschappen (geomorfologie en landschappelijk waardevolle omtrekken, ADESA-vergezichten, uitzicht op het landschap vanaf de site en op de site vanuit een afgelegen punt in de omtrek + foto's,...) 2.2.5. Lucht en klimaat (beschikbare gegevens over de luchtkwaliteit recht tegenover de woningen en de woon-, de recreatiegebieden, de gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra, plaatsing van Owen-meetinstrumenten, klimaatgegevens, overheersende windrichting, op grond van de gegevensverwerking van het dichtstbij gelegen weerstation, luchtmonsters en -analyses, natuurschermen, ingebedde valleien, bijzondere situaties,...) 2.2.6. Geluidshinder en trillingen (huidige bronnen en niveaus (akoestisch onderzoek) recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra en de dichtstbijgelegen gebieden met een technologisch risico, bestaande of gemeten gegevens, de plaatsen van de metingen aangeven, alsook data en uren) 2.2.7. Fauna en flora (inventaris en omschrijving van de soorten en de habitats, de bijzondere biotopen, de aquatische en moerasbiotopen, eventuele aanwezigheid van soorten en beschermde milieus) 3. Conclusies over de analyses van de drukfactoren en de potentialiteiten (artikel 42, 3°) HOOFDSTUK VI.- Aanduiding van de waarschijnlijke gevolgen van de uitvoering van het ontwerp op mens en leefmilieu Doel is de niet-verwaarloosbare vermoedelijke drukfactoren en effecten (cumulatieve secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten) op mens en leefmilieu duidelijk te maken. (artikel 42, 8°) Indien de uitvoering van het (de) ontginningsgebied (-en) gefaseerd verloopt, dienen de effecten bepaald te worden in de verschillende stadia van die uitvoering.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de effecten op de site beoogd bij het voorontwerp en de effecten op de naburige gebieden.

Die analyse dient uitgevoerd te worden voor de site van het voorontwerp en de liggingsvarianten. 1. Impact op de leefkwaliteit (gezondheid, veiligheid, hygiëne,...) 1. Bebouwing (verband van het project met de bestaande agglomeratie en de aangrenzende eigendommen, verenigbaarheid met eventuele ontwikkelingsschema's, met de bestaande uitrustingen en de infrastructuur) 2.Effecten op de materiële en patrimoniale goederen (beschermde monumenten en sites en archeologische opgravingen, barsten in gebouwen, aantasting van de stabiliteit van de gebouwen, verdwijning of verslechtering van gemeentepaden en wegen, ondergrondse leidingen (water, elektriciteit, gas, telefoon,...), elektrische lijnen,...) 3. Voertuigen-verkeer (rechtstreeks, onrechtstreeks - aantal vrachtwagens per dag, reisweg, nuttig laadvermogen, effecten op het wegen- en snelwegnet, de infrastructuren en de mobiliteitsstromen,...) 4. Mijnschoten (trillingen recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, kinderopvangcentra en de dichtsbijgelegen gebieden met een technologisch risico, site-effecten,...) 5. Geluidshinder (recht tegenover de woningen en de woongebieden, recreatiegebieden, gevoelige gebieden zoals de dichtstbijgelegen rusthuizen, scholen, kinderopvangcentra) 6.Lucht en klimaat (stof - installatie van Owen-meetinstrumenten -, mistvorming, geurhinder,...) 7. Topografie en landschappen (tijdens en na de ontginningsactiviteit, synthesefoto's maken) 2.Impact op de menselijke activiteiten Impact op de menselijke activiteiten (toeristische activiteiten, SEVESO-activiteiten, land- en bosbouwbedrijvigheid,...) (artikel 42, 9°) 3. Effecten op bodem en ondergrond (karst, mijnwerkzaamheden, grondverschuiving, erosie, of andere geotechnische drukfactoren,...) 4. Impact op de hydrogeologie en hydrologie 1.Wijziging van het hydrogeologische stelsel (verlaging van de grondwaterstand, grondverzakking, invloed op de waterwinningen en het hydrografisch stelsel,...) 2. Wijziging van het hydrogeologische stelsel (debiet en vuilvracht van de waterlopen, overstromingen na lozing van bemalingswater, verdwijning/ontstaan van vochtige gebieden,...) 3. Inzet van tot drinkwater verwerkbare watervoorraden 2.Impact op de fauna, de flora, de biodiversiteit Tijdens en na de uitvoering van het project, verslechtering en verlies van faunistische habitats en ecosystemen, potentiële impact op soorten en habitats van soorten, met een gemeenschapsbelang, Natura2000 omtrekken,... (wetgeving inzake natuurbehoud en Europese richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG) 3. Interactie tussen die verschillende factoren 4.Kenmerken van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen wordenkel (artikel 42, 4°) Doel is om ten opzichte van de punten 1 t.e.m. 6 zoals hierboven de gebieden aan te duiden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden, de leefmilieukenmerken van die gebieden aan te geven en erop te wijzen hoe die kenmerken door het ontwerp gewijzigd dreigen te worden. HOOFDSTUK VII. - Onderzoek naar de uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten van het voorontwerp of de liggingsvarianten 1. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten (artikel 42, 11°) De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van de gebieden. De uitvoeringsvarianten beantwoorden bijvoorbeeld aan : - een nadere omschrijving van de bestemmingen van de gebieden; - een fasering van de bezetting; - technische uitrustingen of bijzondere inrichtingen,...

Op schaal van het invloedsgebied zijn de grondslagen voor de aanduiding van de afbakeningsvarianten en de uitvoeringsvarianten : - beantwoorden aan de doelstellingen van het voorontwerp; - beantwoorden aan de bepalingen van het "CWATUP" (artikel 1, § 1) aan het bepaalde van het Wetboek en andere gewestelijke regelgevende of beleidsbepalende documenten; - zo goed mogelijk gebruik maken van de potentialiteiten en de dwingende omstandigheden van het gebied : de negatieve effecten zo klein mogelijk houden en de positieve effecten begunstigen op sociaal, economisch en ecologisch vlak. 2. Uit te voeren maatregelen (artikel 42, 10°) De uit te voeren maatregelen ter voorkoming, vermindering of compensatie van de negatieve effecten of ter versterking of verhoging van de positieve effecten op het leefmilieu dienen voor elke variant aangeduid te worden. Als dergelijke maatregelen in het voorontwerp aanwezig zijn, dient nagegaan te worden of ze afgestemd zijn op de doelstellingen van de herziening en de bijzonderheden van de omgeving. Indien nodig kunnen nieuwe voorschriften worden toegevoegd. 1. Aanpassing van de regelgevende zonering (met inbegrip van de omtrekken bepaald in artikel 40 van het Wetboek), met inbegrip van de gebieden die de planologische compensatie vormen.2. Opstellen van bijkomende voorschriften Die bijkomende voorschriften kunnen het volgende inhouden (artikel 41 van het Wetboek) : - een nadere omschrijving van de bestemmingen van het (de) gebied(en) - de uitvoering van een gemeentelijk plan van aanleg; - de fasering van de bezetting van het (de) gebied(en); - de omkeerbaarheid van de bestemmingen indien er geen uitvoering is na verloop van een bepaalde tijd; - ... 1. Aanduiding van technische uitrustingen en bijzondere inrichtingen 2.Geschatte doeltreffendheid van die niet-herleidbare maatregelen en residuele effecten 1. Opmeten in hoeverre de doelstellingen die relevant zijn voor de bescherming van het menselijk en natuurlijk milieu in het kader van de herziening van het gewestplan in rekening zijn gebracht (artikel 42, 7°) De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu slaan minstens op volgende onderwerpen : de biodiversiteit, de bevolking, de menselijke gezondheid, de fauna, de flora, de bodems, het water, de lucht, de klimaatfactoren, de materiële goederen, het culturele erfgoed met inbegrip van het architectonisch en het archeologisch erfgoed, de landschappen en de interacties tussen die factoren. Het betreft de doelstellingen inzake milieubescherming die "relevant" zijn voor bedoeld plan. De relevantie van een doelstelling wordt beoordeeld naar de waarschijnlijke aanzienlijke effecten van het plan op het leefmilieu zoals hierboven omschreven.

De in overweging te nemen doelstellingen inzake bescherming van het leefmilieu zijn die, welke vastgesteld zijn op internationaal, communautair of lidstatenniveau.

Wat het communautaire niveau betreft, kunnen die doelstellingen afgeleid worden uit meer bepaald het zesde milieuactieprogramma, maar eveneens uit de verschillende Europese richtlijnen zoals de kaderrichtlijn voor het waterbeleid.

Bij opname van de internationaal of Europees vastgestelde doelstellingen in nationaal, gewestelijk of lokaal vastgestelde doelstellingen hoeven enkel laatstgenoemden in overweging te worden genomen. 2. Waarschijnlijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd (artikel 42, 3°) Hier wordt de waarschijnlijke ontwikkeling van de leefmilieukenmerken opgegeven van de gebieden die op niet-verwaarloosbare wijze beïnvloed zouden kunnen worden (zie hfdst IV, punt 7) indien een herziening van het gewestplan uitblijft. HOOFDSTUK VIII. - Analyse van de compensaties De analyse van de milieueffecten betreft zowel de planologische compensaties als alle vormen van alternatieve compensaties ongeacht of ze met operationele, energetische, milieu- of mobiliteitsdoeleinden zijn of ze zich al dan niet uitden door de aanleg van infrastructuren, uitrustingen of installaties.

Alleen de elementen van vorige hoofstukken die als relevant worden beschouwd, moeten geanalyseerd worden.

De negatieve en positieve effecten moeten geïdentificeerd worden.

In geval van negatieve effecten kan het studiebureau verzachtende maatregelen of een afbakeningsvariant voorstellen.

HOOFDSTUK IX. - Verantwoordingen, aanbevelingen en opvolging van de uitvoering van het gewestplan 1. Verantwoording en vergelijking van het voorontwerp en de verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten (artikel 42, 11°) De verantwoording gebeurt op grond van artikel 1, § 1, van het Wetboek en de analyse van de voorgaande hoofdstukken. In de vorm van een tabel berust de vergelijking minstens op onderstaande elementen : effecten (zowel positieve als negatieve) op het leefmilieu, uit te voeren maatregelen ter verzachting van de maatregelen, overige effecten.

Erop wijzen welke de voornaamste potentialiteiten en drukfactoren van het herzieningsontwerp van het gewestplan zijn.

Conclusies over de aanvraag en, in voorkomend geval, aanbevelingen formuleren. 2. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de uitvoering van het gewestplan (artikel 42, 13°) Zaak is, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, wijze van berekening of vaststelling ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden. De auteur kan raad geven over punten die in het vergunningsaanvraagdossier en het effectonderzoek van het ontwerp uitgewerkt moeten worden. HOOFDSTUK X. - Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden 1. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (artikel 42, 12°) Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te omschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn.2. Grenzen van het onderzoek (artikel 42, 12°) De auteur van het onderzoek geeft aan welke moeilijkheden gerezen zijn en op welke punten hij niet dieper is kunnen ingaan en die eventueel uitgediept kunnen worden in toekomstige effectonderzoeken. Bibliografie Niet-technische samenvatting Inhoudstafel, gevolgd door de lijst van de kaarten, figuren en foto's (met opgave van het nummer van de bladzijde waar ze zich bevinden).

De niet-technische samenvatting is een onafhankelijk document van hoogstens dertig tekstbladzijden. Met een kaart-, figuur- en kleurenfotodocumentatie.

Dat document moet het effectonderzoek van het plan samenvatten en het omzetten naar een niet-technische taal om het begrijpelijk te maken voor een publiek van niet-kenners en de deelneming van de burgers aan het openbaar onderzoek bevorderen.

De voorgestelde positieve en negatieve effecten en verzachtende maatregelen (aanbevelingen) worden in een samenvattingstabel gepresenteerd.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot herziening van het gewestplan Marche-La Roche (bladen 49/5, 55/1 en 55/2) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding van de steengroeve van Préalle op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd) en, bij wijze van planologische compensaties, op de bestemming als landbouwgebied en bosgebied van gronden opgenomen als ontginningsgebied op het grondgebied van de gemeente Durbuy (Heyd en Tohogne).

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

^