Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 28 oktober 2016
gepubliceerd op 15 december 2016

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft het bepalen van de nadere regels voor het opsporen en het winnen van aardwarmte en voor het opmaken van een structuurvisie inzake de diepe ondergrond, en tot wijziging van diverse besluiten

bron
vlaamse overheid
numac
2016036613
pub.
15/12/2016
prom.
28/10/2016
ELI
eli/besluit/2016/10/28/2016036613/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 OKTOBER 2016. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft het bepalen van de nadere regels voor het opsporen en het winnen van aardwarmte en voor het opmaken van een structuurvisie inzake de diepe ondergrond, en tot wijziging van diverse besluiten


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer, artikel 3, § 1, 1° ;

Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, artikel 16.1.2, 1°, f), ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007, en artikel 16.4.27, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 21 december 2007;

Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, artikel 5, § 3, artikel 7, § 2, gewijzigd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 15, § 2, gewijzigd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 17, tweede lid, artikel 24, artikel 27, § 4, artikel 38, § 1, derde lid, artikel 40, § 3, artikel 53, vijfde lid, artikel 55, derde lid, artikel 57, § 3, artikel 59, § 4, artikel 60, § 1, artikel 63/1, § 3, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/3, § 2, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/6, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/8, § 1, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/9, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/12, § 2, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/14, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, artikel 63/21, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016, en artikel 63/26, § 3, ingevoegd bij het decreet van 25 maart 2016;

Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 2, eerste lid, 11° ;

Gelet op het decreet van 25 maart 2016 tot wijziging van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, wat betreft het invoegen van een hoofdstuk over het opsporen en het winnen van aardwarmte en een hoofdstuk over een structuurvisie inzake de diepe ondergrond, artikel 40;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 10 mei 2016;

Gelet op advies 59.471/1 van de Raad van State, gegeven op 22 juni 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie en de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van

15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten

Artikel 1.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 2° wordt tussen het woord "koolwaterstoffen" en het woord "betreft" de zinsnede "of aardwarmte, of de structuurvisie inzake de diepe ondergrond" ingevoegd;2° een punt 3° en een punt 4° worden toegevoegd, die luiden als volgt: "3° afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen: de afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie;4° beveiligde zending: een van de onderstaande betekeningswijzen: a) een analoge zending: een aangetekende zending of een afgifte tegen ontvangstbewijs; b) een digitale zending: een zending via een uitwisselingsplatform van het departement waar de afdeling bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen onder ressorteert.".

Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 3.Een aanvraag voor een opsporings- of winningsvergunning voor koolwaterstoffen wordt ingediend bij de minister met een beveiligde zending. Als de beveiligde zending gebeurt in de vorm van een analoge zending wordt de aanvraag ook op een elektronische drager ingediend, inclusief het kaartenmateriaal in shape-, grid-, dwg-, dxf- of dgn-formaat.".

Art. 3.In artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° het volumegebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;"; 2° in punt 4° wordt het woord "winningsvergunning" vervangen door de woorden "winningsvergunning voor koolwaterstoffen".

Art. 4.In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 3° wordt het woord "gebied" vervangen door het woord "volumegebied";2° in punt 6°, a), wordt het woord "opsporingsvergunning" vervangen door de woorden "opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen";3° in punt 6°, b), wordt het woord "winningsvergunning" vervangen door de woorden "winningsvergunning voor koolwaterstoffen", wordt het woord "opsporingsvergunning" vervangen door de woorden "opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen" en wordt het woord "winningsplan" vervangen door de woorden "winningsplan voor koolwaterstoffen"; 4° punt 8° wordt vervangen door wat volgt: "8° voor het volumegebied waarop de aanvraag betrekking heeft, en tien kilometer daarbuiten, een overzicht van alle verleende vergunningen, vermeld in hoofdstuk II, III en III/1 van het decreet van 8 mei 2009, alle verleende vergunningen, vermeld in de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, en alle vergunningen voor de ondergrondse berging van radioactief afval, met inbegrip van een modellering die de drukeffecten van de voorgenomen activiteit in de ondergrond op korte en lange afstand duidelijk maakt met het oog op mogelijke drukinteracties tussen de bestaande en de geplande activiteiten.".

Art. 5.In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, tweede tot en met het vierde lid, wordt het woord "gebied" vervangen door het woord "volumegebied";2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het woord "gebieden" vervangen door het woord "volumegebieden";3° in paragraaf 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "In geval van toepassing van artikel 7, § 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 wordt de procedure, vermeld in artikel 6 van het voormelde decreet, niet gevolgd.Als de aanvrager ook de houder van de reeds verleende opslagvergunning of opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte is, beoordeelt de minister in het bijzonder of de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, gecombineerd kan worden met de reeds vergunde activiteit, en neemt de Vlaamse Regering, op voorstel van de minister, een beslissing over de vergunningsaanvraag binnen een termijn van honderdtwintig dagen nadat de aanvraag ingediend is en volledig bevonden is. Als de aanvrager niet de houder van de reeds verleende opslagvergunning of opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte is, deelt de minister binnen een termijn van zestig dagen nadat de aanvraag ingediend is en volledig bevonden is, aan de aanvrager mee dat de vergunningsaanvraag afgewezen wordt omdat de aanvraag betrekking heeft op een volumegebied waarvoor op dat ogenblik al aan een ander een opslagvergunning als vermeld in hoofdstuk III van het decreet van 8 mei 2009, een opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte als vermeld in hoofdstuk III/1 van het voormelde decreet, een vergunning voor de ondergrondse berging van radioactief afval of een vergunning als vermeld in de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, is verleend.".

Art. 6.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 en 3 wordt het woord "winningsvergunning" vervangen door de woorden "winningsvergunning voor koolwaterstoffen";2° het woord "winningsplan" wordt telkens vervangen door de woorden "winningsplan voor koolwaterstoffen"; 3° in paragraaf 2 wordt punt 3° vervangen door wat volgt: "3° een beschrijving van de wijze en de duur van de winning en de daarmee verband houdende activiteiten, inclusief de technieken die daarbij worden gebruikt;"; 4° in paragraaf 2 wordt tussen punt 10° en punt 11° een punt 10° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "10° /1 een raming van de kosten van het veilig afsluiten en verlaten van de boorgaten;"; 5° in paragraaf 4 worden de woorden "per aangetekende" vervangen door de woorden "met een beveiligde";6° in paragraaf 4 wordt het woord "voorstellen" vervangen door het woord "opleggen".

Art. 7.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, 3, 4 en 5 wordt het woord "winningsvergunning" telkens vervangen door de woorden "winningsvergunning voor koolwaterstoffen";2° in paragraaf 4 en 5 worden de woorden "per aangetekende" vervangen door de woorden "met een beveiligde".

Art. 8.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de woorden "per aangetekende" vervangen door de woorden "met een beveiligde".

Art. 9.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het woord "winningsvergunning" telkens vervangen door de woorden "winningsvergunning voor koolwaterstoffen";2° in paragraaf 3, tweede lid, wordt het woord "opsporingsvergunning" vervangen door de woorden "opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen".

Art. 10.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het woord "winningsvergunning" vervangen door de woorden "winningsvergunning voor koolwaterstoffen";2° in paragraaf 1, 2 en 3 wordt het woord "aangetekende" vervangen door het woord "beveiligde".

Art. 11.Artikel 14/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 14/1.Een aanvraag voor een opsporingsvergunning voor koolstofdioxideopslag wordt ingediend bij de minister met een beveiligde zending. Als de beveiligde zending gebeurt in de vorm van een analoge zending wordt de aanvraag ook op een elektronische drager ingediend, inclusief het kaartenmateriaal in shape-, grid-, dwg-, dxf- of dgn-formaat.".

Art. 12.In artikel 14/2, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° het volumegebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.".

Art. 13.In artikel 14/3, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 4° wordt het woord "gebied" vervangen door het woord "volumegebied"; 2° punt 8° wordt vervangen door wat volgt: "8° voor het volumegebied waarop de aanvraag betrekking heeft, en tien kilometer daarbuiten, een overzicht van alle verleende vergunningen, vermeld in hoofdstuk II, III en III/1 van het decreet van 8 mei 2009, alle verleende vergunningen, vermeld in de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, en alle vergunningen voor de ondergrondse berging van radioactief afval, met inbegrip van een modellering die de drukeffecten van de voorgenomen activiteit in de ondergrond op korte en lange afstand duidelijk maakt met het oog op mogelijke drukinteracties tussen de bestaande en de geplande activiteiten.".

Art. 14.Artikel 14/7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 14/7.Een aanvraag voor een opslagvergunning wordt ingediend bij de minister met een beveiligde zending. Als de beveiligde zending gebeurt in de vorm van een analoge zending wordt de aanvraag ook op een elektronische drager ingediend, inclusief het kaartenmateriaal in shape-, grid-, dwg-, dxf- of dgn-formaat.".

Art. 15.In artikel 14/8, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° het volumegebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;".

Art. 16.In artikel 14/9, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt punt 16° vervangen door wat volgt: "16° voor het volumegebied waarop de aanvraag betrekking heeft, en tien kilometer daarbuiten, een overzicht van alle verleende vergunningen, vermeld in hoofdstuk II, III en III/1 van het decreet van 8 mei 2009, alle verleende vergunningen, vermeld in de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, en alle vergunningen voor de ondergrondse berging van radioactief afval, met inbegrip van een modellering die de drukeffecten van de voorgenomen activiteit in de ondergrond op korte en lange afstand duidelijk maakt met het oog op mogelijke drukinteracties tussen de bestaande en de geplande activiteiten.".

Art. 17.In artikel 14/16, § 2 en § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden "per aangetekende brief" vervangen door de woorden "met een beveiligde zending".

Art. 18.In artikel 14/17, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden "per aangetekende brief" telkens vervangen door de woorden "met een beveiligde zending".

Art. 19.In artikel 14/19 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden "per aangetekende brief" telkens vervangen door de woorden "met een beveiligde zending".

Art. 20.In artikel 14/21, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden "per aangetekende brief" vervangen door de woorden "met een beveiligde zending".

Art. 21.In artikel 14/22 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden "per aangetekende" vervangen door de woorden "met een beveiligde".

Art. 22.In artikel 14/23 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie" vervangen door de zinsnede "de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen".

Art. 23.In artikel 14/24, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden "per aangetekende brief" vervangen door de woorden "met een beveiligde zending".

Art. 24.In artikel 14/25, § 1 en § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden "per aangetekende brief" vervangen door de woorden "met een beveiligde zending".

Art. 25.In artikel 14/26, § 1 en § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, worden de woorden "per aangetekende brief" vervangen door de woorden "met een beveiligde zending".

Art. 26.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt een hoofdstuk 2/2, dat bestaat uit artikel 14/28 tot en met 14/39, ingevoegd, dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK 2/ 2. - Het opsporen en het winnen van aardwarmte Afdeling 1. - Het indienen van een vergunningsaanvraag

Art. 14/28.Een aanvraag van een opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte wordt ingediend bij de minister met een beveiligde zending. Als de beveiligde zending gebeurt in de vorm van een analoge zending wordt de aanvraag ook op een elektronische drager ingediend, inclusief het kaartenmateriaal in shape-, grid-, dwg-, dxf- of dgn-formaat.

Art. 14/29.§ 1. De aanvraag vermeldt de volgende gegevens: 1° de voornaam, de achternaam, het beroep, de woonplaats en de nationaliteit van de aanvrager als de aanvrager een natuurlijke persoon is;2° de naam, de rechtsvorm, de maatschappelijke zetel, de statuten en de stukken tot staving van de volmachten van de ondertekenaars van de aanvraag, en de contactgegevens van een contactpersoon, als de aanvrager een rechtspersoon is. Als de aanvrager een buitenlandse natuurlijke persoon of rechtspersoon is, kiest hij een adres in België, dat dienst doet als correspondentieadres. § 2. Naast de gegevens, vermeld in paragraaf 1, bevat de aanvraag de volgende gegevens: 1° de aard van de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;2° het volumegebied waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;3° de duur waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, en een motivering daarvoor, alsook een raming van de hoeveelheid winbare aardwarmte en van de hoeveelheid aardwarmte die zal worden gewonnen, inclusief de daarbij gehanteerde onzekerheidsanalyses, als het een aanvraag van een winningsvergunning voor aardwarmte betreft.

Art. 14/30.De volgende documenten worden bij de aanvraag gevoegd: 1° een nota met de gegevens op basis waarvan beoordeeld kan worden hoe de aanvrager zich voorneemt de nodige technische middelen te verwerven voor de activiteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.Die nota bevat ten minste de volgende gegevens: a) een beschrijving van de technische middelen waarover de aanvrager beschikt en die aangewend zullen worden bij de uitvoering van en het toezicht op de activiteiten;b) in voorkomend geval, een beschrijving van de technische middelen die, zodra de vergunning is verleend, door een derde partij aan de aanvrager ter beschikking zullen worden gesteld voor de uitvoering van en het toezicht op de activiteiten;c) in voorkomend geval, de technische middelen van de rechtspersonen waarvan de aanvrager de dochtermaatschappij is, of die behoren tot de groep waartoe de aanvrager behoort, als blijkt dat die technische middelen ter beschikking staan of zullen staan van de aanvrager;2° een nota met de gegevens op basis waarvan beoordeeld kan worden hoe de aanvrager zich voorneemt de nodige financiële middelen te verwerven voor de activiteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.Die nota bevat ten minste de volgende gegevens: a) de jaarrekeningen van de laatste drie jaar.Als de aanvrager kan aantonen dat hij niet in staat is die documenten te verstrekken, kan hem worden toegestaan andere geschikte gegevens voor te leggen op basis waarvan zijn financiële soliditeit beoordeeld kan worden; b) een beschrijving van de wijze waarop de aanvrager zich voorneemt de voorgenomen activiteiten te financieren;c) in voorkomend geval, de financiële middelen van de rechtspersonen waarvan de aanvrager de dochtermaatschappij is, of die behoren tot de groep waartoe de aanvrager behoort, als blijkt dat die financiële middelen ter beschikking staan of zullen staan van de aanvrager;3° een overzicht van de relevante professionele ervaring, met inbegrip van relevante opsporings- en winningsactiviteiten met telkens een korte beschrijving van die activiteiten, en de technische ontwikkeling en training van de aanvrager en van alle personeel, of van de personen die door een derde partij ter beschikking zullen worden gesteld van de aanvrager zodra de vergunning is verleend;4° een digitaal plan met een relevante en werkbare schaal, waarop de grenzen van het volumegebied zijn aangeduid.Het plan vermeldt waar de aanvrager van plan is om geologisch onderzoek te verrichten, inclusief de geologische lagen en de stratigrafische intervallen, en geeft een raming van het aantal, de locatie, de diepte en de methode van de voorgenomen boringen, en de ligging van de seismische tracés en de voorgenomen techniek van het seismische onderzoek; 5° een nota met daarin een uitvoerige beschrijving van de manier waarop de aanvrager zich voorneemt de activiteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, te verrichten;6° een tijdschema van alle voorgenomen activiteiten, inclusief een raming van de investeringen, van de kosten en, in geval van winning, van de opbrengsten en de daarbij gehanteerde onzekerheidsanalyses;7° een geologische nota met daarin een beschrijving van de lokale en regionale geologie, en bovendien op zijn minst: a) een beschrijving van de verkenningsonderzoeken of andere geologische gegevens waarmee de aanvraag onderbouwd is, de interpretatie van die gegevens en de daarbij gehanteerde onzekerheidsanalyses als het gaat om een aanvraag van een opsporingsvergunning voor aardwarmte of een aanvraag van een winningsvergunning voor aardwarmte die niet volgt op een voorafgaande opsporingsvergunning voor aardwarmte;b) een overzicht van de resultaten die voortvloeien uit de voorafgaande opsporingsvergunning als het gaat om een aanvraag van een winningsvergunning voor aardwarmte die volgt op een voorafgaande opsporingsvergunning voor aardwarmte;8° een ontwerp van winningsplan voor aardwarmte als het een aanvraag van een winningsvergunning voor aardwarmte betreft;9° een nota met daarin een beschrijving van de impact van de geplande activiteiten op het milieu en de boven- en ondergrondse omgeving, en een beschrijving van de middelen die zullen worden aangewend om die impact tot een minimum te beperken;10° voor het volumegebied waarop de aanvraag betrekking heeft, en tien kilometer daarbuiten, een overzicht van alle verleende vergunningen, vermeld in hoofdstuk II, III en III/1 van het decreet van 8 mei 2009, alle verleende vergunningen, vermeld in de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, en alle vergunningen voor de ondergrondse berging van radioactief afval, met inbegrip van een modellering die de effecten van de voorgenomen activiteit in de ondergrond op korte en lange afstand duidelijk maakt met het oog op mogelijke interacties tussen de bestaande en de geplande activiteiten;11° een nota met daarin een beschrijving van de mate waarin de gewonnen aardwarmte efficiënt en duurzaam zal worden aangewend. De minister kan op elk moment aanvullende informatie vragen als hij dat voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk acht. Afdeling 2. - De behandeling van een vergunningsaanvraag

Art. 14/31.In geval van toepassing van artikel 63/2 of 63/4 van het decreet van 8 mei 2009 neemt de minister het initiatief om een uitnodiging te publiceren in het Belgisch Staatsblad.

De Vlaamse Regering neemt, op voorstel van de minister, een beslissing over de vergunningsaanvragen binnen een termijn van honderdtwintig dagen na het aflopen van de termijn van negentig dagen, vermeld in artikel 63/2, § 2, of in artikel 63/4, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009.

Art. 14/32.§ 1. In geval van toepassing van artikel 63/3, § 1, 1°, 4° en 5°, van het decreet van 8 mei 2009 neemt de Vlaamse Regering, op voorstel van de minister, een beslissing over de vergunningsaanvraag binnen een termijn van honderdtwintig dagen nadat de aanvraag ingediend is en volledig bevonden is.

In geval van toepassing van artikel 63/3, § 1, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 deelt de minister binnen een termijn van zestig dagen nadat de aanvraag ingediend is en volledig bevonden is, aan de aanvrager mee dat de vergunningsaanvraag afgewezen wordt omdat er voor dat volumegebied al een soortgelijke vergunning of een opsporingsvergunning voor koolstofdioxideopslag, als vermeld in hoofdstuk III van het decreet van 8 mei 2009, is verleend.

In geval van toepassing van artikel 63/3, § 1, 3°, van het decreet van 8 mei 2009 deelt de minister binnen een termijn van honderdtwintig dagen nadat de aanvraag ingediend is en volledig bevonden is, aan de aanvrager mee dat de Vlaamse Regering het volumegebied waarop de aanvraag betrekking heeft, niet openstelt voor de opsporing of de winning van aardwarmte. § 2. In geval van toepassing van artikel 63/3, § 2, 1°, van het decreet van 8 mei 2009 nodigt de minister de houders van vergunningen voor eventuele aangrenzende volumegebieden uit om binnen een termijn van negentig dagen ook een aanvraag in te dienen of hun opmerkingen mee te delen. De Vlaamse Regering neemt, op voorstel van de minister, een beslissing over de vergunningsaanvragen binnen een termijn van honderdtwintig dagen na het aflopen van de termijn van negentig dagen waarin de andere vergunninghouders ook een aanvraag konden indienen of hun opmerkingen konden meedelen.

In geval van toepassing van artikel 63/3, § 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 wordt de procedure, vermeld in artikel 63/2 van het voormelde decreet, niet gevolgd. Als de aanvrager de houder is van de reeds verleende vergunning voor het opsporen of winnen van koolwaterstoffen of opslagvergunning, beoordeelt de minister in het bijzonder of de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, gecombineerd kan worden met de reeds vergunde activiteit, en neemt de Vlaamse Regering, op voorstel van de minister, een beslissing over de vergunningsaanvraag binnen een termijn van honderdtwintig dagen nadat de aanvraag ingediend is en volledig bevonden is. Als de aanvrager niet de houder is van de reeds verleende vergunning voor het opsporen of winnen van koolwaterstoffen of opslagvergunning, deelt de minister binnen een termijn van zestig dagen nadat de aanvraag ingediend is en volledig bevonden is, aan de aanvrager mee dat de vergunningsaanvraag afgewezen wordt omdat de aanvraag betrekking heeft op een volumegebied waarvoor op dat ogenblik al aan een ander een vergunning voor het opsporen of het winnen van koolwaterstoffen als vermeld in hoofdstuk II van het decreet van 8 mei 2009, een opslagvergunning als vermeld in hoofdstuk III van het decreet van 8 mei 2009, een vergunning voor de ondergrondse berging van radioactief afval of een vergunning als vermeld in de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas, is verleend.

Art. 14/33.Een besluit van de Vlaamse Regering waarbij een vergunning wordt verleend of geweigerd, wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 3. - Vergunningscriteria

Art. 14/34.§ 1. Bij de beoordeling van de manier waarop de aanvrager zich voorneemt de nodige technische middelen te verwerven voor de activiteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd als vermeld in artikel 63/6, eerste lid, 1°, van het decreet van 8 mei 2009, wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende criteria: 1° de technische middelen waarover de aanvrager beschikt en die aangewend zullen worden bij de uitvoering van en het toezicht op de activiteiten;2° in voorkomend geval, de technische middelen en de relevante professionele ervaring die door een derde partij ter beschikking zullen worden gesteld zodra de vergunning is verleend;3° in voorkomend geval, de technische middelen en de relevante professionele ervaring van de rechtspersonen waarvan de aanvrager de dochtermaatschappij is, of die behoren tot de groep waartoe de aanvrager behoort, als blijkt dat die technische middelen en relevante professionele ervaring ter beschikking staan of zullen staan van de aanvrager. § 2. Bij de beoordeling van de manier waarop de aanvrager zich voorneemt de nodige financiële middelen te verwerven voor de activiteiten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd als vermeld in artikel 63/6, eerste lid, 1°, van het decreet van 8 mei 2009, wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende criteria: 1° de financiële middelen waarover de aanvrager beschikt;2° de wijze waarop de aanvrager de voorgenomen activiteiten zal financieren;3° in voorkomend geval, de financiële middelen van de rechtspersonen waarvan de aanvrager de dochtermaatschappij is, of die behoren tot de groep waartoe de aanvrager behoort, als blijkt dat die financiële middelen ter beschikking staan of zullen staan van de aanvrager. § 3. Bij de beoordeling van de manier waarop de aanvrager zich voorneemt de activiteiten te verrichten waarvoor de vergunning wordt aangevraagd als vermeld in artikel 63/6, eerste lid, 2°, van het decreet van 8 mei 2009, wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende criteria: 1° de mate waarin de geplande activiteiten beantwoorden aan een efficiënte en rationele opsporing of winning van aardwarmte;2° de geologische onderbouwing en de praktische uitvoerbaarheid van de geplande activiteiten;3° de impact van de geplande activiteiten op het milieu en de boven- en ondergrondse omgeving, en de middelen die zullen worden aangewend om die impact tot een minimum te beperken;4° de rentabiliteit van de geplande activiteiten. Afdeling 4. - Het winnen van koolwaterstoffen en andere stoffen die

onvermijdelijk meekomen met het winnen van aardwarmte

Art. 14/35.In geval van toepassing van artikel 63/8, § 1, tweede lid, van het decreet van 8 mei 2009 zijn artikel 13 en 14 van dit besluit van overeenkomstige toepassing. Afdeling 5. - Bewijsstukken met betrekking tot de vereiste middelen en

professionele ervaring

Art. 14/36.Ter uitvoering van artikel 63/9 van het decreet van 8 mei 2009 bezorgt de houder van een vergunning voor het opsporen of winnen van aardwarmte aan de minister bewijsstukken dat hij over de nodige technische en financiële middelen en relevante professionele ervaring beschikt, eventueel door samenwerking met een derde partij, om de activiteiten te verrichten waarvoor de vergunning is verleend. Die verplichting geldt zowel voor de aanleg van boorgaten voor het opsporen van aardwarmte als voor de eventuele aanleg van bijkomende boorgaten voor het winnen van aardwarmte.

De minister stuurt zijn instemming naar de vergunninghouder binnen een termijn van dertig dagen na de indiening van de bewijsstukken, vermeld in het eerste lid.

Na de ontvangst van de instemming van de minister mag de vergunninghouder boorgaten voor het opsporen of winnen van aardwarmte aanleggen, op voorwaarde dat hij voldoet aan alle andere toepasselijke regelgeving en vergunningsplichten. Afdeling 6. - Het winningsplan voor aardwarmte

Art. 14/37.Samen met de aanvraag van een winningsvergunning voor aardwarmte wordt een ontwerp van een winningsplan voor aardwarmte als vermeld in artikel 63/12 van het decreet van 8 mei 2009, ingediend bij de minister.

Het ontwerp van winningsplan voor aardwarmte bevat minstens de volgende gegevens: 1° een beschrijving van de verwachte hoeveelheid winbare aardwarmte (in J) en de hoeveelheid aardwarmte die daarvan gewonnen zal worden en de spreiding ervan, onderverdeeld in totaal reservoir en verwachte productieve zones, het verwachte thermisch of elektrisch vermogen, het verwachte debiet bij vollast, het aantal vollasturen, de beoogde productie- en injectietemperatuur, de pompdruk bij de putten en de hoeveelheid energie die het systeem vergt;2° een beschrijving van de structuur van het geothermisch reservoir, onderverdeeld in totaal reservoir en verwachte productieve zones, met de bijbehorende gedetailleerde geologische, geochemische, geofysische en petrofysische studies en de daarbij gehanteerde onzekerheidsanalyses;3° een beschrijving van de wijze en duur van de winning en de daarmee verband houdende activiteiten, inclusief de technieken die daarbij worden gebruikt;4° een planning van het aantal boorgaten dat bij de winning gebruikt zal worden, met vermelding van het beoogde gebruik (productieput of injectieput), inclusief de ligging en het ondergrondse traject en de gedetailleerde technische specificaties ervan;5° een planning van de volgorde en het tijdsbestek van het maken van de boorgaten;6° een opgave van de plaats waar en de wijze waarop het warm water in de verbuizing treedt;7° een raming van de samenstelling en hoeveelheid van de stoffen die jaarlijks onvermijdelijk bij de winning van aardwarmte meekomen;8° een raming van de hoeveelheden onvermijdelijk gewonnen koolwaterstoffen die jaarlijks bij de winning van aardwarmte in de ondergrond worden teruggebracht of bovengronds worden gebruikt, afgeblazen of afgefakkeld;9° een raming van de samenstelling en hoeveelheden van andere onvermijdelijk gewonnen stoffen dan koolwaterstoffen, die jaarlijks bij de winning van aardwarmte in de ondergrond worden teruggebracht of aan de oppervlakte worden afgevoerd;10° een raming van de jaarlijkse kosten van de winning, onderverdeeld in kosten voor investeringen, onderhoud en bedrijfsvoering;11° een raming van de kosten voor het veilig afsluiten en verlaten van de boorgaten;12° een risicoanalyse met betrekking tot bodembeweging als gevolg van de winning van aardwarmte;13° een beschrijving van de mogelijke omvang en de verwachte aard van de schade door bodembeweging;14° een beschrijving van de maatregelen die genomen worden om bodembeweging en de daaruit voortvloeiende schade te voorkomen of te beperken. Samen met het besluit waarbij de Vlaamse Regering een winningsvergunning voor aardwarmte verleent, hecht de minister zijn goedkeuring aan het winningsplan voor aardwarmte. De minister kan beperkingen en voorwaarden verbinden aan zijn goedkeuring.

Een aanvraag tot wijziging of actualisering van het winningsplan voor aardwarmte wordt, voorzien van de nodige motivering, met een beveiligde zending ter goedkeuring bij de minister ingediend. De minister kan zelf ook wijzigingen of actualiseringen van het winningsplan voor aardwarmte opleggen. Afdeling 7. - Het meten van bodembeweging

Art. 14/38.§ 1. In geval van toepassing van artikel 63/14, eerste lid, van het decreet van 8 mei 2009 worden de metingen die de houder van een opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte moet verrichten om de kans op bodembeweging als gevolg van het opsporen of winnen van aardwarmte in te schatten, verricht overeenkomstig een meetplan.

In voorkomend geval wordt na het verlenen van de opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte een ontwerp van een meetplan ingediend bij de minister.

Het meetplan beslaat de duur van de opsporings- of winningsvergunning. § 2. Het meetplan bevat minstens de volgende gegevens: 1° een beschrijving van de tijdstippen waarop de metingen worden verricht, waarbij een van die tijdstippen voor de aanvang van de opsporing of winning valt, of een beschrijving van het tijdstip van de aanvang van de metingen in geval van continue metingen;2° de plaatsen waar gemeten wordt;3° de gehanteerde meetmethoden;4° een inschatting van de kans op schade door bodembeweging als gevolg van het opsporen of winnen van aardwarmte. § 3. In voorkomend geval hecht de minister zijn goedkeuring aan het meetplan of wijst hij het meetplan af binnen een termijn van zestig dagen nadat het is ingediend. De minister kan beperkingen en voorwaarden verbinden aan zijn goedkeuring.

In voorkomend geval wordt de verleende opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte van rechtswege geschorst tot het meetplan door de minister is goedgekeurd. § 4. Tijdens de duur van de opsporingsvergunning voor aardwarmte wordt het meetplan tweejaarlijks geactualiseerd, en tijdens de duur van de winningsvergunning voor aardwarmte wordt het meetplan vijfjaarlijks geactualiseerd. Die actualiseringen worden met een beveiligde zending aan de minister gemeld. Als de minister niet akkoord gaat met die actualiseringen, meldt hij dat binnen een termijn van zestig dagen aan de houder van de vergunning. De minister kan ook altijd zelf actualiseringen van het meetplan opleggen. § 5. De houder van de vergunning draagt er zorg voor dat de metingen op een nauwkeurige en betrouwbare wijze verricht worden.

De resultaten van de metingen worden jaarlijks aan de minister gerapporteerd.

De minister kan de houder van de opsporings- of winningsvergunning voor aardwarmte altijd maatregelen opleggen om de kans op bodembeweging te verminderen, of om de gevolgen ervan ongedaan te maken of te beperken. Afdeling 8. - De wijziging, overdracht of afstand van een vergunning

Art. 14/39.Een aanvraag van een wijziging, een overdracht of een afstand van een vergunning wordt met een beveiligde zending ingediend bij de minister. De aanvraag wordt gemotiveerd.

De Vlaamse Regering doet, op voorstel van de minister, binnen een termijn van honderdtwintig dagen een uitspraak over de aanvraag.".

Art. 27.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juni 2014, wordt een hoofdstuk 2/3, dat bestaat uit artikel 14/40, ingevoegd, dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK 2/ 3. - Structuurvisie inzake de diepe ondergrond

Art. 14/40.§ 1. De afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, vraagt aan de federale administraties die bevoegd zijn voor de toepassingen in de diepe ondergrond, vermeld in artikel 63/26, § 2, 1°, d), e) en f), van het decreet van 8 mei 2009, de informatie op die nuttig kan zijn voor de opmaak van een structuurvisie inzake de diepe ondergrond. § 2. De minister maakt een ontwerp van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond op en bezorgt dat voor advies aan de federale administraties, vermeld in paragraaf 1, en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de economie, de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening. § 3. De Vlaamse ministers, vermeld in paragraaf 2, bepalen zelf welke administraties, instellingen en organisaties uit hun bevoegdheidsdomein een advies uitbrengen.

De Vlaamse ministers, vermeld in paragraaf 2, verlenen een vanuit hun bevoegdheidsdomein of -domeinen gecoördineerd advies.

De adviezen worden binnen negentig dagen na de datum van de ontvangst van het ontwerp naar de minister gestuurd. Als binnen die termijn geen advies is verleend, wordt het als gunstig beschouwd.

De adviezen worden verwerkt door de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, en kunnen aanleiding geven tot een aanpassing van het ontwerp van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond. § 4. De minister legt het ontwerp samen met de uitgebrachte adviezen voor aan de Vlaamse Regering met het oog op de principiële vastlegging van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond. § 5. Over het principieel vastgelegde ontwerp van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond wordt een raadpleging van de bevolking georganiseerd. De raadpleging wordt uiterlijk één week voor het begin ervan aangekondigd in het Belgisch Staatsblad. De aankondiging wordt ook bekendgemaakt in het gemeentehuis en op de website van elke gemeente.

Het principieel vastgelegde ontwerp kan worden geraadpleegd op de website van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, en kan bij die afdeling ook worden opgevraagd.

Binnen een termijn van zestig dagen vanaf het begin van de raadpleging kunnen met een brief of met een e-mail opmerkingen over het principieel vastgelegde ontwerp worden bezorgd aan de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen. Het adres daarvan wordt vermeld in de aankondiging van de raadpleging. De opmerkingen bevatten een duidelijke vermelding van de auteur en zijn adres en een verwijzing naar de specifieke titel of passage uit het principieel vastgelegde ontwerp waarop ze betrekking hebben. § 6. Samen met de raadpleging van de bevolking wordt het principieel vastgelegde ontwerp van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond ter advies voorgelegd aan de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.

De opmerkingen ingevolge de raadpleging van de bevolking en de adviezen van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen worden verwerkt door de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen, en kunnen aanleiding geven tot een aanpassing van het ontwerp van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond.

De minister legt het ontwerp samen met de opmerkingen en de uitgebrachte adviezen voor aan de Vlaamse Regering met het oog op de definitieve vastlegging van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond. § 7. De definitief vastgelegde structuurvisie inzake de diepe ondergrond wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Ze kan in integrale vorm worden geraadpleegd op de website van de afdeling, bevoegd voor natuurlijke rijkdommen. § 8. De minister evalueert de structuurvisie inzake de diepe ondergrond vijfjaarlijks. Die evaluatie kan aanleiding geven tot een herziening van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond.

De regels voor de totstandkoming van de structuurvisie inzake de diepe ondergrond zijn ook van toepassing op de herziening ervan.". Afdeling 2. - Wijzigingen van diverse besluiten

Art. 28.Aan artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2013, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° het terugvoeren van bij de winning van aardwarmte opgepompt water in hetzelfde geothermische reservoir, op voorwaarde dat dergelijke injecties van water plaatsvinden conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond.".

Art. 29.Aan artikel 4.3.1.1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt: "5° het terugvoeren van bij de winning van aardwarmte opgepompt water in hetzelfde geothermische reservoir, op voorwaarde dat dergelijke injecties van water plaatsvinden conform het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond.".

Art. 30.Bijlage XXIV bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juli 2015, wordt vervangen door bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 31.Bijlage XXV bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011, wordt vervangen door bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 32.In bijlage 1, 14°, bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2015 tot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning wordt de zinsnede "400 meter ten opzichte van het TAW-niveau" vervangen door de zinsnede "500 meter ten opzichte van het TAW-referentiepunt". HOOFDSTUK 2. - Slotbepalingen

Art. 33.De volgende regelgevende teksten treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen, die ingaat op de dag na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad: 1° het decreet van 25 maart 2016 tot wijziging van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, wat betreft het invoegen van een hoofdstuk over het opsporen en het winnen van aardwarmte en een hoofdstuk over een structuurvisie inzake de diepe ondergrond;2° dit besluit.

Art. 34.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 oktober 2016.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, B. TOMMELEIN De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft het bepalen van de nadere regels voor het opsporen en winnen van aardwarmte en voor het opmaken van een structuurvisie inzake de diepe ondergrond, en tot wijziging van diverse besluiten Bijlage XXIV bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Bijlage XXIV. Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

artikel

wettelijke verplichting

14

De houder van een vergunning deelt elke substantiële wijziging in een vergunningscriterium, vermeld in artikelen 9 en 10, onmiddellijk met een aangetekende brief mee aan de Vlaamse Regering.

16

De houder van een vergunning dient jaarlijks met een aangetekende brief een rapport in bij de Vlaamse Regering met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten, en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse Regering te melden. Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is.

20, eerste lid, eerste volzin

Een vergunning kan pas worden overgedragen, inclusief het overdragen dat volgt uit wijzigingen in de vennootschapsstructuur, na de schriftelijke toestemming van de Vlaamse Regering.

45, eerste lid, eerste volzin

De exploitant informeert de Vlaamse Regering over alle geplande wijzigingen in de exploitatie van een opslaglocatie, met inbegrip van wijzigingen in verband met de exploitant.

47, § 2, tweede lid

De exploitant houdt een register bij van de hoeveelheden en kenmerken van de geleverde en geïnjecteerde koolstofdioxidestromen, met inbegrip van hun samenstelling.

49

Elk jaar, of, als de Vlaamse Regering dat in het kader van een bepaalde opslagvergunning nodig acht, met een hogere frequentie, dient de exploitant de volgende gegevens in bij de minister : 1° alle resultaten van de monitoring overeenkomstig artikel 48 tijdens de verslagperiode, met inbegrip van de informatie over de gebruikte monitoringstechnologie; 2° de hoeveelheden en kenmerken van de tijdens de verslagperiode geleverde en geïnjecteerde koolstofdioxidestromen, met inbegrip van de samenstelling van deze stromen, zoals geregistreerd overeenkomstig artikel 47, § 2, tweede lid; 3° het bewijs dat een financiële zekerheid of een gelijkwaardige voorziening is gesteld en aangehouden wordt overeenkomstig artikel 57 en artikel 43, 9° ; 4° alle andere informatie die de minister als relevant beschouwt om de naleving van de opslagvergunningsvoorwaarden te beoordelen en om de kennis te vergroten over het gedrag van het koolstofdioxide in de opslaglocatie.

51, § 1, eerste lid, eerste deel van de eerste volzin

Bij lekkages of significante onregelmatigheden stelt [...] de exploitant de minister onmiddellijk met een aangetekende brief in kennis (...)

51, § 1, eerste lid, laatste volzin

In geval van lekkages en significante onregelmatigheden die een lekkagerisico inhouden, stelt de exploitant ook de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, bevoegd voor luchtverontreiniging, daarvan in kennis.

63/11

De houder van een vergunning deelt elke wijziging in een vergunningscriterium, vermeld in artikel 63/5 en 63/6, onmiddellijk mee aan de Vlaamse Regering.

63/13

De houder van een vergunning dient jaarlijks een rapport in bij de Vlaamse Regering met een overzicht van de in het voorbije jaar verrichte activiteiten, en een overzicht van de in het eerstvolgende jaar geplande activiteiten. Als er in het voorbije jaar geen activiteiten verricht zijn, of in het eerstvolgende jaar geen activiteiten gepland zijn, is de vergunninghouder niet ontslagen van zijn verplichting om dat in een jaarlijks rapport aan de Vlaamse Regering te melden. Het jaarlijkse rapport wordt ingediend uiterlijk voor het einde van de derde maand nadat een jaarlijkse periode verstreken is vanaf de datum van het besluit van de Vlaamse Regering waarbij de vergunning verleend is.

63/17, eerste lid, eerste volzin

Een vergunning kan pas worden overgedragen, inclusief het overdragen dat volgt uit wijzigingen in de vennootschapsstructuur, na de schriftelijke toestemming van de Vlaamse Regering.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft het bepalen van de nadere regels voor het opsporen en winnen van aardwarmte en voor het opmaken van een structuurvisie inzake de diepe ondergrond, en tot wijziging van diverse besluiten.

Brussel, 28 oktober 2016.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, B. TOMMELEIN De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft het bepalen van de nadere regels voor het opsporen en winnen van aardwarmte en voor het opmaken van een structuurvisie inzake de diepe ondergrond, en tot wijziging van diverse besluiten Bijlage XXV bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Bijlage XXV. Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel 16.1.2, 1°, f), en 16.4.27, derde lid, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid Enig artikel. Het niet-voldoen aan de hiernavolgende wettelijke verplichtingen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wordt beschouwd als een milieu-inbreuk:

artikel

wettelijke verplichting

11, § 4, eerste en tweede volzin

Tijdens de duur van de winningsvergunning voor koolwaterstoffen en de eerste vijf jaar na het beëindigen van de winning wordt het meetplan jaarlijks geactualiseerd, en daarna vijfjaarlijks. Die actualiseringen worden met een beveiligde zending aan de minister gemeld.

11, § 5, tweede lid

De resultaten van de metingen worden jaarlijks met een beveiligde zending aan de minister gerapporteerd.

14, § 1, eerste lid

De houder van een winningsvergunning voor koolwaterstoffen dient jaarlijks voor het einde van de derde maand na het aflopen van een winningsperiode per beveiligde zending een aangifte in bij de minister met daarin een opgave van de in de voorbije winningsperiode gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen, in voorkomend geval onverdeeld per type koolwaterstof.

14, § 1, tweede lid

De vergunninghouder noteert maandelijks de gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen, in voorkomend geval onderverdeeld per type koolwaterstof, in een daartoe bijgehouden register. Als hij daar om verzocht wordt, legt de vergunninghouder alle documenten en gegevens voor die nodig zijn om de juistheid van de aangegeven gewonnen hoeveelheid koolwaterstoffen te controleren.

14/38, § 4, eerste en tweede volzin

Tijdens de duur van de opsporingsvergunning voor aardwarmte wordt het meetplan tweejaarlijks geactualiseerd, en tijdens de duur van de winningsvergunning voor aardwarmte wordt het meetplan vijfjaarlijks geactualiseerd. Die actualiseringen worden met een beveiligde zending aan de minister gemeld.

14/38, § 5, tweede lid

De resultaten van de metingen worden jaarlijks aan de minister gerapporteerd.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2011 tot uitvoering van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond en tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft het bepalen van de nadere regels voor het opsporen en winnen van aardwarmte en voor het opmaken van een structuurvisie inzake de diepe ondergrond, en tot wijziging van diverse besluiten.

Brussel, 28 oktober 2016.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, B. TOMMELEIN De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

^