gepubliceerd op 07 juni 2017
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel
28 APRIL 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, artikel 88;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/1996 pub. 05/06/1997 numac 1997022130 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders sluiten tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 februari 2017;
Gelet op advies 61.091/3 van de Raad van State, gegeven op 4 april 2017, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad Van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° adviescommissie: de commissie, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers;2° administrateur-generaal: de leidend ambtenaar van het agentschap;3° agentschap: het agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035841 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid » sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";4° erkenningscommissies: de erkenningscommissies voor de erkenning van de beoefenaars van de tandheelkunde. HOOFDSTUK 2. - De erkenningscommissie en het voorzitterscollege
Art. 2.Bij het agentschap wordt voor elk van de bijzondere beroepstitels waartoe de beoefenaars van de tandheelkunde toegang hebben, een erkenningscommissie opgericht.
Het agentschap stelt in samenspraak met het voorzitterscollege een huishoudelijk reglement op.
De erkenningscommissies hebben als taak gemotiveerde adviezen te verstrekken aan het agentschap over: 1° de aanvragen tot goedkeuring van een stageplan;2° de aanvragen tot erkenning als beoefenaar van de tandheelkunde, houder van een bijzondere beroepstitel, en de kwesties in verband met die erkenning. De erkenningscommissies hebben naast de taken, vermeld in het tweede lid, als taak: 1° toezicht uit te oefenen op de uitvoering van het stageplan in al zijn geledingen, zowel door de stagemeester als door de kandidaat, overeenkomstig de vigerende criteria en de bepalingen van dit besluit;2° problemen die regelmatig in de behandeling van de aanvragen tot erkenning worden vastgesteld, aan het voorzitterscollege te melden;3° algemene adviezen te verstrekken over de erkenning van beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel. De erkenningscommissies kunnen het agentschap machtigen om voor bepaalde categorieën van aanvragen een beslissing te nemen zonder dat het daarover vooraf het advies van de erkenningscommissie hoeft in te winnen.
Art. 3.§ 1. Elke erkenningscommissie is samengesteld uit: 1° vier leden, beoefenaars van de tandheelkunde die houder zijn van de bijzondere beroepstitel, die ten minste vijf jaar erkend zijn.Ze worden voorgedragen door hun beroepsverenigingen; 2° vier leden, beoefenaars van de tandheelkunde die houder zijn van de bijzondere beroepstitel, die ten minste vijf jaar erkend zijn en die ten minste vijf jaar onderwijservaring in een universitaire instelling kunnen bewijzen.Ze worden voorgedragen door de Vlaamse geneeskundefaculteiten met een opleiding voor de bijzondere beroepstitel in kwestie. § 2. De leden van de erkenningscommissies worden door de administrateur-generaal benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Ze blijven in functie tot de administrateur-generaal over de hernieuwing van hun mandaten een beslissing heeft genomen.
Als het mandaat van een lid niet meer wordt ondersteund door de beroepsvereniging of de Vlaamse geneeskundefaculteit met een opleiding voor de bijzondere beroepstitel in kwestie die het lid heeft voorgedragen, kan het lid op verzoek van zijn beroepsvereniging of geneeskundefaculteit worden vervangen door een vervangend lid dat de administrateur-generaal benoemt voor de resterende duur van het mandaat van het lid dat hij vervangt.
In geval van overlijden, ontslag of intrekking van een mandaat van een lid benoemt de administrateur-generaal een nieuw lid, voorgedragen door een beroepsvereniging of door een Vlaamse geneeskundefaculteit.
De administrateur-generaal benoemt dat vervangende lid voor de resterende duur van het mandaat van het lid dat hij vervangt. § 3. Elke erkenningscommissie kiest uit haar leden een voorzitter en een ondervoorzitter. Bij afwezigheid van de voorzitter en van de ondervoorzitter wordt de erkenningscommissie voorgezeten door het oudste lid in leeftijd. § 4. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden van de erkenningscommissie aanwezig zijn.
Als er niet voldoende leden aanwezig zijn, organiseert de voorzitter een nieuwe vergadering met dezelfde agenda. De erkenningscommissie kan dan geldig vergaderen ongeacht het aantal aanwezige leden.
De erkenningscommissie spreekt zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
De erkenningscommissies kunnen, als ze dat nuttig achten en na het akkoord van het agentschap, een beroep doen op externe deskundigen.
Die personen hebben een raadgevende stem. § 5. De beraadslagingen van de erkenningscommissie, alsook de verslagen ervan, zijn geheim. De adviezen van de erkenningscommissie worden gemotiveerd. § 6. De functie van secretaris van de erkenningscommissie wordt waargenomen door een personeelslid van het agentschap.
Art. 4.Als het voor de administrateur-generaal onmogelijk is om de leden van een erkenningscommissie te benoemen omdat niet voldoende leden worden voorgedragen door de beroepsverenigingen of door de Vlaamse geneeskundefaculteiten met een opleiding voor de bijzondere beroepstitel in kwestie, wordt de bevoegdheid om advies te verlenen over de aanvragen, vermeld in artikel 2, derde lid, tijdelijk toegewezen aan het agentschap.
Het agentschap kan voor de uitvoering van de adviserende bevoegdheid om het even welk personeelslid of om het even welke expert of organisatie raadplegen of belasten met een adviesopdracht. Het agentschap neemt de uiteindelijke beslissing over het te verlenen advies.
De tijdelijke bevoegdheid van het agentschap neemt een einde op de eerste dag dat de leden van de betreffende erkenningscommissie benoemd zijn.
Art. 5.§ 1. Het geheel van de voorzitters en de ondervoorzitters van de erkenningscommissies vormt het voorzitterscollege. Het college kiest uit zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter voor zijn vergaderingen. § 2. Het agentschap stelt in samenspraak met het voorzitterscollege een huishoudelijk reglement voor de erkenningscommissies en het voorzitterscollege op.
Het voorzitterscollege heeft als taak problemen te bestuderen die verschillende erkenningscommissies regelmatig vaststellen bij de behandeling van de aanvragen tot erkenning.
Het voorzitterscollege kan een nota aan de administrateur-generaal richten met een advies en opmerkingen over de erkenningsprocedure of over de werking van de erkenningscommissies. § 3. De administrateur-generaal kan, bij het voorzitterscollege, advies vragen in het kader van de opdracht, vermeld in paragraaf 2, tweede lid. § 4. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden van het voorzitterscollege aanwezig zijn.
Als er niet voldoende leden aanwezig zijn, organiseert de voorzitter een nieuwe vergadering met dezelfde agenda. Het voorzitterscollege kan dan geldig vergaderen ongeacht het aantal aanwezige leden.
Het voorzitterscollege spreekt zich uit bij meerderheid van de aanwezige leden.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Het voorzitterscollege kan, als het dat nuttig acht en na het akkoord van het agentschap, een beroep doen op externe deskundigen. Die personen hebben een raadgevende stem. § 5. De functie van secretaris van het voorzitterscollege wordt waargenomen door een personeelslid van het agentschap.
Art. 6.§ 1. De voorzitter en de leden van de erkenningscommissies, en de eventuele externe deskundigen, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering van de erkenningscommissie waarop ze aanwezig zijn. § 2. De vergoeding, vermeld in paragraaf 1, bedraagt 5 euro, behalve voor de voorzitter, aan wie een vergoeding van 7,5 euro wordt toegekend.
De vergoeding wordt voor maximaal twaalf vergaderingen, die plaatsvinden op initiatief van het agentschap, per jaar toegekend.
Als er verschillende vergaderingen van de erkenningscommissie op dezelfde dag plaatsvinden, gelden die maar als één vergadering. § 3. De voorzitter en de leden van het voorzitterscollege, en de eventuele externe deskundigen, ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding per vergadering van het voorzitterscollege waarop ze aanwezig zijn. § 4. De vergoeding, vermeld in paragraaf 3, bedraagt 7,5 euro.
De vergoeding wordt voor maximaal twee vergaderingen, die plaatsvinden op initiatief van het agentschap, per jaar toegekend.
Als verschillende vergaderingen van het voorzitterscollege op dezelfde dag plaatsvinden, gelden die maar als één vergadering.
Art. 7.De voorzitter en de leden van de erkenningscommissies, de voorzitter en de leden van het voorzitterscollege, en de eventuele externe deskundigen ontvangen een vergoeding voor de reiskosten die verbonden zijn aan de deelname aan de vergaderingen, conform de geldende regeling voor de kilometervergoeding van personeelsleden van de Vlaamse overheid op de dag van de vergadering. HOOFDSTUK 3. - De stage en de erkenning van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel Afdeling 1. -De stage
Art. 8.§ 1. De kandidaat die gemachtigd is de tandheelkunde in België uit te oefenen, dient uiterlijk binnen twee maanden na de aanvang van zijn opleiding een aanvraag tot goedkeuring van zijn stageplan in bij het agentschap. Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
Het agentschap kan voor de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt.
Bij het stageplan voor de volledige duur van de opleiding zijn de volgende documenten gevoegd: 1° de stukken waaruit blijkt dat de kandidaat gemachtigd is om in België de tandheelkunde uit te oefenen;2° minstens voor het eerste stagejaar een exemplaar van de schriftelijke overeenkomst die gesloten is tussen de kandidaat en een of meer stagemeesters of de verantwoordelijke instelling, over de vergoeding van de kandidaat, met nauwkeurige vermelding van de duur van de overeenkomst;3° het inschrijvingsbewijs voor de specifieke universitaire opleiding voor de desbetreffende bijzondere beroepstitel. § 2. Alleen volledige dossiers worden aan de erkenningscommissie voorgelegd.
Als een dossier onvolledig is, vraagt het agentschap de ontbrekende documenten bij de kandidaat op. De kandidaat krijgt twee maanden de tijd om de ontbrekende documenten te bezorgen. Daarna kan de aanvraag administratief worden afgesloten.
De kandidaat kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie om eventuele aanvullende inlichtingen te verstrekken.
Als de kandidaat uitgenodigd wordt voor de vergadering van de erkenningscommissie, maar niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie advies verlenen op basis van het dossier. § 3. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de goedkeuring van het stageplan. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd. § 4. Als het stageplan tijdens de twee maanden na de start van de opleiding wordt ingediend, wordt de stageperiode gerekend vanaf de datum waarop de opleiding werkelijk begonnen is.
Als het stageplan na de twee maanden, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend, wordt de datum van de indiening beschouwd als de datum waarop de stage is begonnen.
Art. 9.De kandidaat legt elke wijziging van zijn stageplan vooraf aan het agentschap ter goedkeuring voor. Alle bepalingen die betrekking hebben op een nieuw stageplan, zijn ook van toepassing op de wijziging van een stageplan.
Art. 10.§ 1. De stage wordt in principe ononderbroken gevolgd. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan het agentschap, na het advies van de erkenningscommissie, een onderbreking toestaan. De kandidaat meldt daarvoor onmiddellijk een onderbreking van de stage aan het agentschap. § 3. Tijdens de effectieve opleidingsduur heeft de kandidaat bovendien recht op een onderbreking van in totaal maximaal vijftien weken wegens zwangerschapsverlof als vermeld in de Arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, wegens palliatief verlof als vermeld in de Herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, of om medische redenen, zonder verlenging van de stage. § 4. Voor elke onderbreking, vermeld in paragraaf 2 en 3, van meer dan vijftien weken wordt de stage verlengd naar rato van het deel van de onderbreking dat de vijftien weken overschrijdt.
De kandidaat legt een voorstel van stageverlenging voor het deel van de onderbreking dat de vijftien weken overschrijdt, ter goedkeuring voor aan het agentschap. Het agentschap beslist na advies van de erkenningscommissie. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd.
Art. 11.De kandidaat bezorgt binnen een maand na het einde van elk stagejaar zijn stagerapport, met inbegrip van de evaluatie door de stagemeester, aan het agentschap.
Als het stagerapport na de maand, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend, kan het agentschap, na advies van de erkenningscommissie, beslissen het stageplan te verlengen.
De kandidaat kan worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken over het stagerapport.
Als de kandidaat die voor de vergadering van de erkenningscommissie is uitgenodigd, niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie adviseren op basis van het dossier.
Art. 12.In geval van een meningsverschil tussen de stagemeester en de kandidaat kan elk van beiden het geschil schriftelijk aanhangig maken bij het agentschap.
De bevoegde erkenningscommissie hoort de kandidaat en de stagemeester.
Als het geschil blijft bestaan, kan de erkenningscommissie een onderzoekscommissie, die bestaat uit ten minste twee van haar leden, belasten met een onderzoek ter plaatse.
Een personeelslid van het agentschap woont het onderzoek ter plaatse bij.
Na inzage van het verslag brengt de erkenningscommissie advies uit.
Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de kandidaat en de stagemeester.
Art. 13.Als de stagemeester in de loop van of op het einde van de stageperiode van oordeel is dat de kandidaat niet geschikt is om de gekozen discipline uit te oefenen, deelt hij dat schriftelijk mee aan de kandidaat en aan het agentschap, met vermelding van de motieven waarop hij zijn beoordeling baseert.
De bevoegde erkenningscommissie hoort de kandidaat en de stagemeester.
Als de stagemeester bij zijn standpunt blijft, kan de erkenningscommissie een onderzoekscommissie, die bestaat uit ten minste twee van haar leden, belasten met een onderzoek ter plaatse.
Een personeelslid van het agentschap woont het onderzoek te plaatse bij.
Na inzage van het verslag adviseert de erkenningscommissie ofwel om een einde te maken aan de stage, ofwel om de stage te laten voortzetten. In het laatste geval adviseert de erkenningscommissie dat de kandidaat een nieuwe stagemeester zoekt en in welke mate de stage die hij gevolgd heeft bij de eerste stagemeester, in aanmerking zal worden genomen bij de berekening van de totale stageduur. De kandidaat legt een wijziging van het stageplan ter goedkeuring voor aan het agentschap.
Als ook de tweede stagemeester na de uitvoering van het gewijzigde stageplan een ongunstige evaluatie geeft, kan de erkenningscommissie adviseren de kandidaat niet toe te laten zijn stage in de discipline in kwestie voort te zetten.
Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing, na een advies van de erkenningscommissie als vermeld in het vijfde en het zesde lid, aan de kandidaat, de stagemeester en de coördinerende stagemeester. Afdeling 2. - De erkenning
Art. 14.§ 1. De beoefenaar van de tandheelkunde die de erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel wil verkrijgen, dient daarvoor maximaal een maand vooraf of na de beëindiging van de stage zijn aanvraag in bij het agentschap. Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
Het agentschap kan voor de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd: 1° de attesten van de stagemeesters;2° het laatste stagerapport, alsook elk ander document dat de erkenningscommissie in staat stelt over de waarde van de aanvrager te adviseren;3° het bewijs dat de aanvrager geslaagd is voor de opleiding, vermeld in artikel 8, § 1, derde lid, 3°. § 2. Alleen volledige dossiers worden aan de erkenningscommissie voorgelegd.
Als een aanvraagdossier onvolledig is, vraagt het agentschap de ontbrekende documenten bij de aanvrager op. De aanvrager krijgt een maand de tijd om de ontbrekende documenten te bezorgen. Daarna kan de aanvraag administratief worden afgesloten.
Bij gebrek aan overeenstemming tussen de gegevens die bij de aanvraag zijn gevoegd en de gegevens die tijdens de opleiding zijn opgetekend, kan de aanvrager worden uitgenodigd voor de vergadering van de erkenningscommissie om eventuele bijkomende inlichtingen te verstrekken.
Als de aanvrager uitgenodigd wordt voor de vergadering van de erkenningscommissie, maar niet aanwezig kan zijn, kan de erkenningscommissie advies verlenen op basis van het dossier.
De erkenningscommissie kan adviseren dat de opleiding nog gedurende een bepaalde tijd moet worden voortgezet om te voldoen aan de erkenningscriteria.
De kandidaat zal worden beoordeeld op basis van de evaluatie van het theoretische gedeelte, het klinische gedeelte en de scriptie. § 3. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de aanvraag tot erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepaling
Art. 15.Het agentschap kan met de onderwijsinstellingen, andere instellingen en organisaties afspraken maken voor de gegevensuitwisseling over de stage of de erkenning.
Als het agentschap en de onderwijsinstellingen, andere instellingen en organisaties die gegevensuitwisseling organiseren, hoeven de kandidaten of aanvragers de gegevens waarover een afspraak is gemaakt, niet individueel in te dienen. HOOFDSTUK 4. - De beroepsprocedure
Art. 16.Als de erkenningscommissie een negatief advies geeft en het agentschap beslist om dat advies te volgen, bezorgt het agentschap het voornemen tot negatieve beslissing met een aangetekende brief aan de aanvrager.
De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen tot negatieve beslissing een bezwaarnota aan het agentschap bezorgen met zijn opmerkingen.
De bezwaarnota van de aanvrager wordt, samen met het negatieve advies, het voornemen tot negatieve beslissing en het aanvraagdossier, voorgelegd aan de adviescommissie.
De bezwaarnota wordt behandeld conform de regels die zijn vastgesteld in of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de aanvrager, tenzij het advies van de adviescommissie afwijkt van het voornemen tot negatieve beslissing. In dat geval beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
Art. 17.Als het agentschap van oordeel is dat een positief advies van de erkenningscommissie niet gevolgd kan worden, brengt het de erkenningscommissie daarvan op de hoogte.
Als de erkenningscommissie bij haar oorspronkelijke positieve advies blijft, bezorgt het agentschap het voornemen tot negatieve beslissing, samen met het positieve advies, aan de aanvrager.
De aanvrager kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen tot negatieve beslissing een bezwaarnota aan het agentschap bezorgen met zijn opmerkingen.
De bezwaarnota van de aanvrager wordt, samen met het positieve advies, het voornemen tot negatieve beslissing en het aanvraagdossier, voorgelegd aan de adviescommissie.
De bezwaarnota wordt behandeld conform de regels die zijn vastgesteld in of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de aanvrager, tenzij het advies van de adviescommissie afwijkt van het voornemen tot negatieve beslissing. In dat geval beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid. HOOFDSTUK 5. - De opschorting en de intrekking van de erkenning Afdeling 1. - De opschorting van de erkenning
Art. 18.§ 1. Een beoefenaar van de tandheelkunde kan aan het agentschap vragen om zijn erkenning op te schorten. Het agentschap stelt daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking.
Het agentschap kan voor de aanvragen, vermeld in het eerste lid, een digitaal platform ter beschikking stellen dat het aanvraagformulier, vermeld in het eerste lid, aanvult of vervangt. § 2. Het agentschap beslist, na advies van de erkenningscommissie, over de aanvraag tot opschorting van de erkenning. Het gemotiveerde advies van de erkenningscommissie wordt bij de beslissing gevoegd. § 3. De opschorting kan worden verleend voor een periode van maximaal zes jaar. Ze kan eenmalig worden verlengd voor drie opeenvolgende jaren vanaf de eerste aanvraag. Ongeacht die verlenging mag de totale duur van de opschorting niet meer bedragen dan zes jaar. § 4. De erkenning van een beoefenaar van de tandheelkunde van wie de erkenning is opgeschort, wordt opnieuw in werking gesteld als hij daarvoor voor het einde van de toegekende opschortingstermijn een aanvraag indient bij het agentschap. Afdeling 2. - De intrekking van de erkenning van de bijzondere
beroepstitel
Art. 19.Als een beoefenaar van de tandheelkunde niet meer aan de erkenningscriteria of de criteria voor het behoud van de erkenning voldoet, kan het agentschap zijn erkenning als houder van een bijzondere beroepstitel intrekken.
Het agentschap kan een erkenning pas intrekken nadat het daarover het advies van de erkenningscommissie heeft ingewonnen, en na de ontvangst van dat advies zijn voornemen tot intrekking aan de beoefenaar van de tandheelkunde heeft bekendgemaakt.
De beoefenaar van de tandheelkunde van wie het agentschap de erkenning wil intrekken conform het tweede lid, kan binnen dertig dagen na de ontvangst van het voornemen tot intrekking een bezwaarnota met zijn opmerkingen aan het agentschap bezorgen.
De bezwaarnota wordt, samen met het advies en het voornemen tot intrekking, voorgelegd aan de adviescommissie.
De bezwaarnota wordt behandeld conform de regels die zijn vastgesteld in of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2007 pub. 21/12/2007 numac 2007037262 bron vlaamse overheid Decreet houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin sluiten houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
Het agentschap bezorgt zijn definitieve beslissing aan de beoefenaar van de tandheelkunde, tenzij het advies van de adviescommissie afwijkt van het voornemen tot intrekking. In dat geval beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid.
Art. 20.Een beoefenaar van de tandheelkunde die een erkenning die conform dit besluit is verleend, niet wil behouden, brengt het agentschap daarvan schriftelijk op de hoogte. Het agentschap trekt, op basis van dat uitdrukkelijke verzoek van de beoefenaar van de tandheelkunde, de erkenning in.
Art. 21.De beoefenaar van de tandheelkunde van wie de erkenning is ingetrokken conform artikel 19 of 20, kan altijd bij het agentschap een nieuwe erkenning aanvragen.
De voormelde beoefenaar van de tandheelkunde dient daarvoor een gemotiveerde aanvraag in bij het agentschap. Het agentschap kan, na advies van de erkenningscommissie, een nieuwe erkenning verlenen. In voorkomend geval kan de nieuwe erkenning afhankelijk worden gemaakt van bijkomende voorwaarden. Artikel 16 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen
Art. 22.Het koninklijk besluit van 10 november 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 10/11/1996 pub. 05/06/1997 numac 1997022130 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders sluiten tot vaststelling van de erkenningsmodaliteiten van de beoefenaars van de tandheelkunde, houders van een bijzondere beroepstitel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 augustus 1999, 27 november 2001, 21 april 2007, 30 juni 2009 en 23 oktober 2015 wordt opgeheven, met uitzondering van hoofdstuk IV.
Art. 23.De dossiers die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit al in behandeling zijn, worden vanaf de inwerkingtreding verder behandeld conform dit besluit.
Art. 24.Tot op het ogenblik dat de leden van de nieuw op te richten erkenningscommissie benoemd zijn, wordt de bevoegdheid om advies te verlenen over de aanvraag tot goedkeuring van een stageplan, alsook over de aanvraag tot erkenning als beoefenaar van de tandheelkunde, houder van een bijzondere beroepstitel, en de kwesties in verband met die erkenning, tijdelijk toegewezen aan het agentschap.
Het agentschap kan voor de uitvoering van de adviserende bevoegdheid om het even welk personeelslid of om het even welke expert of organisatie raadplegen of belasten met een adviesopdracht. Het agentschap neemt de uiteindelijke beslissing over het te verlenen advies.
Art. 25.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2017.
Art. 26.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 28 april 2017.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN