gepubliceerd op 18 juli 2000
Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de procedure voor de bijzondere erkenning van een centrum voor dagverzorging
23 JUNI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de procedure voor de bijzondere erkenning van een centrum voor dagverzorging
De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging, inzonderheid op artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1980, bij het koninklijk besluit nr. 59 van 22 juli 1982 en bij de wet van 25 januari 1999;
Gelet op het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, gewijzigd bij het decreet van 18 mei 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen of als centrum voor dagverzorging, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 juli 1986, 8 december 1986, 21 april 1987, 5 juni 1990, 12 juli 1991, 17 december 1992, 12 oktober 1993, 29 december 1994, 24 juni 1999 en 9 januari 2000;
Gelet op het protocol van 9 juni 1997, gesloten tussen de federale regering en de overheden, bedoeld in artikel 128, 130 en 135 van de Grondwet, over het te voeren ouderenzorgbeleid, inzonderheid op het aanhangsel nr. 2;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 mei 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de federale regeling die het mogelijk maakt aan centra voor dagverzorging een bijzondere erkenning te verlenen teneinde in aanmerking te komen voor een financiering op basis van een dagforfait, pas recent in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt en in werking is getreden; dat, om die financiering voor het jaar 2000 mogelijk te maken, onverwijld de procedure moet worden geregeld voor het verlenen van die bijzondere erkenning;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen;2° de administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° besluit van 2 december 1982 : het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als centrum voor dagverzorging;4° erkenning : de bijzondere erkenning, bedoeld in artikel 2bis van het besluit van 2 december 1982;5° centrum : een centrum voor dagverzorging, zijnde een instelling die een verzorgingsstructuur aanbiedt die zwaar afhankelijke zorgbehoevende personen overdag opvangt en die de noodzakelijke ondersteuning verschaft voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving;6° verblijfseenheden : opnamemogelijkheden, plaatsen in een centrum voor dagverzorging. HOOFDSTUK II. - De bijzondere erkenning
Art. 2.Een erkenning kan aan een centrum worden verleend op voorwaarde dat : 1° de erkenningsaanvraag overeenkomstig artikel 4 ontvankelijk is;2° het aantal verblijfseenheden van het centrum past in de door de minister vastgelegde planning;3° het centrum voldoet aan de erkenningsnormen, bepaald in bijlage 2 bij het besluit van 2 december 1982;
Art. 3.De erkenning van een centrum geldt voor een onbepaalde duur die ten vroegste ingaat vanaf de datum waarop het centrum een ontvankelijke erkenningsaanvraag indient.
Art. 4.Een erkenningsaanvraag moet door het centrum per aangetekende brief ingediend worden bij de administratie, samen met de volgende documenten : 1° een inlichtingenformulier, waarin minstens de volgende gegevens worden vermeld : de benaming en het juridisch statuut van de aanvrager, evenals de naam en de kwalificatie van de dagelijks verantwoordelijke;2° het aantal verblijfseenheden waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;3° de lijst van het verplegend, verzorgend en paramedisch personeel, werkzaam in het centrum voor dagverzorging met vermelding van kwalificatie, inschrijvingsnummer bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en arbeidsduur per week, waaruit blijkt dat aan de gestelde personeelsnormen voldaan is;4° een afschrift van de overeenkomst met het rusthuis of met het rust- en verzorgingstehuis waarmee een functionele binding verzekerd wordt, een afschrift van het op dat ogenblik geldend erkenningsbesluit van dit rusthuis, of een afschrift van de op dat ogenblik geldende erkenningsbesluiten van dit rust- en verzorgingstehuis.
Art. 5.§ 1. Als de aanvraag niet conform artikel 4 is ingediend, zendt de administratie de aanvraag binnen één maand na het indienen ervan aan het centrum terug, met vermelding van de reden waarom ze niet ontvankelijk is. § 2. Als een ontvankelijke aanvraag niet past in de door de minister vastgestelde planning, zendt de administratie het met redenen omklede voornemen van de minister om de erkenning te weigeren, binnen twee maanden na het indienen van de erkenningsaanvraag per aangetekende brief aan het centrum. Die brief vermeldt de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift, bedoeld in artikel 7, in te dienen.
Art. 6.Als de erkenningsaanvraag ontvankelijk is en in de door de minister vastgelegde planning past, zendt de administratie hetzij de beslissing van de minister waarin de erkenning wordt verleend, hetzij het met redenen omklede voornemen van de minister om de erkenning te weigeren, binnen drie maanden na het indienen van de erkenningsaanvraag per aangetekende brief aan het centrum.
Ingeval een voornemen om de erkenning te weigeren wordt verzonden, vermeldt die brief de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 7 in te dienen.
Art. 7.§ 1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan het centrum tot uiterlijk vijfenveertig dagen na ontvangst van het voornemen van de minister, bedoeld in artikel 5, § 2, of in artikel 6, per aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie.
Het kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.
Dat bezwaar wordt behandeld overeenkomstig artikel 7 tot en met 14, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden. § 2. Als het centrum binnen de in § 1, eerste lid, bepaalde termijn geen bezwaarschrift heeft ingediend, wordt het voornemen van de minister van rechtswege geacht een weigeringsbeslissing van de minister te zijn.
Art. 8.Als de erkenning door de minister werd geweigerd, of krachtens artikel 7, § 2, geacht wordt te zijn geweigerd, om een andere reden dan dat ze niet past in de planning, kan het centrum op straffe van niet-ontvankelijkheid geen nieuwe gelijksoortige erkenningsaanvraag indienen, tenzij het in zijn nieuwe erkenningsaanvraag aantoont dat de reden voor de weigering niet langer bestaat.
Art. 9.Een aanvraag tot wijziging van één of meer elementen van de erkenning, die uitdrukkelijk in de erkenningsbeslissing zijn opgenomen, dient per aangetekende brief aan de administratie te worden gericht. Een aanvraag is enkel ontvankelijk als ze alle nodige vermeldingen en stukken tot staving van de aangevraagde wijziging bevat.
Op deze aanvraag zijn artikel 2, 3, 4, 1°, 2° en 3°, 5 tot en met 8 van toepassing. Over een aanvraag tot wijziging van één of meer elementen van de erkenning die geen invloed hebben op de planning kan de minister onmiddellijk beslissen. HOOFDSTUK III. - Het toezicht
Art. 10.De administratie oefent, ter plaatse of op stukken, toezicht uit op de naleving van de erkenningsnormen zoals bepaald in de bijlage 2, gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen. Ze heeft het recht om het centrum te bezoeken en om zelf kennis te nemen van alle stukken en bescheiden die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van dat toezicht.
Het centrum verleent zijn medewerking aan de uitoefening van dat toezicht. Het bezorgt de administratie, op eenvoudig verzoek, de stukken die met de uitoefening van dit toezicht verband houden.
Art. 11.Als het centrum niet langer voldoet aan één of meer erkenningsnormen of als het niet meewerkt aan de uitoefening van het toezicht, genoemd in artikel 10, kan de minister, via een aangetekende brief, een gemotiveerd voornemen tot intrekking van de erkenning aan het centrum sturen. Hierin worden de mogelijkheid en de voorwaarden om een bezwaarschrift, als bedoeld in artikel 12, § 1, in te dienen vermeld.
Art. 12.§ 1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan het centrum tot uiterlijk vijfenveertig dagen na ontvangst van het voornemen van de minister tot intrekking van de erkenning via een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de administratie. Het kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.
Dat bezwaar wordt behandeld overeenkomstig artikel 7 tot en met 14 van het besluit van de Vlaamse regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden. § 2. Als het centrum binnen de in § 1, eerste lid, bepaalde termijn geen bezwaarschrift heeft ingediend, zendt de administratie de definitieve beslissing van de minister over het intrekken van de erkenning binnen één maand na het verstrijken van die termijn per aangetekende brief aan het centrum.
Als de beslissing van de minister niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn wordt verzonden, blijft het centrum erkend. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 13.In afwijking van artikel 3, kan aan de welzijnsvoorzieningen die op 1 januari 1999 reeds erkend waren als dagverzorgingscentrum ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, met ingang van 1 januari 2000 een bijzondere erkenning als centrum voor dagverzorging toegekend worden.
Art. 14.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 juni 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS