gepubliceerd op 04 februari 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie
19 DECEMBER 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 28 december 1994, 5 april 1995, 25 maart 1996, het bijzonder decreet van 24 juli 1996, de bijzondere wet van 4 december 1996 en het bijzonder decreet van 15 juli 1997;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juni 1992 en 21 december 1994;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 december 1997;
Gelet op het advies van de Preventieve Kamer van de Vlaamse Gezondheidsraad, gegeven op 2 december 1997;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de preventieve gezondheidszorg in Vlaanderen dient te worden geheroriënteerd naar meer lokaal gerichte acties en lokale actoren en er daartoe een beleidsplan werd opgesteld in samenspraak met de sector in kwestie, met als titel "Krijtlijnen voor een preventieve gezondheidszorg in Vlaanderen met bijzondere aandacht voor de rol van de huisarts »;
Overwegende dat het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie dringend aangepast moet worden omdat de erkenning van verscheidene voorzieningen op basis van dit besluit afloopt op 31 december 1997 en een nieuwe erkenning volgens de bestaande criteria niet meer zou beantwoorden aan de vereisten in het kader van de geplande herstructurering van de preventieve gezondheidszorg in Vlaanderen;
Overwegende dat de B-voorzieningen nog erkend in 1997, het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en de Vlaamse overheid het noodzakelijk hebben gevonden om ten behoeve van een efficiëntere werking een schaalvergroting door te voeren om vanaf 1 januari 1998 als één grote voorziening verder hun opdrachten uit te voeren;
Overwegende dat ten behoeve van de continuïteit in de preventieve gezondheidszorg onverwijld een nieuwe reglementering vereist is;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1991 inzake gezondheidspromotie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1994, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° regering : de Vlaamse regering;2° de Vlaamse minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;3° administratie : de administratie Gezondheidszorg van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° gezondheid : toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn;5° VGR : de Vlaamse Gezondheidsraad, opgericht bij decreet van 20 december 1996 houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen;6° VAR : de Vlaamse Adviesraad voor erkenning van verzorgingsvoorzieningen, opgericht bij decreet van 20 december 1996 houdende oprichting van een Vlaamse Gezondheidsraad en van een Vlaamse Adviesraad inzake erkenning van verzorgingsvoorzieningen;7° Logo : samenwerkingsverband voor bovenlokaal gezondheidsoverleg en -organisatie, dat zich uitstrekt over een gebied dat 250 000 tot 300 000 inwoners omvat;8° team : multidisciplinair team ter ondersteuning en coördinatie van één of meerdere Logo's;9° preventie : preventief gezondheidsbeleid, zijnde het totaal van maatregelen, die tot doel hebben de gezondheid te bevorderen en te behouden door ziekten en gezondheidsproblemen te voorkomen;10° ziektepreventie : het onderdeel van de preventie dat via rechtstreekse interventies tot doel heeft welbepaalde ziekten of aandoeningen te voorkomen of door vroegtijdige detectie de kansen op genezing te vergroten;11° gezondheidspromotie : het onderdeel van de preventie dat tot doel heeft een gezonde levensstijl te bevorderen en mensen in staat te stellen de controle over de determinanten van hun gezondheid te vergroten en zo hun gezondheid te verbeteren;12° Instituut : het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie dat belast wordt met de opbouw van deskundigheid, de coördinatie en de dienstverlenende samenwerking inzake gezondheidspromotie in de Vlaamse Gemeenschap en dat hiervoor door de regering is erkend; 13° voorzieningen : verenigingen voor gezondheidspromotie, erkend door de regering in het kader van dit besluit, die zich tot doel stellen o.m. door voorlichting, advisering, begeleiding, educatie of profylaxe de gezondheidspromotie concrete vorm en inhoud te geven; 14° landsbond : de preventiedienst van elke landsbond van de ziekenfondsen zoals bedoeld in artikel 3 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen en die tot op heden erkend zijn als voorziening A;15° doelstellingennota : document, waarin concrete en meetbare doelstellingen die dienen gerealiseerd te worden binnen de preventieve gezondheidszorg zijn opgenomen en die een indicatie zijn voor de gezondheidstoestand en voor de levenskwaliteit van de bevolking.Deze vijfjaarlijkse doelstellingen worden op voorstel van de Vlaamse regering en voorgesteld na advies van de Vlaamse Gezondheidsraad door het Parlement en zijn niet limitatief; 16° convenant : een overeenkomst waarbij de Vlaamse Gemeenschap binnen haar strategische visie de prioriteiten voor de preventieve gezondheidszorg, in samenwerking met het Instituut, de voorzieningen en de Logo's, op een meetbare wijze definieert en vastlegt.Daarbij worden de respectievelijke taken, verantwoordelijkheden en middelen binnen een bepaalde meerjarenperiode vastgelegd met de bedoeling een optimale dienstverlening aan de bevolking te verzekeren.
Het al dan niet behalen van de vooropgestelde doelstellingen binnen de bepaalde periode kan zich na die periode laten vertalen in een vermeerdering of vermindering van de in de convenant bepaalde betoelaging van personeels- en werkingskosten van de contractant. »
Art. 2.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 3.De regering kan binnen de perken van de begrotingskredieten subsidies verlenen in het kader van de gezondheidspromotie aan het Instituut, de voorzieningen en de Logo's. »
Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 4.De gezondheidspromotie wordt op basis van de doelstellingennota op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap gecoördineerd, georganiseerd en geëvalueerd door de Vlaamse minister, die hiervoor een beroep kan doen op het Instituut, de voorzieningen en de Logo's. »
Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1994, worden 1° tot en met 7° vervangen door wat volgt : « 1° ten behoeve van de overheid, de Logo's en de voorzieningen als Vlaams expertisecentrum te zorgen voor de algemene ondersteuning en coördinatie van de beleidsuitvoering en voor de interne kwaliteitszorg van de uit te voeren programma's, alsook te streven naar innovatie door het ontwikkelen van nieuwe strategieën, programma's of materialen met het oog op onder andere de gestelde prioriteiten; 2° een documentatiecentrum te organiseren, dat toegankelijk is voor de hele sector en voor het algemene publiek;3° wetenschappelijk relevant onderzoek met het oog op de wetenschappelijke ondersteuning van voorzieningen op het gebied van methodologie en kwaliteitszorg, op te volgen, en het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek inzake preventieve gezondheidszorg te stimuleren;4° overlegstructuren tussen actoren inzake de implementatie van het preventieve gezondheidsbeleid onderling, alsook met de maatschappelijk aanverwante of relevante sectoren en verbanden op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap, te organiseren om een geïntegreerd beleid op lokaal niveau te vergemakkelijken;5° in te staan voor de nodige deskundigheidsbevordering ten behoeve van zowel de actoren als de tussenpersonen, ook op lokaal niveau, met betrekking tot de voor de preventieve gezondheidszorg belangrijke domeinen, voor zover die niet reeds door een daartoe specifiek erkende voorziening wordt georganiseerd;6° in overleg met de administratie functionele banden te onderhouden met gewestelijke, federale, buitenlandse en internationale instellingen die dezelfde doelstellingen nastreven;7° mee te werken aan het door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerde informatie- en registratiesystemen inzake gezondheid;8° in opdracht van de Vlaamse minister voor de specifieke prioritaire aanbevelingen van de doelstellingennota, de nodige deskundigheid op te bouwen en die te vertalen in concrete lokale preventieprogramma's en de implementatie ervan te ondersteunen;9° op verzoek van de Vlaamse overheid alle nuttige informatie te verzamelen en te verstrekken aangaande de preventieve gezondheidszorg. »
Art. 5.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 6.§ 1. Om erkend te worden en erkend te blijven dient het Instituut een vereniging zonder winstoogmerk te zijn, waarvan de leden rechtspersonen of fysieke personen zijn die vanuit een structurele of thematische benadering actief betrokken zijn bij de gezondheidsbevordering. § 2. De statuten, het huishoudelijk reglement en de samenstelling van de beheerraad dienen aan de minister ter goedkeuring te worden voorgelegd. Elke wijziging hierin moet eveneens aan de Vlaamse minister worden gemeld. »
Art. 6.§ 1. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 24 juni 1992 en 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de paragrafen 1 tot en met 3 worden vervangen door wat volgt : « § 1.a) Om de in artikel 5 opgesomde opdrachten uit te voeren, kan de minister jaarlijks een subsidie voor vaste kosten aan het Instituut toekennen van maximum 35 000 000 frank voor personeels- en werkingskosten (refertejaar 1.1.1998). b) Door middel van het afsluiten van een convenant kan het Instituut bijkomende subsidies voor variabele kosten ontvangen;deze worden jaarlijks door de minister vastgesteld. c) Voor 1998 wordt deze subsidie voor variabele kosten vastgesteld op maximum 10 000 000 frank. § 2. Het maximumbedrag van de in artikel 7, § 1, a) vermelde subsidie voor vaste kosten kan jaarlijks worden verhoogd wegens indexaanpassing, volgens de volgende procedure : Maximum subsidiebedrag jaar x = (75 % max. subsidie jaar x - 1) x gezondheidsindex jaar x (op 1 januari)/gezondheidsindex jaar x - 1 (op 1 januari) + 25 % van de max. sub. jaar x - 1 § 3. Het Instituut ontvangt op het einde van het eerste trimester van het jaar in kwestie een voorschot van 90 % op de voor dat jaar toegekende subsidie.
Het saldo van 10 % wordt pas vereffend nadat de administratie de verantwoordingsstukken voor het gebruik van de subsidie van dat jaar heeft goedgekeurd. Het Instituut legt de verantwoordingsstukken en een activiteitenverslag aan de administratie voor uiterlijk op 31 maart van het jaar volgend op het begrotingsjaar in kwestie; het saldo wordt vereffend vóór 1 juni van datzelfde jaar. »; 2° er wordt een § 3bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3bis.Bij ontstentenis van enige afwijkende wettelijke of decretale regeling betreffende de voorwaarden voor het aanleggen van reserves gelden de hierna volgende bepalingen.
Het aanleggen van reserves wordt toegestaan op voorwaarde dat een boekhoudplan wordt voorgelegd aan en goedgekeurd door de administratie en dat een aantal door de administratie opgelegde voorwaarden worden nageleefd.
Het niet-gebruikte gedeelte van de jaarlijkse subsidie, dat volgens de ingediende begroting voorzien was voor personeelsuitgaven, mag alleen aangewend worden voor reserves inzake personeelsuitgaven.
De reserves mogen gebruikt worden nadat de Vlaamse minister de toelating gegeven heeft. »
Art. 7.In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1994, wordt 7° vervangen door wat volgt : « 7° de opdrachten en eigen programma's inzake preventieve gezondheidszorg uitvoeren met inachtneming van de rol van de Logo's ter zake; »
Art. 8.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden 3° en 4° vervangen door wat volgt : « 3° De erkenning wordt toegestaan of geweigerd door de Vlaamse minister; 4° De erkenning kan worden opgeheven indien de voorziening niet meer aan de in dit besluit gestelde voorwaarden voldoet of ernstige onregelmatigheden begaat.»
Art. 9.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 10.§ 1. Wanneer de Vlaamse minister zich voorneemt om de erkenning op te heffen of te weigeren, wordt het met redenen omklede voornemen bij aangetekende zending ter kennis gebracht van de voorziening.
Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de voorziening of het Instituut, tot uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van het negatieve voornemen, tegen dit voornemen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid. De voorziening kan daarin uitdrukkelijk vragen om gehoord te worden.
De Vlaamse minister zorgt ervoor dat, binnen vijftien dagen na ontvangst ervan, het bezwaarschrift samen met het volledige administratieve dossier wordt bezorgd aan de VAR, bedoeld in artikel 1. § 2. Binnen een maand nadat de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid het advies van de in artikel 1 bedoelde Adviesraad heeft ontvangen of, indien dit advies de Vlaamse minister niet heeft bereikt binnen de reglementair bepaalde termijn, binnen een maand na het verstrijken van die termijn, wordt de gemotiveerde beslissing van de Vlaamse minister om de erkenning te verlenen of te weigeren per aangetekende brief aan de voorziening of het Instituut betekend.
Bij ontbreken van voormeld advies, kan de Vlaamse minister geen beslissing nemen zonder de voorziening of het Instituut te hebben gehoord, indien ze daarom in haar bezwaarschrift heeft verzocht. De in het vorige lid bedoelde termijn wordt in dat geval met één maand verlengd. § 3. Indien geen bezwaarschrift werd ingediend, wordt binnen een maand na het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1, tweede lid van dit artikel, de gemotiveerde beslissing van de Vlaamse minister bevoegd voor het gezondheidsbeleid per aangetekende brief aan de voorziening of het Instituut betekend. § 4. De paragrafen 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag tot wijziging van erkenning of tot wedererkenning. § 5. De met redenen omklede beslissing tot weigering, opheffing of inwilliging van de erkenningsaanvraag, wordt ter kennis gebracht van de aanvrager voor het einde van de maand, volgend op de maand van de beslissing. »
Art. 10.In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 2 wordt een § 2bis toegevoegd die luidt als volgt : « § 2bis.De landsbonden worden vanaf 1 januari 1998 voor onbepaalde termijn erkend als voorziening A. » 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.a) De op datum van dit besluit erkende voorzieningen B worden bij het verstrijken van hun erkenningstermijn niet meer wedererkend; b) Vanaf 1 januari 1998 worden er geen voorzieningen B meer erkend.» 3° § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.a) Vanaf 1 januari 1998 worden er geen voorzieningen C meer erkend. b) De tot 31 december 1997 erkende voorziening C, zijnde de vzw Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding, Eendrachtstraat 56, 1050 Brussel, verder VRGT genoemd, zal als overgangsmaatregel in 1998 een toelage voor personeels- en werkingskosten ontvangen conform de bepalingen van het artikel 12 § 3, § 3bis en § 3ter.c) Deze overgangsmaatregel kan door de Vlaamse minister worden verlengd totdat de preventie en profylaxe van tuberculose op een voldoende adequate manier kan georganiseerd worden door de administratie en de Logo's.» 4° § 5 wordt vervangen door wat volgt : « § 5.Om erkend te worden in categorie D moet een voorziening, onverminderd de bepalingen van artikel 8, voldoen aan volgende voorwaarden : 1° zijn documentatie toegankelijk stellen voor het Instituut;2° zorgen voor de realisatie en uitvoering van specifieke Vlaamse beleidsopties met betrekking tot een onderdeel van de preventieve gezondheidszorg dat wegens maatschappelijke of medische urgentie een prioriteit vormt;3° het specifieke preventiebeleid uitvoeren via de Logo's en de teams en die ondersteunen inzake methodiek en kwaliteitsbewaking;4° wetenschappelijk relevant onderzoek volgen ten behoeve van de werking via de Logo's;5° meewerken aan het door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerde informatie- en registratiesysteem inzake gezondheid;6° organiseren van deskundigheidsbevordering van actoren en tussenpersonen met betrekking tot hun specifieke domein van de preventieve gezondheidszorg;7° na overleg met de administratie functionele banden onderhouden met gewestelijke, federale, buitenlandse en internationale instellingen die dezelfde doelstellingen behartigen;8° op verzoek van zowel de overheid als de bevolking alle nuttige en wetenschappelijk verantwoorde informatie verschaffen aangaande hun specifieke terrein van de preventieve gezondheidszorg.»
Art. 11.§ 1. In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 24 juni 1992 en 21 december 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3 De VRGT ontvangt voor 1998 een maximale subsidie voor personeels- en werkingskosten die als volgt wordt vastgesteld : a) 15 500 000 frank voor een centrale staf die instaat voor de planning, de coördinatie, de evaluatie en de registratie in verband met de preventie en de profylaxe van tuberculose en die tevens over een mobiele eenheid beschikt die onmiddellijk in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel - Hoofdstad moet kunnen ingezet worden in geval van een epidemische situatie;b) 7 450 000 frank voor één subregionale equipe voor elk geografisch gebied dat samenvalt met de grenzen van een provincie van het Vlaams Gewest of met de grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, als voor het gebied in kwestie de uitvoering van het beleid inzake preventie en profylaxe van tuberculose nog niet formeel via Logo's wordt georganiseerd en met inachtneming van de in § 3bis en § 3ter van dit artikel gestelde voorwaarden.» 2° er worden een § 3bis en § 3ter ingevoegd, die luiden als volgt : « § 3bis.Elke subregionale equipe kan maar voor subsidiëring in aanmerking komen op voorwaarde dat de VRGT vooraf een gedetailleerde begroting inzake de personeelslasten van deze equipe indient. Indien tijdens het jaar 1998 het personeelsbestand wordt verminderd om welke reden ook, wordt het maximum-subsidiebedrag verminderd evenredig met de daardoor ontstane vermindering van de personeelslasten per periode.
Eventuele nieuwe, ter vervanging aangeworven personeelsleden komen niet meer in aanmerking voor subsidiëring, tenzij de Vlaamse minister uitdrukkelijk toestemming geeft. § 3ter. De subsidie voor de subregionale equipes wordt aan de voorziening als geheel toegekend en dient ook alsdusdanig verantwoord te worden; overdrachten tussen de verschillende equipes behoren tot de mogelijkheden. » 3° § 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.a) De voorzieningen, erkend in categorie D, ontvangen een jaarlijkse maximale subsidie voor vaste kosten die vanaf 1998 op 20 000 000 frank wordt vastgesteld. b) Door middel van het afsluiten van convenanten kan een voorziening D bijkomende subsidies ontvangen voor variabele kosten.» 4° er wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5.Het maximumbedrag van de in § 4, a), van dit artikel vermelde subsidie voor vaste kosten kan jaarlijks worden verhoogd wegens indexaanpassing volgens de in artikel 7, § 2 van het besluit bepaalde formule. »
Art. 12.Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1994, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 13.De subsidies, vermeld in artikel 12 worden per kalenderjaar toegekend, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, § 3 en § 3bis van het besluit. »
Art. 13.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 14.Afdeling 4 van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 15.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 24 juni 1992 en 21 december 1994, wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd, bestaande uit de artikelen 21bis tot en met 21sexies, die luiden als volgt : « HOOFDSTUK IIbis. - Instellingen voor Preventie.
Art. 21bis.Het op centraal Vlaams niveau geplande preventiebeleid wordt op bovenlokaal vlak door vrijwillig opgerichte netwerken van relevante al dan niet bestaande lokale initiatieven of structuren uitgevoerd, die 250 000 tot 300 000 inwoners omvatten en waarbinnen het lokale gezondheidsoverleg wordt gecoördineerd en ondersteund.
Deze netwerken worden « Logo's » genoemd en dienen rechtsgeldig vertegenwoordigd te worden door een rechtspersoon zonder winstoogmerk, die zowel een privaat statuut kan hebben als een openbaar bestuur of vereniging van openbare besturen kan zijn.
Het LOGO nodigt alle in de regio actief bij de preventieve en curatieve gezondheidszorg betrokken diensten en organisaties uit tot samenwerking. Minstens volgende instanties worden in dit kader uitgenodigd : - arbeidsgeneeskundige diensten; - beroepsverenigingen van medische en paramedische professionelen; - consultatiebureaus van Kind en Gezin; - erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp; - gezondheidscentra; - huisartsenkringen of wachtdiensten; - landsbonden; - MST en PMS. Het LOGO sluit samenwerkingsverbanden af met de OCMW's en gemeenten uit de regio en met de provincie waarbinnen het LOGO functioneert.
Het LOGO moet elke organisatie die dit wenst en die zich ertoe verbindt de reglementering na te leven, opnemen. Als een organisatie ondanks haar verzoek niet opgenomen wordt, kan deze organisatie dit melden aan de administratie. Het LOGO zal de weigering in een gemotiveerde nota aan de administratie meedelen die eventueel kan bemiddelen bij de samenstelling van het LOGO.
Art. 21ter.Een Logo zal minimaal volgende opdrachten moeten vervullen : 1° de implementatie van de preventieprojecten van de Vlaamse Gemeenschap en van de eigen lokale werking, met inachtneming van de door de Vlaamse Gemeenschap, het Instituut of de voorzieningen opgelegde methodieken en kwaliteitsvereisten;2° de lokale informatieverzameling, mits centrale sturing en kwaliteitsbewaking; 3° de organisatie van het intersectoraal overleg tussen de lokale en regionale partners in kwestie zoals huisartsen, gezondheidswerkers, vertegenwoordigers uit de mutualiteiten, gezondheids- en welzijnsinstellingen, sleutelfiguren uit doelgroepen, de gemeentebesturen, de OCMW's, de provinciebesturen, enz..., met het oog op het bepalen van lokale en regionale prioriteiten en werkvoorstellen; 4° het opstellen en uitvoeren via de eigen lokale functies van een regionaal of lokaal beleidsplan inzake preventie.
Art. 21quater.Logo's worden ondersteund door een team dat per Logo minstens bestaat uit twee en een half voltijds equivalenten waarvan er een over een voldoende agogische kennis dient te beschikken om enerzijds het team te leiden en de communicatie te verzorgen tussen de verschillende beleidsniveaus en de Logo en anderzijds de gemeenschaps- of groepsgerichte preventie te organiseren via de lokale actoren; één equivalent moet een voldoende medische kennis hebben om de individu-gerichte preventie te organiseren vanuit de Logo en de communicatie te verzorgen tussen de lokale projectverantwoordelijken en de individuele actoren en tenslotte een die over voldoende administratieve kennis dient te beschikken voor de logistieke ondersteuning van het team en de secretariaatsfunctie.
Op grond van efficiëntie-overwegingen kunnen meerdere Logo's ondersteund en gecoördineerd worden door eenzelfde team, dat dan qua personeelsbestand minstens dient samengesteld te zijn door een veelvoud van elk van de onder alinea 1 van artikel 21quater vermelde functies naar rato van het aantal Logo's dat door dit gemeenschappelijke team wordt ondersteund en gecoördineerd.
De Vlaamse minister zal één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de regering een evaluatie voorleggen van de implementatie van dit besluit en van de oprichting en de spreiding van de LOGO's samen met de aanbevelingen.
Art. 21quinquies.§ 1. De Vlaamse regering zal een Logo en het team financieel ondersteunen via het afsluiten van een convenant voor een periode van telkens drie jaar, waarin de Vlaamse Gemeenschap en de Logo zich verbinden samen te werken binnen het kader van de centrale strategische visie inzake preventie met het oog op een betere dienstverlening aan de bevolking.
In het door de Logo opgestelde en door de minister goed te keuren beleidsplan met de begroting voor de volgende drie jaren, dat als basis voor het afsluiten van deze convenanten zal dienen, staat minstens : 1° welke centraal vastgelegde programma's prioritair uitgevoerd worden en welke eigen, lokale aandachtspunten daarnaast opgenomen worden;2° hoe de contractant via netwerkvorming functioneert en de opdrachten uitvoert, met inbegrip van de koppeling aan het centrale Vlaamse ondersteuningssysteem;3° vermeld welke prestatie-indicatoren door de VGR opgesteld, gebruikt zullen worden;4° welke effectindicatoren wanneer opgenomen zullen worden;5° hoe de samenwerking tussen het provinciebestuur, de lokale besturen, de huisartsenkringen en de andere gezondheidswerkers in het beheersorgaan van de Logo verzekerd is;6° welke de taken, de verantwoordelijkheden en de inbreng van middelen zullen zijn van de verschillende partners;7° wat het principiele en financiële engagement van de lokale besturen is;8° hoe en wanneer het team aangesteld wordt; § 2. De Vlaamse regering zal via de convenanten, bedoeld in § 1, de personeels- en werkingskosten van de teams financieren ten bedrage van maximum 7 000 000 frank per Logo dat door het betreffende team ondersteund wordt per kalenderjaar. Het al dan niet behalen van vooropgestelde doeleinden binnen een bepaalde periode kan zich na een periode van drie jaar laten vertalen in een vermeerdering of een vermindering van de werkingskosten. § 3. De Vlaamse regering kan met de provincies van het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschapscommissie afzonderlijke convenanten afsluiten, waarbij de huidige middelen die reeds op thematische basis aan deze bestuursorganen worden toegewezen, in een globaal akkoord ingebracht worden op voorwaarde van voldoende betrokkenheid bij en coördinatie en ondersteuning van de Logo's en teams die binnen hun territoriale bevoegdheden werkzaam zijn. § 4. Om voor een convenant met de Vlaamse regering in aanmerking te komen dient de logo hiertoe een schriftelijke aanvraag in tweevoud in te dienen bij de Vlaamse minister, samen met het beleidsplan met begroting zoals vermeld in § 1. § 5. De administratie houdt toezicht op het naleven van de bepalingen van de convenanten en verzorgt de administratieve afhandeling van de financieringsdossiers. In de convenanten worden de jaarlijkse vereffeningscriteria afzonderlijk vastgelegd. » Art. 21sexies : a) Naast het erkennen en subsidiëren van voorzieningen inzake gezondheidspromotie kan de Vlaamse minister convenanten afsluiten met organisaties die tot doel hebben het Vlaamse beleid inzake ziektepreventie te organiseren, te coördineren en te evalueren. b) Deze organisaties voeren het specifieke preventiebeleid betreffende één of meerdere welbepaalde ziekten uit, met inachtneming van de rol van de Logo's, die zij ondersteunen inzake methodiek, kwaliteitsbewaking en registratie in functie van het door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap georganiseerde informatie-en registratiesysteem inzake gezondheid.»
Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.
Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 december 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER