gepubliceerd op 09 juni 1999
Ministerieel besluit tot regeling van de bevoorrading van de vinkeniers en tot stimulering van de vinkenkweek voor de periode 1998-1999 in het Vlaamse Gewest
27 MEI 1999. - Ministerieel besluit tot regeling van de bevoorrading van de vinkeniers en tot stimulering van de vinkenkweek voor de periode 1998-1999 in het Vlaamse Gewest
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Gelet op het internationaal verdrag tot bescherming van vogels, ondertekend in Parijs op 18 oktober 1950;
Gelet op de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming, ondertekend te Brussel op 10 juni 1970 en goedgekeurd bij de wet van 29 juli 1971, gewijzigd bij het protocol van 20 juni 1977, goedgekeurd bij de wet van 20 april 1982;
Gelet op de jachtwet van 28 februari 1882, inzonderheid op artikel 31, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 juli 1972 en het decreet van 24 juli 1991;
Gelet op het jachtdecreet van 24 juli 1991, inzonderheid op artikel 34 tot en met 36;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest, inzonderheid op de artikelen 6, 7, 8 en 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 december 1981 en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 14 december 1988, 7 januari 1992, 24 mei 1995, 19 december 1997 en 18 december 1998;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 september 1998, 19 december 1998 en 23 maart 1999;
Gelet op het protocol van overeenkomst van 10 september 1998 tussen de Vlaamse regering enerzijds en de erkende vinkeniersverenigingen A.Vi.Bo en Vi.Mi.Bel anderzijds;
Gelet op het arrest nr. 79.811 van 19 april 1999 van de Raad van State waarbij het ministerieel besluit van 10 september 1998 tot regeling van de bevoorrading van de vinkeniers en tot stimulering van de vinkenkweek voor de periode 1998-2002 in het Vlaamse Gewest werd vernietigd;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat met uiterste hoogdringendheid dient voorzien te worden in een nieuw ministerieel besluit ter vervanging van het vernietigde besluit van 10 september 1998; dat deze hoogdringendheid met name verantwoord is voor de bevoorrading van 1998 en 1999, ingaand respectievelijk op 15 oktober 1998 (regularisatie) en 15 oktober 1999 (eerstvolgende bevoorradingsseizoen); dat tegenover de ongeveer 20.000 vinkeniers op zeer korte termijn gevolg dient gegeven te worden aan de aangegane verbintenissen en het gewekte vertrouwen zowel wat enerzijds de stimulatie van de kweek als wat anderzijds de mogelijkheden van bevoorrading uit de natuur betreft;
Overwegende dat naast het huidige besluit een tweede ministerieel besluit voorziet in de stimulatie en de bevoorrading voor de jaren 2000-2002; dat voor laatstgenoemd besluit het advies van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State gevraagd wordt, doch dat in de huidige omstandigheden voor het besluit met betrekking tot de periode 1998-1999 de dringende noodzakelijkheid dergelijk advies onmogelijk maakt; dat immers enerzijds dient rekening gehouden te worden met de ontbinding van de decreetgevende vergadering en de Vlaamse regering en anderzijds met de start van de bevoorrading op 15 oktober; dat het besluit met een redelijke termijn de datum van de start van de bevoorrading dient vooraf te gaan, ten einde de verenigingen in staat te stellen de ringen aan te vragen en te verdelen, de administratieve formaliteiten in orde te brengen, de leden te instrueren en de lokale en hogere overheden te verwittigen;
Overwegende dat het besluit van 10 september 1998 bij hoogdringendheid werd genomen, zonder advies van de Raad van State, doch dat deze hoogdringendheid onbewezen werd geacht door de Afdeling Administratie van de Raad van State; dat voor zover er geen hoogdringendheid zou zijn wegens het voorwerp van het besluit, gespreid zijnde over verschillende jaren, deze redenering niet opgaat voor huidig besluit dat enkel handelt over de regularisatie van de verstreken periode en de eerstvolgende bevoorradingsperiode; dat er overigens tussen maart 1998 en september 1998 helemaal niets ondernomen werd, doch onderhandelingen werden gevoerd tussen de overheid en de erkende verenigingen; dat na de vernietiging van het besluit van 10 september 1998 bij arrest van 19 april 1999, in elk geval op heden een regeling uiterst dringend is; dat na de kennisname van laatstgenoemd arrest zonder enig verwijl het nodige werd gedaan om tot huidig nieuw besluit te komen;
Overwegende dat uit de cijfers van de vinkenkweek van de afgelopen jaren duidelijk blijkt dat er zeer ernstige inspanningen worden gedaan van de zijde van de vinkeniers ten einde in stijgende mate gekweekte vinken te zetten; dat uit dezelfde cijfers blijkt dat de toename van het aantal gekweekte vinken zeer geleidelijk verloopt en ten einde het instandhouden van de Vlaamse vinkensport als typisch volksfenomeen minstens voorlopig de bevoorrading uit de natuur nog dient in stand gehouden te worden, weze het in geleidelijk afnemende mate;
Overwegende dat de vinkensport een zeer ruime geografische en sociale verspreiding kent in Vlaanderen; dat de geschiedenis ervan minstens vijf eeuwen terug gaat en zowel uit de organisatie, het jargon, de menselijke inzet als uit tal van andere factoren dient afgeleid te worden dat het vinkenzetten een cultuureigen Vlaams gegeven is, dat -zelfs mocht het in aanvaring komen met andere belangen -redelijkerwijze onmogelijk van de ene op de andere dag volledig kan afgeschaft worden; dat er ter zake een afweging van belangen dient te gebeuren;
Overwegende dat de erkende vinkensportfederaties kennelijk inspanningen leveren om geleidelijk over te schakelen van vinken uit de natuur naar gekweekte vinken, zoals vastgelegd bij protocol, doch dat dit proces slechts stap voor stap kan gebeuren, gezien de kwantitieve onmogelijkheid om op korte termijn de kweek exponentieel te doen toenemen; aangezien rekening dient gehouden te worden met het beperkt aantal op heden, de verhouding mannetjes/wijfjes en de sterfte; aangezien anderzijds volgens de huidige stand van de wetenschap dient vastgesteld te worden dat bevoorrading uit de natuur noodzakelijk blijft ten einde bloedarmoede te vermijden en de combativiteit van de betrokken vogels te vrijwaren; aangezien de erkende verenigingen tot op heden de engagementen zijn nagekomen en van de zijde van een zorgvuldige overheid het gewekte vertrouwen op een tegenprestatie in de betekenis van een toegestane bevoorrading niet mag beschaamd worden, zeker in het kader van een langetermijnvisie van geleidelijke afbouw;
Overwegende dat, zoals onder meer blijkt uit het advies van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State (derde kamer) van 10 november
1998 met betrekking tot het besluit van de Vlaamse regering van 18 december 1998 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 9 september 1981, in de huidige stand van de Europese (arrest Vergy Europees Hof), Benelux en Vlaamse wetgeving een beperkte bevoorrading van vinken uit de natuur principieel mogelijk blijft; dat krachtens artikel 6 van het besluit van 18 december 1998 de mogelijkheid tot het vangen van vogels wordt beperkt tot de vink; dat er immers volgens de huidige stand van de wetenschap geen andere bevredigende oplossing dan bevoorrading uit de natuur is, nu de eigen kweek slechts geleidelijk groeit; dat gezien de strikte reglementering door de overheid en door de erkende verenigingen zelf er effectief sprake is van een "verstandig gebruik"; dat uit cijfermatige overzichten blijkt dat de betreffende hoeveelheden zoals in het besluit vermeld "klein" zijn en dat deze beperkingen bijzonder selectief en strikt gecontroleerd zijn, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de verenigingen : de vinkeniersverenigingen Algemene Vinkeniersbond (A.Vi.Bo.) en Vinkeniers Midden-België (Vi.Mi.Bel.); 2° de afdeling : de afdeling Bos en Groen van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° gekweekte vink : elke vink ( Fringilla coelebs) met een ouderdom van tenminste dertig dagen, gekweekt uit een regelmatig gehouden vinkenkoppel en geringd met een gesloten voetring conform de bepalingen van bijlage IV van het ministerieel besluit van 14 september 1981 waarbij het houden van vogels en een tijdelijke bevoorrading in vogels wordt toegestaan in toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van de vogels in het Vlaamse Gewest. HOOFDSTUK II. - De bevoorrading
Art. 2.§ 1. In het Vlaamse Gewest mag elk jaar in de periode 1998-1999 een tijdelijke en selectieve bevoorrading van de vink t.b.v. de leden van de verenigingen gebeuren van 15 oktober tot en met 15 november, volgens het hiernavolgende degressieve systeem : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. De verenigingen zullen tegen betaling open voetringen ontvangen waarvan het aantal in § 1 werd bepaald en die voldoen aan de bepalingen van het ministerieel besluit van 14 september 1981 waarbij het houden van vogels wordt toegestaan in toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest. Die ringen dragen de laatste twee cijfers van het betreffende jaar en een nummer uit een doorlopende reeks met vijf cijfers, beginnende met 00001.
Art. 3.Het aantal vogels dat mag worden gevangen door de personen aan wie de verenigingen ringen hebben gegeven, is gelijk aan het aantal ringen toegekend aan deze vereniging, overeenkomstig artikel 2.
De ringen zullen worden gebruikt om de inschrijving te rechtvaardigen van vogels die worden gevangen gedurende de in het betreffende jaar toegestane bevoorradingsperiode. Die inschrijving gebeurt in de door artikel 1 van het ministerieel besluit van 14 september 1981 opgelegde inventaris van de levende kooivogels.
Voor de bevoorrading mogen alleen kooien worden gebruikt die voldoen aan de bepalingen van artikel 6, § 1, van voormeld ministerieel besluit.
De bepalingen van artikel 6, § 2, van hetzelfde besluit, zijn van toepassing op de vogels die op die manier werden gevangen.
Art. 4.§ 1. De verenigingen verdelen de ontvangen ringen onder hun leden, voorzover die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 5, § 2, van het ministerieel besluit van 14 september 1981 en voorkomen op de ringlijsten betreffende de bevoorrading 1997, die tijdig door bemiddeling van de verenigingen aan de woudmeester van de afdeling werden teruggezonden. § 2. De verenigingen overhandigen vóór 1 oktober van het betreffende jaar aan de woudmeester van de afdeling een lijst, opgesteld per provincie, waarop de personen aan wie zij ringen hebben overhandigd, worden vermeld.
De namen en adressen van die personen op de lijst, bedoeld in het eerste lid, worden vermeld en ook het aantal overhandigde ringen en de plaatsen waar zij de vogels vangen.
Art. 5.Wanneer iemand een vogel vangt of tracht te vangen, moet hij één of meerdere ringen bedoeld in artikel 2 bij zich hebben.
Art. 6.Elke vink moet onmiddellijk na de vangst geringd worden met een open ring die voldoet aan de bepalingen van artikel 2, § 2 of onmiddellijk terug worden vrijgelaten wanneer die vink niet voldoet aan de gestelde eisen.
Elke andere vogelsoort die in de vangkooi terechtkomt, wordt onmiddellijk terug vrijgelaten.
Art. 7.Het vervoer van vogels, gevangen op grond van dit besluit, is slechts geoorloofd als ze geringd zijn overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
Art. 8.De niet gebruikte ringen moeten, samen met de ringlijsten, worden teruggezonden aan de woudmeester van de afdeling in het gebied volgens de in artikel 6, § 2, van het ministerieel besluit van 14 september 1981 opgelegde procedure voor het terugzenden van de ringlijsten. HOOFDSTUK III. - De kweek
Art. 9.De verenigingen dienen de kweek van de vink maximaal te stimuleren bij hun leden. Daartoe brengen zij bij hun leden elk jaar meer dan eens de noodzaak van de kweek nadrukkelijk onder de aandacht en treffen zij de nodige maatregelen om moderne technieken van de vinkenkweek onder hun leden te verspreiden en ingang te doen vinden.
Art. 10.Elke vereniging stelt een reglement op voor de kweek van vinken door haar leden of door de personen die zij daartoe opdracht geeft.
Het reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling.
Dat reglement bepaalt de wijze waarop de kweek wordt doorgevoerd en waarop de kweekresultaten worden gecontroleerd, verzameld en verwerkt.
Vóór 1 oktober van elk jaar worden de gegevens, bedoeld in het derde lid, doorgestuurd naar de woudmeester van de afdeling bevoegd voor de provincie waar de vogels werden gekweekt.
De bevoegde ambtenaren van de afdeling kunnen, op eenvoudig verzoek, te allen tijde die controles bijwonen. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 27 mei 1999.
Th. KELCHTERMANS
Bijlage - Annexe 10 september 1998 Protocol van overeenkomst Tussen : - de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door de heer Theo Kelchtermans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, - de afdeling Bos en Groen, vertegenwoordigd door de heer Dirk Van Hoye, afdelingshoofd, - de Algemene Vinkeniersbond van België (A.Vi.Bo.), vertegenwoordigd door de heer Frans Declerck, eerste ondervoorzitter, overeenkomstig de statuten van deze vereniging, gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad van 22 april 1950 en de latere wijzingen daarvan, - de Vinkeniers van Midden-België (Vi.Mi.Bel.), vertegenwoordigd door de h. Jan Van Wesemael, voorzitter, overeenkomstig de statuten van deze vereniging, gepubliceerd in de bijlagen van Belgisch Staatsblad van 22 maart 1973 en de latere wijzigingen daarvan, wordt inzake de tijdelijke bevoorrading van de vinkeniers van het Vlaamse Gewest met vinken genomen uit de vrije natuur en inzake de kweek van vinken ten behoeve van het voortbestaan van de vinkensport na het beëindigen van de bevoorrading uit de vrije natuur, overeengekomen wat volgt : 1. ten behoeve van het voortbestaan van de zogenaamde vinkensport wordt aan de verenigingen A.Vi.Bo. en Vi.Mi.Bel., beschouwd als representatieve verenigingen ter zake, gedurende vijf jaar een degressieve bevoorrading van vinken uit de vrije natuur toegestaan door de Vlaamse regering, overeenkomstig de volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze bevoorradingscijfers zullen worden vastgelegd in een ministerieel besluit voor de periode 1998-2002. 2. Ten einde de kweek van vinken door de leden van A.Vi.Bo. en Vi.Mi.Bel. te stimuleren, wordt aan de twee vinkeniersverenigingen gezamenlijk een jaarlijks binnen de perken van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap vast te stellen subsidie toegekend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1992 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de criteria die gelden voor de toekenning van een subsidie aan de verenigingen die actief zijn op het gebied van de bosbouw, de jacht of het faunabeheer.
Deze subsidie zal, overeenkomstig voormeld besluit, bestaan uit : - een basissubsidie van 40.000 BEF, voor elke vereniging; - een subsidie per schijf of per begonnen schijf van 1.000 leden van elke vereniging op 1 januari van het jaar waarvoor de subsidie zal worden toegekend; - een variabele subsidie per in de loop van het jaar gekweekte vink volgens de hierna vermelde tabel. Het minimaal aantal te kweken vinken om in aanmerking te komen voor deze subsidie wordt eveneens in deze tabel vermeld.
Als gekweekte vink wordt beschouwd elke vink met een ouderdom van tenminste dertig dagen, gekweekt uit een regelmatig volgens de geldende reglementering inzake de vogelbescherming gehouden vinkenkoppel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het totaal bedrag dat aan de twee verenigingen samen kan worden toegekend voor deze variabele subsidie kan maximaal 800.000 BEF per jaar bedragen.
De twee vinkeniersverenigingen aanvaarden de volledige controle van de kweek door de ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap, naast de kweekvoorschriften eigen aan elke vereniging en de voorschriften van het besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1992. 3. Indien de kweekresultaten in belangrijke mate afwijken van de hierboven gestelde streefcijfers, kan elk van de partijen een herziening van het protocol vragen.4. Zo wordt vastgesteld dat één van de partijen dit protocol niet naleeft, vervalt het protocol automatisch, zonder enige voorafgaande ingebrekestelling. Gedaan te Brussel, op 10 september 1998, in zoveel exemplaren als er partijen zijn.
Voor A.Vi.Bo. : Frans DECLERCK Voor Vi.Mi.Bel. : Jan VAN WESEMAEL Voor de afdeling Bos en Groen : Dirk VAN HOYE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling : Theo KELCHTERMANS