gepubliceerd op 23 januari 2006
Besluit van de Vlaamse Regering tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden
16 DECEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden
De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 22 april 1999;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, vervangen bij de wet van 29 december 1990, en 4°, vernummerd bij de wet van 29 december 1990;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996, 13 september 1998, 3 februari 1999, 13 mei 1999, 20 december 1999 en 20 augustus 2000;
Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005;
Gelet op Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 485/2005 van de Raad van 16 maart 2005;
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid;
Gelet op Verordening (EG) nr. 1281/2005 van de Commissie van 3 augustus 2005 betreffende het beheer van de visvergunningen en de minimuminformatie welke deze moeten bevatten;
Gelet op Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie van 12 augustus 2003 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 916/2004 van de Commissie van 29 april 2004;
Gelet op Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS);
Gelet op Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot;
Gelet op het advies van het Vlaams Visserijcomité, gegeven op 19 oktober 2005;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 september 2005;
Gelet op het advies 39.361/3 van de Raad van State, gegeven op 29 november 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° bestanden : beschikbare en toegankelijke levende mariene aquatische soorten, met inbegrip van de anadrome en katadrome soorten tijdens hun mariene levensduur;2° vissersvaartuig : elk vaartuig dat is uitgerust voor de commerciële exploitatie van bestanden;3° visvergunning : document dat aan de eigenaar van een vissersvaartuig het recht verleent om een bepaalde capaciteit te gebruiken, uitgedrukt in kW en GT, voor de commerciële exploitatie van bestanden;4° motorvermogen : het vermogen dat is vermeld in de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen », zoals bijgehouden door het departement Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;5° bijkomend motorvermogen : het vermogen dat ingevolge samenvoeging van motorvermogens niet benut kan worden en dat bijgeschreven wordt op de visvergunning;6° groot vlootsegment : alle vissersvaartuigen die volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen », zoals bijgehouden door het departement Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, een motorvermogen hebben van meer dan 221 kW en gelijk aan of minder dan 1200 kW, eventueel met inbegrip van het bijkomende motorvermogen;7° klein vlootsegment : alle vissersvaartuigen die volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen », zoals bijgehouden door het departement Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, een motorvermogen hebben van 221 kW of minder, eventueel met inbegrip van het bijkomende motorvermogen, met uitsluiting van de vissersvaartuigen die behoren tot het kustvisserssegment;8° kustvisserssegment : alle vissersvaartuigen die volgens de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen », zoals bijgehouden door het departement Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, een motorvermogen hebben van 221 kW of minder, eventueel met inbegrip van het bijkomende motorvermogen, een tonnenmaat van hoogstens 70 GT, en die zeereizen ondernemen van hoogstens 24 uur waarvan het begin en einde in een Belgische haven is en waarvoor de Dienst gunstig heeft beslist over de aanvraag, vermeld in artikel 8, § 4, eerste lid;9° communautaire viswateren : de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van de lidstaten van de Europese Unie;10° definitieve beëindiging van de activiteit : de beëindiging, vermeld in artikel 7 van Verordening (EG) nr.2792/1999 van 17 december 1999; 11° kustwateren : de zeewateren die zich tot twaalf zeemijl uitstrekken van de basislijnen vanaf dewelke de territoriale zee op het ogenblik van de totstandkoming van de communautaire regeling voor de instandhouding, het beheer en duurzame exploitatie van de visbestanden werd gemeten;12° internationale meetbrief : document uitgereikt door het departement Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer krachtens de bepalingen van het internationaal verdrag betreffende de meting van schepen (1969) namens de regering van het koninkrijk België, voor welk land het verdrag in werking is getreden op 18 juli 1982;13° de Dienst : de dienst Zeevisserij van de afdeling Landbouw- en Visserijbeleid, administratie Land- en Tuinbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Vrijhavenstraat 5, 8400 Oostende;14° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij. HOOFDSTUK II. - Visvergunning
Art. 2.Er wordt een systeem van visvergunningen ingesteld.
De visvergunning wordt door de Dienst uitgereikt aan de eigenaars van de vissersvaartuigen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit in het bezit zijn van een visvergunning.
De totale capaciteit van de visvergunningen, uitgedrukt in kW en GT, die uitgereikt worden door de Dienst, mag niet hoger zijn dan de maximumcapaciteit overeenkomstig artikel 12 en 13 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 en van Verordening (EG) nr. 1438/2003.
Het model van de visvergunning is als bijlage I bij dit besluit gevoegd.
Wijzigingen van de informatie die op de visvergunning staat, worden binnen een maand na de wijziging door de eigenaar of uitbater van het vissersvaartuig aan de Dienst meegedeeld, die een aangepaste visvergunning uitreikt. De bestaande visvergunning moet ingeleverd worden.
Art. 3.§ 1. De visvergunning moet zich steeds aan boord van het vissersvaartuig bevinden en op elk verzoek van de bevoegde overheden voorgelegd worden. § 2. De eigenaar van een vissersvaartuig die in het bezit is van een visvergunning is een natuurlijke of rechtspersoon. De rechthebbende natuurlijke persoon moet vanaf het ogenblik van aanvraag tot het verkrijgen van een visvergunning een rijksinwoner zijn, zoals gedefinieerd in artikel 2, 1°, van het Wetboek van de Inkomensbelastingen.
De rechthebbende rechtspersoon moet vanaf het ogenblik van de aanvraag tot het verkrijgen van een visvergunning een binnenlandse vennootschap zijn, zoals gedefinieerd in artikel 2, 5°, b), van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, en de bestuurders of zaakvoerders van een vennootschap moeten actief zijn in de visserij en rijksinwoner zijn, zoals gedefinieerd in artikel 2, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. § 3. Met behoud van de toepassing van de bepalingen van dit besluit zijn de visvergunning, het motorvermogen, eventueel het bijkomende motorvermogen en de brutotonnenmaat die vermeld staan op de visvergunning niet overdraagbaar. § 4. Als het vissersvaartuig niet wordt uitgebaat door de eigenaar zelf, stelt die de Dienst in kennis van de naam en het adres van de reder of uitbater van het vissersvaartuig. De voorwaarden die van toepassing zijn voor een natuurlijke of rechtspersoon, zoals vermeld in § 2, gelden ook voor de reder of de uitbater.
Art. 4.Bij verandering van eigenaar van het vissersvaartuig waarvoor een visvergunning werd uitgereikt, moet de verkoper de visvergunning bij de Dienst inleveren. Met behoud van de toepassing van artikel 3, § 2, artikel 7, 8, 9 en 10 verkrijgt de koper een nieuwe visvergunning bij de Dienst.
Art. 5.De rechten, verbonden aan een visvergunning, kunnen op ieder ogenblik door de minister worden beperkt tot een bepaald motorvermogen, brutotonnenmaat, lengte of een bepaald vistuig.
De beperkingen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van het visserijbeleid van de Europese Gemeenschap.
Art. 6.Een visvergunning die komt te vervallen, ingevolge het onttrekken van het vissersvaartuig aan de vloot, kan opgedeeld worden in twee of meer visvergunningen. De minister bepaalt de voorwaarden waaronder een visvergunning kan worden opgedeeld en de aanvraagprocedure.
In geen geval kan de opdeling van de visvergunning een verhoging van motorvermogen en brutotonnenmaat met zich meebrengen. HOOFDSTUK III. - Vervanging van een vissersvaartuig
Art. 7.§ 1. Als de eigenaar van een vissersvaartuig, waarvoor een visvergunning werd uitgereikt, dit vissersvaartuig vervangt door een nieuwgebouwd of door een bestaand vaartuig zonder visvergunning, dan verkrijgt hij van de Dienst voor het vervangende vissersvaartuig een visvergunning op voorwaarde dat het vissersvaartuig vervangen wordt binnen een jaar vanaf de datum van doorhaling in de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen » van het te vervangen vissersvaartuig.
Als de doorhaling van het vissersvaartuig in kwestie in de « Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen » gebeurt naar aanleiding van een schipbreuk, een onteigening, of een andere soortgelijke vergelijkbare gebeurtenis, moet de vervanging plaatsvinden binnen drie jaar vanaf de datum van doorhaling.
De visvergunning van het te vervangen vissersvaartuig moet door de eigenaar bij de Dienst ingeleverd worden. Als de vervanging niet is gerealiseerd binnen de respectievelijke bovenvermelde termijnen, vervalt de visvergunning voor de betrokken eigenaar van het te vervangen vissersvaartuig definitief. De capaciteit, verbonden aan de visvergunning, komt ter beschikking van de Dienst. § 2. Het motorvermogen van het vervangende vissersvaartuig mag niet hoger zijn dan het totale onttrokken motorvermogen, eventueel met inbegrip van het onttrokken bijkomende motorvermogen, uitgedrukt in kW. § 3. In het grote vlootsegment en in het kustvisserssegment mag de brutotonnenmaat van het vervangende vissersvaartuig niet groter zijn dan 0,30 vermenigvuldigd met het totale onttrokken motorvermogen, eventueel met inbegrip van het onttrokken bijkomende motorvermogen, uitgedrukt in kW. In het kleine vlootsegment mag de brutotonnenmaat van het vervangende vissersvaartuig niet groter zijn dan 0,445, vermenigvuldigd met het totale onttrokken motorvermogen, eventueel met inbegrip van het onttrokken bijkomende motorvermogen, uitgedrukt in kW. § 4. In geen geval mag in het grote vlootsegment het vervangende vissersvaartuig een brutotonnenmaat hebben die hoger is dan 385 GT, een motorvermogen dat hoger is dan 1200 kW en een lengte over alles die groter is dan 38 meter.
In geen geval mag in het kleine vlootsegment het vervangende vissersvaartuig een brutotonnenmaat hebben die hoger is dan 98 GT en een motorvermogen dat hoger is dan 221 kW. In geen geval mag in het kustvisserssegment het vervangende vissersvaartuig een brutotonnenmaat hebben die hoger is dan 70 GT en een motorvermogen dat hoger is dan 221 kW. De bepalingen in het eerste lid met betrekking tot de brutotonnenmaat en de lengte over alles en de bepaling in het tweede lid met betrekking tot de brutotonnenmaat gelden niet voor een Belgisch vissersvaartuig zonder visvergunning waarvoor in het verleden reeds een visvergunning werd uitgereikt. § 5. Het gedeelte van het motorvermogen of de brutotonnenmaat dat niet benut kan worden bij vervanging, als vermeld in § 2 tot en met § 4, komt ter beschikking van de Dienst. § 6. Het vervangende vissersvaartuig behoort tot hetzelfde vlootsegment als het te vervangen vissersvaartuig. HOOFDSTUK IV. - Samenvoegen van motorvermogens
Art. 8.§ 1. De eigenaar van een vissersvaartuig waarvoor een visvergunning is uitgereikt en die dat vissersvaartuig aan de vloot onttrekt, kan een aanvraag richten tot de Dienst om het motorvermogen, vermeld op de visvergunning, geheel of gedeeltelijk samen te voegen met het motorvermogen van een of meer bestaande vissersvaartuigen waarvoor een visvergunning werd uitgereikt. Ingevolge samenvoeging van motorvermogens kan het bestaande vissersvaartuig waarop wordt samengevoegd niet veranderen van segment.
Als het gehele of een gedeelte van het motorvermogen vermeld op de visvergunning, niet benut kan worden om technische redenen of zonder belangrijke investeringen aan de motor of aan het vissersvaartuig, kan de eigenaar, vermeld in het eerste lid, een aanvraag richten tot de Dienst om dat motorvermogen als bijkomend motorvermogen te behouden.
De aanvraag, vermeld in het eerste en tweede lid, moet per aangetekende brief gericht worden aan de Dienst op een formulier dat ter beschikking is bij de Dienst en moet ondertekend zijn door alle partijen die betrokken zijn bij de samenvoeging.
De Dienst beslist over de aanvraag binnen een periode van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een volledig juist ingevuld formulier. De verhoging van het motorvermogen moet uitgevoerd worden binnen zestig dagen vanaf de mededeling van de beslissing van de Dienst. Zo niet komt het samen te voegen motorvermogen ter beschikking van de Dienst. § 2. Het motorvermogen, vermeerderd met het samengevoegde motorvermogen en met het bijkomende motorvermogen, mag niet hoger zijn dan 1200 kW voor vissersvaartuigen van het grote vlootsegment. Het gedeelte boven de 1200 kW komt ter beschikking van de Dienst.
Het motorvermogen, vermeerderd met het samengevoegde motorvermogen en met het bijkomende motorvermogen, mag niet hoger zijn dan 221 kW voor vissersvaartuigen van het kleine vlootsegment en het kustvisserssegment. Het gedeelte boven de 221 kW komt ter beschikking van de Dienst. § 3. Het gedeelte van het motorvermogen van een vissersvaartuig waarvan de visvergunning komt te vervallen en dat door de Dienst niet samengevoegd kan worden met het motorvermogen van een bestaand vissersvaartuig of dat door de Dienst niet toegekend kan worden als bijkomend motorvermogen komt ter beschikking van de Dienst en vervalt voor de betrokken eigenaar. § 4. Als de eigenaar van een vissersvaartuig zijn vissersvaartuig wil laten opnemen in het kustvisserssegment, dient hij daarvoor per aangetekende brief een aanvraag in bij de Dienst op een formulier dat ter beschikking is bij de Dienst. De Dienst beslist over de aanvraag binnen een periode van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van een volledig juist ingevuld formulier.
Het motorvermogen en eventueel het bijkomende motorvermogen van een vissersvaartuig dat is opgenomen in het kustvisserssegment kan vanaf de beslissing van de Dienst voor een periode van vijf jaar niet worden samengevoegd met het motorvermogen van een ander vissersvaartuig.
Bij wijziging van eigenaar van het vissersvaartuig moet de periode van vijf jaar voltooid worden. § 5. Met behoud van de toepassing van § 2 tot en met § 4 voegt de Dienst, na voorlegging van de nieuwe internationale meetbrief, het motorvermogen samen met het bestaande motorvermogen op de visvergunning van de betrokken eigenaar, en kent het bijkomende motorvermogen, dat om de redenen, vermeld in § 1, tweede lid niet kan worden benut toe aan de betrokken eigenaar, en schrijft dat bijkomende motorvermogen in op de visvergunning naast het motorvermogen als "+ aantal kW bijkomend motorvermogen". HOOFDSTUK V. - Wijziging van het motorvermogen en de brutotonnenmaat van een bestaand vissersvaartuig Afdeling I. - Wijziging waarbij geen beroep wordt gedaan op de
capaciteitsreserve, beschikbaar bij de Dienst
Art. 9.Als een nieuwe motor wordt geplaatst in een vissersvaartuig, waarvoor een visvergunning werd uitgereikt of als het motorvermogen van een bestaande motor wordt gewijzigd, mag het motorvermogen van de nieuwe motor of het gewijzigde motorvermogen dat van de door de Dienst uitgereikte visvergunning, eventueel met inbegrip van het bijkomende motorvermogen, niet overschrijden.
Als een verlaging van het motorvermogen wordt opgelegd door de dienst Scheepvaartcontrole, Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, wordt de opgelegde verlaging, uitgedrukt in kW, vermeld als bijkomende motorvermogen op de visvergunning.
De eigenaar levert zijn visvergunning in en krijgt van de Dienst een aangepaste visvergunning op voorwaarde dat voldaan is aan het eerste en het tweede lid. Afdeling II. - Wijziging waarbij een beroep wordt gedaan op de
capaciteitsreserve beschikbaar bij de Dienst
Art. 10.De brutotonnenmaat van een vissersvaartuig kan gewijzigd worden als een verplichting tot verhoging van de brutotonnenmaat wordt opgelegd door de dienst Scheepvaartcontrole, Maritiem Vervoer van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. In dat geval wordt een visvergunning uitgereikt door de Dienst overeenkomstig de brutotonnenmaat, opgelegd door de verplichte verhoging. Het tekort aan brutotonnenmaat wordt toegekend door de Dienst. HOOFDSTUK VI. - Verval en schorsing van de visvergunning
Art. 11.Bij de definitieve beëindiging van de activiteit, vermeld in artikel 1, 10°, van een vissersvaartuig waarvoor een visvergunning werd uitgereikt, vervalt de visvergunning en moet ze bij de Dienst worden ingeleverd. De capaciteit, verbonden aan de visvergunning, komt definitief te vervallen.
Art. 12.§ 1. De visvergunning kan worden geschorst als het vissersvaartuig in kwestie niet minstens driemaal in zes maanden in een Belgische haven aanloopt en er dan minstens 24 uur verblijft.
Tussen drie al dan niet opeenvolgende keren dat het vissersvaartuig in een Belgische haven aanloopt, moet er een periode van minimaal tien dagen zijn.
De eerste periode van zes maanden begint op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 2. Voor elk afgelopen kalenderjaar moet de eigenaar van een vissersvaartuig waarvoor een visvergunning werd uitgereikt, aantonen dat het vissersvaartuig een daadwerkelijke economische band met de Belgische kuststreek heeft, voorzover die band slechts de relatie tussen de visserijactiviteiten van dat vissersvaartuig en de van de visserij afhankelijke bevolkingsgroepen en de aanverwante industrieën betreft.
Die daadwerkelijke economische band wordt inzonderheid verzekerd als in het afgelopen kalenderjaar ten minste 50% van de bemanning aangemonsterd werd uit personen die in de regio aan de Belgische kust wonen en er effectief verblijven, of als ten minste 50 % van de jaarlijkse visvangst van het afgelopen kalenderjaar door het vissersvaartuig in de havens aan de Belgische kust aangeland werd en een substantieel deel van die aanlandingen in de lokale visafslagen te koop werd aangeboden, of voor elke combinatie van de in dit lid vermelde criteria op voorwaarde dat de rekenkundige som van de afzonderlijke percentages ten minste 50 % bedraagt.
Als de eigenaar van een vissersvaartuig een beroep wil doen op andere criteria dan die welke vermeld worden in het tweede lid, dan kan hij de door hem aangevoerde criteria uiterlijk op 1 november voor het komende kalenderjaar per aangetekende brief meedelen aan de Dienst. De minister beoordeelt voor 31 december voor het komende kalenderjaar of de voorgestelde criteria van die aard zijn dat ze een daadwerkelijke economische band verzekeren tussen de visserijactiviteiten van dat vissersvaartuig en van de visserij afhankelijke bevolkingsgroepen en de aanverwante industrieën van de lidstaat België.
De minister kan aanvullende bepalingen vaststellen aangaande het substantiële deel van de aanlandingen die in de lokale visafslagen te koop moeten worden aangeboden, alsook aangaande de andere criteria dan die welke vermeld worden in het tweede lid.
Als de eigenaar van een vissersvaartuig geen door hem aangevoerde criteria voor 1 november voor het komende kalenderjaar meedeelt per aangetekende brief of als hij voor 1 november criteria voor het komende kalenderjaar heeft meegedeeld per aangetekende brief, kan de eigenaar van het vissersvaartuig na het afgelopen kalenderjaar nog tot 1 maart criteria doorgeven en bewijsstukken indienen per aangetekende brief. In die gevallen beoordeelt de minister de criteria en de bewijsstukken gelijktijdig na het afgelopen kalenderjaar.
Als de eigenaar van een vissersvaartuig een beroep wil doen op andere criteria dan die welke vermeld worden in het tweede lid of op een combinatie van andere criteria, al dan niet gecombineerd met de criteria, vermeld in het tweede lid, kan de minister de rekenkundige som van de afzonderlijke percentages van de criteria verhogen boven de 50 %, onder meer naarmate het aantal criteria toeneemt, om de daadwerkelijke economische band te verwezenlijken.
Het vervullen van de wettelijke sociale en fiscale verplichtingen door de eigenaar van een vissersvaartuig wordt echter niet beschouwd als een voldoende criterium om een daadwerkelijke economische band te verzekeren. § 3. Voor 1 maart van het jaar dat volgt op het afgelopen kalenderjaar moeten de eigenaars per aangetekende brief de nodige stukken naar de Dienst sturen waaruit blijkt dat in het afgelopen kalenderjaar voldaan is aan de vereiste van de daadwerkelijke economische band. § 4. De minister beslist voor 1 mei van het jaar dat volgt op het afgelopen kalenderjaar of de aangebrachte bewijsstukken de vermelde daadwerkelijke economische band verzekeren, en schorst de visvergunning van het vissersvaartuig in kwestie als die band niet of slechts gedeeltelijk aangetoond kan worden. De duur van die schorsing is proportioneel met het ontbrekende gedeelte van de daadwerkelijke economische band, namelijk het relatieve niet-bewezen gedeelte van de te bewijzen doelstelling in termen van de rekenkundige som van de percentages, vermeld in § 2, tweede en zesde lid, en is gelijk aan het aantal vaartdagen dat gepresteerd werd gedurende het afgelopen kalenderjaar, vermenigvuldigd met het relatieve niet-bewezen gedeelte.
Het maximum aantal toegelaten vaartdagen van het lopende kalenderjaar wordt verminderd met de duur van de schorsing.
De duur van de schorsing van de visvergunning bestaat uit een aantal opeenvolgende dagen en treedt in werking dertig dagen na de dag van de mededeling per aangetekende brief van de beslissing aan de eigenaar van het vissersvaartuig.
Het vissersvaartuig in kwestie van de geschorste visvergunning moet gedurende de periode van schorsing inactief liggen in een Belgische vissershaven, ongeacht of het vissersvaartuig in kwestie tijdens de periode van schorsing wordt overgeplaatst op een andere niet-geschorste visvergunning.
Art. 13.Vissersvaartuigen moeten een geïnstalleerd en in werking zijnde satellietvolgapparatuur aan boord hebben volgens de criteria, opgenomen in de Europese en de nationale reglementering terzake. Zo niet wordt de visvergunning geschorst.
Art. 14.De visvergunning kan door de minister worden geschorst als er niet voldaan is aan de bepalingen van dit besluit of aan de eventuele beperkingen die aangebracht zijn aan de visvergunning, overeenkomstig artikel 5.
Art. 15.De visvergunning kan slechts door de minister worden geschorst indien de eigenaar van een vissersvaartuig voorafgaand aan de schorsing de mogelijkheid heeft gehad zijn standpunt met betrekking tot de voorgenomen schorsing naar voor te brengen.
De minister kan de nadere modaliteiten verbonden aan de uitoefening van dit hoorrecht verder specificeren.
Art. 16.Een vervallen of geschorste visvergunning moet binnen 48 uur bij de Dienst worden ingeleverd.
Art. 17.Een verzoek tot heroverweging van de beslissingen, vermeld in artikel 5, 6, 7, 8, 9, 12, § 2 en § 4, en in artikel 14, kan bij de minister worden ingediend per aangetekende brief binnen dertig dagen vanaf de mededeling van de beslissing. HOOFDSTUK VII. - Aanvullende bepalingen
Art. 18.De minister kan alle aanvullende tijdelijke maatregelen nemen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden.
Inzonderheid kan hij de zeevisserij op een of meer visbestanden beperken of verbieden, de vaartdagen en de communautaire zeedagen beperken, de visserij-inspanning beperken, de visserijmethoden beperken, de vangst per vissersvaartuig, per categorie van vissersvaartuigen of per twee of meer samenwerkende vissersvaartuigen met het oog op een optimale benutting van de vangstmogelijkheden, beperken, toewijzen of herverdelen, en de visvergunning van een vissersvaartuig beperken of intrekken. Hij kan daarbij onderscheid maken tussen vlootsegmenten en gelijktijdig in meerdere mogelijkheden voorzien voor een bepaald vlootsegment.
De minister kan aanvullende bepalingen vaststellen aangaande de vangstmogelijkheden van vissersvaartuigen die behoren tot het kustvisserssegment.
Art. 19.Binnen de kustwateren is de zeevisserij voorbehouden aan vissersvaartuigen die de Belgische vlag voeren.
De bijzondere visserijrechten van onderdanen van andere lidstaten binnen de Belgische kustwateren worden bepaald door artikel 17 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 in samenhang met bijlage I van deze Verordening.
De vissersvaartuigen die binnen de kustwateren vissen, blijven onderworpen aan de Verordeningen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 20.Overtreding van de bepalingen van dit besluit en van de beperkingen, aangebracht aan de visvergunningen, wordt opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning ertoe gemachtigd wordt maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 21.Het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996, 13 september 1998, 3 februari 1999, 13 mei 1999, 20 december 1999 en 20 augustus 2000 wordt opgeheven.
Art. 22.Dit besluit treedt in werking op de tiende dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 7, § 1, eerste lid, dat in werking treedt twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16/12/2005.
Y. LETERME
Bijlage I : Visvergunning (artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16/12/2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16/12/2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME