gepubliceerd op 15 februari 2006
Ministerieel besluit tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden met betrekking tot het kustvisserssegment, alsook tot de opheffing van drie ministeriële besluiten
9 FEBRUARI 2006. - Ministerieel besluit tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden met betrekking tot het kustvisserssegment, alsook tot de opheffing van drie ministeriële besluiten
De Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, gewijzigd bij de wetten van 23 februari 1971, 18 juli 1973, 22 april 1999 en 3 mei 1999;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983, 29 december 1990 en 5 februari 1999 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 2004 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden, inzonderheid op artikel 18;
Gelet op het ministerieel besluit van 16 december 1994 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Overlegcommissie in toepassing van artikel 1, 9, van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden;
Gelet op het ministerieel besluit van 16 december 1994 tot samenstelling van de Overlegcommissie bedoeld in artikel 1, 9, van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden;
Gelet op ministerieel besluit van 19 september 2005 betreffende aanvullende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden;
Gelet op het ministerieel besluit van 26 januari 2006 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de beleidsnota Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid aanstuurt op een gedifferentieerd beleid tussen de verschillende vlootsegmenten en dat een verhoogde mogelijkheid tot samenvoegen van motorvermogens niet mag leiden tot een wezenlijke afslanking van het aantal kustvaartuigen;
Overwegende dat een brede consultatie met de sector en meer in het bijzonder met de kustvissers heeft geleid tot de instelling van een kustvisserssegment, waaraan voorwaarden voor samenvoeging van motorvermogens en vangstmogelijkheden zijn verbonden;
Overwegende dat de toekenning van de vangstmogelijkheden zowel voor het collectieve systeem als voor het systeem van individuele quota reeds werden vastgelegd en bijgevolg zonder verwijl de vangstmogelijkheden voor de vissersvaartuigen die wensen toe te treden tot het kustvisserssegment dienen bepaald te worden;
Overwegende dat de twee ministeriële besluiten van 16 december 1994, die het opgeheven koninklijk besluit van 21 juni 1994 als rechtsbasis hadden, omwille van rechtsduidelijkheid moeten worden opgeheven;
Overwegende dat het ministerieel besluit van 19 september 2005 dient te worden opgeheven teneinde de mogelijkheid voor samenvoeging van motorvermogens, zoals vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, niet tegen te werken, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° vissersvaartuig : elk vaartuig dat uitgerust is voor de commerciële exploitatie van visbestanden en waarvoor er aan de eigenaar een visvergunning werd uitgereikt;2° besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 : het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden;3° controleverordening : de Verordening (EEG) nr.2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals gewijzigd; 4° de Dienst : de dienst Zeevisserij, Vrijhavenstraat 5, 8400 Oostende.
Art. 2.De eigenaar van een vissersvaartuig die zijn vissersvaartuig wil laten opnemen in het kustvisserssegment kan, conform artikel 8, § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, zijn aanvraag per aangetekende brief indienen bij de Dienst vóór 1 maart van elk lopende kalenderjaar.
Het aanvraagformulier daarvoor wordt door de Dienst ter beschikking gesteld aan elke eigenaar van een vissersvaartuig met een tonnenmaat van hoogstens 70 GT.
Art. 3.§ 1. Vissersvaartuigen, die na een gunstige beslissing van de Dienst zijn opgenomen in het kustvisserssegment, zijn op vaartuigniveau niet onderworpen aan vangstvolumebeperkingen, zoals bepaald in de ministeriële besluiten met betrekking tot de toekenning van vangstmogelijkheden hetzij in het collectieve benuttigingssysteem, hetzij in een systeem van individuele quota, en vastgesteld als tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee. § 2. In afwijking van de bepalingen van § 1, zijn de vangstbeperkingen voor pelagische soorten en voor soorten die onder een herstelplan vallen, die op het ogenblik van opname van het vissersvaartuig in het kustvisserssegement van kracht zijn, wel van toepassing.
Voor de pelagische soorten en voor de soorten die onder een herstelplan vallen, worden de overeenkomstige hoeveelheden die in het collectieve benuttigingssysteem voor vissersvaartuigen met een motorvermogen van kleiner of gelijk aan 221 kW, verdubbeld. § 3. De communautaire beperkingen en sluitingen van visserijen blijven onverminderd van toepassing.
Art. 4.Het motorvermogen van een vissersvaartuig dat na een gunstige beslissing van de Dienst is opgenomen in het kustvisserssegment, kan vanaf de datum van de beslissing voor een periode van vijf jaar niet worden samengevoegd met het motorvermogen van een ander vissersvaartuig.
Art. 5.De kapitein van een vissersvaartuig, dat na een gunstige beslissing van de Dienst is opgenomen in het kustvisserssegment, dient alle technische reglementering met betrekking tot de instandhouding en het beheer van de visbestanden te respecteren.
Art. 6.De kapitein van een vissersvaartuig, dat na een gunstige beslissing van de Dienst is opgenomen in het kustvisserssegment, blijft onderworpen aan de bepalingen van de controleverordening met betrekking tot het logboek.
Overlading of overboeking van vangsten van andere vissersvaartuigen is verboden. In geval van vastgestelde fraude wordt het vissersvaartuig uit het kustvisserssegment geschrapt. De vangstbeperkingen voor het kleine vlootsegment zijn dan van toepassing. De bepaling van artikel 4 blijft van toepassing; het aantal jaren wordt evenwel met één jaar verlengd.
De visvergunning van de betrokken vissersvaartuigen kan twee maanden worden geschorst. De periode van intrekking van de visvergunning treedt in werking op de derde dag volgende op die van de notificatie van de intrekking van de visvergunning per aangetekend schrijven door de Dienst aan de eigenaars van de betrokken vissersvaartuigen. Tijdens deze periode moeten de vissersvaartuigen inactief liggen in een Belgische vissershaven.
De mogelijkheid tot strafrechtelijke vervolging blijft onverlet.
Art. 7.De vissersvaartuigen die na een gunstige beslissing van de Dienst zijn opgenomen in het kustvisserssegment, en nadien niet meer voldoen aan één of meerdere criteria, zoals vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, behoren in dit geval opnieuw tot het kleine vlootsegment. De vangstbeperkingen voor het kleine vlootsegment zijn dan van toepassing. De bepaling van artikel 4 blijft onverkort van toepassing.
Art. 8.Worden opgeheven : Het ministerieel besluit van 16 december 1994 tot regeling van de samenstelling en de werking van de Overlegcommissie in toepassing van artikel 1, 9, van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden; 2° Het ministerieel besluit van 16 december 1994 tot samenstelling van de Overlegcommissie bedoeld in artikel 1, 9, van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden;3° Het ministerieel besluit van 19 september 2005 betreffende aanvullende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden.
Art. 9.Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 12 april 1957, waarbij de Koning wordt gemachtigd maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 8 februari 2006.
Y. LETERME