Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 april 2000
gepubliceerd op 20 juli 2000

Besluit van de Vlaamse regering houdende tweede bijsturing van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 en andere bepalingen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035645
pub.
20/07/2000
prom.
14/04/2000
ELI
eli/besluit/2000/04/14/2000035645/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 APRIL 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende tweede bijsturing van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 en andere bepalingen


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 1969 betreffende produktiviteitspremies ten gunste van de burgerlijke ingenieurs bij het Ministerie van Openbare Werken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 juni 1973 en 24 februari 1976;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het advies van het college van secretarissen-generaal van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, gegeven op 17 juli 1997, 23 april 1998, 7 mei 1998, 3 september 1998, 3 december 1998 en 22 april 1999;

Gelet op het akkoord van de minister van pensioenen, gegeven op 19 januari 2000;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 september 1997;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 11 mei 1999;

Gelet op het protocol nr. 105.276 van 12 oktober 1998 en het protocol nr. 135.342 van 3 juni 1999 van het sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 2 februari 1999 en 8 juni 1999, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 6 juli 1999 en 11 januari 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel I 1 van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 2.In artikel I 3 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 1997, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Als een administratieve eenheid worden beschouwd, wat de regeling van de rechtspositie betreft : 1° de diensten van de Vlaamse regering, met uitzondering van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen, voor : a) de bevorderingen via examen of bekwaamheidsproef;b) de bevordering in rang A3;c) de aanwijzing in een mandaatgraad in niveau A;d) de interne arbeidsmarkt voor ambtenaren tot en met rang A2;2° het ministerie voor : a) de aanwerving;b) de bevordering in rang A4;c) de interne arbeidsmarkt voor ambtenaren van rang A3 en A4;d) de interdepartementale wijziging van dienstaanwijzing van ambtenaren van rang A2;3° de departementen en de verzelfstandigde entiteiten in alle andere gevallen.»

Art. 3.In de artikelen II 9, vierde lid, IV 3, VIII 38, VIII 77, § 4, 2°, XI 23, titel 6 van deel XI, XIII 10, § 2, 2°, XIII 24, XIII 25, § 2, en XIII 59, § 4, 1°, van hetzelfde statuut worden de woorden « verminderde prestaties » vervangen door de woorden « deeltijdse prestaties » en in artikel XI 35, eerste lid, worden de woorden « vermindering van prestaties » vervangen door de woorden « deeltijdse prestaties ».

Art. 4.In artikel II 26, § 1, derde lid, van hetzelfde statuut worden de woorden « artikel 54 van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten » vervangen door de woorden « artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken ».

Art. 5.In artikel II 28 van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een § 2bis wordt ingevoegd dat luidt als volgt : « § 2bis.Bij ontstentenis van een secretaris-generaal, behalve bij tijdelijke afwezigheid of verhindering, kan de secretaris-generaal worden vervangen door een leidend ambtenaar van zijn departement, waarbij de volgorde van voorrang van § 2 wordt aangehouden. » 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.De secretaris-generaal die tijdelijk wordt vervangen in toepassing van § 2 of § 2bis, wordt niet vervangen in zijn hoedanigheid van lid van het college van secretaris-generaal. »

Art. 6.In artikel II 29, § 1, van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, worden vóór de woorden « de ambtenaren van rang A2 » de woorden « de afdelingshoofden of » ingevoegd.

Art. 7.In artikel II 40, § 2, van hetzelfde statuut worden de woorden « De functioneel bevoegde Vlaamse minister » vervangen door de woorden « De Vlaamse minister bevoegd voor individueel personeelsbeheer ».

Art. 8.Artikel II 44, II 45, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, II 46, eerste lid, en II 47 van hetzelfde statuut worden opgeheven.

Art. 9.In deel III van hetzelfde statuut, waarvan de artikelen III 1 tot en met III 7 worden gegroepeerd in « Hoofdstuk 1. Deontologische rechten en plichten », en artikel III 8 wordt opgenomen in « Hoofdstuk 3. Gemeenschappelijke bepalingen », wordt een tweede hoofdstuk ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK 2.- Intellectuele eigendomsrechten Art. III 7bis. § 1. De ambtenaar draagt aan de Vlaamse Gemeenschap het geheel van de vermogensrechten over op de werken waarvan hij de (mede)auteur is en die hij ter uitvoering van zijn ambt tot stand brengt.

Deze overdracht betreft de auteursrechten op computerprogramma's, met inbegrip van het begeleidend en voorbereidend materiaal, en op alle andere werken die de ambtenaar ter uitvoering van zijn ambt tot stand brengt. § 2. De vergoeding voor deze overdracht van rechten is begrepen in het salaris, zoals bepaald in deel XIII van dit besluit. § 3. De ambtenaar verleent aan de Vlaamse Gemeenschap de toelating om de werken, bedoeld in § 1, onder de naam van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap aan het publiek mee te delen en onder die naam te exploiteren. Deze toelating geldt voor een duur van 20 jaar vanaf de datum van creatie van het werk.

Art. III 7ter. § 1. Alle uitvindingen die door de ambtenaar ter uitvoering van zijn ambt worden gedaan of die verkregen worden door middelen die door het ministerie ter beschikking van de ambtenaar worden gesteld, zijn het exclusieve eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, zonder dat de ambtenaar een recht op financiële tegemoetkoming kan doen gelden. § 2. In afwijking hiervan wordt voor de overdracht van vermogensrechten op de in § 1 bedoelde uitvindingen die niet ter uitvoering van het ambt worden gedaan aan de ambtenaar een financiële tegemoetkoming toegekend, waarvan het bedrag bepaald wordt door de Vlaamse minister bevoegd voor de ambtenarenzaken en de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s). Om de hoogte van de tegemoetkoming te bepalen worden volgende criteria gebruikt : - de industriële of commerciële waarde van de uitvinding, - het belang van de bijdrage van de respectieve partijen bij de totstandkoming van de uitvinding. »

Art. 10.In artikel V 1, § 1, tweede lid, van hetzelfde statuut worden de woorden « de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) » vervangen door de woorden « de Vlaamse minister(s) bevoegd voor individueel personeelsbeheer ».

Art. 11.Artikel V 3 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. V 3. § 1. Wanneer op verschillende wijzen in een vacante betrekking kan worden voorzien en er geen bepaling is die een bepaalde wijze voorschrijft, kiest de bevoegde overheid op gemotiveerde wijze hoe zij de betrekking in het ministerie opvult. § 2. Voor een vacante betrekking in de begingraad van elk niveau kiest het college van secretarissen-generaal op voorstel van de secretaris-generaal van het departement waar de vacatures zich situeren voor : 1° bevordering van de geslaagden voor de vergelijkende overgangsexamens, na oproep gericht tot de geslaagden van het ministerie en terzelfder tijd tot de geslaagden van het niet-wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen, of voor 2° de interne arbeidsmarkt, of voor 3° aanwerving. § 3. Voor een vacante betrekking in een hiërarchisch hogere graad dan de begingraad van elk niveau, met uitzondering van een vacante betrekking in de rangen A3 en A4, kiest de benoemende overheid voor : 1° bevordering, of voor 2° de interne arbeidsmarkt, of voor 3° bevordering en terzelfder tijd voor de interne arbeidsmarkt, of voor 4° aanwerving. Als de betrekking bij bevordering na het slagen voor een examen of bekwaamheidsproef voor verhoging in graad wordt verleend, wordt de oproep terzelfder tijd gericht tot het personeel van het ministerie en het niet-wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen.

De selectie bij bevordering en terzelfder tijd via de interne arbeidsmarkt gebeurt overeenkomstig de procedure voor bevordering bepaald in artikel VIII 69. De kandidaten worden onderling gerangschikt op één lijst. § 4. Voor een vacante betrekking in rang A3, kiest de benoemende overheid voor : 1° bevordering en terzelfder tijd voor de interne arbeidsmarkt, of voor 2° aanwerving. De selectie bij bevordering en terzelfder tijd via de interne arbeidsmarkt gebeurt overeenkomstig de procedure voor bevordering bepaald in artikel VIII 69bis, § 6, § 7, § 8 en § 9. De kandidaten worden onderling gerangschikt op één lijst samen met de kandidaten die voor bevordering worden voorgedragen.

Wanneer een leidinggevende betrekking van rang A3 in het departement Onderwijs vacant wordt verklaard, zal naast de oproep gericht tot de ambtenaren van het ministerie voor bevordering terzelfder tijd een oproep gericht worden tot de gegadigden uit het onderwijskorps overeenkomstig de voorwaarden bepaald in dit besluit. De kandidaten worden onderling gerangschikt op één lijst samen met de kandidaten die via de interne arbeidsmarkt worden voorgedragen. § 5. Voor een vacante betrekking in rang A4, kiest de benoemende overheid voor : 1° bevordering en terzelfder tijd voor de interne arbeidsmarkt, of voor 2° aanwerving. De selectie bij bevordering en terzelfder tijd via de interne arbeidsmarkt gebeurt overeenkomstig de procedure voor bevordering bepaald in artikel VIII 69. De kandidaten worden onderling gerangschikt op één lijst samen met de kandidaten die voor bevordering worden voorgedragen. »

Art. 12.In deel V van hetzelfde statuut worden titel 2 « De mutatie » en titel 3 « De herplaatsing », bestaande uit artikel V 4 tot en met V 17, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, 14 mei 1996 en 12 mei 1998, vervangen door wat volgt : « TITEL 2. - De interne arbeidsmarkt HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Art. V 4. Voor de toepassing van deze titel wordt onder interne arbeidsmarkt verstaan : de overplaatsing van een ambtenaar naar een ander departement, administratie, afdeling of andere organisatorische eenheid binnen het ministerie, of naar een betrekking van het niet-wetenschappelijk personeel in een Vlaamse wetenschappelijke instelling, zonder dat er een verandering van graad of een verhoging in graad mee gepaard gaat.

Art. V 5. De ambtenaar krijgt toegang tot de interne arbeidsmarkt door kandidaatstelling of na aanmelding door de leidinggevende.

Art. V 6. De ambtenaar krijgt toegang tot de interne arbeidsmarkt door kandidaatstelling : 1° hetzij door een gerichte kandidaatstelling naar aanleiding van een bekendmaking van een vacature;2° hetzij door een spontane kandidaatstelling. Art. V 7. § 1. De toegang tot de interne arbeidsmarkt na aanmelding is van toepassing op de ambtenaar die om organisatorische, functionele of medische redenen overgeplaatst moet worden. Uitgezonderd de toepassing van § 2, behoudt de ambtenaar in dit geval zijn graad en de daaraan verbonden salarisschaal. § 2. De overplaatsing van een ambtenaar om medische redenen kan, in afwijking van artikel V 4, ook gebeuren in een betrekking van een graad van een lagere rang. Deze betrekking kan zich ook situeren binnen de afdeling waar de ambtenaar is tewerkgesteld.

Behalve wanneer de ambtenaar het slachtoffer was van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, houdt de overplaatsing in dit geval de benoeming in de nieuwe graad in en wordt de ambtenaar ingeschaald in de nieuwe salarisschaal overeenkomstig artikel XIII 19, § 2 van dit besluit.

Art. V 8. In afwijking van artikel V 4 kan de ambtenaar van niveau B, C, D of E, om persoonlijke of functionele redenen, op eigen verzoek ook worden overgeplaatst in een betrekking van een andere graad van dezelfde rang dan deze die hij bekleedt. Deze betrekking kan zich ook situeren binnen de afdeling waar de ambtenaar is tewerkgesteld. De ambtenaar wordt benoemd in deze nieuwe graad en ingeschaald in de daaraan verbonden salarisschaal.

Art. V 9. Een ambtenaar komt slechts voor overplaatsing in aanmerking indien hij : 1° zich in de administratieve toestand « dienstactiviteit » bevindt;2° voldoet aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de te begeven functie uit te oefenen. HOOFDSTUK 2. - De procedure Art. V 10. § 1. Indien de bevoegde overheid gekozen heeft om een vacante betrekking op te vullen via de interne arbeidsmarkt, zijn er twee mogelijkheden : 1° ofwel wordt er nagegaan of er zich reeds geschikte kandidaten hebben aangediend na aanmelding;is dit niet het geval, dan wordt de vacature bekendgemaakt; 2° ofwel wordt de vacature onmiddellijk bekendgemaakt en worden de gerichte en de spontane kandidaatstellingen en de aanmeldingen onderling vergeleken. Deze procedure kan zowel departementaal als interdepartementaal verlopen, met inbegrip van het niet-wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen. § 2. Het bericht dat een vacante betrekking via de interne arbeidsmarkt kan begeven worden, omvat inzake de te verlenen betrekking : 1° een korte functiebeschrijving;2° het gewenste profiel;3° de wijze van kandidaatstelling en het adres waar nadere inlichtingen kunnen worden ingewonnen. Art. V 11. § 1. De leidinggevende van de ontvangende entiteit kiest op zorgvuldige wijze de meest geschikte ambtenaar voor een bepaalde functie. De selectiebeslissing moet worden gemotiveerd en houdt rekening met : 1° de kandidaatstelling of de aanmelding;2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;3° de functioneringsevaluatie;4° de beoordeling van de eventuele selectietest(en). § 2. De geselecteerde ambtenaar dient binnen drie maanden na de selectiebeslissing, bedoeld in § 1, zijn nieuwe functie op te nemen.

Art. V 12. De ambtenaar kan een aangeboden betrekking weigeren. De ambtenaar die overeenkomstig artikel V 7 werd aangemeld, mag dit echter slechts tweemaal; bij de derde weigering wordt hij ambtshalve overgeplaatst.

Art. V 13. In geval van overplaatsing wordt het besluit houdende wijziging van dienstaanwijzing en eventueel van verandering van graad ambtshalve ondertekend door de secretaris-generaal voor de ambtenaren van rang A2 en lager en door de Vlaamse regering voor de ambtenaren van rang A3 en A4.

In geval van overplaatsing naar een ander departement van een ambtenaar van rang A2 en lager wordt dit besluit ambtshalve ondertekend door de secretaris-generaal van het uitsturende en van het ontvangende departement.

In geval van overplaatsing van of naar een Vlaamse wetenschappelijke instelling van een ambtenaar van rang A2 en lager wordt dit besluit ambtshalve ondertekend door de secretaris-generaal van het departement en de algemeen directeur van de wetenschappelijke instelling, die uitstuurt of ontvangt.

TITEL 3. - Wijziging van dienstaanwijzing en/of standplaatsbepaling Art. V 14. § 1. De administratieve standplaats is de gemeente waar de ambtenaar hoofdzakelijk zijn ambt uitoefent of een zo centraal mogelijk bepaalde gemeente in zijn ambtsgebied.

Wanneer de standplaats om dienstredenen niet samenvalt met de gemeente waar de centrale administratie of de buitendienst is gevestigd, wordt zij vastgesteld door de in artikel V 15 bepaalde overheid.

Art. V 15. § 1. Het college van secretarissen-generaal kan beslissen tot een interdepartementale wijziging van dienstaanwijzing van een ambtenaar van rang A2. § 2. Iedere secretaris-generaal kan binnen zijn departement, na advies van de departementale directieraad en mits motivering, de dienstaanwijzing en standplaatsbepaling wijzigen van ambtenaren van rang A2 en lager. § 3. Iedere leidend ambtenaar kan binnen zijn administratie, na advies van het college van afdelingshoofden en mits motivering, de dienstaanwijzing en standplaatsbepaling wijzigen van ambtenaren van rang A1 en lager. § 4. Het daartoe door de leidend ambtenaar gemachtigde afdelingshoofd kan binnen zijn afdeling mits motivering de dienstaanwijzing en standplaatsbepaling wijzigen van de ambtenaren van rang A1 en lager. »

Art. 13.In Titel 3bis van deel V van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 1999, en bestaande uit de artikelen V 17bis tot en met V 17sexies, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het opschrift worden de woorden « Titel 3bis » vervangen door de woorden « Titel 4 »;2° In artikel V 17quinquies, § 3, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De informaticus, de directeur-informaticus, de programmeur of de hoofdprogrammeur, die wordt herplaatst in toepassing van § 1, wordt herbenoemd in een graad van gelijke of gelijkwaardige rang, en krijgt de aan de nieuwe graad verbonden salarisschaal.»; 3° De artikelen V 17bis tot en met V 17sexies worden hernummerd tot de artikelen V 16 tot en met V 20.

Art. 14.In Titel 3ter van deel V van hetzelfde statuut, bestaande uit de artikelen V 17septies en V 17octies, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het opschrift van Titel 3ter - Overplaatsing wordt vervangen door « Titel 5 Overplaatsing vanuit het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie »;2° De artikelen V 17septies en V 17octies worden hernummerd tot de artikelen V 21 en V 22.

Art. 15.In Titel 4 van deel V van hetzelfde statuut, bestaande uit de artikelen V 18 en V 19, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het opschrift worden de woorden « Titel 4 » vervangen door de woorden « Titel 6 »;2° artikel V 18 wordt opgeheven;3° artikel V 19 wordt hernummerd tot artikel V 23.

Art. 16.In artikel VI 2, § 1 van hetzelfde statuut, wordt 1° opgeheven.

Art. 17.In artikel VI 3 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, wordt § 1 opgeheven.

Art. 18.In artikel VI 4, § 1 van hetzelfde statuut, wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° een minimumleeftijd ».

Art. 19.In artikel VII 25, § 1, van hetzelfde statuut, wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Van het bestaan van een zware fout moet aan de stagiair kennis gegeven worden door een hiërarchische meerdere van niveau A, binnen drie werkdagen nadat deze hiërarchische meerdere de feiten heeft vastgesteld of door een derde van de feiten op de hoogte is gebracht. »

Art. 20.Artikel VII 34 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 21.In artikel VIII 20 van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 1997,wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 22.In de artikelen VIII 25, § 1, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996, VIII 91ter, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998, en VIII 116quater, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998, alsook in bijlage 1 van hetzelfde statuut wordt het woord « mutatie » telkens vervangen door het woord « overplaatsing ».

Art. 23.Aan artikel VIII 71 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 24 juni 1997, 16 september 1997 en 17 december 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : in het eerste lid, 1°, wordt het woord « de ambtenaar » vervangen door de woorden « de ambtenaar van de diensten van de Vlaamse regering »; in het eerste lid, 2°, worden de woorden « de ambtenaar van niveau A » vervangen door de woorden « de ambtenaar van niveau A van de diensten van de Vlaamse regering ».

Art. 24.In artikel VIII 76sexies, § 1, van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen het derde en het vierde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « Indien de leidend ambtenaar een ambtenaar van een Vlaamse wetenschappelijke instelling aanwijst, doet hij dat in overleg met het instellingshoofd van deze instelling.»; 2° in het vierde lid worden de woorden « onverminderd het vorige lid » vervangen door de woorden « onverminderd het derde en het vierde lid ».

Art. 25.In artikel VIII 89 van hetzelfde statuut worden de woorden « in artikel V 3, 2°, b » vervangen door de woorden « in artikel V 3, § 4, derde lid ».

Art. 26.In artikel VIII 91bis van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : in het eerste lid worden de woorden « bij mutatie » vervangen door de woorden « via de interne arbeidsmarkt »; in het tweede lid wordt het woord « mutatie » vervangen door het woord « overplaatsing ».

Art. 27.In artikel VIII 91octies, § 3, van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 1998, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De aanwijzing gebeurt na overleg met de secretaris-generaal van het departement waartoe de betrokken ambtenaar behoort, of na overleg met het instellingshoofd indien het een ambtenaar van een wetenschappelijke instelling betreft. »

Art. 28.Deel VIII, Titel 8, van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996, wordt vervangen door wat volgt : « TITEL 8. - Bijzondere bepalingen over de regeling van de rechtspositie van de ambtenaren van de afdeling Personenvervoer en Luchthavens van de administratie Wegen en Verkeer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur Art. VIII 97 § 1. Alleen de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift voor luchthaveninspectie hebben toegang tot de graad van technicus of hoofdtechnicus belast met de luchthaveninspectie bij de regionale luchthavens van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. § 2. Alleen de personen die geslaagd zijn voor het examen afgelegd in een politieschool hebben toegang tot de graad van technicus of hoofdtechnicus belast met de luchthavenbeveiliging bij de regionale luchthavens van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. VIII 98. Om het getuigschrift voor luchthaveninspectie te verkrijgen, moet de kandidaat geslaagd zijn voor een examen, georganiseerd door het federaal Bestuur van de Luchtvaart indien dit een wettelijke vereiste is, of, in het andere geval, voor een examen dat wordt georganiseerd en waarvan het programma wordt vastgesteld door de functioneel bevoegde Vlaamse minister.

Art. VIII 99. De stage van de technisch assistent, belast met de luchthaveninspectie duurt 6 maanden.

Art. VIII 99bis. Onverminderd de vereisten voor toegang tot de graad van hoofdtechnicus, moet de ambtenaar twee jaar ervaring hebben op een luchthaven om te kunnen worden benoemd tot hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie of met de luchthavenbeveiliging.

Art. VIII 99ter. Om te kunnen worden benoemd als adjunct van de directeur, belast met de luchthaveninspectie, moet de kandidaat voldoen aan de voorwaarden die de reglementering inzake de luchthavenexploitatie bepaalt voor de beheerder van een luchthaven. »

Art. 29.In artikel VIII 100 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 1997, worden in het eerste lid de woorden « A2, » geschrapt en wordt het vijfde lid opgeheven.

Art. 30.In deel VIII, titel 11, hoofdstuk 3 van hetzelfde statuut wordt een artikel VIII 109quinquies ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 109quinquies. De ambtenaar van niveau E kan, vanaf de goedkeuring van een personeelsplan voor de entiteit waar hij is geaffecteerd, overgaan naar niveau D, als hij slaagt voor een bijzonder vergelijkend overgangsexamen waaraan hij tweemaal mag deelnemen. »

Art. 31.Aan artikel VIII 111 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 4 november 1997 en 1 juni 1999, wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. De ambtenaar die vóór 1 juni 1994 titularis was van de graad van inspecteur met weddeschaal 10/3 of van eerstaanwezend inspecteur met weddeschaal 11/6, en die in het bezit is van het diploma van doctor in de wetenschappen, wordt ingeschaald in de graad van adjunct van de directeur met salarisschaal A121, respectievelijk A122. Deze ambtenaren hebben een functionele loopbaan zoals bepaald is voor de ingenieurs in artikel VIII 79, § 1, 1°. »

Art. 32.Aan artikel VIII 114 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden tussen het woord « data » en het woord « in » de woorden « of daarna » ingevoegd.2° Er wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6.In afwijking van § 1 en 2 wordt het loodsenpersoneel ingeschaald op 1 juni 1995. De inschaling en berekening van de schaalanciënniteit gebeuren overeenkomstig bijlage 16. »

Art. 33.In hetzelfde statuut wordt het opschrift van deel VIII, titel 11, hoofdstuk 6, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK 6. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de administratie Waterwegen en Zeewezen ».

Art. 34.In artikel VIII 126 van hetzelfde statuut, wordt tussen de eerste en tweede zin, de volgende zin ingevoegd : « De duur van de stage bedraagt 12 maanden. »

Art. 35.In deel VIII, Titel 11, van hetzelfde statuut wordt een hoofdstuk 6ter ingevoegd, dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK 6ter. - Bijzondere bepalingen met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van de personeelsleden van de afdeling Personenvervoer en Luchthavens van de administratie Wegen en Verkeer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur Art. VIII 129quater. Voor de personeelsleden die op datum van inwerkingtreding van deze bepaling waren belast met de luchthaveninspectie en die in 1997 de door de afdeling Personenvervoer en Luchthavens georganiseerde cursus inzake luchthaveninspectie hebben gevolgd, wordt het volgen van deze cursus gelijkgesteld met het bezit van het getuigschrift, bedoeld in artikel VIII 97, § 1.

Art. VIII 129quinquies. De medewerker die meer dan tien jaar belast is met de luchthaveninspectie komt in aanmerking voor bevordering tot hoofdtechnicus, belast met luchthaveninspectie. »

Art. 36.Aan artikel XI 15, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de volgende zin toegevoegd : « Bij een meerling wordt deze periode verlengd tot negen weken. »

Art. 37.In deel XI, titel 4 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, wordt een artikel XI 21bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XI 21bis. Deze titel is tevens van toepassing op de stagiair. »

Art. 38.In deel XI van hetzelfde statuut wordt Titel 7 « Verlof voor loopbaanonderbreking « , gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, 26 juni 1996, 9 december 1997 en 26 mei 1998, vervangen door wat volgt : « TITEL 7. - Verlof voor loopbaanonderbreking HOOFDSTUK 1. - Algemene regeling Art. XI 43. § 1. De ambtenaar kan de loopbaan onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.

De ambtenaar kan de loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken. Een voltijdse loopbaanonderbreking kan onmiddellijk aansluiten bij een halftijdse en omgekeerd.

De maximumduur om voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking te krijgen, wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijke halftijdse loopbaanonderbrekingen die de ambtenaar als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten. § 2. In afwijking van § 1 kan een ambtenaar van minstens 50 jaar oud halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot het bereiken van de pensioenleeftijd, op voorwaarde dat hij schriftelijk zich ertoe verbindt deze halftijdse loopbaanonderbreking niet voor zijn pensionering stop te zetten.

Een ambtenaar van minstens 50 jaar kan halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensioenleeftijd nemen, ongeacht de totale duur van de loopbaanonderbrekingen die hij heeft genomen voor het begin van de halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensioenleeftijd. § 3. In afwijking van § 1 is de ambtenaar die de leidinggevende functie van afdelingshoofd, leidend ambtenaar of secretaris-generaal uitoefent, en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, uitgesloten van het voordeel van de loopbaanonderbreking.

Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst.

De stagiair is uitgesloten van loopbaanonderbreking.

Art. XI 44. De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal.

Art. XI 45. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.

Art. XI 46. Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties in principe verricht ofwel elke dag, ofwel in een vaste verdeling per week of per maand.

De halftijdse loopbaanonderbreking kan evenwel niet gecombineerd worden met verlof voor deeltijdse prestaties.

Art. XI 47. § 1. De ambtenaar die zijn beroepsloopbaan wenst te onderbreken deelt aan de secretaris-generaal onder wie hij ressorteert de begindatum van zijn loopbaanonderbreking mee en de duur ervan. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen.

Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden vóór de aanvang van de onderbreking, tenzij de secretaris-generaal op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De loopbaanonderbreking dient steeds in te gaan bij het begin van de maand. § 2. De overheid vult het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen in en geeft het af aan de ambtenaar.

Art. XI 48. Met een opzegging van twee maanden via een aangetekende brief gericht aan de secretaris-generaal onder wie hij ressorteert, kan de ambtenaar die zijn loopbaan onderbroken heeft zijn ambt opnieuw opnemen nog voordat de periode van onderbreking van zijn beroepsloopbaan verlopen is. HOOFDSTUK 2. - Bijzondere stelsels Afdeling 1. - Palliatief verlof

Art. XI 49. § 1. In afwijking van artikel XI 43, § 1, bedraagt de duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken per patiënt één maand, eenmaal verlengbaar met één maand. § 2. Onder « palliatieve zorgen » wordt begrepen : elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

Art. XI 50. Loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die de ambtenaar maximaal kan nemen.

Art. XI 51. De ambtenaar die loopbaanonderbreking neemt om palliatieve zorgen te verstrekken, deelt dit schriftelijk mee aan de secretaris-generaal van zijn departement. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve zorgen behoeft. Daaruit moet blijken dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verstrekken. De identiteit van de patiënt wordt niet vermeld.

In afwijking van artikel XI 47, § 1, kan de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. De kennisgevingstermijn, vermeld in artikel XI 47 § 1, is niet van toepassing.

Art. XI 52. In afwijking van artikel XI 43, § 3, geldt het recht op loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken voor alle ambtenaren en stagiairs. Afdeling 2. - Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of

familielid Art. XI 53. § 1. In afwijking van artikel XI 43, § 1, bedraagt de maximum-duur van de voltijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 12 maanden, en van de halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 24 maanden.

De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die de ambtenaar als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten voor de bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt. § 2. In afwijking van artikel XI 43 § 1 kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid worden genomen met al dan niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maand. § 3. Onder « zware ziekte » wordt begrepen elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd, en waarbij deze oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. § 4. Onder « gezinslid » wordt begrepen elke persoon die samenwoont met de ambtenaar.

Onder « familielid » wordt begrepen zowel de bloed- als de aanverwant tot de 2de graad.

Art. XI 54. Loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die de ambtenaar maximaal kan nemen.

Art. XI 55. De ambtenaar die loopbaanonderbreking neemt om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, deelt dit schriftelijk mee aan de secretaris-generaal van zijn departement, en voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de bijstand of verzorging behoeft. Daaruit moet blijken dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard om deze bijstand of verzorging te verstrekken. Op dit attest wordt tevens de identiteit van de patiënt vermeld.

In afwijking van artikel XI 47, § 1, kan de loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. De kennisgevingstermijn vermeld in artikel XI 47, § 1 is niet van toepassing.

Art. XI 56. In afwijking van artikel XI 43 § 3 geldt het recht op loopbaanonderbreking om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen voor alle ambtenaren en stagiairs. Afdeling 3. - Ouderschapsverlof

Art. XI 57. § 1. In afwijking van artikel XI 43, § 1 bedraagt de duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van voltijdse loopbaanonderbreking 3 maanden, en van het ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 maanden. § 2. Bij geboorte moet het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden voor het kind 4 jaar is.

Bij adoptie moet het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden binnen een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.

Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt. § 3. De ambtenaar die voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan voor dit kind geen ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen.

Art. XI 58. Het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking telt niet mee voor de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking waarop de ambtenaar recht heeft.

Art. XI 59. Ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking kan worden genomen onmiddellijk aansluitend op het bevallings-, het vaderschaps- of het opvangverlof.

Art. XI 60. In afwijking van artikel XI 43, § 3, geldt het recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voor alle ambtenaren en stagiairs.

De mannelijke ambtenaar heeft alleen recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voorzover de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het gaat om een kind dat door hem werd geadopteerd. HOOFDSTUK 3. - Onderbrekingsuitkeringen Art. XI 61. Aan de ambtenaar die zijn loopbaan overeenkomstig artikel XI 43 onderbreekt wordt een maandelijkse uitkering toegekend overeenkomstig de federale bepalingen terzake.

Art. XI 62. Indien de ambtenaar geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn verblijfplaats, of afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de uitzonderingen bepaald door de federale overheid. HOOFDSTUK 4. - Vervanging Art. XI 63. De vervanging van de ambtenaar in loopbaanonderbreking vindt plaats overeenkomstig de federale bepalingen, vastgesteld in het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.

Voor de vervanging van ambtenaren van minstens 50 jaar die halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot aan de pensioenleeftijd, worden bovendien alleen personen in aanmerking genomen die geslaagd zijn voor een vergelijkend wervingsexamen voor de graad waarin de vervanging gebeurt.

Art. XI 63bis. De vervangers van halftijdse loopbaanonderbrekingen tot aan de pensioenleeftijd van ambtenaren van minstens 50 jaar, worden in dienst genomen als stagiair. Hiertoe worden voormelde loopbaanonderbrekingen gegroepeerd per graad en per departement, en vervangen per voltijdse equivalent. »

Art. 39.In artikel XI 86 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 4 februari 2000, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° Aan 4° worden de woorden « van de ambtenaar, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende partner » toegevoegd;2° In 6° worden tussen de woorden « tweede graad » en de woorden « maar niet » de woorden « , een overgrootouder of een achterkleinkind » ingevoegd.

Art. 40.Aan artikel XI 87, 2° van hetzelfde statuut wordt na het eerste lid een lid ingevoegd luidend als volgt : « Indien de ambtenaar een betrekking wenst uit te oefenen als zelfstandige of bij een andere werkgever in de publieke of in de private sector waar geen stage of proefperiode dient doorlopen te worden, bedraagt de duur van het eenmalig contingent één jaar en bevindt de ambtenaar zich tijdens dit verlof in de stand non-activiteit. »

Art. 41.In artikel XI 89bis van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid wordt het woord « verklaard » geschrapt;2° In het tweede lid worden de woorden « de regeling van de herplaatsing » vervangen door de woorden « de regeling van de interne arbeidsmarkt bedoeld in artikel V 7, § 1.»

Art. 42.In deel XI van hetzelfde statuut wordt in het opschrift van Titel 12 en in de artikelen XI 90, § 1, tweede lid, en XI 94, tweede lid, het woord « nationale » vervangen door het woord « federale ».

Art. 43.Artikelen XI 96, XI 97, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, en XI 98 van hetzelfde statuut worden opgeheven.

Art. 44.In artikel XII 3 van hetzelfde statuut, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De bepalingen onder 1° en 2° van dit artikel gelden tevens voor de stagiair ».

Art. 45.Artikel XII 10 van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, wordt opgeheven.

Art. 46.In artikel XIII 13 van hetzelfde statuut, worden de woorden « in een in artikel XIII 10 bedoelde instelling », vervangen door de woorden « zoals bedoeld in artikel XIII 10 en XIII 11 ».

Art. 47.In artikel XIII 19 van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : In § 2 worden de woorden « De ambtenaar die werd herplaatst overeenkomstig artikel V 17 » vervangen door de woorden « De ambtenaar die werd overgeplaatst overeenkomstig artikel V 7, § 2 »;

In § 3 wordt het woord « herplaatste » vervangen door het woord « overgeplaatste » en wordt het woord « herplaatsing » vervangen door het woord « overplaatsing ».

Art. 48.In artikel XIII 33 van hetzelfde statuut worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, 1°, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 8 december 1994, 1 juni 1995, 4 november 1997, 28 april 1998 en 14 juli 1998, worden de woorden « (ten vroegste na een proefperiode van 2 jaar en op basis van een functioneringsevaluatie waaruit blijkt dat een grote deskundigheid werd verworven) » telkens vervangen door de woorden « (ten vroegste na een proefperiode van één jaar en op basis van een functioneringsevaluatie waaruit blijkt dat een grote deskundigheid werd verworven;van dit jaar kan afgeweken worden op basis van voorgaande bewezen nuttige ervaring in de openbare of privé-sector). » 2° een § 7 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 7.De stagiair die slaagt voor de in artikel VIII 96, eerste lid, 2° bedoelde bekwaamheidsproef en die operationeel ingezet wordt, heeft recht op 100 % van zijn salaris ».

Art. 49.Artikel XIII 40 van hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 50.In artikel XIII 58 van hetzelfde statuut, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Aan de ambtenaar van niveau D die belast is met de functie van vakleraar in de Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdzorg en die het bewijs levert dat hij een cursus van pedagogische bekwaamheid volgt of gevolgd heeft, wordt een maandelijkse toelage van 5.000 frank (100 %) toegekend. » 2° Een § 5 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5.De toelagen, vermeld in § 1, § 2 en § 3, zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regeling vastgesteld in artikel XIII 23. »

Art. 51.In artikel XIII 86 van hetzelfde statuut, worden paragraaf 1 en 2 vervangen, door wat volgt : « Art. XIII 86. § 1. Een haardtoelage wordt toegekend : 1° aan het gehuwde personeelslid of het personeelslid dat samenleeft tenzij de toelage toegekend wordt aan zijn echtgenoot of aan de persoon met wie hij samenleeft;2° aan het alleenstaande personeelslid van wie één of meer kinderen die recht geven op kinderbijslag deel uitmaken van het gezin. § 2. In het geval dat de twee echtgenoten of de twee personen die samenleven elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage of de standplaatstoelage te verkrijgen, wijzen ze in wederzijds akkoord diegene aan van de twee aan wie de toelage zal uitbetaald worden.

De uitbetaling van deze toelage wordt afhankelijk gesteld van een verklaring op erewoord die door het personeelslid wordt opgesteld volgens het als bijlage 13 bij dit besluit gevoegd model en toegestuurd aan de personeelsdienst. »

Art. 52.In artikel XIII 91 van hetzelfde statuut worden in 1°b) de woorden "overeenkomstig artikel XIII 23" toegevoegd.

Art. 53.Aan artikel XIII 106quaterdecies, § 1, van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995, worden de volgende woorden toegevoegd : « , behalve indien de loods in stage geslaagd is in de bekwaamheidsproeven bedoeld in artikel VIII 96, 2° en operationeel ingezet wordt ».

Art. 54.In artikel XIII 112 van hetzelfde statuut worden het eerste, tweede en derde lid opgeheven.

Art. 55.In artikel XIII 131 sexies van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 1998, wordt in § 1 het woord "ambtenaren" telkens vervangen door het woord "personeelsleden".

Art. 56.In artikel XIII 131 septies van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 1998, worden de woorden "56 % van de totale maandelijkse kostprijs van" vervangen door de woorden "de wettelijke werkgeversbijdrage voor".

Art. 57.In artikel XIV 5, § 2, 8°, van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 juni 1996, en artikel XIV 51, § 5 van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 24 maart 1998 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1998, wordt het woord « informatieambtenaar » vervangen door het woord « voorlichtingsambtenaar ».

Art. 58.In artikel XIV 5, § 2, 19° van hetzelfde statuut, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 januari 1997, worden de woorden « 1 betrekking van hoofdredacteur, » vervangen door de woorden « 1 betrekking van hoofdredacteur en 3 betrekkingen van redacteur ».

Art. 59.Aan artikel XIV 12 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 april 1998, 19 december 1998 en 28 januari 2000, wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt : »In afwijking van het eerste lid kan de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, op voorstel van de inhoudelijk bevoegde Vlaamse minister, een andere duur voor de proeftijd vaststellen ».

Art. 60.Aan deel XIV, titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 8 van hetzelfde statuut wordt een onderafdeling 5 toegevoegd die luidt als volgt : « Onderafdeling 5. - Intellectuele eigendomsrechten Art. XIV 27bis. Voor contractuele personeelsleden geldt dezelfde regeling inzake intellectuele eigendomsrechten als voor de ambtenaar ».

Art. 61.In deel XIV, titel 3, hoofdstuk 2 van hetzelfde statuut wordt Afdeling 5 « Loopbaanonderbreking », gewijzigd bij het besluit van de

Vlaamse regering van 26 mei 1998 en bestaande uit artikel XIV 36 en XIV 36bis, vervangen door wat volgt : « Afdeling 5. - Loopbaanonderbreking.

Art. XIV 36. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen overeenkomstig de arbeidsrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn voor het ministerie.

Art. XIV 36bis. Het contractuele personeelslid heeft recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om het recht op ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierden prestaties zijn tewerkgesteld.

Art. XIV 36ter. Het contractuele personeelslid heeft recht op loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om het recht op halftijdse loopbaanonderbreking voor het verstrekken van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierden prestaties zijn tewerkgesteld ».

Art. 62.Artikel XIV 37 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 1998 wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 37. Het contractuele personeelslid kan het gecontingenteerd verlof krijgen, vermeld in artikel XI 87.

Dit verlof is een gunst behalve wanneer het wordt gevraagd om een andere betrekking of een activiteit als zelfstandige uit te oefenen.

In dit geval geldt het gecontingenteerd verlof als een eenmalig recht.

Aan het contractuele personeelslid in proeftijd wordt geen gecontingenteerd verlof toegekend. »

Art. 63.In artikel XIV 43 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 en 19 december 1998, worden na de betrekking van deskundige (hofmeester) de volgende betrekkingen ingevoegd : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 64.Aan artikel XIV 44 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 23 december 1993, 12 juni 1995, 14 januari 1997, 28 april 1998, 29 juni 1999 en 28 januari 2000, wordt na de betrekking van hoofdredacteur bij het departement Onderwijs de volgende betrekking ingevoegd : « - redacteur bij het departement Onderwijs A211 ».

Art. 65.Aan het artikel XIV 50 van hetzelfde statuut wordt een derde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Wanneer het contractuele personeelslid ingevolge ziekteverlof of bevallingsverlof de brutojaarbezoldiging vermeld in artikel XIII 91, 3° niet volledig heeft ontvangen, wordt het bedrag van de eindejaarstoelage verminderd naar rato van het bedrag dat hem werd uitbetaald ».

Art. 66.In deel XIV, titel 4, hoofdstuk 1 van hetzelfde statuut wordt een artikel XIV 57sexies ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art.XIV 57sexies. § 1. De geldelijke anciënniteit van de contractuele adjunct van de directeur (statisticus-psycholoog) die op 1 januari 1999 in dienst genomen werd onmiddellijk aansluitend op prestaties bij de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding, bedraagt op laatstvermelde datum 5 jaar. § 2. De geldelijke anciënniteit van het contractuele personeelslid dat op 1 januari 1999 als arts in dienst genomen werd bij het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, administratie Gezondheidszorg, zonder voorgaande prestaties bij de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg en Tuberculosebestrijding, bedraagt op laatstvermelde datum 15 jaar. »

Art. 67.In artikel XV 5 van hetzelfde statuut worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, wordt vervangen door wat volgt : « Deel I.- Toepassingsgebied en algemene bepalingen Artikel I 3, § 1, 1°, wat de bevorderingen via examen of bekwaamheidsproef voor verhoging in graad en de aanwijzing in een mandaatgraad in niveau A van het niet-wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen betreft : 1 januari 1996 »; 2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt : « Deel V.- Het doeltreffend inzetten van het personeel TITEL 1. - Algemene bepalingen Artikel V 3, § 2, 1°, en § 3, tweede lid, wat de oproep gericht tot het niet wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen betreft : 1 januari 1996 »; 3° het zevende lid wordt vervangen door wat volgt : « TITEL 4.- De hiërarchische loopbaan van de ambtenaar Artikel VIII 53, wat de deelname van het niet-wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen betreft : 1 januari 1996 ».

Art. 68.Bijlage 3 gevoegd bij hetzelfde statuut wordt opgeheven.

Art. 69.In de bijlage 7 gevoegd bij hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 1 juni 1995, 12 juni 1995, 14 mei 1996, 20 juni 1996, 26 juni 1996, 19 december 1996, 11 maart 1997, 28 april 1998, 12 mei 1998, 9 februari 1999 en 16 maart 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Naast de graad van « hoofdtechnicus » wordt in kolom 5 de bepaling : « in de regionale luchthavens van de administratie Wegen en Verkeer voor de hoofdtechnicus belast met luchthavenpolitie en de hoofdtechnicus belast met de luchthaveninspectie : bevordering via vergelijkend examen voor verhoging in graad dat toegankelijk is voor de geslaagden van het examen afgelegd in een politieschool of voor het examen over de basiscursus « vliegveldinspectie » zoals bepaald in de functiebeschrijving », vervangen door de bepaling : « in de regionale luchthavens van de administratie Wegen en Verkeer : * bij bevordering tot hoofdtechnicus, belast met luchthavenpolitie : - geslaagd zijn voor het examen, afgelegd in een politieschool; - 2 jaar ervaring hebben op een luchthaven; * bij bevordering tot hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie : - in het bezit zijn van het getuigschrift van luchthaveninspectie overeenkomstig artikel VIII 97 en zoals bepaald in de functiebeschrijving; - 2 jaar ervaring hebben op een luchthaven; - als overgangsmaatregel, ook toegankelijk voor de medewerker die meer dan tien jaar belast is met de luchthaveninspectie (cfr. art. VIII 129quinquies) ». 2° Naast de graad van « technicus » wordt in kolom 5 de bepaling : « bij de regionale luchthavens van de administratie Wegen en Verkeer : * voor de technicus belast met de luchthavenpolitie : geslaagd zijn voor het examen afgelegd in een politieschool; * toepassing van artikel VIII 97 van dit besluit« vervangen door de bepaling : « bij de regionale luchthavens van de administratie Wegen en Verkeer : * voor de technicus belast met de luchthavenpolitie : geslaagd zijn voor het examen afgelegd in een politieschool; * voor de technicus belast met de luchthaveninspectie : in het bezit zijn van het getuigschrift van luchthaveninspectie overeenkomstig artikel VIII 97 en zoals bepaald in de functiebeschrijving. »

Art. 70.In de bijlage 10 gevoegd bij hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 en 26 juni 1999, worden de in bijlage I, gevoegd bij dit besluit, opgenomen bepalingen ingevoegd.

Art. 71.De bijlage 15 gevoegd bij hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 8 december 1994, 26 juni 1996, 28 april 1998, 16 juni 1998, 14 juli 1998 en 24 november 1998, wordt vervangen door bijlage II gevoegd bij dit besluit.

Art. 72.In het koninklijk besluit van 14 januari 1969 betreffende produktiviteitspremies ten gunste van de burgerlijk ingenieurs bij het Ministerie van Openbare Werken wordt een artikel 6bis ingevoegd dat luidt als volgt : «

Artikel 6bis.In toepassing van artikel 1 wordt elke opdracht, functie, mandaat, dienstaanwijzing of detachering die door de functioneel bevoegde Vlaamse minister of door de Vlaamse regering binnen de Gemeenschaps- of Gewestbevoegdheden, rechtstreeks of onrechtstreeks via delegatie verleend is, gelijkgesteld met een speciale opdracht zoals bedoeld in artikel 4 en 5, of de bijzondere opdracht zoals bedoeld in artikel 4, 5 en 6 al naargelang het geval. »

Art. 73.Dit besluit treedt heden in werking, behalve de volgende artikelen die uitwerking hebben vanaf de vermelde datum : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 74.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 april 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000 houdende tweede bijsturing van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 en andere bepalingen.

Brussel, 14 april 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

^