Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 april 2001
gepubliceerd op 08 augustus 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993, wat betreft de opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding voor ambtenaren die ontslagen worden

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035866
pub.
08/08/2001
prom.
20/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/20/2001035866/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 APRIL 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993, wat betreft de opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding voor ambtenaren die ontslagen worden


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het advies van het college van secretarissen-generaal van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, gegeven op 11 mei 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 6 juni 2000;

Gelet op het protocol nr. 152.432 van 10 oktober 2000 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering op 7 juli 2000, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies 30.886/3 van de Raad van State, gegeven op 13 februari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel VII 3, derde lid, van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 wordt vervangen door wat volgt : « Bij ambtshalve ontslag wegens medische ongeschiktheid ontvangt de stagiair een verbrekingsvergoeding die overeenstemt met het loon voor een periode gelijk aan de minimumduur nodig voor zijn opname in het stelsel van de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering. Op deze verbrekingsvergoeding worden de in dit verband vereiste werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort. »

Art. 2.Aan artikel VII 24 van hetzelfde statuut wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Wanneer de werknemers- en werkgeversbijdragen met betrekking tot de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden niet volstaan stort het ministerie bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de nog ontbrekende werkgevers- en werknemersbijdragen voor de opname van de stagiair in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

De duur van de periode gedekt door deze storting mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair. »

Art. 3.Aan artikel VII 25 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000, wordt een §3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. In het geval van ontslag van de stagiair zonder opzegging voor een zware fout, betaalt het ministerie aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor de opname van de stagiair in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

De duur van de periode gedekt door deze betaling mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair. »

Art. 4.Artikel IX 6 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995, wordt opgeheven.

Art. 5.Artikel XII 2 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000, wordt vervangen als volgt : « Art. XII 2. § 1. Ambtshalve en zonder opzegging wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van ambtenaar voor : 1° de ambtenaar van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure; die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar; 2° de ambtenaar die niet langer zijn burgerlijke en politieke rechten geniet, die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft, die niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten, of wiens lichamelijke ongeschiktheid werd vastgesteld of die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereiste, gesteld voor de ambten bedoeld in artikel VI 1, § 2;3° onverminderd de toepassing van een tuchtprocedure en de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking de ambtenaar die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft;4° de ambtenaar die wordt afgezet. § 2. De ambtenaar wiens onregelmatige benoeming, in het in § 1, 1° bedoelde geval, niet te wijten is aan arglist of bedrog in zijn hoofde, krijgt een verbrekingsvergoeding, die overeenstemt met drie maanden loon voor elke volledige of ingegane schijf van 5 jaar tewerkstelling als ambtenaar bij het ministerie. § 3. In de andere in § 1 vermelde gevallen, vindt het ontslag plaats zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. Het ministerie betaalt evenwel de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor opname van de betrokken ambtenaar in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

Bij betaling van de verbrekingsvergoeding vermeld in § 2 worden op deze verbrekingsvergoeding de werknemersbijdragen ingehouden voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering en samen met de werkgeversbijdragen gestort.

Indien deze bijdragebetaling niet volstaat, betaalt het ministerie de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding. § 4. Het ontslag van de ambtenaar van een lagere rang dan A4 wordt in de gevallen die opgesomd zijn als reden in § 1, sub 1°, 2° en 4° gegeven door de secretaris-generaal en in het geval dat als reden genoemd is sub 3° door de benoemende overheid.

Het ontslag van de ambtenaar van rang A4 wordt in elk van hogervermelde gevallen gegeven door de benoemende overheid. § 5. De in dit artikel uiteengezette regeling geldt ook voor de stagiairs, behalve § 2 en § 3, in het geval van ontslag wegens medische ongeschiktheid vermeld in artikel VII 3. »

Art. 6.In artikel XII 7 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 9 september 1997 en 14 april 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid wordt ambtshalve ondertekend door de benoemende overheid.

Het ontslag treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn. Deze opzeggingstermijn bedraagt drie maanden voor de ambtenaren die minder dan vijf jaar in dienst zijn als ambtenaar bij het ministerie. Deze termijn wordt vermeerderd met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst als ambtenaar bij het ministerie.

De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de betekening van het ontslag. De betekening gebeurt via aangetekend schrijven en heeft uitwerking de derde dag na de verzending.

In afwijking van het tweede lid kan in onderling akkoord tussen de benoemende overheid en de ambtenaar een langere opzeggingstermijn worden overeengekomen of kan de opzeggingstermijn worden ingekort.

De benoemende overheid kan evenwel beslissen dat het ontslag wegens beroepsongeschiktheid onmiddellijk ingaat, mits uitbetaling van een verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van een normale opzeggingstermijn. » 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Met het oog op de onderbrenging van de ambtenaar onder de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de desbetreffende werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort.

Indien deze bijdragebetaling niet volstaat, betaalt het ministerie de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding. »

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 april 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport, J. SAUWENS

^