gepubliceerd op 18 juli 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 inzake de uitvoering van het sectoraal akkoord 1995-1996
26 MEI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 inzake de uitvoering van het sectoraal akkoord 1995-1996
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 23 december 1993, 7 december 1994, 8 december 1994, 1 juni 1995, 12 juni 1995, 14 mei 1996, 20 juni 1996, 26 juni 1996, 19 december 1996, 14 januari 1997, 4 februari 1997, 11 maart 1997, 21 mei 1997, 24 juni 1997, 9 september 1997, 16 september 1997, 4 november 1997, 2 december 1997, 9 december 1997, 17 december 1997, 3 maart 1998 en 24 maart 1998;
Gelet op het advies van het college van secretarissen-generaal van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, gegeven op 9 juli 1997;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 30 juni 1997;
Gelet op het protocol nr. 85.213 van 26 november 1997 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 16 december 1997, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 10 februari 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel VI 2, § 1, van het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993 worden de volgende wijzigingen aangebracht 1° 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° in het bezit zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenstemt met het niveau van de te verlenen graad volgens bijlage 4 bij dit besluit en behalve de uitzonderingen bepaald door de Vast Wervingssecretaris;2° een tweede lid wordt toegevoegd dat luidt als volgt : « Houders van een diploma of getuigschrift dat toegang verleent tot een bepaald niveau worden uitgesloten van inschrijving voor een wervingsexamen voor een lager niveau. De voorwaarde dat men geen hoger diploma of getuigschrift mag bezitten geldt niet voor : - de diploma's die behaald werden na de inschrijving voor het wervingsexamen; - de toegang tot de niveaus D en E waarvoor bepaalde diploma's of getuigschriften wel in aanmerking worden genomen indien dit wordt vereist in de functiebeschrijving of het examenreglement. »
Art. 2.In hetzelfde statuut wordt een artikel VI 35bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VI 35bis. De bepaling van artikel VI 2, § 1, tweede lid, luidens welke de kandidaat voor inschrijving voor een wervingsexamen geen hoger diploma of getuigschrift mag bezitten dan vereist wordt voor het niveau van de vacante betrekking, geldt niet voor : - de geslaagden van de wervingsexamens die werden aangevangen vóór 1 juli 1997; - de deelnemers aan het wervingsexamen van technicus (functie bos- en natuurwachter) met nummer ANV 98003 die houder zijn van het bekwaamheidsgetuigschrift in de bosbouwkunde. »
Art. 3.In artikel XI 36 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 en 14 mei 1996, wordt § 5 vervangen door wat volgt : « § 5. De in § 1 bedoelde machtiging mag niet worden toegekend aan de leidinggevende ambtenaar van niveau A. »
Art. 4.In artikel XI 41 van hetzelfde statuut wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. In afwijking van artikel XI 35 is het verlof voor verminderde prestaties een recht voor volgende ambtenaren : 1° de ambtenaar van niveau B en lager die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt;2° de ambtenaar die ten minste twee kinderen ten laste heeft die nog niet de leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben, met uitzondering van de leidinggevende ambtenaar van niveau A.»
Art. 5.In artikel XI 43, § 1 van hetzelfde statuut, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 december 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het tweede lid worden de woorden « ten minste twaalf weken » vervangen door de woorden « ten minste drie maanden » en de woorden « naar aanleiding van de geboorte van een kind » door de woorden « naar aanleiding van geboorte of adoptie van een kind ».2° Het derde lid wordt vervangen door wat volgt : Wanneer de ambtenaar de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 als het een vrouwelijke ambtenaar betreft; - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijke ambtenaar betreft.
Art. 6.In artikel XI 45, § 2 van hetzelfde statuut, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 9 december 1997, worden in 2° de woorden « 12 weken » vervangen door de woorden « drie maanden » en de woorden « naar aanleiding van de geboorte van een kind » door de woorden « naar aanleiding van geboorte of adoptie van een kind ».
Art. 7.Artikel XI 89 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 89. Het gecontingenteerd verlof van artikel XI 87, 1° en 3° en van artikel XI 88 wordt aangevraagd en toegestaan overeenkomstig de procedure bepaald in artikel XI 36, §§ 1, 2 en 3.
Het gecontingenteerd verlof van artikel XI 87, 2° is een recht en wordt aangevraagd en toegestaan overeenkomstig de artikelen XI 36, § 1 en § 2 eerste, derde en vierde lid. »
Art. 8.In Deel XI, Titel 11 van hetzelfde statuut wordt een artikel XI 89 bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XI 89bis. De betrekking van de ambtenaar die een gecontingenteerd verlof krachtens artikel XI 87, 2°, krijgt, wordt vacant verklaard.
De ambtenaar die na een gecontingenteerd verlof, bedoeld in artikel XI 87, 2°, opnieuw in dienst treedt, valt onder de regeling van de herplaatsing. »
Art. 9.In artikel XIII 9, § 1, 6° van hetzelfde statuut gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 1995 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede punt worden de woorden « wegens beroepsloopbaanonderbreking of loopbaanhalvering » vervangen door het woord « loopbaanonderbreking »;2° een zesde punt wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « .wegens vormingsverlof ».
Art. 10.In deel XIII « Geldelijk Statuut » van hetzelfde statuut wordt tussen titel 5 en titel 6 een titel 5bis ingevoegd, die luidt als volgt : « Titel 5bis - Sociale Voordelen : Werkgeversbijdrage in de kosten van het woon- werkverkeer voor de ambtenaar die de arbeidsplaats moeilijk of niet kan bereiken met het gemeenschappelijk openbaar vervoer Afdeling 1. Recht op tegemoetkoming
Art. XIII 131bis. De ambtenaar die zijn werkplaats moeilijk of niet met het gemeenschappelijk openbaar vervoer kan bereiken, ofwel omdat de werkplaats te ver van een halte van het gemeenschappelijk openbaar vervoer gelegen is, ofwel omdat de werkplaats wegens de door de overheid opgelegde arbeidstijdregeling moeilijk of niet met het gemeenschappelijk openbaar vervoer te bereiken is, heeft recht op de werkgeversbijdrage vermeld in artikel XIII 131septies.
Art. XIII 131ter. Van de toepassing van dit hoofdstuk worden uitgesloten : 1° de ambtenaren van niveau A;2° de radarwaarnemers;3° de varende personeelsleden voor wie de reistijd voor het woon-werkverkeer geheel of gedeeltelijk wordt aangerekend als arbeidstijd;4° de leden van het bedieningspersoneel van de kunstwerken van de adminstratie Waterwegen en Zeewezen die ingevolge een ministeriële brief op persoonlijke titel de regeling genieten die in 1993 werd ingevoerd in samenhang met de verplichte standplaatswijziging;5° de personeelsleden van de administratie Wegen en Verkeer die ingeschakeld worden in de winterdienst;6° de bosarbeiders. Afdeling 2. Toekenningsvoorwaarden
Art. XIII 131quater. De werkplaatsen die moeilijk of niet te bereiken zijn met het gemeenschappelijk openbaar vervoer worden bepaald bij omzendbrief. Als moeilijk of niet te bereiken werkplaats worden beschouwd : 1° werkplaatsen waarvan de dichtstbijzijnde halte van het gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel zich op minimum 3 km van de werkplaats bevindt;2° werkplaatsen die zich op minder dan 3 km van een halte van een openbaar vervoermiddel bevinden maar waar de ambtenaar onder een zodanige arbeidstijdregeling (ploegensysteem) dient te presteren dat het begin- en/of einduur buiten de bedieningsuren van het gemeenschappelijk openbaar vervoer vallen. Art. XIII 131quinquies. Het afdelingshoofd beslist voor de werkplaats die zich op minder dan 3 km van de dichtstbijzijnde halte van een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel bevindt, welke ambtenaar een arbeidstijdregeling (geen ploegensysteem) heeft waarvan het begin- en/of einduur buiten de bedieningsuren van het gemeenschappelijk openbaar vervoer vallen of nopen tot een combinatie van privé vervoer en gemeenschappelijk openbaar vervoer, omdat men anders de woonplaats niet meer of de werkplaats niet tijdig kan bereiken. Afdeling 3. Bedrag van de tegemoetkoming
Art. XIII 131sexies. § 1. Aan de bestuurders van dienstwagens die in het kader van het woon-werkverkeer geregeld andere ambtenaren gaan ophalen, wordt een jaarlijkse forfaitaire toelage van 10.242 fr. (100 %) toegekend. De ambtenaar die ressorteert onder de specifieke regeling van de winterdienst en buiten deze periode ambtenaren ophaalt ontvangt een jaarlijkse forfaitaire toelage van 5.121 fr. (100 %). § 2. De toelage volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van artikel XIII 23. § 3. In voorkomend geval wordt de toelage uitbetaald pro rata van het aantal maanden waarin de ambtenaar in voldoende mate anderen is gaan ophalen.
Art. XIII 131septies. Bij gebrek aan dienstvervoer heeft de ambtenaar die met een privé-vervoermiddel naar het werk komt, recht op een werkgeversbijdrage gelijk aan 56% van de totale maandelijkse kostprijs van een treinkaart 2e klas voor dezelfde afstand. Ook de eventuele passagiers hebben recht op deze werkgeversbijdrage.
Art. XIII 131octies. De diensten waar nu een andere, gunstigere regeling bestaat, behouden deze gunstigere regeling. Afdeling 4. Toepassingsgebied
Art. XIII 131novies. Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiairs. »
Art. 11.Aan artikel XIII 150 van hetzelfde statuut worden een paragraaf toegevoegd die luidt als volgt : « § 4. De ambtenaar die overeenkomstig de regeling vermeld in het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voor zijn dienstreizen gebruik maakt van een eigen wagen, heeft vanaf 1 januari 1997 recht, als vergoeding van al de kosten die uit het gebruik van dat voertuig voortspruiten, op een kilometervergoeding zoals bepaald in onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze vergoedingen volgen de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regeling vastgesteld in artikel XIII 23.
Art. 12.In artikel XIV 7 van hetzelfde statuut worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° een diploma of getuigschrift bezitten dat overeenstemt met het niveau van de vacante betrekking, met uitsluiting van hogere diploma's of getuigschriften en dat eventueel in de functiebeschrijving nader wordt bepaald »;2° een tweede lid wordt toegevoegd dat luidt als volgt : « De voorwaarde vermeld in het eerste lid, 5° geldt niet : - wanneer het hoger diploma of getuigschrift werd behaald na de inschrijving of na het slagen voor de selectieprocedure voor de vacante betrekking; - voor de contractuele personeelsleden die worden in dienst genomen ter vervanging van personeelsleden met loopbaanonderbreking; - bij verlenging van lopende arbeidsovereenkomsten.
Art. 13.Artikel XIV 36 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 36. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering die geldt in de privé-sector. »
Art. 14.In deel XIV, Titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van hetzelfde statuut wordt een artikel XIV 36bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIV 36bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.
Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is; - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is. »
Art. 15.Artikel XIV 37 van hetzelfde statuut wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 37. Het contractuele personeelslid kan het gecontingenteerd verlof krijgen vermeld in artikel XI 87.
Dit verlof is een gunst behalve als het wordt gevraagd om een stage of een proeftijd bij dezelfde of een andere werkgever te vervullen. In dit geval geldt het gecontingenteerd verlof als een eenmalig recht.
Aan het contractuele personeelslid in proeftijd wordt geen gecontingenteerd verlof toegekend. »
Art. 16.In deel XIV, Titel 3, hoofdstuk 2 van hetzelfde statuut wordt de volgende afdeling toegevoegd : « Afdeling 11. Vormingsverlof Art. XIV 40ter. Het contractuele personeelslid kan vormingsverlof verkrijgen overeenkomstig de regeling die voor de ambtenaar werd vastgesteld in het artikel XI 84 op voorwaarde dat de opgedane kennis nog tijdens de tewerkstelling bij het ministerie kan worden gevaloriseerd. »
Art. 17.In artikel XIV 51 van hetzelfde statuut wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Het contractuele personeelslid heeft recht op dezelfde vergoedingen, toelagen en sociale voordelen als de ambtenaar die dezelfde functie uitoefent, met uitzondering van de vergoeding wegens begrafeniskosten. »
Art. 18.In hetzelfde statuut wordt in deel XIV, titel 4, hoofdstuk 1, voor het artikel XIV 52, een artikel XIV 51quater ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIV 51quater. De voorwaarde dat de kandidaat voor een contractuele betrekking geen hoger diploma of getuigschrift mag bezitten dan vereist voor het niveau van de vacante betrekking, geldt niet : - wanneer de aanwervingsprocedure voor de vacante betrekking werd aangevangen vóór 1 november 1997; - bij vervanging van personeelsleden met een uitdovende graad die in de A-kolom van de personeelsformatie wordt vervangen door een hogere graad. »
Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 1997, met uitzondering van : 1° de artikelen 7, 8, 11 en 15, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1997;2° artikelen 10 en 17 die uitwerking hebben met ingang van 1 april 1997;3° de artikelen 1 en 2 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 1997;4° de artikelen 9, 2° en 16 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1997.
Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 26 mei 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE