Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 september 2022
gepubliceerd op 20 december 2022

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2022042111
pub.
20/12/2022
prom.
15/09/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 SEPTEMBER 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten1 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap


Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op het artikel 40, § 1, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur;

Gelet op de Ordonnantie houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, inzonderheid op de artikelen 27 en 28 ;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op de artikelen 488, § 2, en 536 ;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 23 september 2021;

Gelet op de Gelijke kansentest ;

Gelet op de akkoordbevindingen van de Minister van Begroting, gegeven op 27 oktober 2021;

Gelet op het protocol nr. 2022/15 van 28 juni 2022 van het Sectorcomité XV ;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 14 juli bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2/, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister bevoegd voor Mobiliteit, Openbaar Ambt en Verkeersveiligheid ;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten1 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap.

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten1 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap wordt vervangen als volgt: « Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder: 1° Parkeeragentschap: het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap, opgericht bij artikel 25 van de ordonnantie van 22 januari 2009 houdende de organisatie van het parkeerbeleid en de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap;2° De Regering: de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° De Minister: de Minister bevoegd voor het Openbaar Ambt;4° de functioneel bevoegde minister: de minister of staatssecretaris waarvan het Parkeeragentschap afhangt krachtens de bevoegdheden die hij uitoefent;5° Vakorganisaties: de representatieve vakorganisaties die zetelen in het bevoegde Sectorcomité in uitvoering van artikel 8, § 1, van de wet van 19 december 1974Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1974 pub. 05/10/2012 numac 2012000586 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.6° steward : personeelslid belast met het controleren van het parkeren op straat;7° steward teamleider: ambtenaar belast met het toezicht op een team van stewards;8° steward antenneleider: ambtenaar belast met het toezicht op meerdere teams van stewards op het niveau van een antenne.

Art. 2.In hetzelfde besluit, wordt een nieuw artikel 1/1 ingevoegd, luiden als volgt: « 1/1. § 1. De kennisgeving of de betekening van een stuk in dit besluit geschiedt, behoudens uitzondering: Hetzij middels de afgifte tegen een gedateerd en getekend ontvangstbewijs;

Hetzij middels aangetekende zending;

Hetzij middels aangetekende zending met ontvangstbewijs. § 2. Elke termijn wordt berekend, behoudens uitzondering: Wanneer de kennisgeving is gebeurd bij afgifte tegen een getekend en gedateerd ontvangstbewijs, de dag volgend op de afgifte, en deze dag is inbegrepen in de termijn;

Wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende zending, vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van de brief, en is die dag inbegrepen in de termijn;

Wanneer de kennisgeving is gebeurd bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, vanaf de eerste dag die volgt op deze waarop de brief aangeboden werd, en deze eerste dag is inbegrepen in de termijn.

Het postmerk geldt als bewijs, zowel voor de verzending als voor de ontvangst of de weigering.

Wanneer dit besluit voorziet in een termijn, wordt deze berekend in kalenderdagen, met inbegrip van zaterdagen, zondagen en de feestdagen bepaald in artikel 161, § 1.

Wanneer dit besluit voorziet in een termijn uitgedrukt in werkdagen, dan omvat deze termijn alle dagen van de week behalve zaterdagen, zondagen en feestdagen bepaald in artikel 161, § 1.

De termijn omvat de vervaldag. Wanneer de vervaldag evenwel een zaterdag, een zondag of een feestdag is, zoals bedoeld in artikel 161, § 1, wordt de vervaldag verplaatst naar de eerstvolgende werkdag. Als deze dag valt tussen 25 december en 1 januari, wordt hij verplaatst naar de eerst volgende werkdag na 1 januari.

Indien dit besluit voorziet in de versturing via aangetekende zending met of zonder ontvangstbewijs wordt het versturen via een elektronische procedure, die op een aantoonbare wijze en aangepast aan de omstandigheden, de authenticiteit en de integriteit van de inhoud van de communicatie waarborgt, beschouwd als equivalent. Het gebruik van de elektronische identiteitskaart of de elektronische vreemdelingenkaart kan verplicht worden opgelegd. »

Art. 3.Artikel 3, paragraaf 10, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « § 10. Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen en hiervan een kopie te krijgen. »

Art. 4.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De ambtenaren van het Parkeeragentschap worden benoemd in graden. »

Art. 5.Artikel 6, tweede lid, 5°, van hetzelfde besluit, wordt geschrapt.

Art. 6.In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de twee laatste zinnen geschrapt en de puntkomma na de termen « D1 : klerk » wordt vervangen met een punt.

Art. 7.Het opschrift van hoofdstuk 4 van titel 1 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het personeelsplan en het organogram »

Art. 8.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Om het werk te organiseren, werkt de directieraad het personeelsplan en organogrammen uit. Het personeelsplan is een plan waarin per bestuur, per niveau, per rang en per graad het aantal personeelsleden, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, vastgelegd wordt dat noodzakelijk geacht wordt om de opdrachten, toegewezen aan de instelling, uit te oefenen. »

Art. 9.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De directieraad werkt een voorstel van personeelsplan uit.

De directieraad bereidt minstens één personeelsplan per begrotingsjaar voor en legt het voor ten laatste op 28 februari van het jaar waarin het plan wordt uitgevoerd.

Het personeelsplan moet verenigbaar zijn met de beschikbare budgettaire middelen voor het betrokken begrotingsjaar.

De raad van bestuur keurt het personeelsplan goed middels een positief advies van de commissarissen van de Regering met betrekking tot het voldoen van het plan aan de budgettaire, wettelijke en reglementaire bepalingen en aan de bepalingen van het beheerscontract.

Bij gebrek aan dit advies binnen de termijn van een maand, te rekenen vanaf de verzending aan de commissarissen van de Regering, wordt het advies als positief beschouwd.

Bij gebrek aan positief advies van één of meerdere commissaris(sen) van de Regering, kan de functioneel bevoegde Minister het personeelsplan goedkeuren via een akkoord van de ministers die begroting en openbaar ambt onder hun bevoegdheid hebben.

Bij gebrek aan akkoord van een van deze laatste, zal de bevoegde minister het plan ter goedkeuring voorleggen aan de Regering. § 2. Bij gebreke van een vastlegging van het personeelsplan, blijft het laatste bepaalde plan van toepassing. § 3. De vaststelling van het personeelsplan, houdt de toestemming in van de invulling van de daarin voorziene betrekkingen door aanwerving, promotie, mobiliteit of indienstneming. § 4. Het personeelsplan, en alle wijzigingen ervan, worden meegedeeld aan alle personeelsleden en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. »

Art. 10.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het organogram geeft de functionele, organisatorische en hiërarchische verbanden binnen het Parkeeragentschap.

De raad van bestuur stelt het organigram vast.

Het organigram van het Parkeeragentschap, evenals elke wijziging die er wordt aan aangebracht, wordt bij wijze van dienstnota of onverschillig welk ander intern communicatiemiddel aan alle personeelsleden medegedeeld. »

Art. 11.Het opschrift van hoofdstuk 7 van titel 1 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De gewestelijke kamer van beroep »

Art. 12.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De gewestelijke kamer van beroep ingesteld door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief en geldelijk statuut van de ambtenaren van de gewestelijke overheidsdiensten van Brussel is bevoegd voor beroepen inzake stage, evaluatie, afwezigheden, verloven, disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst en verklaring van definitieve arbeidsongeschiktheid volgens dezelfde regels inzake procedure en werking. § 2. De ambtenaren van het Parkeeragentschap zullen onderworpen worden aan de procedureregels voorzien in het besluit van 21 maart 2018, behoudens specifieke bepalingen voorzien in dit besluit. »

Art. 13.Hoofdstuk 8 van titel 1 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 14.Titel 3 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « TITEL 3. - DE WERVING, DE STAGE EN DE BENOEMING HOOFDSTUK 1. - De werving en de selectie Afdeling 1. - Toekenningswijzen van de betrekkingen, de benoemings-,

toelaatbaarheids- en wervingsvoorwaarden

Art. 18.Op voorstel van het HRM kiest de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal één of meerdere van de volgende mogelijkheden : - Interne mutatie ; - Intraregionale mobiliteit ; - Externe mobiliteit ; - Overgang tot een hoger niveau ; - Aanwerving.

Art. 19.§ 1. Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet voldoet aan de hiernavolgende voorwaarden : 1° Voldoen aan de opgelegde toelatingsvoorwaarden van de in te vullen betrekking;2° Slagen voor de voorziene vergelijkende proeven;3° Met goed gevolg de stage volbrengen, behalve in geval van vrijstelling zoals bepaald in artikel 38ter; § 2. Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet voldoet aan de hiernavolgende algemene toelaatbaarheidsvereisten. 1° Belg zijn wanneer de uit te oefenen functies verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag en ten doel hebben de algemene belangen van de Staat, van een Gemeenschap of van een Gewest te behartigen;2° gedrag vertonen in overeenstemming met de eisen van de beoogde betrekking;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten.4° houder zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenkomt met het niveau van de te verlenen graad, volgens bijlage 2 van dit besluit.Voorafgaand aan de voorziene vergelijkende selectie kan door de raad van bestuur, bij gemotiveerde beslissing, worden afgeweken van de diplomavereiste in geval van schaarste op de arbeidsmarkt. § 3. Voor bepaalde selecties kunnen volgende bijzondere toelaatbaarheidsvoorwaarden voorzien worden : 1° het bezitten van een specifiek diploma dat in het bijzonder toegang verleent tot de functie waarvoor de selectie georganiseerd wordt;2° relevante werkervaring wanneer de aard van de te verlenen betrekking zodanige eisen wettigt;3° het toelaten van studenten die in het laatste jaar zitten van de studies voor het behalen van het vereiste diploma of getuigschrift, wanneer de organisator van de selectie vermoedt dat het aantal deelnemers niet groot genoeg zal zijn om voldoende kandidaten of geslaagden te kunnen weerhouden;in welk geval zij die geslaagd zijn voor het examen van het voorlaatste jaar en verklaren dat zij het examen van het laatste jaar voor de examencommissie van hun Gemeenschap zullen afleggen, ook tot dat wervingsexamen worden toegelaten. Voor hun benoeming kunnen de geslaagden van deze selecties zich slechts vanaf de dag waarop zij aan de organisator van de selectie het vereiste diploma of studiegetuigschrift hebben voorgelegd, op hun rangschikking beroepen; 4° behalve de in paragraaf 2, 4° vermelde diploma's en getuigschriften, de volgende diploma's en getuigschriften aanvaarden voor de selectie in een bepaalde graad wanneer de vereisten van de uit te oefenen functies dit toelaten : a) diploma's en getuigschriften van het onderwijs voor sociale promotie en van het kunstonderwijs voor socioculturele promotie;b) diploma's en getuigschriften van het technisch onderwijs, kunstonderwijs of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan;5° voor de selectie van bepaalde functies van niveaus D, het bezit van bepaalde diploma's, vormingsattesten of bevoegheidstitels als dit verantwoord is vanwege de technische of de gespecialiseerde aard van de uit te oefenen functies;6° voor de selectie in bepaalde graden van de niveaus A, B en C de vormingsdiploma's of vormingsgetuigschriften of competentie titels eisen als dit verantwoord is vanwege de technische of de gespecialiseerde aard van de uit te oefenen functies en voor zover de houders van die diploma's en getuigschriften eveneens houder zijn van één van de studiebewijzen vermeld in paragraaf 2, 4°.7° medische geschiktheid voor de uit te oefenen functie, indien de aard van de functie dit vereist;8° andere voorwaarden vereist door de aard van het ambt. Afdeling 2. - Organisatie van de vergelijkende selecties en

samenstelling van de selectiecommissies

Art. 20.Er kunnen vergelijkende selecties georganiseerd worden voor alle graden, behalve voor de graden die bij mandaat verleend moeten worden.

Art. 21.§ 1. De vergelijkende selecties worden door het HRM georganiseerd, bij besluit en overeenkomstig de richtlijnen van de raad van bestuur. § 2. Voor elke vergelijkende selectie worden selectiecomités samengesteld.

In de selectiecomités zetelen een voorzitter en minstens twee bijzitters of hun plaatsvervangers. De voorzitter en de bijzitters of hun plaatsvervangers hebben stemrecht. De besluitvorming gebeurt via meerderheid van stemmen.

De raad van bestuur benoemt de leden van het comité onder de personen die specifiek geschikt zijn omwille van hun competentie.

De leden van de jury kunnen een toelage ontvangen. Het bedrag van deze toelage wordt bepaald door de raad van bestuur.

Afgevaardigden van de vakbondsorganisaties mogen deelnemen aan deze sessies. Ze mogen geen contact hebben met de kandidaten. Minstens acht dagen voor elke proef worden ze hiervoor uitgenodigd.

Ze mogen de sessie slechts verlaten na het verstrijken van de aangeduide tijd of na akkoord van de voorzitter. Ze mogen niet deelnemen aan de deliberaties. § 3. In afwijking van de paragrafen 1 en 2 kan de raad van bestuur de volledige of gedeeltelijke organisatie van een vergelijkende selectie toevertrouwen aan Brussel Openbaar Ambt.

Als beroep gedaan wordt op Brussel Openbaar Ambt stellen de directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal van het Agentschap enerzijds en de leidend ambtenaar van Brussel Openbaar Ambt anderzijds een samenwerkingsprotocol op.

Art. 22.§ 1. De vergelijkende selectie wordt minstens door middel van publicatie in het Belgisch Staatsblad aankondigd.

Het bericht vermeldt minstens de laatste dag waarop kan worden gesolliciteerd en of er eventueel een wervingsreserve wordt aangelegd van de laureaten. Desgevallend wordt de geldigheidsduur van en het aantal laureaten dat opgenomen wordt in de wervingsreserve vermeld. § 2. Wanneer een vergelijkende selectie wordt georganiseerd, wordt de datum bepaald waarop de kandidaten moeten voldoen aan de diplomavoorwaarden of de voorwaarden met betrekking tot studiegetuigschriften, en in voorkomend geval, de datum waarop de kandidaten een minimumleeftijd bereikt moeten hebben of over specifieke professionele vaardigheden moeten beschikken. § 3. Het HRM, Brussel Openbaar Ambt roept op de kandidaten die toegelaten worden om deel te nemen aan de selectieproeven voorzien door het selectieprogramma. § 4. Het HRM, Brussel Openbaar Ambt controleert de algemene en specifieke toelaatbaarheidsvoorwaarden voor de betrekking waarnaar de kandidaten meedingen.

Vanaf het moment dat vastgesteld wordt dat een kandidaat niet voldoet of niet kan voldoen aan één van de algemene voorwaarden of aan de bijzondere toelatingsvoorwaarden gesteld voor de betrekking waarvoor de kandidaat solliciteert, dan wordt de kandidaat uitgesloten van de vergelijkende selectie en de beslissing en de redenen hiertoe worden hem meegedeeld. HOOFDSTUK 2 - Vergelijkende selecties Afdeling 1. - De selectieproeven, over de samenstelling en de

raadpleging van de wervingsreserve en van de wervingsreserve van de andere overheden.

Art. 23.§ 1. Een vergelijkende selectie is een selectie die leidt tot een rangschikking van de geslaagden op basis van een functiebeschrijving.

De functiebeschrijving wordt voorafgaandelijk aan de organisatie van de vergelijkende selectie opgesteld door de HRM. De raad van bestuur is gehouden door de rangschikking van de geslaagden. § 2. Een vergelijkende selectie kan meerdere opeenvolgende modules van proeven omvatten waarbij de kandidaat enkel tot de volgende module wordt toegelaten op voorwaarde dat hij geslaagd is voor de vorige. In dit geval wordt de rangschikking enkel vastgelegd op basis van de resultaten van de laatste module.

Indien meerdere vergelijkende selecties binnen eenzelfde niveau een module gemeenschappelijk hebben, worden de geslaagden vrijgesteld voor deze module wanneer ze deelnemen aan een andere vergelijkende selectie. De geldigheidsduur van de vrijstelling wordt bepaald bij de betekening van het resultaat. Deze bedraagt minimaal twee jaar.

Een kandidaat die niet geslaagd is voor een module van een vergelijkende selectie wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van het opnieuw afleggen van dezelfde module. § 3. Een bijkomende vergelijkende proef kan worden georganiseerd op beslissing van het HRM, indien de aard van de te betrekken functie dit vereist en op basis van een functiebeschrijving. Deze proef leidt, voor deze functie, tot een aparte rangschikking van de geslaagden.

De deelname aan de bijkomende vergelijkende proef is niet verplicht.

Een maximum aantal deelnemers wordt voor deze proef bepaald, rekening houdend met de rangschikking.

De geslaagden voor deze proef, evenals de kandidaten die niet geslaagd zijn, behouden de rangschikking bedoeld in § 2. § 4. De vergelijkende selecties worden georganiseerd voor de benoeming in de rangen A1 tot A3 en in de niveaus B, C en D.

Art. 24.§ 1. Voor de vergelijkende selecties, georganiseerd op basis van artikel 22, kan een reserve van de geslaagden worden aangelegd. § 2. Het aantal geslaagden dat in deze reserve wordt opgenomen, wordt bepaald op basis van het aantal verwachte betrekkingen. § 3. De geldigheidsduur van een wervingsreserve wordt bepaald op maximum twee jaar.

De directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal kan de termijn van de aangelegde reserves verlengen, telkens met een periode van maximum een jaar.

Art. 25.De geslaagden van een wervingsreserve worden uitgenodigd om deel te nemen aan een complementaire vergelijkende selectie zoals geviseerd door artikel 22 § 3 met het oog op het invullen van een andere betrekking dan degene waarvoor de kandidaten werden gerangschikt. Afdeling 2. - Regels voor de toelating van de geslaagden

Art. 26.§ 1. Elke geslaagde krijgt bericht van zijn resultaat en zijn rangschikking. § 2. De geslaagden die een betrekking aanvaarden, verbinden er zich toe in dienst te treden. Zij die na deze aanvaarding weigeren in dienst te treden, worden ambtshalve uit de reserve geschrapt, behalve in een met redenen omkleed geval van overmacht.

Als de geslaagde de betrekking aanvaard heeft, vergewist het HRM zich ervan dat hij aan alle vereiste voorwaarden voldoet.

Art. 27.Na het afsluiten van het proces-verbaal van de selectie, worden de batig gerangschikte geslaagden die aan de gestelde eisen voldoen, in de volgorde van hun rangschikking, tot de stage toegelaten in de functie waarvoor zij hebben meegedongen.

Zij worden voor een vacante betrekking van die graad aangewezen. Afdeling 3. - Oproep tot indiensttreding van de geslaagden

Art. 28.Het HRM roept de geselecteerde kandidaat op tot indiensttreding. Het HRM stelt een maximumtermijn vast voor zijn indiensttreding.

Wanneer de geslaagde nog gebonden is door een arbeidsovereenkomst houdt het HRM rekening met een eventuele opzegtermijn.

Indien de geslaagde de betrekking niet binnen de gestelde termijn kan invullen, roept het HRM de volgende gerangschikte op. HOOFDSTUK 3. - De stage

Art. 29.De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit besluit.

De volgende in dit besluit opgenomen bepalingen zijn op de stagiair van toepassing : 1° de rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten;2° de tuchtregeling;3° de administratieve standen;4° de geldelijk statuut; 5° het ambtshalve verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en de definitieve ambtsneerlegging.; 6° de gemiddelde maximum arbeidsduur. De stagiair geniet : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° de feestdagen;3° het omstandigheidsverlof;4° het bevallingsverlof;5° het verlof wegens ziekte;6° de disponibiliteit wegens ziekte;7° verloven om in geval van ernstige ziekte of ongeval een persoon bij te staan die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont;8° het verlof voor detachering bij een ministerieel kabinet;9° het verlof om een politiek mandaat uit te oefenen;10° verlof voor loopbaanonderbreking voor palliatieve verzorging en verlof voor loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof;11° verlof voor wederoproeping als reservist;12° verlof om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen.13° het verlof wegens opdracht. Voor de toepassing van dit artikel wordt de stagiair geacht de graad te bezitten waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.

Art. 30.De geslaagde die in dienst wordt geroepen, wordt tot de stage toegelaten door de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal die hem voorlopig aanstelt in de betrekking waarvoor hij in dienst werd geroepen.

Art. 31.Perioden van afwezigheid gedurende de stage hebben een verlenging van de stage tot gevolg zodra ze, buiten de verloven bedoeld in artikel 29, lid 3, 1° tot 3°, 7° en 8°, vijftien dagen gewettigde afwezigheid overschrijden, verspreid over een of meerdere malen, zelfs als de stagiair in dienstactiviteit is.

Tijdens de schorsing van de stage behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair.

Hij behoudt zijn hoedanigheid van stagiair eveneens tot de datum waarop een definitieve beslissing omtrent zijn benoeming of ontslag wordt genomen.

Art. 32.De directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal kan de aanwijzing wijzigen: 1° in het belang van de dienst;2° op vraag van de stagiair. Afdeling 2. - De inhoud van de stage

Art. 33.§ 1. De stage is bedoeld om de stagiair optimaal te integreren in zijn bestuur, in de Parkeeragentschap. Daartoe duidt de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal van het bestuur waarin de stagiair is aangesteld, in overleg met de functionele chef van de stagiair, het personeelslid aan dat, als hiërarchische meerdere, bevoegd is voor de stagebegeleiding, hierna de "stagebegeleider" genoemd, en dit volgens de taalrol van de stagiair. § 2. Het HRM waakt eveneens over het goede verloop van de stage.

Hiertoe kan zij deelnemen aan alle stagegesprekken.

Als de stagebegeleider meer dan tien werkdagen afwezig is, brengt het HRM de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal van het bestuur waaraan de stagiair is toegewezen daarvan op de hoogte opdat hij een "vervangende stagebegeleider" zou aanstellen die de stagebegeleider tijdens diens afwezigheid vervangt. De vervangende stagebegeleider wordt aangeduid conform de daartoe voorziene modaliteiten neergelegd in paragraaf 1. In dat opzicht beschikt hij over dezelfde bevoegdheden als de stagebegeleider. Afdeling 3. - Het verloop van de stage

Art. 34.Aan het begin van de stage heeft de stagebegeleider een eerste gesprek met de stagiair waarbij de volgende punten verduidelijkt worden : - De verwachte resultaten en houdingen bij de verwezenlijking van de taken die overeenkomen met de functiebeschrijving van de stagiair; - De opleidingsactiviteiten die de stagiair moet volgen; - De andere middelen ter ontwikkeling van de vaardigheden zodat de inzetbaarheid van de stagiair vergroot wordt.

Art. 35.Met het oog op de voorbereiding van dit eerste stagegesprek, pleegt de stagebegeleider vooraf overleg met de functionele chef van de stagiair en met het HRM.

Art. 36.De stagebegeleider maakt de verslagen bedoeld in de artikelen 38bis § 2, 39 en 41.

De stagebegeleider kan, in overleg met het HRM en de functionele chef, en desgevallend met de vervangende stagebegeleider, beslissen dat bijkomende vormingsactiviteiten vereist zijn.

De HRM-verantwoordelijke legt het model van het stageverslag vast. Afdeling 4. - De stagiairs van de niveaus C en D

Art. 37.De stage duurt één jaar voor de stagiairs van de niveaus A en B. Ze duurt 6 maanden voor de stagiairs van de niveaus C en D.

Art. 37bis.De raad van bestuur kan een vormingstraject per functietype vastleggen.

Art. 38.Na het eerste gesprek, voorzien in artikel 34, organiseert de stagebegeleider tweemaandelijks voor de stages van zes maanden en driemaandelijks voor de stages van een jaar, een stagegesprek over het verloop van de stage. Wanneer hij het nodig acht, kunnen bijkomende gesprekken georganiseerd worden.

Met het oog op de voorbereiding van de stagegesprekken pleegt de stagebegeleider vooraf overleg met de functionele chef van de stagiair en met het HRM.

Art. 38bis.§ 1 Het gesprek gaat over : 1° de vormingsactiviteiten en de resultaten ervan voor de ontwikkeling van de vaardigheden van de stagiair;2° de wijze waarop de stagiair zich in de dienst integreert;3° de uitvoering van zijn werkopdrachten. Het gesprek heeft tot doel de vooruitgang te evalueren die de stagiair maakt en de nog te verbeteren punten aan te stippen.

Het beoogt eveneens de beoordeling mogelijk te maken van zowel de gunstige als de ongunstige feiten. Ingeval ongunstige feiten worden vastgesteld, geeft de stagebegeleider een verwittiging aan de stagiair. § 2. De conclusies van elk gesprek worden opgetekend in het stageverslag. Het verslag wordt betekend aan de stagiair die er desgevallend zijn opmerkingen kan aan toevoegen. Vervolgens wordt het overgemaakt aan het HRM. Bij afwezigheid van de stagebegeleider voert de vervangende stagebegeleider het stagegesprek en stelt hij het stageverslag op. In dat geval hebben het gesprek en het verslag betrekking op de periode waarin de vervangende stagebegeleider de stage heeft opgevolgd. Bij terugkeer van de stagebegeleider moet deze een verslag opstellen over de periode waarin hij de stage effectief opgevolgd heeft.

In geval van toepassing van artikel 36, § 2, tweede lid, vraagt de vervangende stagebegeleider aan de officiële stagebegeleider of aan de hiërarchie de informatie die hij nodig heeft voor het opstellen van zijn stageverslag. Als er geen informatie beschikbaar is, dan geeft de in artikel 38bis, § 2, tweede lid bedoelde periode aanleiding tot een gunstige beoordeling van de stagiair.

Wanneer de stagebegeleider de dienst hervat, stelt de vervangende stagebegeleider een verslag op over de periode waarin hij de stage opgevolgd heeft. Dit verslag beantwoordt aan de vereisten van § 2 van deze bepaling. Het verslag wordt betekend aan de stagiair die er desgevallend zijn opmerkingen kan aan toevoegen. Vervolgens wordt het overgemaakt aan het HRM en aan de stagebegeleider. Laatstgenoemde houdt er rekening mee tijdens het volgende stagegesprek. Afdeling 5. - Vrijstelling van stage

Art. 38ter.De geslaagde die in dienst wordt geroepen, wordt vrijgesteld van de stage en onmiddellijk benoemd in de wervingsgraad waarvoor hij geslaagd is indien hij de drie volgende voorwaarden vervult : - door middel van een arbeidsovereenkomst, op ononderbroken wijze gedurende minstens een jaar voltijds of gedurende minstens twee jaar deeltijds op het moment van de publicatie van de vacante betrekking bij dezelfde administratieve eenheid tewerk gesteld zijn; - dezelfde functie sinds minstens één jaar vervullen als die waarvoor hij aangesteld werd in het kader van zijn bovengenoemd arbeidsovereenkomst; - een gunstige evaluatie gekregen hebben bij de laatste evaluatie.

Art. 39.De stage wordt afgesloten met een laatste stagegesprek, zoals beschreven in artikel 38bis. De stagebegeleider stelt het eindverslag van de stage op, in overleg met het HRM. Hij voegt er een van de voorstellen bedoeld in artikel 41 aan toe.

Hij deelt het eindverslag aan de stagiair mee, die over vijftien dagen beschikt om er zijn opmerkingen aan toe te voegen.

Art. 40.De eindevaluatie houdt rekening met alle feiten, zowel gunstig als ongunstig, die in de loop van de stage werden vastgesteld, evenals met de tussentijdse evaluaties.

Art. 41.De stagebegeleider overhandigt het eindverslag aan de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal.

Indien het eindverslag over het geheel van de stage gunstig is, stellen de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal de benoeming van de stagiair voor aan de raad van bestuur.

Indien het eindverslag ongunstig is, zal de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal : - ofwel de stage verlengen voor een eenmalige termijn van maximaal een derde van de stageduur. Deze verlenging is niet hernieuwbaar. - ofwel een ontslag aan de raad van bestuur voorstellen wegens het niet geschikt zijn voor de functie. Afdeling 6. - Vroegtijdige beëindiging van de stage

Art. 42.Als de stagiair in de loop van de stage een ernstige fout begaat waardoor elke professionele samenwerking tussen de overheid en de stagiair onmiddellijk en definitief onmogelijk wordt, roept de stagebegeleider, of bij afwezigheid van deze laatste de vervangende stagebegeleider, binnen de drie werkdagen nadat hij kennis genomen heeft van de handeling die een ernstige tekortkoming uitmaakt, de stagiair op om gehoord te worden en zijn verweermiddelen te vernemen.

De oproepingsbrief vermeldt de feiten die het personeelslid ten laste worden gelegd, de normen waartegen deze feiten indruisen, het feit dat er overwogen wordt zijn stage vroegtijdig te beëindigen, het recht om zich door een verdediger naar keuze te laten bijstaan, met uitzondering van de personen die zich moeten uitspreken over de feiten die hem ten laste worden gelegd, en het recht om bijkomende onderzoeksmaatregelen te vragen.

Er wordt een proces-verbaal opgesteld en in aanwezigheid der partijen ondertekend.

Na de hoorzitting stelt de stagebegeleider een verslag op. Dat verslag kan de vroegtijdige beëindiging van de stage voorstellen.

Indien het verslag betrekking heeft op een stagiair van niveau A, dan kan het verslag enkel worden opgesteld met de instemming van de secretaris generaal of de adjunct secretaris generaal.

De definitieve beslissing wordt genomen door de raad van bestuur. Deze laatste doet uitspraak binnen de drie werkdagen na de hoorzitting. Afdeling 7. - De beroepsprocedure

Art. 43.In de gevallen bedoeld in de artikelen 41, 3de lid en 42, beschikt de stagiair over een termijn van vijftien dagen vanaf de kennisname van het eindverslag of van het ongunstig verslag om per aangetekend schrijven een beroep in te stellen bij de in artikel 17 bedoelde de gewestelijke kamer van beroep.

De directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal leggen het dossier neer bij de regionale kamer van beroep, bedoeld in artikel 17. Ze voegen er het beslissingsvoorstel aan toe.

Ze informeren de stagiair over deze neerlegging. De meldingsdatum doet de termijn lopen zoals voorzien in artikel 46, 3de lid.

Het beroep werkt schorsend, tenzij het ingediend werd als gevolg van een beslissing genomen op basis van artikel 42.

Art. 44.De voorzitter van gewestelijke kamer van beroep roept de stagiair op. Deze laatste kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 45.De stagebegeleider wordt gehoord en brengt verslag uit over het verloop van de stage. Hij kan bijgestaan worden door een door de overheid aangeduide persoon.

Art. 46.De gewestelijke kamer van beroep kan beslissen om : 1° de stage te verlengen, volgens de modaliteiten die ze bepaalt voor de maximaal voorziene termijnen in de artikels 34, 2de lid en 37, 2de lid;2° de benoeming aan de raad van bestuur voor te stellen;3° aan de raad van bestuur het ontslag voor te stellen wegens de ongeschiktheid om een functie binnen het Parkeeragentschap uit te oefenen. In de hypothese voorzien in artikel 42, beslist de regionale kamer van beroep over ofwel de verderzetting van de stage, ofwel over de vroegtijdige beëindiging ervan.

De regionale kamer van beroep doet een uitspraak binnen de twee maanden na de verzending van ontvangstbevestiging van het beroep.

De beslissing wordt meegedeeld aan de verzoeker, de directeur-generaal en de adjunct- directeur-generaal.

Bij een beslissing tot verderzetting van de stage wordt een nieuwe hiërarchische overste aangesteld overeenkomstig artikel 31 na ontvangst van de beslissing.

Art. 47.Ingeval van verlenging van de stage wordt de stagiaire geëvalueerd volgens de regels van de initiële stage.

Artikel 41 is van toepassing, met dien verstande dat de directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal geen tweede verlenging van de stage mogen voorstellen.

Art. 48.De beslissing tot ontslag omwille van professionele ongeschiktheid wordt genomen door de raad van bestuur.

De ontslagen stagiair geniet een opzeggingstermijn van drie maanden.

Ingeval van zware fout wordt hij echter zonder opzeggingstermijn ontslagen.

In de hypothese dat de regionale kamer van beroep het beroep, ingediend door de ontslagen stagiair overeenkomstig de voorziene procedure in artikel 44, verwerpt, wordt de beslissing tot ontslag, die vroegtijdig een einde maakt aan de stage, definitief. HOOFDSTUK 4. - De benoeming

Art. 49.De geschikt verklaarde stagiair wordt benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld.

De hoedanigheid van ambtenaar wordt bekrachtigd door de eed die wordt afgelegd in de termen die bepaald zijn door artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten0 betreffende e eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijk vertegenwoordigende monarchie.

De ambtenaren leggen de eed af in handen van ambtenaar aangeduid door de raad van bestuur.

Art. 50.De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal wijzen de pas benoemde ambtenaar een betrekking van zijn graad toe. »

Art. 15.Artikel 53 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De vacante betrekkingen worden per dienstnota ter kennis gebracht van de kandidaten van het Parkeeragentschap die de benoemingsvoorwaarden kunnen vervullen.

De betrokkenen brengen hun visum aan op de dienstnota voor ontvangst.

Indien de betrokken ambtenaar tijdelijk van de dienst afwezig is, om welke reden ook, wordt de dienstnota bij aangetekend schrijven naar zijn woonplaats gezonden.

De vacante betrekkingen bedoeld in artikel 58 van dit besluit worden ter kennis gebracht van de ambtenaren die niet tot het Parkeeragentschap behoren door middel van een oproep tot kandidaten in het Belgisch Staatsblad.

De openstaande betrekking bevat : 1° het programma van de vergelijkende proef/proeven;2° de termijn waarbinnen en ter attentie van wie de kandidatuur ingediend dient te worden;3° de elementen die het sollicitatiedossier dienen te bevatten;4° de coördinaten van de dienst waar een functiebeschrijving van de openstaande betrekking bekomen kan worden. § 2. Worden enkel in aanmerking genomen, de kandidaturen van de ambtenaren van het Parkeeragentschap die via de postoperator per aangetekend schrijven opgestuurd zijn aan de voorzitter van de directieraad, binnen een termijn van twintig dagen. Deze termijn gaat in ofwel de dag waarop de ambtenaar zijn visum aangebracht heeft op de dienstnota, hetzij de dag die volgt op de dag waarop de aangetekende brief met de dienstnota via postzending aan de woonplaats van de ambtenaar aangeboden werd, hetzij voor de kandidaten die geen deel uitmaken van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, de dag volgend op publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Voor de ambtenaren die niet tot het Parkeeragentschap behoren, begint de termijn bedoeld in het eerste lid te lopen daags na de publicatie van de oproep in het Belgisch Staatsblad. § 3. Elke sollicitatie voor een bevorderingsambt moet bestaan uit een motivatiebrief en een overzicht van titels en verdiensten die de kandidaat laat gelden om voor het ambt te solliciteren. Hiervoor gebruikt de kandidaat een cv-standaardmodel dat vastgelegd werd door het HRM. § 4. Het staat de ambtenaren vrij om voorafgaandelijk te dingen naar elke betrekking die eventueel vacant zou worden verklaard tijdens hun afwezigheid. De geldigheid van een dergelijke kandidatuur is beperkt tot twee maanden. Zij behoort met een aangetekend schrijven ingediend te worden bij de voorzitter van de directieraad. § 5. Het HRM controleert de geldigheid van de kandidaturen.

De ontvankelijkheidsvoorwaarden vervat in de artikelen 55 tot 57 en 64 moeten vervuld zijn voor afloop van de termijn die vereist is om de kandidatuur in te dienen.

De kandidaten die niet voldoen aan de voorwaarden worden uitgesloten van de procedure tot bevordering bij gemotiveerde beslissing door de verantwoordelijke van het HRM. Elke uitsluiting van de bevorderingsprocedure wordt aan de betrokken kandidaten bekendgemaakt door een door de HRM-verantwoordelijke gemotiveerde beslissing per aangetekende brief. § 6. Binnen tien dagen na deze kennisgeving kan elke kandidaat via aangetekende postzending een klacht indienen bij de Voorzitter van de directieraad en vragen om gehoord te worden door de Directieraad. De kandidaat mag zich laten vergezellen door een persoon naar keuze.

Na onderzoek van de klacht oordeelt de directieraad definitief over de geschiktheid en deelt ze haar besluit mee via een aangetekend schrijven. »

Art. 16.Artikel 59 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De ambtenaar die zich kandidaat stelt voor een betrekking van rang A2 of A3 moet een laatste evaluatie met vermelding "gunstig" hebben en moet zich in een administratieve positie bevinden waarin hij zijn bevorderingstitels kan laten gelden en mag niet onderworpen zijn aan een definitieve tuchtstraf.

Een ambtenaar die een tuchtstraf heeft gekregen kan niet worden bevorderd alvorens zijn straf is geschrapt in overeenstemming met artikel 273. »

Art. 17.Artikel 60 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Voor iedere bevordering brengt de directieraad een met redenen omkleed advies uit.

De directieraad spreekt zich in zijn advies uit over iedere sollicitant die voldoet aan de vereisten om de te begeven betrekking te bekleden. § 2. Hij neemt hierbij in overweging : 1° de beschrijving van de functie en de vereiste kwalificatie van de kandidaat;2° de aanspraken en ervaringen die de sollicitant doet gelden voor een bevordering in de vacante betrekking; het evaluatiedossier van de kandidaat. 3° de mate waarin de kandidaat geschikt is, rekening houdend met de resultaten van de proeven en de gesprekken. § 3. De raad van bestuur organiseert een gesprek met elke kandidaat. »

Art. 18.Artikel 62, lid 4, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 19.Afdeling 3 van hoofdstuk 1 van titel 4 van boek 1 wordt vervangen als volgt : « Afdeling 3. - De bevordering tot een graad van rang B2, C2 en D2 Onderafdeling 1. - De voorwaarden inzake rang, anciënniteit en evaluatie

Art. 64.De betrekkingen van rang B2, C2 en D2 staan open voor ambtenaren van respectievelijk rang B1, C1 en D1 die ten minste drie jaar graadanciënniteit tellen. § 2. De ambtenaar die zich kandidaat stelt moet een evaluatie met vermelding "gunstig" hebben en moet zich in een administratieve positie bevinden waarin hij zijn bevorderingstitels kan laten gelden en mag niet onderworpen zijn aan een definitieve tuchtstraf.

Een ambtenaar die een tuchtstraf heeft gekregen kan niet worden bevorderd alvorens zijn straf is geschrapt in overeenstemming met artikel 273.

Onderafdeling 2. - De bevorderingsprocedure

Art. 65.Voor iedere bevordering brengt de directieraad een met redenen omkleed advies uit.

De directieraad spreekt zich in zijn advies uit over iedere sollicitant die voldoet aan de vereisten om de te begeven betrekking te bekleden.

Hij neemt hierbij in overweging : 1° de beschrijving van de functie en de vereiste kwalificatie van de kandidaat;2° de titels en verdiensten die de kandidaat doet gelden ten aanzien van de vacante betrekking;3° de mate waarin de kandidaat geschikt is, rekening houdend met de resultaten van de proeven en de gesprekken.

Art. 66.De directieraad formuleert een voorstel van benoeming dat ten hoogste zes namen van kandidaten per vacante betrekking bevat. De kandidaten worden geklasseerd in de volgorde waarin zij voor de benoeming in aanmerking komen.

Bij gelijkheid van de kandidaturen, geeft hij de voorkeur aan de kandidaat met achtereenvolgens : 1° de grootste graadanciënniteit;2° de grootste dienstanciënniteit;3° de hoogste leeftijd.

Art. 67.Van het voorstel wordt kennis gegeven per dienstnota aan de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld voor de te begeven betrekking.

De betrokkenen brengen hun visum aan op de dienstnota. Indien de betrokken ambtenaar tijdelijk van de dienst afwezig is, om welke reden ook, wordt de dienstnota bij aangetekend schrijven naar zijn woonplaats gezonden.

De ambtenaar die zich benadeeld acht, kan binnen vijftien dagen bezwaar indienen bij de voorzitter van de directieraad.

De ambtenaar wordt op zijn verzoek door de directieraad gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 68.De raad van bestuur die de benoemingsbevoegdheid heeft, volgt het voorstel van definitieve volgorde indien het éénparig werd uitgebracht.

Indien het voorstel van de directieraad niet eenparig wordt uitgebracht en de raad van bestuur niet instemt met de door de directieraad voorgestelde volgorde, moet zij haar beslissing omstandig met redenen omkleden. »

Art. 20.Afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel 4 van boek 1 wordt vervangen als volgt : « Afdeling 2. - De gewone functionele loopbaan

Art. 71.§ 1. Aan de wervingsgraden attaché, assistent, adjunct en klerk zijn de weddenschalen 101, 102 en 103 verbonden.

Aan de wervingsgraad ingenieur zijn de weddenschalen 111, 112 en 113 verbonden.

De weddenschaal 101 of 111, naargelang de graad, wordt toegekend vanaf de aanwerving of de overgang naar een hoger niveau. § 2. De weddenschaal 102 of 112, naargelang de graad bedoeld in paragraaf 1, wordt toegekend aan de ambtenaar die : 1° zes jaar anciënniteit telt als ambtenaar, zoals berekend overeenkomstig artikel 366bis, in de schaal 101 of 111;2° over een laatste evaluatie "gunstig" beschikt;3° met goed gevolg de in artikel 248 bedoelde vorming heeft gevolgd. § 3. De weddenschaal 103 of 113, naargelang de graad, wordt toegekend aan de ambtenaar die : 1° negen jaar graadanciënniteit telt, zoals berekend overeenkomstig artikel 366bis, in de schaal 102 of 112;2° over een laatste evaluatie "gunstig" beschikt;3° met goed gevolg de in artikel 248 bedoelde vorming heeft gevolgd.»

Art. 21.Afdeling 3 van hoofdstuk 2 van titel 4 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 22.Hoofdstuk 3 van titel 4 van boek 1 van hetzelfde besluit word opgeheven.

Hoofdstukken 4 en 5 worden hernummerd en worden respectievelijk hoofdstukken 3 en 4.

Art. 23.Eerste paragraaf van artikel 74 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Om deel te nemen aan een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau dient een ambtenaar zich in een administratieve stand te bevinden waarbij hij op de bevordering aanspraak kan maken en de evaluatievermelding "gunstig" te hebben gekregen bij de laatste evaluatie en niet onder een definitieve tuchtstraf vallen.

Een ambtenaar die een tuchtstraf kreeg opgelegd kan niet worden bevorderd alvorens zijn straf is geschrapt, in overeenstemming met artikel 273. »

Art. 24.Artikel 80 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De overgang naar niveaus B en C staat open voor de ambtenaren van respectievelijk niveaus C en D »

Art. 25.Afdeling 5 van hoofdstuk 4 van titel 4 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 26.Artikel 109 (oude nummering) van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 91 van hetzelfde besluit, wordt een « 3° » in het laatste zin voor de termen « een verantwoording van de keuze van de voorgestelde ambtenaar » toegevoegd.

Art. 28.Eerste lid van artikel 95 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De ambtenaar wordt geëvalueerd door een gemachtigde hiërarchische meerdere met eerbiediging van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken. Indien hij niet tot dezelfde taalrol als de ambtenaar behoort, dient de hiërarchische meerdere te slagen voor het taalexamen over de functionele kennis voor de evaluatie, bedoeld in artikel 43ter, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 of voor een ander taalexamen die hem vrijstelt van het bovenvermeld examen. Indien de hiërarchische meerdere niet aan deze voorwaarde voldoet, wijst zijn verantwoordelijke van de administratieve eenheid het personeelslid aan die met de evaluatie wordt belast, met inachtneming van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken. In dit geval de hiërarchische overste die belast is met de evaluatie van de agent, raadpleegt de lijnmanager van de agent, overeenkomstig artikel 104. »

Art. 29.Hoofdstuk 2 van titel 5 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 2. - Het verloop van de evaluatie

Art. 97.Op vraag van de ambtenaar mag een vakbondsafgevaardigde als waarnemer deelnemen aan de gesprekken die georganiseerd worden in het kader van de evaluatieprocedure, voorzien in de artikelen 94 tot 117.

Art. 98.De evaluatieperiode van de ambtenaar is de periode tussen het functiegesprek en het evaluatiegesprek.

Tussen het functiegesprek en het evaluatiegesprek worden ten minste om de zes maanden tussentijdse gesprekken plaatsvinden.

Art. 99.In het begin van elke evaluatieperiode en bij elke benoeming of dienstaanwijzing van de ambtenaar heeft de gemachtigde hiërarchische meerdere een functiegesprek met hem, waarbij de te bereiken doelstellingen en de elementen waarop de ambtenaar zal worden geëvalueerd op basis van de functiebeschrijving, worden omschreven.

Deze betreffen : * de kwaliteit van het werk; * het werkritme; * de toe te passen werkmethoden; * de te verwerven werkattitudes.

Art. 100.Binnen vijftien dagen na het gesprek stelt de gemachtigde hiërarchische meerdere een verslag op van het functiegesprek. Dit verslag wordt geviseerd door de ambtenaar. Als de ambtenaar het verslag van het functiegesprek niet tekent voor ontvangst, wordt het verslag hem aangetekend opgestuurd. De gemachtigde hiërarchische meerdere stuurt dit verslag naar het HRM binnen dertig dagen na het functiegesprek.

Art. 101.In de loop van elke evaluatieperiode kan de gemachtigde hiërarchische meerdere gunstige of ongunstige vaststellingen op basis van de doelstellingen en de evaluatiecriteria bedoeld in artikel 100, aan het evaluatiedossier toevoegen.

Deze bevindingen worden ter kennis van de ambtenaar gebracht, hetzij door persoonlijke afgifte tegen ontvangstbewijs, gedateerd en ondertekend, hetzij per aangetekende brief. De ambtenaar maakt eventuele opmerkingen binnen de 15 dagen over.

Wanneer de ambtenaar zijn eventuele opmerkingen niet heeft kunnen maken op een ongunstige vaststelling, dan wordt de vaststelling niet in overweging genomen en verwijderd uit het evaluatiedossier.

De ambtenaar mag de bevoegde hiërarchische overste vragen om aan zijn evaluatiedossier een document toe te voegen met een gunstige beoordeling over het uitgevoerde werk.

Art. 102.Gedurende elke evaluatieperiode, kunnen één of meerdere tussentijdse gesprekken plaatsvinden binnen de vijftien dagen na het verzoek van de ambtenaar of de gemachtigde hiërarchische meerdere.

Voor zover de laatste evaluatie minimaal drie maanden geleden plaats vond, vindt een tussentijds onderhoud plaats telkens wanneer de gemachtigde hiërarchische meerdere dit nodig acht of wanneer de geëvalueerde erom vraagt.

In een tussentijds gesprek kunnen onder meer aan bod komen : 1° problemen in verband met het functioneren van de geëvalueerde en de oplossingen voor deze problemen;2° problemen die het bereiken van de afgesproken doelstellingen bemoeilijken en de oplossingen voor deze problemen ;deze problemen kunnen zowel betrekking hebben op de organisatie en de werking van de dienst, de begeleiding door de verantwoordelijke van de administratieve eenheid als op externe factoren; 3° de ontwikkeling van de ambtenaar binnen de huidige functie;4° de evaluation van de ambtenaar met het oog op zijn interne mutatie. Ter gelegenheid van dit gesprek kunnen bijsturingen worden aangebracht aan de individuele doelstellingen van de ambtenaar.

De gemachtigde hiërarchische meerdere voegt een verslag van dit gesprek toe aan het evaluatiedossier. Dit verslag wordt ter kennis gebracht van de ambtenaar die eventuele opmerkingen aan dit verslag mag toevoegen binnen 15 dagen na kennisname van het verslag.

Wanneer de ambtenaar het voorwerp uitmaakt van interne mutatie, vindt een tussentijds gesprek plaats voor zijn mutatie.

Art. 103.Op het einde van elke evaluatieperiode heeft de gemachtigde hiërarchische meerdere een evaluatiegesprek met de ambtenaar.

Art. 104.Dit evaluatiegesprek vindt plaats minstens om de twee jaar tijdens de laatste maand van de evaluatietermijn of tijdens de maand die volgt op het einde van de evaluatieperiode.

Als de ambtenaar afwezig is op het moment van het gesprek, dan wordt dit gesprek uitgesteld tot de maand die volgt op de werkhervatting, voor zover dat de periode van effectieve prestaties van de beoordeelde ambtenaar zes maanden of minder bedraagt sinds het functioneringsgesprek.

Dit evaluatiegesprek handelt over de verwezenlijking van de doelstellingen en de elementen bedoeld in artikel 99 opgesteld tijdens het functiegesprek.

Bij toekenning van een vermelding "met voorbehoud" of "onvoldoende" moet een nieuwe evaluatie plaatshebben na een termijn van een jaar.

Deze termijn kan op vraag van de ambtenaar tot zes maanden worden teruggebracht.

Art. 105.Binnen vijftien dagen na het evaluatiegesprek, behalve in geval van overmacht, stelt de gemachtigde hiërarchische meerdere een evaluatieverslag en kent de vermelding "gunstig", "onder voorbehoud" of "onvoldoende" toe, voorzien van een motivering. Het evaluatieverslag wordt gedateerd en getekend binnen dezelfde termijn door de gemachtigde hiërarchische meerdere, het wordt voor ontvangst getekend door de geëvalueerde ambtenaar die er zijn opmerkingen kan aan toevoegen, en onmiddellijk doorgestuurd naar het HRM. Indien de ambtenaar het evaluatieverslag niet tekent voor gezien, wordt het hem aangetekend opgestuurd.

Art. 106.De gemachtigde hiërarchische meerdere die de ambtenaar niet onder zijn gezag heeft gehad gedurende de volledige evaluatieperiode, raadpleegt de vorige gemachtigde hiërarchische meerderen van de ambtenaar voor het evaluatiegesprek.

Indien de gemachtigde hiërarchische meerdere niet de functionele meerdere van de ambtenaar is, dient hij de functionele meerdere te raadplegen voor de functie- en evaluatiegesprekken. Hij stuurt hem een afschrift van het verslag van het functiegesprek en het evaluatieverslag.

Art. 107.Op het einde van het evaluatiegesprek heeft een nieuw functiegesprek plaats over de volgende evaluatieperiode conform artikel 99 op hetzelfde ogenblik.

Art. 108.De ambtenaar die zijn prestaties niet effectief gedurende ten minste zes maanden heeft geleverd en die afwezig is, met verlof is, of zijn functie niet vervult, behoudt zijn laatste evaluatie.

Buiten de gevallen, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, krijgt de ambtenaar die om welke reden dan ook niet werd geëvalueerd, een gunstige evaluatie, ongeacht de periode tijdens dewelke hij effectief zijn prestaties leverde, behalve als hij bewust weigerde geëvalueerd te worden.

Na afloop van de stage, krijgt de benoemde ambtenaar van ambtswege een gunstige evaluatie. »

Art. 30.Hoofdstuk 3 van titel 5 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 31.Hoofdstuk 4 van titel 5 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 3. - De beroepsprocedure »

Art. 109.De ambtenaar die zijn goedkeuring niet kan hechten aan de vermelding "onvoldoende" of "onder voorbehoud" beschikt over een termijn van twintig dagen om een schorsend beroep in te dienen per aangetekend schrijven bij de gewestelijke kamer van beroep.

Er wordt aan de ambtenaar een ontvangstbewijs van het beroep gegeven.

Art. 110.Elk beroep dient te worden ingeschreven binnen een maand na de plaatsing op de agenda van de gewestelijke kamer van beroep.

Art. 111.De gewestelijke kamer van beroep moet zich uitspreken binnen de 60 dagen na ontvangst van het beroep, behalve bij overmacht, en beschikt over beslissingsbevoegdheid.

De gewestelijke kamer van beroep hoort de gemachtigde hiërarchische meerdere die de betwiste vermelding heeft toegekend, eventueel bijgestaan door een lid van het HRM. De afwezigheid van de gemachtigde hiërarchische meerdere is geen reden van uitstel.

De ambtenaar wordt gehoord en kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. Indien de ambtenaar, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, bevestigt de gewestelijke kamer van beroep de vermelding en doet het dossier toekomen aan de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal.

Art. 112.De gewestelijke kamer van beroep bevestigt de aan de ambtenaar toegekende vermelding of ze kent een andere vermelding uit artikel 105 toe. De vermelding mag niet worden verzwaard.

De gewestelijke kamer van beroep deelt haar beslissing binnen de vijftien dagen aan de verzoeker mee per aangetekend schrijven.

Tegelijkertijd betekent ze het volledige dossier samen met de beslissing aan de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal.

De directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal betekenen deze beslissing aan de evaluator. »

Art. 32.Hoofdstuk 5 van titel 5 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 4. - De gevolgen van de vermelding "met voorbehoud" of "onvoldoende"

Art. 113.De periode gedurende dewelke de ambtenaar die bij zijn evaluatie de vermelding "met voorbehoud" of "onvoldoende" krijgt, wordt niet in aanmerking voor de berekening ban de graadanciënniteit vereist voor het bekomen van een hogere weddenschaal in toepassing van de gewone of de versnelde functionele loopbaan.

Art. 114.De ambtenaar die een evaluatie heeft met de vermelding "onvoldoende" of "onder voorbehoud" kan niet worden aangesteld als de hiërarchische meerdere gemachtigd tot het uitvoeren van de evaluatie.

Art. 115.§ 1. De vermelding "onvoldoende" kan slechts eenmaal worden toegekend. Indien na de toekenning van deze vermelding de ambtenaar geen van de andere vermeldingen bedoeld in artikel 106 wordt toegekend, wordt hij door de hiërarchische meerdere die de evaluatie heeft verricht beroepsongeschikt verklaard. § 2. De ambtenaar die zijn goedkeuring niet kan hechten aan de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid beschikt over een termijn van vijftien dagen om per aangetekend schrijven beroep in te dienen bij de gewestelijke kamer van beroep.

Er wordt de ambtenaar een ontvangstbewijs van het beroep uitgereikt.

De procedure bedoeld in artikelen 111 en 112 is van toepassing.

De gewestelijke kamer van beroep brengt advies uit bij de raad van bestuur. Deze spreekt zich uit over de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid. § 3. In geval van bevestiging van de verklaring van definitieve beroepsongeschiktheid, of indien de ambtenaar tegen de verklaring van beroepsongeschiktheid niet in beroep is gegaan, wordt de ambtenaar door de raad van bestuur ontslagen.

Aan de wegens beroepsongeschiktheid ontslagen ambtenaar wordt een vergoeding wegens ontslag toegekend.

Deze vergoeding is gelijk aan twaalf maal de laatste maandbezoldiging van de ambtenaar indien hij ten minste twintig jaar dienst heeft, aan acht maal of zes maal deze bezoldiging naargelang de ambtenaar tien jaar dienst of minder dan tien jaar dienst heeft.

Voor de toepassing van dit artikel moet onder "bezoldiging" worden verstaan elke wedde, elk loon of elke vergoeding geldend als wedde of loon, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de index der kleinhandelsprijzen.

De in aanmerking te nemen bezoldiging is die welke verschuldigd is voor volledige prestaties, eventueel met inbegrip van de haard- of standplaatstoelage, rekening houdend met de verhogingen of verminderingen die te wijten zijn aan de schommelingen van de index der kleinhandelsprijzen. »

Art. 33.Hoofdstul 1 van titel 6 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 116.De interne mutatie is de overgang van een ambtenaar naar een andere betrekking van zijn graad in dezelfde dienst of in andere dienst van het Parkeeragentschap.

Art. 117.De ambtenaar behoudt hoe dan ook zijn graad en de daaraan verbonden weddenschaal. Hij behoudt tevens de voordelen die hij in zijn functionele loopbaan heeft verkregen, met inachtneming van de bepalingen inzake vorming en evaluatie.

Art. 118.De interne mutatie vindt plaats hetzij door vrijwillige mutatie, hetzij door ambtshalve mutatie, hetzij door herplaatsing.

Art. 119.§ 1. Om zich kandidaat te stellen moet de ambtenaar zijn functies uitoefenen in zijn betrekking sinds ten minste twee jaar. § 2. In het geval van pesterijen, een gewelddaad of discriminatie waarvan de ambtenaar het slachtoffer is, wordt afgeweken van de in het eerste paragraaf bepaalde limiet, ten gevolge van een advies van de welzijnsverantwoordelijke of in de volgende gevallen : - de pesterijen moeten erkend zijn door een rechterlijke beslissing of een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, bedoeld in boek II, titel III van de Codex met betrekking tot welzijn op het werk van 28 april 2017. - de gewelddaad moet erkend zijn door een rechterlijke beslissing, door een tuchtrechtelijke beslissing, door een bewijs van arbeidsongeval of een verslag van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, bedoeld in boek II, titel III van de Codex met betrekking tot welzijn op het werk van 28 april 2017. - de discriminatie moet erkend zijn door een rechterlijke beslissing of door een tuchtrechtelijke beslissing. § 3. Het verval van de strafvordering door toepassing van artikel 216bis of 216ter van het Wetboek van Strafvordering leidt evenzeer tot de erkenning van de gevallen geviseerd in paragraaf 2. § 4. De in de tweede paragraaf bedoelde aanvragen worden naargelang de prioriteit behandeld. »

Art. 34.Het opschrift van hoofdstuk 2 van titel 6 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 2. - De vrijwillige mutatie »

Art. 35.In artikel 122 van hetzelfde besluit, wordt een « 3° » » toegevoegd in het laatste zin voor de termen « binnen welke termijn de ambtenaar zijn belangstelling voor de betrekking kan kenbaar maken .

Art. 36.Artikel 126 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De herplaatsing vindt plaats : 1° indien de opheffing of de wijziging van een opdracht van het Parkeeragentschap de afschaffing van een of meer betrekkingen met zich meebrengt;2° indien een ambtenaar medisch ongeschikt wordt bevonden voor de uitoefening van zijn ambt, maar opnieuw kan worden geplaatst in een betrekking die verenigbaar is met zijn gezondheidstoestand.3° indien een ambtenaar beschikbaar is door opzegging van tewerkstelling in het belang van de dienst: 4° indien de ambtenaar niet langen in een ambt is tewerkgesteld.»

Art. 37.Tweede lid van artikel 127 wordt opgeheven.

Art. 38.In artikel 130, wordt een « 2° » toegevoegd in het laatste zin voor de termen « een hogere weddenschaal in zijn functionele loopbaan ».

Art. 39.In de eerste paragraaf van article 134 van hetzelfde besluit worden de termen "artikel 235" vervangen door "artikel 205" In de eerste paragraaf van artikel 134 van hetzelfde besluit worden de termen « artikel 231 » vervangen door « artikel 202 ».

In de eerste paragraaf van artikel 134 van hetzelfde besluit worden de termen « artikel 239 » vervangen door « artikel 209 ».

Eerste lid van paragraaf 4 van artikel 134 wordt vervangen als volgt: « § 4. De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld in de artikelen 141 tot 146, noch aan de stelsels van halftijdse vervroegde uittreding en de vierdagenweek zoals bedoeld in artikelen 147 tot 151, noch aan verminderde prestaties om persoonlijke redenen bedoeld in de artikelen 152 tot 154. »

Art. 39bis.Het eerste en tweede lid van artikel 135 van hetzelfde besluit worden de termen "artikel 239" vervangen door "artikel 209".

Art. 40.Artikel 140 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf, bevindt de ambtenaar die zonder toestemming afwezig is of de duur van zijn verlof zonder geldige reden overschrijdt, zich van rechtswege in non-activiteit.

De deelname van een ambtenaar aan een overlegde werkstaking wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Hij heeft echter geen recht op zijn wedde.

Indien de ambtenaar zonder geldige reden meer dan tien werkdagen afwezig is, wordt hij ambtshalve ontslagen. »

Art. 41.In artikel 141 van hetzelfde besluit, wordt een « 5° » toegevoegd in het laatste zin na de termen « in het kader van het ouderschapsverlof bij de geboorte of de adoptie van een kind » .

Art. 42.Artikel 169 van hetzelfde besluit wordt hernummerd naar artikel 142.

Art. 43.Artikel 144 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede paragraaf, luidende : « § 2. Een ambtenaar die de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt en die verlof verkrijgt tot loopbaanonderbreking overeenkomstig artikel 8bis van het Koninklijk Besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 24/07/1999 numac 1999022508 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten bedoeld in artikel 141, § 1, is ertoe gehouden zijn loopbaan gedeeltelijk te onderbreken tot aan zijn pensionering. Hij kan voor een andere regeling opteren, op voorwaarde dat de duur van de verrichte dienstprestaties wordt beperkt.

De reeds bestaande bepaling wordt « § 1 ».

Art. 44.Het tweede lid van artikel 145 van hetzelfde besluit word opgeheven.

Art. 45.Afdeling 2 van hoofdstuk 3 van titel 7 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 2. - Verlof in het kader van de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar Onderafdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 147.§ 1. Op grond van de artikelen 4 tot en met 8 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204202 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, en van de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204229 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst financien Bijzondere wet houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, hierna de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204202 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, en van de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204229 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst financien Bijzondere wet houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen sluiten, alsook op grond van alle bepalingen die voornoemde bepalingen wijzigen of vervangen, kan de ambtenaar een regime van een vierdagenweek met premie en halftijds werken genieten vanaf 50 of 55 jaar. § 2. De ambtenaren die houder zijn van een wervingsgraad hebben recht op de stelsels van de vierdagenweek met en zonder premie of het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.

De houders van een bevorderingsgraad kunnen deze stelsels genieten, met toestemming van de secretaris generaal of de adjunct secretaris generaal. § 3. Dit verlof is niet bezoldigd en wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. 148.De ambtenaar kan het verlof genieten overeenkomstig volgende regeling : 1° de ambtenaar die gebruik wenst te maken van dit verlof, dient daartoe bij zijn diensthoofd een aanvraag in;2° de aanvraag geschiedt minstens drie maanden vóór de aanvang van de periode van het verlof.Deze termijn kan in gemeenschappelijk overleg worden ingekort. Deze aanvraag bevat een voorstel van werkschema waarin bepaald wordt hoe de arbeidsprestaties worden geregeld; 3° de periode van het verlof neemt een aanvang op de eerste dag van de eerste maand van een trimester. Onderafdeling 2. - Het stelsel van de vierdaagse werkweek met premie

Art. 149.§ 1. De ambtenaar die voltijds werkt, geniet de vierdagenweek met premie zoals voorzien in de artikelen 4 tot en met 6 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204202 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, en van de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204229 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst financien Bijzondere wet houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen sluiten gedurende een periode van minimaal drie maanden en maximaal vierentwintig maanden. Voor elke verlenging, is een verzoek van de ambtenaar vereist. Dit verzoek moet worden ingediend minimaal één maand voor het vervallen van de lopende periode. § 2. De directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal of hun afgevaardigde kent het verlof toe en bepalen de arbeidsagenda. Hij kan het begin van het verlof uitstellen met maximaal drie maanden voor noodwendigheden van de dienst.

In functie van de noodwendigheden van de dienst of op verzoek van de ambtenaar, kan de werkkalender worden aangepast door de directeur-generaal of zijn afgevaardigde. Hij brengt de ambtenaar minimaal twee maanden op voorhand op de hoogte van de beslissing.

Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is mogelijk mits wederzijds akkoord. § 3. Gedurende de periode tijdens welke de ambtenaar geen prestaties dient te leveren binnen het kader van de vierdagenweek met premie, mag hij geen andere professionele activiteiten uitoefenen. Onder professionele activiteit dient te worden begrepen elke activiteit waarvan het resultaat een professionele inkomst is zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek Inkomstenbelastingen van 1992.

De politieke mandaten bedoeld in artikel 227 en volgende worden niet beschouwd als een professionele activiteit.

Art. 149bis.Gedurende de periode van de vierdagenweek met premie, kan het de ambtenaar niet toegelaten worden verminderde prestaties uit te voeren voor welke reden dan ook. Hij kan ook geen beroep doen op een regime van deeltijdse loopbaanonderbreking.

Het verlof voor de vierdagenweek met premie wordt ambtshalve geschorst indien de ambtenaar één van de volgende verloven geniet : 1° moederschapsverlof en het verlof voor arbeidsvrijstelling in toepassing van de artikelen 42 en 43 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten en van artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector;2° ouderschapsverlof;3° adoptieverlof en verlof voor onthaal;4° verlof voor loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen of om bijstand te verlenen of zorgen te verlenen aan een gezinslid of familie;5° verminderde prestaties ingevolge medische redenen in toepassing van artikel 213. Wanneer een ambtenaar een schorsing verkrijgt door toepassing van lid 2, dan worden deze periodes niet meegeteld voor een periode van maximaal 60 maanden bedoeld in artikel 4 § 2 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204202 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, en van de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204229 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst financien Bijzondere wet houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, alsook niet voor de lopende periode van de vierdagenweek.

Art. 150.§ 1. Het door de ambtenaar voorgestelde werkschema wordt onderzocht rekening houdend met de werking van de dienst. § 2. De ambtenaar kan een einde maken aan de regeling van de vierdaagse werkweek mits een opzegging van drie maanden die per aangetekend schrijven aan de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal ter kennis wordt gebracht, tenzij deze een kortere termijn aanvaardt.

Onderafdeling 2bis. - Het stelsel van de vierdaagse werkweek zonder premie

Art. 150bis.§ 1. Onverminderd het recht op de vierdagenweek met premie, toegekend in uitvoering van de artikelen 4 tot 6 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204202 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, en van de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204229 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst financien Bijzondere wet houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen sluiten betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector, heeft de ambtenaar die voltijds tewerkgesteld is, het recht om vier vijfde te verrichten van de prestaties die normaal worden opgelegd, zonder bijkomende premie.

De prestaties worden verricht over vier werkdagen per week. § 2. De ambtenaar die gebruik maakt van het recht bedoeld in § 1, ontvangt tachtig procent van zijn wedde. De periode van afwezigheid wordt als verlof beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld. § 3. De ambtenaar die gebruik wenst te maken van het recht op de vierdagenweek zonder premie bedoeld in § 1, dient daartoe een aanvraag in, minstens drie maanden vóór aanvang van die periode.

De machtiging voor de arbeidsregeling bedoeld in § 1 wordt door de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal of hun afgevaardigde toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden. Voor elke verlenging wordt een aanvraag van het betrokken personeelslid vereist. Zij moet ten minste een maand vóór het verstrijken van de lopende periode worden ingediend.

De bevordering door verhoging in graad of door overgang naar een hoger niveau maakt ambtshalve een einde aan de machtiging tot de arbeidsregeling bedoeld in § 1. § 4. De artikelen 149 § 3 en 149bis zijn van toepassing op de arbeidsregeling bedoeld in § 1. § 5. De ambtenaar kan een einde maken aan de in § 1 bedoelde arbeidsregeling met een opzegging van drie maanden, die per aangetekend schrijven aan de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal of hun afgevaardigde ter kennis wordt gebracht, tenzij laatstgenoemde een kortere termijn aanvaardt.

Onderafdeling 3. - Halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar

Art. 151.§ 1. Halftijdse prestaties zoals bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de wet van 19 juli 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/07/2012 pub. 06/08/2012 numac 2012002046 bron federale overheidsdienst personeel en organisatie Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector type wet prom. 19/07/2012 pub. 04/03/2013 numac 2013000122 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar in de openbare sector. - Duitse vertaling type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204202 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, en van de organieke wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204206 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet houdende wijziging van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, wat de benoeming van de burgemeesters van de randgemeenten betreft (1) type wet prom. 19/07/2012 pub. 22/08/2012 numac 2012204229 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst financien Bijzondere wet houdende een correcte financiering van de Brusselse Instellingen sluiten worden geleverd volgens de volgende voorwaarden : - ofwel dagelijks; - ofwel volgens een andere verdeling over de week of over vijftien dagen.

In afwijking van het eerste lid kan de raad van bestuur beslissen om over te gaan tot een verdeling per maand. § 2. De directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal verleent het verlof en bepaalt de werkkalender. Hij kan het begin van het verlof met maximaal drie maanden uitstellen voor de noodwendigheden van de dienst. Wanneer twee ambtenaren gebruik maken van het recht op halftijdse vervroegde uittreding, worden zij vervangen binnen een termijn van een maand die ingaat de dag dat het verlof voor halftijdse vervroegde uittreding van de tweede ambtenaar aanvangt.

In functie van de noodwendigheden van de dienst of op verzoek van de ambtenaar, kan de werkkalender worden aangepast door de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal. Deze laatsten informeren de ambtenaar over deze aanpassing 60 dagen van tevoren.

Een tijdelijke aanpassing van de werkkalender is mogelijk mits wederzijds akkoord. § 3. Tijdens de periode gedurende welke de ambtenaar geen prestaties levert tijdens het regime van halftijds werken, mag hij geen andere professionele activiteit uitoefenen. Onder professionele activiteit dient te worden begrepen elke activiteit waarvan het resultaat een professionele inkomst is zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek Inkomstenbelastingen van 1992. De politieke mandaten bedoeld in artikel 229 en volgende worden niet beschouwd als een professionele activiteit. »

Art. 46.Hoofdstuk 3bis van titel 7 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 3bis. - Verminderde prestaties om persoonlijke redenen

Art. 152.§ 1. De ambtenaren die houder zijn van een wervingsgraad hebben recht op de verminderde prestaties om persoonlijke redenen.

De houders van een bevorderingsgraad kunnen deze verloven genieten, met toestemming van de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal. § 2. De ambtenaar moet de helft, zes tiende, zeven tienden, acht tienden of negen tienden van de prestaties volbrengen die hem normaal worden opgelegd.

Deze prestaties worden ofwel elke dag verricht, ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week, ofwel volgens een andere verdeling bepaald binnen een periode van 15 dagen, ofwel over een vaste verdeling bepaald binnen een maand.

In afwijking van het tweede lid kan de directieraad beslissen voor sommige door hem bepaalde ambten een indeling van de dienstprestaties per maand op te leggen.

De verminderde prestaties moeten steeds een aanvang nemen bij het begin van de maand. § 3. De machtiging om verminderde prestaties te leveren wordt toegekend voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vierentwintig maanden. Verlengingen van minstens 3 maanden en maximum 24 maanden kunnen worden toegekend. Voor elke verlenging wordt een aanvraag van het betrokken personeelslid vereist. Zij moet ten minste een maand voor het verstrijken van het lopende verlof worden ingediend. § 4. Het werkschema wordt op dezelfde wijze bepaald als geregeld in de artikelen 148, 2° en 149 § 2. § 5. De ambtenaar kan zijn ambt volledig hervatten voordat de toegestane periode verstrijkt met inachtneming van een opzegperiode van drie maanden tenzij de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal een kortere periode aanvaardt.

Art. 153.§ 1. Tijdens de duur van afwezigheid is de ambtenaar die gebruik maakt van de regeling van verminderde prestaties om persoonlijke redenen op non-activiteit. Hij kan niettemin zijn aanspraken op bevordering doen gelden, naar rata van de verrichte dienstprestaties.

De bevordering tot een hogere graad maakt een einde aan de machtiging tot het uitoefenen van zijn ambt met verminderde prestaties. § 2. De ambtenaar geniet de wedde die verschuldigd is voor de verminderde prestaties.

De wedde van de ambtenaar, die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt en de ambtenaar die ten minste twee kinderen die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben ten laste heeft, wordt vermeerderd met een vijfde van de wedde dat verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden verstrekt.

Art. 154.De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt opgeschort zodra de ambtenaar één van de volgende verloven bekomt : 1° het bevallingsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en opvangverlof;2° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang;3° het verlof om een stage of een proefperiode te vervullen;4° het verlof om kandidaat te zijn voor de verkiezingen;5° het verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps Civiele Bescherming;6° het verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet;7° het verlof voor opdracht;8° het verlof voor werkzaamheden bij een erkende politieke fractie in een federale wetgevende vergadering of een wetgevende vergadering van een Gemeenschap of een Gewest of bij de voorzitter van één van die groepen;9° het verlof bedoeld in artikel 77, § 1, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 houdende de uitvoering van de wet van 19 december 1974Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1974 pub. 05/10/2012 numac 2012000586 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.»

Art. 47.In artikel 155 van hetzelfde besluit, wordt een « 2° » roegevoegd in het laatste zin na de termen « twee werkdagen na tien jaar dienstanciënniteit » .

Art. 48.Eerste lid van artikel 155bis van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgende voorwaarden : « Ze worden toegekend door de functionele chef ».

Art. 49.De oude artikelen 184 en 185 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 50.Artikel 156 wordt vervangen als volgt: «

Art. 156.De jaarlijkse vakantie wordt opgenomen binnen het kalenderjaar, volgens de nadere regels door de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal vastgelegd.

De niet-bestede vakantiedagen worden ambtshalve naar de volgende jaar overgedragen. De overdracht is maximum één jaar geldig.

Als de ambtenaar het geheel of een deel van zijn vakantiedagen niet kon opnemen wegens een afwezigheid door ziekte, als gevolg van een werkongeval, een ongeval op weg naar het werk of een beroepsziekte, mag de overdracht de termijn van één jaar overschrijden. Bij terugkomst van de ambtenaar worden de jaarlijkse vakantiedagen naar keuze van de ambtenaar opgenomen, maar er moet evenwel rekening gehouden worden met de behoeften van de dienst. De nadere regels van de overdracht van onbestede vakantiedagen worden vastgesteld door de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal, na overleg met de representatieve vakorganisaties. »

Art. 51.Het 2° van eerste lid van artikel 158 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « 2° wanneer hij tijdens het jaar verlof bekomt: * om een stage of een proefperiode te vervullen bij een overheidsdienst zoals bepaald in artikel 191; * om kandidaat te zijn voor de wetgevende, gemeenschaps-, gewests-, provinciale, gemeentelijke of Europese verkiezingen; * om dwingende redenen van familiaal belang; * wegens halftijdse werken vanaf 50 of 55 jaar bedoeld in artikel 151; * met toepassing van de vierdagenweek bedoeld in artikel 149 tot 151bis; * voor onderbreking van de beroepsloopbaan; * om een opdracht uit te voeren zoals bepaald in artikel 193; * voor ouderschapsverlof buiten loopbaanonderbreking bedoeld in de artikelen 166 en volgende »

Art. 52.Vierde paragraaf van artikel 161 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « Bij definitieve ambtsneerlegging of oppensioenstelling voor de periode bedoeld in § 2, heeft de ambtenaar recht op een aantal verlofdagen gelijk aan het aantal feestdagen dat samenviel met een niet-werkdag in de periode dat hij nog wel in dienst was. Deze kunnen genomen worden onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof ».

Art. 53.Artikel 162 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « De ambtenaar krijgt verlof, binnen de hierna gestelde perken, naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen : 1° het huwelijk of de inschrijving in het bevolkingsregister van het samenlevingscontract van de ambtenaar : 4 werkdagen;2° de bevalling van de echtgenote of van de samenwonende partner van de ambtenaar, op het ogenblik van de gebeurtenis : 20 werkdagen;3° de geboorte van een kleinkind : 1 werkdag;4° het overlijden van de echtgenoot of van de samenwonende partner van de ambtenaar : 10 werkdagen;5° het overlijden van een bloedverwant in de eerste graad hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of van de samenwonende partner van de ambtenaar : 10 werkdagen;6° het huwelijk of de inschrijving in het bevolkingsregister van het samenlevingscontract van een kind van de ambtenaar of van de samenwonende partner van de ambtenaar : 2 werkdagen;7° het overlijden van een bloedverwant in om het even welke graad hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgenoot of van de samenwonende partner van de ambtenaar, onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar : 2 werkdagen;8° het overlijden van een bloedverwant in de tweede graad, hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende partner van de ambtenaar maar niet onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar : 2 werkdagen;9° het overlijden van een bloedverwant in de derde graad, hetzij van de ambtenaar, hetzij van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende partner van de ambtenaar maar niet onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar : 1 werkdag; Als het voorval zich voordoet tijdens een periode van deeltijdse arbeid wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd.

Het verlof mag in halve werkdagen genomen worden. »

Art. 54.Artikel 164 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « Met een maximum van vijfenveertig werkdagen per kalenderjaar, kan de ambtenaar verlof krijgen wegens : 1° ziekenhuisopname of autonomieverlies van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont;2° opvang van zijn kinderen en kleinkinderen die niet de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben. Het verlof wordt genomen per dag of per halve dag. Het wordt toegekend door de functionele chef.

Indien het verlof wegens dwingende familiale redenen tijdens een periode van deeltijdse arbeid genomen wordt, wordt de duur van het verlof in evenredige mate verminderd. »

Art. 55.Het opschrift van onderafdeling 3 van afdeling 3 van hoofdstuk 4 van titel 7 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Onderafdeling 3. - Het ouderschapsverlof buiten de loopbaanonderbreking »

Art. 56.Eerste lid van artikel 166 wordt vervangen als volgt : « Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of de adoptie van een kind of de plaatsing van een kind in een opvanggezin in het kader van de pleegzorg, maximaal vier maanden ouderschapsverlof buiten loopbaanonderbreking toegestaan. Dit verlof moet genomen worden vóór het kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt. Het verlof mag enkel gesplitst worden in maanden en mag enkel genomen worden met volledige dagen. »

Art. 57.Onderafdeling 4 van derde afdeling van hoofdstuk 4 van titel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als golgt : « Onderafdeling 4. - Adoptieverlof, het verlof voor de opvang met het oog op pleegvoogdij of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing

Art. 198.Een adoptieverlof wordt toegekend aan de ambtenaar die een kind van minder dan twaalf jaar adopteert.

Het verlof bedraagt ten hoogste 6 weken. Het verlof kan gesplitst worden in weken en dient te worden genomen uiterlijk binnen de vier maanden die volgen op de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin van de ambtenaar in het bevolkingsregister of het register van vreemdelingen in de gemeente van zijn verblijfplaats. Op vraag van de ambtenaar kan ten hoogste drie weken van dit verlof opgenomen worden vooraleer het kind effectief in het gezin wordt opgenomen.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld en de leeftijdsgrens van het kind wordt vastgesteld op 21 jaar wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct. of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

De ambtenaar die het verlof wenst te genieten bij toepassing van dit artikel, deelt aan de overheid onder welke hij ressorteert, de datum mee waarop het verlof zal aanvangen en de duur ervan. Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand voor de aanvang van het verlof, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De ambtenaar dient de volgende documenten voor te leggen : 1° een attest, uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de Gemeenschap, waarin de toewijzing van het kind aan de ambtenaar, wordt bevestigd, om het verlof van ten hoogste drie weken te verkrijgen vooraleer het kind opgenomen wordt in het gezin;2° een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister bevestigt om het resterend verlof te kunnen opnemen.

Art. 169.De ambtenaar kan verlof krijgen wanneer een kind beneden de twaalf jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op pleegvoogdij.

Hij kan ook dit verlof krijgen wanneer hij een minderjarige opneemt in zijn gezin ingevolge een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin.

De maximumduur van het verlof bedraagt vier weken indien het opgenomen kind ouder is dan drie jaar en zes weken indien het die leeftijd nog niet heeft bereikt. Het verlof kan gesplitst worden opgenomen per week. Het verlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct. of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

Art. 170.Het adoptieverlof, het verlof voor de opvang met het oog op pleegvoogdij en plaatsing in een onthaalgezin van een minderjarige naar aanleiding van een rechterlijke beslissing wordt bezoldigd en gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. »

Art. 58.In artikel 171 van hetzelfde besluit, worden paragraaf 2, tweede lid, en paragraaf 3 opgeheven.

Art. 59.Derde paragraaf van artikel 172 wordt vervangen als volgt : « § 3. Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden, de volgende afwezigheden gedurende de zes weken of, in geval van de geboorte van een meerling, gedurende de acht weken die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke bevallingsdatum voorafgaan : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° de in artikel 161 bedoelde feestdagen;3° de in de artikelen 162 en 186bis ;4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang ;5° de afwezigheden wegens ziekte ;6° de periodes tijdens dewelke de ambtenaar vrijgesteld is van werk in uitvoering van de artikelen 42 en 43 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten en van artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van arbeidstijd in de openbare sector.»

Art. 60.Eerste lid van artikel 173 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 61.Tweede lid van artikel 177, § 4, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 62.Tweede paragraaf van artikel 178 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt: « § 2. De borstvoedingspauze duurt een half uur. De vrouwelijke ambtenaar die een halve dag van drie uur en vijfenveertig minuten of meer werkt, heeft die dag recht op één pauze.

De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag ten minste zeven en een half uur werkt, heeft die dag recht op twee pauzes. Als de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op twee pauzes tijdens een werkdag, kan zij deze op die dag opnemen in één keer of twee keer.

De duur van borstvoedingspauze(s) is in de duur van de prestaties van de werkdag inbegrepen. »

Art. 63.Artikel 179 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De ambtenaar kan dienstvrijstelling krijgen om naar medische onderzoeken te gaan bij een specialist die niet buiten de diensturen kunnen plaatsvinden.

De aanvraag moet worden gestaafd door een getuigschrift voor verstrekte hulp. »

Art. 64.Leden 1 en 2 van artikel 180 van hetzelfde besluit worden vervangen als volgt : « De ambtenaar verkrijgt een dienstvrijstelling om bloed, bloedplasma en bloedplaatjes te geven op voorwaarde dat hij de toelating heeft van zijn functionele chef voor de donatie.

Die dienstvrijstelling kan geweigerd worden om dienstredenen.

De ambtenaar verkrijgt een dienstvrijstelling voor de noodzakelijke duur van de bloed-, plasma- en bloedplaatjesdonatie alsook voor de verplaatsingstijd van maximaal twee uur.

De ambtenaar moet het bewijs leveren dat hij bloed of plasma heeft gegeven. »

Art. 65.In tweede lid van artikel 181 van hetzlefde besluit, worden de termen « een medisch attest » vervangen door « getuigschrift voor verstrekte hulp ».

Art. 66.In afdeling 6 van hoofdstuk 4 van titel 7 van boek 1 van hetzelfde besluit, wordt een nieuw artikel 186bis ingevoegd, luiden als volgt: « De ambtenaar heeft recht op uitzonderlijk verlof voor de verzorging van een persoon, woonachtig onder hetzelfde dak, die slachtoffer werd van een ziekte of ongeval.

Bovendien moet de persoon die onder hetzelfde dak leeft, de volgende hoedanigheid hebben: echtgeno(o)t(e), wettelijk samenwonende, een ouder hetzij van de ambtenaar, hetzij van diegene waarmee de ambtenaar samenleeft als koppel, een persoon opgevangen voor adoptie of voor de uitoefening van officieus toezicht.

De ambtenaar moet een medisch attest kunnen voorleggen als bewijs van de noodzakelijke aanwezigheid bij de persoon die ziek is of slachtoffer werd van een ongeval.

De duur van dit verlof is beperkt tot 4 dagen per jaar. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Dit verlof wordt vergoed. »

Art. 67.Artikel 193 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « § 1. De Regering kan een ambtenaar, met zijn instemming, belasten met een opdracht. § 2. Iedere ambtenaar kan eveneens met instemming van de Regering een opdracht aanvaarden: 1° bij een instelling van openbaar nut die afhangt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° bij een overheidsdienst, bij een Ministerie, een instelling van openbaar nut die afhangt van de federale overheid, van een Gewest, van een Gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, bij een lokaal bestuur van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of bij een rechtspersoon in de welke de publieke overheden een overwicht uit oefenen in de bestuurs- en beheersorganen;3° op internationaal vlak buiten België uitgeoefend, die wordt toevertrouwd hetzij door één van de regeringen van het Rijk of een Belgisch openbaar bestuur, hetzij door een buitenlandse regering of door een buitenlandse openbaar bestuur;4° op internationaal vlak in of buiten België uitgeoefend, bij een internationale instelling;5° in een ontwikkelingsland opgenomen in de lijst opgesteld door het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).»

Art. 68.Artikel 194 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « § 1. De Regering verleent de opdracht voor ten hoogste twee jaar.

Zij kan haar verlengen voor telkens maximaal dezelfde duur. § 2. In afwijking van § 1, wordt de ambtenaar die wordt aangewezen om een mandaat in een overheidsdienst uit te oefenen ambtshalve in opdracht geplaatst voor de duur van het mandaat ».

Art. 69.Tweede paragraaf van artikel 195 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « § 2. Het verlof wordt evenwel bezoldigd wanneer de ambtenaar wordt aangewezen als nationaal deskundige krachtens de beschikking van 26 juli 1988, van 7 januari 1998 of van 12 november 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van de regeling die geldt voor nationale deskundigen die bij de diensten van de Commissie gedetacheerd zijn.

Het kan eveneens worden bezoldigd met instemming van de Regering wanneer de opdracht in het kader van de programma's van de Europese Unie wordt toegewezen.

Het is eveneens bezoldigd wanneer de ambtenaar, overeenkomstig het koninklijk besluit van 23 mei 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/05/2018 pub. 31/05/2018 numac 2018012383 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit betreffende de Hoge Raad van Financiën sluiten betreffende de Hoge Raad van Financiën, wordt aangesteld als lid van het secretariaat van de afdeling Financieringsbehoeften van de Hoge Raad van Financiën. »

Art. 70.Artikel 196 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « § 1. Tijdens de duur van een opdracht die door volgende machtigingen is gedekt, wordt aan de ambtenaar verlof verleend indien de opdracht welke hij uitvoert als zijnde van algemeen belang is erkend. Dit verlof wegens opdracht wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend: 1° voor de opdrachten welke de uitoefening van een functie bevatten in een ontwikkelingsland, opgenomen in de lijst opgesteld door het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) ;2° voor opdrachten uitgevoerd door de als nationaal deskundige aangewezen ambtenaar krachtens de beschikking van 26 juli 1988, van 7 januari 1998 of van 12 november 2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of wanneer de opdracht in het kader van de programma's van de Europese Unie wordt toegewezen;3° om een mandaat in een Belgische overheidsdienst uit te oefenen. § 3. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor de internationale opdrachten bedoeld in artikel 193, § 2, 3°, 4° en 5° wanneer zij door de minister geacht worden van overwegend belang te zijn hetzij voor het land, hetzij voor een regering of een openbaar bestuur in België. § 4. In uitzonderlijke gevallen wordt het karakter van algemeen belang voor de in artikel 193, § 2, 1° en 2°, bedoelde opdrachten erkend onder dezelfde voorwaarden als die vastgesteld in § 3 van dit artikel. § 5. In afwijking van §§ 2 en 3 van dit artikel, verliest iedere opdracht van rechtswege haar karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de ambtenaar een dienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het krijgen van een onmiddellijk ingaand dan wel uitgesteld pensioen ten laste van een buitenlandse regering, van het buitenlands openbaar bestuur of van de internationale instelling ten behoeve waarvan de opdracht werd vervuld. »

Art. 71.In artikel 199 van hetzelfde besluit worden de termen « raad van bestuur » vervangen door « directieraad ».

Artikel 199 wordt aangevuld met volgende voorwaarden : « De met een opdracht belaste ambtenaar van wie de betrekking vacant verklaard is, blijft aan de dienst toegewezen waaraan hij toegewezen was vóór de vacantverklaring. »

Art. 72.Eerste lid van artikel 203 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met wat volgt : « 7° binnen het kader van de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar »

Art. 73.Eerste lid van artikel 204, § 1, van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « § 1. Verlof wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking zoals bedoeld in de artikelen 141 tot 146, noch aan de stelsels van de vierdagenweek of halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar bedoeld in de artikelen 147 tot 151, noch aan verminderde prestaties om persoonlijke redenen zoals bedoeld in de artikelen 152 tot 154. »

Art. 74.In eerste paragraaf van artikel 206 van hetzelfde besluit worden de termen « artikel 244 » vervangen door « artikel 202 ».

Art. 75.In artikel 208, laatste lid, van hetzelfde besluit worden de termen « tot herverdeling van de arbeid in de openbare sector » vervangen door « met betrekking tot de vierdagenweek en het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar ».

Art. 76.Eerste lid van artikel 209 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « De wegens ziekte afwezige ambtenaar staat onder het geneeskundig toezicht van de raad van bestuur aangewezen medische controledienst.

De raad van bestuur bepaalt de regels die van toepassing zijn inzake de medische controle. »

Art. 77.Afdeling 3 van hoofdstuk 6 van titel 7 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 3. - De verminderde prestaties wegens ziekte

Art. 213.De ambtenaar kan verzoeken zijn functie uit te oefenen binnen het kader van verminderde prestaties wegens ziekte: 1° met het oog op zich opnieuw aan te passen aan het normale arbeidsritme, na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van ten minste dertig dagen;2° wanneer, ten gevolge van een langdurige medische ongeschiktheid, hij niet voltijds kan werken na een ononderbroken afwezigheid wegens ziekte van ten minste dertig dagen. De beoordeling van de medische situatie van de ambtenaar en het toekennen van verminderde prestaties wegens medische redenen wordt gewaarborgd door een arts van de medische controle zoals bedoeld in artikel 209, eerste lid.

Art. 214.§ 1. De ambtenaar bedoeld in artikel 213, 1°, kan zijn functie opnieuw vervullen ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties voor een periode van maximaal drie maanden.

Verminderde prestaties kunnen worden toegekend voor de duur van een maand. Verlengingen kunnen worden verleend voor een equivalente periode, indien de medische controledienst zoals bedoeld in artikel 209, eerste lid, na een nieuw onderzoek van mening is dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar dit rechtvaardigt. De bepalingen van artikel 217, §§ 1 en 2 zijn van toepassing. § 2. De ambtenaar bedoeld in artikel 213, 2° kan zijn functie hervatten ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties voor een maximumduur van twaalf maanden, tenzij dat de arts van de medische controledienst zoals bedoeld in artikel 209, eerste lid van mening is dat een nieuw onderzoek vroeger dient plaats te vinden.

De verlengingen kunnen worden toegekend per periodes van maximum twaalf maanden, indien de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid na een nieuw onderzoek van mening is dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar het rechtvaardigt. De bepalingen van artikel 217 zijn van toepassing. § 3. Bij elk onderzoek, oordeelt de arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 209, lid 1 of de ambtenaar geschikt is om 50 %, 60 % of 80 % van zijn normale prestaties te verrichten.

Gedurende de periode van verminderde prestaties om medische redenen, kan de ambtenaar, zoals bedoeld in § 2, om een nieuw onderzoek verzoeken bij de medische controledienst zoals bedoeld in artike 209, eerste lid met het oog op het aanpassen van zijn werkregime. § 4. De verminderde prestaties bedoeld in § 1 worden elke dag uitgevoerd, tenzij de arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid, anders beslist.

De verminderde prestaties bedoeld in § 2, worden uitgevoerd volgens een spreiding van de prestaties over de week, conform het advies van de arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid.

Art. 215.§ 1. De dagen dat een ambtenaar afwezig is tijdens een periode van verminderde prestaties wegens ziekte worden beschouwd als verlof.

Dit verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Niettemin moet de ambtenaar, die zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties wegens ziekte, zijn vakantieverlofdagen opnemen met volledige dagen.

Indien de verminderde prestaties niet elke dag worden geleverd, dan worden de verlofdagen toegekend pro rata aan de prestaties voor de gepresteerde periode binnen het kader van de verminderde prestaties. § 2. De ambtenaar bedoeld in artikel 213, 1° en 2° geniet zijn volledige wedde voor de eerste drie maanden van de verminderde prestaties voor medische redenen. Met wedde wordt de wedde bedoeld zoals gedefinieerd in artikel 293 tot 310 alsook de toelagen bedoeld in artikel 313.

De ambtenaar bedoeld in artikel 213, 2° geniet vanaf de vierde maand een wedde voor de verminderde prestaties, verhoogd met 60 % van de wedde die hij gekregen zou hebben voor de niet geleverde prestaties. § 3. De verminderde prestaties voor medische redenen worden geschorst door: 1° loopbaanonderbreking;2° halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar;3° de vierdagenweek;4° de verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden;5° de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke redenen;6° moederschapsverlof;7° ouderschapsverlof zoals is voorzien in artikel 166 ;8° adoptieverlof, het verlof voor de opvang met het oog op pleegvoogdij of plaatsing in een onthaalgezin naar aanleiding van een rechterlijke beslissing. De toelating om verminderde prestaties te verrichten omwille van medische redenen wordt tijdelijk onderbroken bij afwezigheid wegens ziekte, door een arbeidsongeval of door een ongeval op de weg van en naar het werk of wegens een arbeidsziekte.

Art. 216.§ 1. De ambtenaar die verminderde prestaties voor medische redenen wenst te genieten moet een advies verkrijgen van de arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid, minimaal vijf werkdagen voor het begin van de verminderde prestaties.

De ambtenaar, bedoeld in artikel 213, 1°, moet een medisch getuigschrift voorleggen en een reïntegratieplan opgesteld door de behandelende arts. In het reïntegratieplan vermeldt de arts de vermoedelijke datum van het volledig hervatten van de arbeid.

De ambtenaar bedoeld in artikel 213, 2° moet een omstandig medisch verslag voorleggen, opgesteld door een arts specialist. § 2. De arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid, spreekt zich uit over de medische geschiktheid van de ambtenaar om zijn functies te hervatten ter belope van 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties. Deze bezorgt zo snel mogelijk, naargelang het geval, na consultatie van de behandelende arts bedoeld in § 1, lid 2, zijn schriftelijke bevindingen aan de ambtenaar. § 3. Na het bezorgen van de bevindingen door de arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid binnen het kader van en verzoek tot verminderde prestaties voor medische redenen, bedoeld in artikel 213, 1° en 2° kan de ambtenaar, die niet akkoord gaat met de vaststellingen, verzoeken dat een arts-scheidsrechter wordt aangesteld, in overeenstemming met de procedure bedoeld in artikel 209, tweede lid.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist over het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Elke andere vaststelling blijft beschermd door het beroepsgeheim.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid op de hoogte van zijn beslissing. De medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid en de ambtenaar worden onmiddellijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd door de arts-scheidsrechter.

Art. 217.§ 1. Indien de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid, beslist dat een ambtenaar afwezig wegens ziekte geschikt is om de uitoefening van zijn functies te hervatten ten belope van 50 %, 60 % of 80 % van de normale prestaties, dan informeert hij de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal hierover.

De directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal nodigen de ambtenaar uit het werk te hervatten en laten hem toe de verminderde prestaties te vervullen voor zover deze in overeenstemming zijn met de eisen opgelegd voor de goede functionering van de dienst.

Indien de ambtenaar geen gevolg geeft aan dit verzoek om het werk te hervatten, dan wordt hij in non-activiteit geplaatst. § 2. De ambtenaar, die niet akkoord gaat met de vaststellingen, kan verzoeken dat een arts-scheidsrechter wordt aangesteld, in overeenstemming met de procedure bedoeld in artikel 209, tweede lid.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist over het medisch geschil binnen drie werkdagen na zijn aanwijzing. Elke andere vaststelling blijft beschermd door het beroepsgeheim.

De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de arts van de medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid op de hoogte van zijn beslissing. De medische controledienst bedoeld in artikel 209, eerste lid en de ambtenaar worden onmiddellijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd door de arts-scheidsrechter. »

Art. 78.In de Franse versie van artikel 221 van hetzelfde besluit word het word « admnistration » vervangen door « administration ».

Art. 79.In sub d) van artikel 227 van hetzelfde besluit, worden de termen « de deputatie of » geschrapt.

Art. 80.In artikel 228 van hetzelfde besluit worden de termen « artikel 256 » vervangen door « artikel 227 ».

Art. 81.In 1° en 2° van artikel 229 van hetzelfde besluit worden de termen « of van een speciaal comité voor de sociale dienst » toegevoegd na « een raad voor maatschappelijk welzijn ».

In 5° van artikel 229 worden de termen « of een provinciaal college » geschrapt en de puntkomma wordt vervangen door een punt.

Art. 82.In 5° van artikel 230 van hetzelfde besluit, worden de termen « provincial college » vervangen door « provincieraad ».

Art. 83 In artikel 233 van hetzelfde besluit worden de verwijzing naar artikel » 257 » en de komma geschrapt.

Art. 84.Hoofdstuk 8 van titel 7 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 8. - Het beroep inzake verlof, afwezigheid en disponibiliteit

Art. 239.Het personeelslid kan in beroep gaan bij de gewestelijke kamer van beroep wanneer hij niet akkoord gaat met een beslissing inzake verlof, afwezigheden of disponibiliteit, behalve inzake: 1° ziekteverlof;2° in geval van disponibiliteit wegens ziekte;3° inzake verlof voor opdracht;4° in geval van ontslag van ambtswege wegens ongerechtvaardigde afwezigheid van meer dan tien werkdagen.

Art. 240.De ambtenaar beschikt voor het instellen van zijn beroep, over een termijn van tien dagen ingaande op de dag waarop hem kennis is gegeven van de beslissing tot afwijzing van zijn aanvraag.

Hij kan op zijn vraag worden gehoord door de gewestelijke kamer van beroep en mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 241.De betwiste beslissing wordt verdedigd door een personeelslid aangewezen door de overheid die de beslissing heeft genomen.

De gewestelijke kamer van beroep velt een beslissing en bezorgt die aan de directeur-generaal en het betrokken personeelslid binnen een termijn van een maand die aanvangt op de dag dat het beroep werd ingediend. »

Art. 85.Artikel 242 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Onder beroepsvorming dient te worden verstaan, elke vorming die de ambtenaar toelaat zijn kennis en bekwaamheden te verbeteren of te onderhouden, in verband met de betrekking en de functie die hij uitoefent of die hij zou kunnen uitoefenen bij een instelling van openbaar nut, de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel of, een andere overheidsdienst.

Een vorming wordt slechts erkend als beroepsvorming mits akkoord van het HRM. Ingeval de vorming op initiatief van de ambtenaar voorgesteld wordt, is bovendien het akkoord van de functionele chef vereist. »

Art. 86.In het laatste zin van artikel 244 van hetzelfde besluit, wordt een « 3° » voor de termen « de opleidingen te organiseren » toegevoegd.

Art. 87.In het laatste zin van artikel 245 van hetzelfde besluit, wordt een « 6° » voor de termen « een evaluatie van het vorige vormingsplan » toegevoegd.

Art. 88.In artikel 247 van hetzelfde besluit worden de termen « raad van bestuur » vervangen door « directieraad ».

Het laatste zin van tweede lid van artikel 247 wordt aangevuld met de termen « het jaar voordat het in werking trad ».

Art. 89.Artikel 248 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De doorlopende beroepsvorming is de vorming die: - tot doel heeft de aanpassing van de ambtenaar aan de evolutie van de organisatie, de technieken en de werkomstandigheden te vergemakkelijken en de beroepsbekwaamheid te behouden of te verbeteren; - in verband staat met de huidige functie van de ambtenaar; - wordt voorgesteld door het HRM of door de functionele chef van de ambtenaar, of aangevraagd wordt door de ambtenaar.

De kosten verbonden aan de doorlopende beroepsvorming worden gedragen door de instelling voor zover de ambtenaar de in artikel 249 bepaalde voorwaarden in acht neemt.

Het HRM of de functionele chef kan de ambtenaar opleggen bepaalde van deze vormingen te volgen, op voorwaarde dat deze overeenkomen met de tijdens het functiegesprek bepaalde doelstellingen bedoeld in artikel 98.

Wordt uitgesloten van de doorlopende beroepsvorming, elke vrijwillige beroepsvorming, behoudens een uitdrukkelijke door de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal toegekende afwijking middels een met redenen omkleed advies van de directeur-generaal onder wie de ambtenaar ressorteert.

De taalvormingen in het Nederlands en het Frans worden niet als doorlopende beroepsvorming beschouwd. Niettemin geniet de ambtenaar de in paragraaf 2 bedoelde dienstvrijstelling om ze te volgen. § 2. Een dienstvrijstelling wordt verleend ingeval de doorlopende beroepsvorming plaatsvindt tijdens de diensturen.

Als de bovenvermelde vorming buiten de diensturen plaatsvindt, wordt hiervoor een compensatie per uur voorzien. »

Art. 90.In tweede lid van artikel 249 van hetzelfde besluit worden de termen « de vorming belaste dienst » vervangen door « het HRM ».

Art. 91.Artikel 250 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De vrijwillige beroepsvorming is de vorming die door de ambtenaar wordt aangevraagd en die hem toelaat zijn loopbaan te ontwikkelen in verband met betrekking en de de functie die de ambtenaar momenteel uitoefent of zou kunnen uitoefenen in de toekomst bij een instelling van openbaar nut, de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel of, een andere overheidsdienst.

Tenzij het HRM akkoord gaat, worden de kosten van de vrijwillige beroepsvorming gedragen door de ambtenaar.

De directeur generaal of de adjunct-directeur- generaal bepalen de voorwaarden waaronder de kosten inherent aan de vrijwillige beroepsvorming ten laste genomen worden. »

Art. 92.Artikel 251, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met volgende voorwaarden : « d) de cursussen die deel uitmaken van de vormingen vermeld onder a) en b), die men als vrije student kan volgen, ongeacht het tijdstip waarop ze gegeven worden; ».

Art. 93.Tweede paragraaf van artikel 252 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 2. Het maximum dat in de eerste paragraaf van dit artikel vastgesteld is wordt evenredig verminderd naargelang van de volgende verloven en afwezigheden die gedurende het lopende schooljaar verkregen zijn: 1° de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve toestand van non-activiteit of disponibiliteit is geplaatst;2° het verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan;3° het halftijds werken vanaf 50 en 55 jaar;4° de vierdagenweek;5° het verlof om een stage te doen in een overheidsdienst;6° het verlof voor opdracht;7° het verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen.» Derde paragraaf van artikel 252 wordt opgeheven.

Art. 94.Artikel 253 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Het vormingsverlof wordt toegekend door de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal; hij kan deze bevoegdheid delegeren aan de ambtenaar die hij aanwijst bij het HRM. De ambtenaar richt zijn verzoek voor een vormingsverlof tot de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal of tot de aangewezen ambtenaar, met het advies van zijn functionele chef. Indien er een maand nadat het verzoek werd ingediend geen beslissing werd genomen, wordt het vormingsverlof geacht toegekend te zijn.

Dit verlof kan geheel of gedeeltelijk geweigerd worden als het onverenigbaar is met het belang van de dienst. Het belang van de dienst mag echter niet twee maal voor dezelfde vorming worden ingeroepen om een vormingsverlof te weigeren.

Voor vormingen waarbij men in de les aanwezig moet zijn, mag het vormingsverlof niet meer dan twee keer worden toegekend voor eenzelfde vorming. § 2. Het vormingsverlof wordt toegekend middels een controle van inschrijving en nauwgezetheid, indien deze laatste mogelijk is.

Deze controles gebeuren aan de hand van een inschrijvingsbewijs en een nauwgezetheidsbewijs indien voorhanden dat de ambtenaar gehouden is over te maken volgens de voorschriften en binnen de termijnen vastgelegd door het HRM. De ambtenaar wordt verzocht de inschrijvings- en nauwgezetheidsbewijzen aan de instelling die de vorming organiseert aan het begin van de vorming voor te leggen, zodanig dat deze laatste ze tijdig kan invullen.

Als de ambtenaar voortijdig stopt met de vorming, komt er op dat ogenblik een einde aan het vormingsverlof. In dit geval meldt de ambtenaar zijn stopzetting onmiddellijk aan het HRM en bezorgt hem, indien voorhanden het nauwgezetheidsbewijs. § 3. Het vormingsverlof moet gebruikt worden tijdens de periode waarin de lessen gegeven worden, deze periode wordt verlengd met de examenzittijden waaraan de ambtenaar deelneemt.

Als de vorming uit een groot aantal uren bestaat, kan het HRM een planning voor het vormingsverlof opleggen, na raadpleging van de hiërarchische meerdere en de ambtenaar. Deze planning houdt rekening met het belang van de dienst maar ze mag geen afbreuk doen aan het recht om aan lessen en examens deel te nemen. § 4. Het recht op een vormingsverlof wordt geschorst indien uit het nauwgezetheidsbewijs blijkt dat de ambtenaar de vorming waarvoor hij een vormingsverlof heeft gekregen, niet nauwgezet heeft gevolgd. De schorsing geldt voor het resterende gedeelte van het schooljaar en voor de drie volgende schooljaren. »

Art. 95.In artikel 254 van hetlzelfde besluit worden de termen « artikelen 100, 104 et 106 » vervangen door « artikelen 77, 81 et 84 ».

Art. 96.In de Franse versie van het laatste lid van artikel 255 van hetzelfde besluit wordt het woord « à » vervangen door « a ».

Art. 97.In artikel 256, laatste lid, van hetzelfde besluit wordt een « 8° » voor de termen « de afzetting » toegevoegd.

Art. 98.In artikel 257, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de termen « artikel 23, tweede lid » vervangen door « artikel 23, vierde lid ».

Art. 99.In artikel 259, van hetzelfde besluit worden de termen « artikel 288 » vervangen door « artikel 257 ».

Art. 100.In artikel 260, eerste lid, 2°, wordt de puntkomma vervangen door een punt.

Art. 101.In artikel 262 van hetzlefde besluit worden de termen « aan de datum waarop de vordering aanvangt » vervangen door « het voorstel van straf geviseerd in artikel 265.

Art. 102.Artikel 263 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Ingeval van strafvordering en indien het openbaar ministerie de einduitspraak van het gerecht heeft meegedeeld, wordt de tuchtvordering niet later ingesteld dan zes maanden na de ontvangst van deze mededeling door het orgaan bevoegd om de tuchtprocedure op te starten.

De strafvordering gelinkt aan de feiten die het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure kan de procedure en de tuchtuitspraak schorsen.

Het komt de tuchtoverheid toe te oordelen of het gepast is de tuchtprocedure al dan niet te schorsen op basis van de elementen waarover ze beschikt. Vindt ze die elementen onvoldoende, dan schorst ze de procedure. Die beslissing moet geformaliseerd worden in een administratieve akte. De overheid neemt ook het beginsel van de redelijke termijn in aanmerking. »

Art. 103.Tweede lid van artikel 264 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Op elk ogenblik van de tuchtprocedure kan de vervolgde ambtenaar, ter zijner/harer verdediging, zijn/haar dossier raadplegen en mag hij/zij worden bijgestaan door een verdediger naar keuze, met uitzondering van elke persoon die gevraagd wordt zich uit te spreken over de ten laste gelegde feiten. »

Art. 104.Oud artikel 295 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 105.Oud artikel 296 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 106.Afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Afdeling 2. - Het voorstel van straf

Art. 265.De directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal duidt de hiërarchische meerdere aan bevoegd voor de toepassing van de huidige afdeling.

Art. 266.§ 1. De oproeping voor de hoorzitting wordt minstens zeven werkdagen vóór de hoorzitting betekend aan de vervolgde persoon.

De oproeping vermeldt het volgende: 1° de feiten die ten laste van de vervolgde persoon worden gelegd;2° de normen die deze feiten overtreden;3° de tuchtstraffen die uitgesproken kunnen worden tegen de vervolgde persoon, 4° het recht van de vervolgde persoon om zich te laten bijstaan door een verdediger naar keuze, met uitzondering van elke persoon die gevraagd wordt zich uit te spreken over de ten laste gelegde feiten;5° het recht van de vervolgde persoon om zijn verweermiddelen over te leggen aan de hand van een schriftelijke nota wanneer hij beroep kan doen op een geldige reden om niet te verschijnen op de hoorzitting;6° het recht van de vervolgde persoon om de uitvoering van aanvullende onderzoeksmaatregelen te vragen. Het tuchtdossier wordt geïnventariseerd en gevoegd bij de oproeping gericht aan de vervolgde persoon.

Als de vervolgde persoon of zijn/haar verdediger, hoewel regelmatig opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, spreekt de hiërarchisch meerdere zich uit op basis van de stukken in het dossier.

Hetzelfde geldt zodra de zaak het voorwerp uitmaakt van een tweede oproeping, zelfs als de vervolgde persoon of zijn/haar verdediger een geldige reden kunnen inroepen. § 2. Het tuchtdossier omvat het volgende: 1° de oproeping;2° elk document en elke inlichting die de administratie heeft ontvangen in verband met de feiten die de vervolgde persoon ten laste worden gelegd;3° elke tuchtstraf die niet geschrapt is;4° elk document ingediend door de vervolgde persoon of zijn/haar verdediger;5° elk document opgemaakt door de administratie tijdens de tuchtprocedure of bezorgd aan de administratie door een derde;6° het resultaat van elke eventuele onderzoeksmaatregel;7° een uittreksel van de bepalingen van dit hoofdstuk over de tuchtprocedure. § 3. De hiërarchische meerdere hoort de vervolgde persoon over de feiten die hem/haar worden verweten en desgevallend ook de getuigen, of gaat over tot elke andere onderzoeksmaatregel.

Als de vervolgde persoon de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal is, gaat de minister of zijn gemachtigde over tot het verhoor. De minister verhoort in voorkomend geval ook de getuigen of gaat over tot elke andere onderzoeksmaatregel. § 4. Van de verhoren wordt een proces-verbaal opgemaakt.

De vervolgde persoon ontvangt het proces-verbaal en geeft het binnen een termijn van zeven dagen terug. Als hij/zij bezwaren heeft, geeft hij/zij het proces-verbaal met een bijgevoegde geschreven nota terug. § 5. Na kennis genomen te hebben van de eventuele opmerkingen van de vervolgde persoon of na het tuchtdossier te hebben geanalyseerd als de vervolgde persoon zonder geldige reden niet verschenen is, stelt de hiërarchische meerdere de ambtenaar in kennis van welke tuchtstraf hij/zij van plan is voor te stellen, en bezorgt hij/zij het voorstel aan de overheid bevoegd om de straf uit te spreken.

Als de vervolgde persoon geen beroep heeft ingediend zoals bedoeld in artikel 267, wordt het tuchtstrafvoorstel van rechtswege definitief. § 6. De betekening van het tuchtstrafvoorstel zet de tuchtvordering in. »

Art. 107.Hoofdstuk 3 van titel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK. 3 - Het beroep inzake tuchtaangelegenheden Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 267.De vervolgde persoon die door de straf wordt geviseerd, kan binnen een termijn van twintig dagen na de betekening van het voorstel, hetzij persoonlijk, hetzij door tussenkomst van een advocaat, beroep indienen bij de gewestelijke kamer van beroep.

Bij ontvangst van het beroep maakt de griffier een eensluidend afschrift van het beroep over aan de overheid die bevoegd is om de straf uit te spreken.

Het beroep wordt aangetekend aan de voorzitter gericht op het adres vastgesteld door het huishoudelijk reglement.

De betekening van het voorstel van straf vermeldt de te eerbiedigen termijn en formaliteiten voor de indiening van het beroep. Afdeling 2. - De gewestelijke kamer van beroep

Art. 268.De gewestelijke kamer van beroep, ingesteld door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 januari 2016 houdende wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 maart 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten2 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor wat betreft de interne beroepsprocedures en zoals momenteel bedoeld in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is bevoegd voor het beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren van het Parkeeragentschap.

Art. 269.Op basis van artikel 267 zullen ambtenaren van het Parkeeragentschap onderworpen worden aan procedureregels, zoals voorzien in de artikelen 264 en volgende van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 maart 2018 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. »

Art. 108.Hoofdstuk 4 van titel 9 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 4. - De uitspraak van de tuchtstraf

Art. 270.De benoemende overheid spreekt de tuchtstraf uit.

Als de vervolgde persoon een leidend ambtenaar is, is de regering bevoegd om de tuchtstraf uit te spreken.

De bevoegde overheid kan geen zwaardere straf uitspreken dan de voorgestelde straf en kan ook geen andere feiten inroepen dan die welke het voorstel van straf hebben gemotiveerd.

De uiteindelijke beslissing moet een passend antwoord bieden op de opmerkingen geformuleerd door de vervolgde persoon en door het personeelslid dat het strafvoorstel verdedigt in de ontwerpbeslissing.

Art. 272.De overheid bedoeld in artikel 270, 1° tot 4° spreekt zich binnen de zestig dagen uit over de ontvangst van het advies vanwege de regionale kamer van beroep.

De beslissing wordt betekend via een per post aangetekende brief. De beslissing wordt uitvoerbaar vanaf de eerste dag die volgt op de kennisgeving. »

Art. 109.In tweede lid van artikel 275 van hetzelfde besluit worden de termen » artikel 23, tweede lid » vervangen door « artikel 23, vierde lid ».

Art. 110.Artikel 276 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De maatregelen bedoeld in artikel 275 worden uitgesproken door: 1° de minister in verband met leidende ambtenaren;2° de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal in verband met de andere ambtenaren. Zij horen de ambtenaar vooraf, uiterlijk vijftien dagen nadat ze kennis hebben gekregen van de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd. De ambtenaar mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze, met uitzondering van elke persoon die gevraagd wordt zich uit te spreken in het kader van een eventuele tuchtprocedure.

Indien de ambtenaar wegens overmacht niet kan worden gehoord binnen deze termijn, mag hij zich laten vertegenwoordigen en een schriftelijke nota voorleggen waarin hij zijn verweermiddelen te kennen geeft.

Een kennisgeving aan de ambtenaar volgt op de schorsingsbeslissing. »

Art. 111.Artikel 277 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De ambtenaar kan binnen acht dagen na de betekening in beroep gaan bij de gewestelijke kamer van beroep. »

Art. 112.Artikel 278 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De gewestelijke kamer van beroep neemt kennis van het beroep inzake de schorsing in het belang van de dienst en inzake de maatregelen waarin artikel 275, tweede lid voorziet.

De beroepsprocedure is degene welke geldt voor beroepen omtrent tuchtzaken.

Indien het door de gewestelijke kamer van beroep uitgebrachte advies anders luidt dan de door de bevoegde overheid in eerste aanleg getroffen beslissing, spreekt de minister zich uit over de te treffen maatregel tegen de leidende ambtenaren en de raad van bestuur ten opzichte van de andere ambtenaren. Indien het door de gewestelijke kamer van beroep uitgebrachte advies in overeenstemming is met de door de bevoegde overheid in eerste aanleg getroffen beslissing, bevestigt de overheid bedoeld in dit lid de maatregel. »

Art. 113.Artikel 280 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De schorsing in het belang van de dienst alsmede de maatregelen bedoeld in artikel 275, tweede lid eindigen van rechtswege: 1° wanneer het strafvonnis wordt uitgesproken en aan de overheid wordt meegedeeld;2° wanneer de tuchtrechtelijke uitspraak voor een ernstige fout bedoeld in artikel 275 eerste lid, 2° definitief wordt;3° wanneer de ambtenaar onschuldig wordt verklaard. Indien een tuchtrechtelijke schorsing wordt opgelegd, brengt de tuchtoverheid de duur van de preventieve schorsing ervan in mindering. »

Art. 114.Artikel 283 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Een politiek mandaat wordt niet beschouwd als een beroepsactiviteit.

De ambtenaar die verkozen is moet het HRM hiervan verwittigen, die op zijn beurt de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal op de hoogte brengt. »

Art. 115.In artikel 384 en in artikel 385, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de termen « artikel 330 » vervangen door « artikel 281 ».

Art. 116.Laatste lid van artikel 285 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 117.In artikel 287 van hetzelfde besluit worden de termen « voor de ambtenaren van ten hoogste rang A4 en door de functioneel bevoegde Minister voor de leidende ambtenaren » geschrapt.

Art. 118.Artikel 289 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De toestemming kan worden opgeheven door de directeur-generaal of de adjunct directeur-generaal. Zijn beslissing moet gemotiveerd worden. »

Art. 119.Titel 12 van boek 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « TITEL 12. - DE INSCHAKELING VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP

Art. 290.§ 1. De instelling moet een aantal gehandicapte personen tewerkstellen dat gelijk is aan minstens twee percent van de personeelsformatie voorzien in het personeelsplan.

Deze doelstelling kan bereikt worden door de aanwerving of door de erkenning van de handicap van ambtenaren gedurende hun loopbaan. § 2. Voor de toepassing van deze titel, wordt verstaan onder "erkenningsinstellingen" de vier volgende instellingen: 1° l'Agence pour une vie de qualité, afgekort A.V.I.Q.; 2° de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor personen met een handicap (Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung);3° de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, afgekort VDAB, en/of het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, voorheen het « Vlaams Fonds voor Personen met een Handicap »;4° de Brusselse Franstalige dienst voor mindervaliden, gekend als Personne Handicapée Autonomie Recherchée, afgekort PHARE. § 3. De betrekkingen die voor gehandicapte personen bestemd zijn, kunnen bekleed worden door kandidaten die bij hun aanwerving of tijdens hun loopbaan ten minste één van de volgende voorwaarden vervullen: 1° ingeschreven zijn bij één van de erkenningsinstellingen bedoeld in § 2 of het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot tegemoetkoming vanwege één van deze instellingen en één van deze instellingen in kennis te hebben gesteld van elke beslissing betreffende maatregelen inzake hulp of sociale integratie of inschakeling in het arbeidsproces, die door de federale overheid of gemeenschapsoverheid is genomen;2° het slachtoffer zijn geweest van een arbeidsongeval en een attest overleggen van het Fonds voor Arbeidsongevallen of van de Sociaal-Medische Rijksdienst waarbij een ongeschiktheid van ten minste 66 % wordt bevestigd;3° door een beroepsziekte zijn getroffen en een attest voorleggen van het Fonds voor Beroepsziekten of van de Sociaal-Medische Rijksdienst waarbij een ongeschiktheid van ten minste 66 % wordt bevestigd;4° het slachtoffer zijn geweest van een gemeenrechtelijk ongeval en een door de griffie van de rechtbank afgeven afschrift van het vonnis overleggen waarbij een handicap of een ongeschiktheid van ten minste 66 % wordt bevestigd;5° het slachtoffer zijn geweest van een thuisongeval en een afschrift van de beslissing van de verzekeringsinstelling overleggen waarbij een blijvende ongeschiktheid van ten minste 66 % wordt bevestigd;6° een inkomensvervangende tegemoetkoming of integratietegemoetkoming genieten krachtens de wet van 27 februari 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten betreffende de tegemoetkoming aan personen met een handicap;7° in het bezit zijn van een attest afgeleverd door de Algemene Directie Personen met een Handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid voor het verstrekken van sociale en fiscale voordelen.

Art. 291.De gehandicapte persoon heeft de mogelijkheid om deel te nemen aan een selectieprocedure bedoeld in artikel 19 en volgende. Hij kan bij deze gelegenheid aan de organisator van de selectie meedelen dat een redelijke aanpassing tijdens zijn deelname aan de proeven dient voorzien te worden.

Als het percentage dat bepaald is in artikel 290, § 1, niet bereikt is, geeft het HRM bij de aanwerving voorrang aan personen met een handicap die geslaagd zijn.

Onverminderd de bepalingen van het huidige artikel, zijn de in dit besluit bedoelde regels betreffende de werving van toepassing op de selectie en werving van gehandicapte personen.

Art. 292.§ 1. De overgangsprocedure naar een hoger niveau is aangepast aan de handicapgerelateerde beperkingen. De gehandicapte persoon kan aan de organisator bewijsstukken overhandigen waaruit de noodzaak van redelijke aanpassingen ten behoeve van zijn persoon blijken. § 2. In geval van verandering van betrekking kan het advies van de arbeidsgeneesheer in samenspraak met de behandelende arts vereist worden om de bekwaamheid van de gehandicapte persoon tot het bekleden van de nieuwe betrekking na te gaan. § 3. Het HRM organiseert in samenwerking met de erkenningsinstellingen bedoeld in artikel 290, § 2, het onthaal, de vorming en de inschakeling in het arbeidsproces van de gehandicapte personen ».

Art. 120.In boek 1 van hetzelfde besluit wordt er een titel 13 uitgevoegd, luidende : « TITEL 13. - HET VERLIES VAN DE HOEDANIGHEID VAN AMBTENAAR EN DE DEFINITIEVE AMBTSNEERLEGGING

Art. 292bis.Niemand kan de hoedanigheid van ambtenaar verliezen vóór de normale pensioenleeftijd, behalve in de gevallen voorzien bij de pensioenwetgeving en bij dit besluit.

Art. 292ter.§ 1. Aan de hoedanigheid van ambtenaar wordt een einde gesteld op het moment dat de ambtenaar de wettelijke pensioenleeftijd bereikt. § 2. In afwijking van § 1 en met hun toestemming, ten uitzonderlijke titel en als dit voor de dienst noodzakelijk is, mogen de ambtenaren gedurende een termijn van zes maanden in dienst blijven na de wettelijke pensioenleeftijd te hebben bereikt.

Ambtenaren die in dienst blijven na de wettelijke pensioenleeftijd, behouden hun hoedanigheid van ambtenaar tijdens deze periode.

Het besluit wordt genomen door de benoemende overheid.

De beslissing tot verlenging moet gemotiveerd worden.

Art. 292quater.Verliest ambtshalve en zonder vooropzeg de hoedanigheid van ambtenaar: 1° de ambtenaar wiens benoeming niet regulier gebeurde, op voorwaarde dat, behalve fraude of bedrog, deze onregelmatigheid vastgesteld werd door de overheid die hem benoemde binnen de gestelde termijn om een beroep tot nietigverklaring in te dienen voor de Raad van State of, als dergelijk beroep werd ingediend, tijdens de procedure;2° de ambtenaar die niet meer voldoet aan de voorwaarde van het hebben van de Belgische nationaliteit en waarvan het ambt een rechtstreekse of onrechtstreekse deelname aan de openbare macht impliceert, dan wel raakt aan de bescherming van de algemene belangen van de Staat of andere publieke collectiviteiten;3° de ambtenaar die geen burgerlijke- of politieke rechten meer geniet of waarvan de medische ongeschiktheid werd vastgesteld;4° de ambtenaar die, zonder geldige reden, zijn werkpost verlaat en meer dan tien opeenvolgende dagen lang afwezig blijft en die voldoende en vooraf verwittigd werd;5° de ambtenaar die zich in een situatie bevindt waar de toepassing van burgerlijke- en strafrechterlijke wetten tot stopzetting van zijn ambt leidt;6° de ambtenaar die omwille van disciplinaire redenen ambtshalve ontslagen of afgezet wordt.

Art. 292quinquies.Leiden tot de beëindiging van het ambt: 1° het vrijwillig ontslag.In dat geval kan de ambtenaar slechts na minstens dertig dagen zijn dienst verlaten, na zijn ontslagbrief via aangetekende zending te hebben verstuurd naar de directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal. In onderling overleg kan deze termijn ingekort worden; 2° oppensioenstelling;3° een tweede benoeming in andere openbare dienst, van zodra deze benoeming niet meer aangevochten kan worden voor de Raad van State;4° definitief bevestigde professionele ongeschiktheid, volgens de procedure vastgelegd in het huidige besluit.»

Art. 121.In de tabel van artikel 294 van hetzelfde besluit worden de volgende zinnen geschrapt: « NIVEAU E. eerste beambte E200 beambte E103 E102 E101 »

Art. 122.Tweede lid van artikel 295 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De bedragen vermeld in de weddeschalen zijn gekoppeld aan schommelingen aan de consumptieprijsindex, overeenkomstig de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld of elke andere bepaling die haar kan wijzigen. De wedde is gekoppeld aan de spilindex 138.01. »

Art. 123.In artikel 296 van hetzelfde besluit worden de termen « artikelen 411 en 412 » vervangen door « artikelen 370 tot 373 ».

Art. 124.Oud artikel 331 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 125.In artikel 301 van hetzelfde besluit worden de termen « 100 % jaarlijks gekoppeld aan de spilindex 138.01 » tussen de woorden « 1.000 EUR » en de woorden « hoger ligt dan die welke hij zou genoten hebben in zijn vorige graad » ingevoegd.

Art. 126.In artikel 304 van hetzelfde besluit, worden de termen « artikel 428 » vervangen door « artikel 373 ».

Art. 127.Artikel 306 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder " volledige prestaties", de prestaties zoals bepaald in artikel 363. »

Art. 128.In tweede paragraaf van artikel 307 van hetzelfde besluit, worden de termen « die 21 jaar oud is » geschrapt.

Art. 129.In 1° van artikel 308, § 1, van hetzelfde besluit, wordt er een streepje toegevoegd voor de termen « de gehuwde ambtenaar » en voor de termen « de alleenstaande ambtenaar ».

In de Franse versie van hetzelfde artikel, paragraaf 8, wordt de woord « celui-çi » vervangen door « celui-ci ».

Art. 130.In de Franse versie van paragraaf 2 van artikel 309 van hetzelfde besluit worden de termen « (13) » geschrapt.

In paragraaf 4 van artikel 309 van hetzelfde besluit, worden de volgende termen geschrapt : « Wanneer de ambtenaar geen volledige prestaties heeft verricht gedurende het gehele referentiejaar, wordt het bedrag van het vakantiegeld als volgt vastgesteld : 1° een twaalfde van het jaarbedrag voor elke prestatieperiode die een ganse maand beslaat;2° een dertigste van het maandbedrag per kalenderdag wanneer de prestaties niet een ganse maand beslaan.» In paragraaf 8 van hetzelfde artikel worden de termen « tijdens de maand mei » vervangen door « ten laatste op 15 mei ».

Art. 131.In de Franse versie van artikel 310, § 5, tweede lid, wordt er een hoofdletter toegevoegd door de woord « ces ».

In paragraaf 9 van hetzelfde artikel, worden de termen « artikel 361 » vervangen door « artikel 307 ».

In paragraaf 11 van hetzelfde artikel, worden de termen « tijdens de maand » vervangen door « ten laatste op 15 ».

Art. 132.In artikel 313 van hetzelfde besluit, worden de termen « in het hoofdstuk II betreffende de toelagen verbonden met de loopbaan en in het hoofdstuk V betreffende de tweetaligheidstoelage » vervangen door « in de hoofdstukken II en V ».

Art. 133.In vierde lid van artikel 315 van hetzelfde besluit, worden de termen « artikel 345 » vervangen door « artikel 296 ».

Art. 134.Afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel 2 van boek 2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 135.In artikel 316 van hetzelfde besluit, worden de termen « 21.00 » en « 6.00 » vervangen door « 18.00 » en « 7.30 » .

Art. 136.In eerste lid van artikel 317 van hetzelfde besluit, worden de termen « 20.00 » vervangen door « 18.00 ».

Art. 137.Oud artikel 353 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 138.Artikel 319 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van deze afdeling dient te worden verstaan onder: 1° nachtprestaties: prestaties die tussen 22.00 uur en 07.30 uur worden verricht, of tussen 18.00 uur en 08.00 uur op voorwaarde dat deze prestaties eindigen op of na 22.00 uur en beginnen op of vóór 07.30 uur. 2° zaterdagprestaties: prestaties die op een zaterdag worden verricht tussen 00.00 uur en 24.00 uur. 3° zondagprestaties: prestaties die op een zondag of op een wettelijke of erkende feestdag tussen 00.00 uur en 24.00 uur worden verricht. »

Art. 139.Artikel 320 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De nacht-, zaterdag- en zondagprestaties geven, bij voorrang recht op een compensatieverlof.

Het compensatieverlof is gelijk aan : * zondagprestaties: 100 % van de geleverde prestaties; * zaterdagprestaties: 50 % van de geleverde prestaties; * nachtprestaties: 50 % van de geleverde prestaties.

Indien het compensatieverlof niet kon worden toegekend binnen de vier maanden, wordt een toelage toegekend van 25 %, 50 % of 100 % van het bedrag per gepresteerd uur.

Het bedrag per gepresteerd uur van de toelage wordt vastgesteld op 1/1850ste van het salaris vermeerderd met de haard- of standplaatstoelage en/of de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt. »

Art. 140.Artikel 324 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Een compensatieverlof of een wachttoelage wordt toegekend aan de ambtenaar die, in het kader van een georganiseerd wachtsysteem, buiten zijn prestaties oproepbaar dient te zijn met het oog op het vervullen van eventuele prestaties.

Het compensatieverlof bedraagt 8u voor 7 volledige dagen van wacht.

Als een volledige dag van wacht wordt beschouwd: het van wacht zijn gedurende 24 opeenvolgende uren.

In functie van de werkorganisatie eigen aan de instelling kan de functioneel bevoegde minister of zijn afgevaardigde een gunstiger regime inzake het compensatieverlof toekennen.

Een toelage kan worden toegekend aan de ambtenaar ten belope van 1/1850e van zijn totale jaarlijkse bruto bezoldiging per uur compensatieverlof. »

Art. 141.Hoofdstuk 4 van titel 2 van boek 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 4. - De toelagen aan de rekenplichtigen

Art. 325.§ 1. Aan de rekenplichtigen van de ontvangen inkomsten, aan de rekenplichtigen voor rekeningen van derden en de beheerders van de voorschotten of aan hun plaatsvervangers, met uitzondering van de rekenplichtigen bedoeld in artikel 325bis, wordt een forfaitaire jaartoelage toegekend van 900 euro.

De toelage wordt maandelijks en samen met de wedde uitbetaald. Zij wordt gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex 138,01. § 2. De toelage is niet verschuldigd als de rekenplichtige geschorst is. § 3. De toelage wordt aan de plaatsvervangende rekenplichtige van de ontvangsten, aan de plaatsvervangende rekenplichtige voor rekening van derden of aan de plaatsvervangende beheerder van de voorschotten toegekend naar rato van de periode waarin hij zijn functie daadwerkelijk vervult.

Art. 325bis.Aan ambtenaren die benoemd zijn als centraliserende rekenplichtige of rekenplichtige van geschillen en uitstaande tegoeden door de raad van bestuur, wordt een toelage toegekend waarvan het bedrag jaarlijks 3.750 euro bedraagt.

De toelage wordt maandelijks en samen met de wedde uitbetaald. Zij wordt gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex 138,01.

De toelage wordt toegekend aan de plaatsvervangende centraliserende rekenplichtige, aan de plaatsvervangende rekenplichtige van de dienst geschillen of aan de plaatsvervangende rekenplichtige van de uitstaande fondsen pro rata de periode gedurende dewelke hij die functie effectief heeft vervuld. »

Art. 142.Hoofdstuk 5 van titel 2 van boek 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 5. - De tweetaligheidstoelage

Art. 326.§ 1. Er wordt een tweetaligheidstoelage toegekend aan de ambtenaren die het bewijs hebben geleverd dat zij een schriftelijke en/of mondelinge kennis hebben van de tweede taal.

Deze schriftelijke en/of mondelinge kennis wordt bepaald door middel van: 1° hetzij het Koninklijk Besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001002020 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 19/04/2001 numac 2001007108 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten betreffende het statuut van de militairen type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 03/04/2001 numac 2001007077 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de werving en de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 en gestaafd door een taalcertificaat uitgereikt door Brussel Openbaar Ambt ;2° of één van de niveaus van taalbeheersing bepaald door het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen en gestaafd door een taalcertificaat uitgereikt door de Vlaamse Gemeenshap of de Franse Gemeenschap erkende taalonderwijsinstelling. § 2. Het jaarlijkse bedrag van de toelage verschilt naargelang het aan de ambtenaar uitgereikte certificaat van taalkennis : 1° overeenkomstig § 1, 1°, wordt het bedrag bepaald op basis van de examens bedoeld in de volgende artikelen van voornoemd koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001002020 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 19/04/2001 numac 2001007108 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten betreffende het statuut van de militairen type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 03/04/2001 numac 2001007077 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de werving en de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader sluiten: - artikel 9, § 1 alinea 2, of artikel 10 (elementaire mondelinge kennis): 600 euro; - artikel 9, § 2, 2de lid of artikelen 8 en 9, § 1, alinea 2 of artikel 10 (elementaire mondelinge en schriftelijke kennis): 2.400 euro; - artikelen 11 en 9, § 1 (voldoende mondelinge en schriftelijke kennis) of artikel 12: 3.200 euro. 2° overeenkomstig § 1, 2°, wordt het bedrag bepaald op basis van de volgende niveaus van taalbeheersing van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen: - kennisniveau A1: 600 euro ; - kennisniveau B1: 2.400 euro ; - kennisniveau C1 voor de lees- en luistervaardigheden en B2 voor de mondelinge en schriftelijke kennis: 3.200 euro.

De verschillende toelagen kunnen niet gecumuleerd worden.

Art. 327.De ambtenaren, die geslaagd zijn voor het in artikel 7 van voormeld Koninklijk Besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001002020 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 19/04/2001 numac 2001007108 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten betreffende het statuut van de militairen type koninklijk besluit prom. 08/03/2001 pub. 03/04/2001 numac 2001007077 bron ministerie van landsverdediging Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 augustus 1994 betreffende de werving en de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader sluiten bedoelde examen, verkrijgen een tweetaligheidstoelage volgens hun niveau.

Het jaarbedrag van de tweetaligheidstoelage wordt vastgesteld als volgt: - ambtenaren van niveau A en B: 3.200 euro; - ambtenaren van niveau C, D : 2.400 euro.

Art. 328.De tweetaligheidstoelagen worden maandelijks en samen met de wedde vereffend. Zij zijn gebonden aan de schommelingen van de spilindex 138,01.

Art. 328bis.Een toelage wordt toegekend aan de personeelsleden die hun kennis bewijzen van een gebarentaal die overeenstemt met het Frans of Nederlands voor zover de leden in een dienst zijn aangesteld die in contact staat met de bevolking of in een dienst waarin die kennis nuttig is voor de communicatie binnen de dienst.

Voor de toepassing van dit artikel wordt de kennis van een gebarentaal bewezen door het slagen in een proef die door Brussel Openbaar Ambt georganiseerd wordt De jaarlijkse toelage bedraagt 2.400 euro. Ze is gekoppeld aan de spilindex 138,01.

De kennis van zowel de Franse als de Nederlandse gebarentalen, geeft slechts recht op één toelage. »

Art. 143.Hoofdstuk 6 van titel 2 van boek 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 6. - De premies toegekend in toepassing van de stelsels van loopbaanonderbreking en van de vierdagenweek en van het deeltijds werk vanaf 50 of 55 jaar

Art. 329.De ambtenaren in loopbaanonderbreking in toepassing van artikel 141 ontvangen tijdens hun verlof een toelage waarvan het bedrag is vastgesteld door het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 24/07/1999 numac 1999022508 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, evenals door elke bepaling die het zou wijzigen of vervangen.

Art. 330.De ambtenaren die gebruik maken van het recht bedoeld in artikel 146 krijgen, gedurende het verlof, een premie waarvan het bedrag bepaald wordt door de raad van bestuur.

Wanneer 80 % van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in alinea 1 proportioneel verminderd met de prestaties van de ambtenaar.

Art. 331.De ambtenaren die gebruik maken van het recht bedoeld in artikelen 149 en 150bis krijgen, gedurende hun verlof, een premie waarvan het bedrag bepaald wordt door de minister.

Wanneer 50 % van de wedde niet volledig wordt betaald, dan wordt de premie bedoeld in lid 1 proportioneel verminderd met de prestaties van de ambtenaar. »

Art. 144.Hoofdstuk 7 van titel 2 van boek 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 7. - Toelagen voor interne opleiders

Art. 332.§ 1. Een forfaitaire vergoeding van 30 euro per halve dag van ten minste drie uren voorbereiding wordt toegekend aan de ambtenaar van de instelling die aanvaardt een vorming te geven aan de ambtenaren van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.

Een forfaitaire vergoeding van 30 euro per halve dag van ten minste drie uur vormingswerk wordt toegekend aan de ambtenaar van de instelling die aanvaardt een vorming te geven aan de personeelsleden van zijn instelling.

In afwijking van het tweede lid van dit artikel kan de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal een forfaitaire toelage van 10 euro toekennen per vormingsuur als de vorming wordt gegeven in tijdsbestekken van minder dan drie uur.

De toelage bedoeld in het eerste en tweede lid van deze paragraaf wordt eveneens toegekend wanneer de vorming wordt gegeven aan de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zover dat de inhoud beantwoordt aan een gemeenschappelijke behoefte bepaald door het HRM in de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel en door het HRM in een instelling van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het maximumbedrag van de vergoeding toegekend per ambtenaar bedraagt 1.200 euro per jaar.

De bedragen bedoeld in deze paragraaf zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01. § 2. De modaliteiten van de organisatie van de vorming (nl. de doelstellingen, de inhoud, het documentatiemateriaal, de voorbereidingsfase, de doelgroep, de data en de duur) worden in overleg geregeld door de opleider en de dienst belast met de vorming in een instelling. Zij zijn onderworpen aan de goedkeuring van de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal.

De opleider voorziet de deelnemers van het documentatiemateriaal (syllabus en dergelijke).

De vorming wordt geëvalueerd zowel door het HRM als door de ambtenaren die de vorming genieten en door de opleider zelf. »

Art. 144bis.Hoofdstuk 8 van titel 2 van boek 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 7bis. - Begeleidingspremie Art.332bis. § 1. Op voorstel van de Directeur-generaal of adjunct-Directeur-generaal kan de raad van bestuur een begeleidingspremie toekennen aan ambtenaren van rang A1, B1, C1,D1, S104, S105 of S106 die effectief leiding geven of die als enige geschikt zijn om gespecialiseerde en complexe dossiers te behandelen.

De premie kan slechts toegekend worden voor zover de recentste evaluatie van de ambtenaar « gunstig » was. § 2. Het jaarlijks bedrag van de begeleidingspremie bedraagt 8.000 EUR voor een verantwoordelijke van meerdere afdelingen, 5.500 EUR voor een verantwoordelijke van één afdeling, 3.500 EUR voor een verantwoordelijke van een dienst, en 2.500 EUR voor een verantwoordelijke van een antenne.

Bij deeltijdse arbeidsprestaties wordt dit bedrag proportioneel herleid tot de duur van de arbeidsprestaties.

Het bedrag van de begeleidingspremie is gekoppeld aan de spilindex 138,01. § 3. De begeleidingspremie wordt maandelijks betaald. § 4. De premie wordt pas toegekend bij een ononderbroken uitoefening van de functie gedurende 30 opeenvolgende werkdagen, met uitzondering van de jaarlijkse vakantie en verlof dat toegekend wordt in het kader van moederschapsbescherming. »

Art. 145.Artikel 334 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « § 1. Een projectpremie wordt toegekend aan de ambtenaren belast met de realisatie van tijdelijke projecten die een strategische of transversale aard hebben die de mutualisering beogen van diensten of de ontwikkeling van gemeenschappelijke of uitzonderlijke projecten.

Is transversaal, zonder dat deze voorwaarden limitatief zijn, een project die verschillende instellingen van openbaar nut met elkaar onderling verbindt of met verschillende Brusselse overheidsdiensten of elke andere organisatie opgericht door de Regering.

Telkens wanneer dit mogelijk is, moet elk project een mutualiseringsmechanisme van middelen en resultaten in werking stellen tussen de regionale overheidsdiensten, de instellingen van openbaar nut en elke andere organisatie opgericht door de Regering.

De missies opgenoemd in het project maken geen deel uit van de gewoonlijke taken van een betrekking binnen een gewestelijke overheidsdienst, een instelling van openbaar nut of elke andere organisatie opgericht door de Regering. § 2. De functioneel bevoegde raad van bestuur keurt het project goed. § 3. De indiener van het project, in samenwerking met het HRM, publiceert een oproep tot kandidaten voor de posten van projectleider en projectassistent. Elke kandidaatstelling moet een uiteenzetting bevatten van elementen die de kandidaatstelling ondersteunen.

De indiener van het project legt aan de directeur generaal of aan de adjunct directeur generaal een rangschikking van de kandidaten voor de posten projectleider en projectassistent voor.

De raad van bestuur duidt de projectleider en projectassistenten aan op voorstel van de Directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal.

De aanduiding van een ambtenaar als projectleider veronderstelt de voltijdse uitoefening van de functie.

De aanduiding van een ambtenaar als projectassistent veronderstelt minimum een halftijdse uitoefening van de functie. § 4. De directeur generaal of de adjunct directeur generaal bereidt een projectdossier voor.

Het projectdossier bevat minimum: 1. een omschrijving van het project;2. het strategische en transversale karakter van het project;3. de institutionele en privéactoren indien voorhanden;4. het mechanisme van de mutualisering van de middelen en de resultaten;5. de duur van het project;6. de doelstellingen;7. de verdeling van de taken tussen de projectleider en de projectassistenten, alsmede het belang van de prestaties door elk van hen verricht;8. de regels met betrekking tot de evaluatie van het project; De duur van het project is maximum twee jaar. De indiener van het project kan een verlenging van deze periode vragen aan de directeur generaal of de adjunct directeur generaal, na evaluatie van het project en de akkoordbevinding van de minister. § 5. Het bedrag van de jaarlijkse projectpremie wordt bepaald op: - 5500 euro voor de projectleider; - 2500 euro voor de projectassistent. § 6. De projectpremie wordt maandelijks betaald. § 7. De premie is slechts verschuldigd wanneer er geen onderbreking van de uitoefening van de functie plaatsvindt gedurende 30 opeenvolgende werkdagen, met uitzondering van de jaarlijkse vakantie en het verlof toegekend in het kader van de zwangerschapsbescherming.

De premie is gekoppeld aan de spilindex 138,01.

Wanneer het project een einde neemt voor de verwachte einddatum, dan is de premie proportioneel met de gepresteerde termijn verschuldigd. »

Art. 146.Hoofdstuck 11 van titel 2 van boek 2 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 147.Eerste en tweede lidden van artikel 386 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De kilometervergoeding komt overeen met het bedrag dat voor de Staatsambtenaren wordt bepaald. »

Art. 148.In artikel 348 van hetzelfde besluit, worden de termen « artikelen 397 en 398 » vervangen door « artikelen 358 en 360 ».

Art. 149.Artikel 352 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 391.De vergoeding voor verblijfkosten in het binnenland wordt vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/07/2017 pub. 19/07/2017 numac 2017040352 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt sluiten tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt en elk ander besluit die het mocht wijzigen. »

Art. 150.In artikel 353 van hetzelfde besluit, worden de termen « artikel 406 » vervangen door « artikel 351 ».

Art. 151.In titel 3 van boek 2 van hetzelfde besluit, wordt een nieuw hoofdstuk 3bis ingevoegd, luiden als volgt: « HOOFDSTUK 3bis. - Vergoedingen voor afwezigheid van faciliteiten

Art. 357/1.Deze dagelijkse vergoeding is van toepassing voor reizende werknemers van het Agentschap van niveau D of niveau C bij het cumulatief vervullen van de volgende voorwaarden: 1° hij verplaatst zich minimaal vier uren tijdens een dag;2° tijdens zijn verplaatsingen heeft hij geen enkele toegang tot de sanitaire voorzieningen van het Agentschap of bijhorende kantoren.

Art. 357/2.De vergoeding is enkel verschuldigd voor gepresteerde dagen waarop aan de voorwaarden wordt voldaan.

De betaling gebeurt maandelijks op basis van een overzicht dat opgesteld wordt door de hiërarchische overste.

Art. 357/3.Het dagelijks bedrag bedraagt 3,59 €. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 138,01.

Art. 357/4.Elke functiewijziging of elke wijziging aan de aard van de functie-activiteit, vrijwillig of niet, doet het recht op een vergoeding teniet. »

Art. 152.Artikel 358 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : «

Art. 358.De ambtenaar die zich per fiets verplaatst om zich van zijn woonplaats naar zijn werk te begeven, of voor een deel van het traject tussen zijn woonplaats en zijn werk heeft recht op een vergoeding. »

Art. 153.De tweede lid van artikel 362, § 2, van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « Voor ambtenaren in disponibiliteit wordt de laatste bruto-activiteitsbezoldiging, zo nodig: a) aangepast aan de wijzigingen als gevolg van de schommelingen van het algemeen indexcijfer der kleinhandelsprijzen van het Rijk;b) herzien overeenkomstig artikel 338 van voormeld koninklijk besluit. »

Art. 154.In titel 3 van boek 2 van hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk 6 ingevoegd, luiden als volgt: « HOOFDSTUK 6. - Onkostenvergoeding voor telewerkkosten

Art. 362bis.Een vergoeding is voorzien voor een ambtenaar die telewerk verricht.

De vergoeding voor telewerkkosten dekt de connectiekosten, de communicatiekosten et de kantoorkosten.

Een aansluitingsvergoeding van twintig euro per maand, niet-indexeerbaar, wordt toegekend aan het personeelslid dat ten minste één dag per maand telewerkt.

Een kantoorvergoeding van dertig euro per maand, niet-indexeerbaar, wordt toegekend aan het personeelslid dat ten minste 4 dagen per maand telewerkt. »

Art. 155.Artikel 366 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « § 1. Voor de berekening van de graad- en van de niveau-anciënniteit worden in aanmerking genomen de werkelijk cumulatief gepresteerde diensten: 1° in de hoedanigheid van stagiair, vastbenoemd ambtenaar of contractueel personeelslid;2° in een federale overheidsdienst, een ministerie of een instelling van openbaar nut behorende tot het Rijk, de Gemeenschappen of de Gewesten, of in lokale besturen te weten gemeenten, binnengemeentelijke territoriale organen, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, provincies, of elke dienst die daarvan afhangt of in de plaatselijke besturen, alsmede in diensten of in een overheidsinstelling van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie of de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, of, op voorwaarde dat de directeur-generaal of de adjunct-directeur-generaal beslist tot de toelaatbaarheid ervan, in een overheidsdienst die vergelijkbaar is met één van die welke hiervoor zijn opgesomd, van een lidstaat van de Europese Unie;3° zonder onderbreking die het gevolg is van een door de ambtenaar opgelopen tuchtstraf of ontslag wegens beroepsongeschiktheid in het kader van de evaluatie van de ambtenaar;4° als titularis van een ambt met volledige of deeltijdse prestaties. § 2. Voor de berekening van de dienst-anciënniteit geldt dezelfde berekeningswijze, met dien verstande dat de werkelijke prestaties in aanmerking worden genomen voor zowel stagiairs als vastbenoemde ambtenaren en contractuele personeelsleden vanaf hun benoeming. »

Art. 156.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 366bis ingevoegd, luiden als volgt: « Voor de berekening van de schaalanciënniteit worden de werkelijke prestaties in aanmerking genomen die verricht werden in een gegeven weddeschaal.

Ook de werkelijke prestaties verricht in een schaal die gelijkgesteld is met of vervangen door de gegeven weddeschaal worden in aanmerking genomen. »

Art. 157.Artikel 367 van hetzelfde besluit word aangevuld met een derde lid, luidende : « De dienstanciënniteit wordt eveneens in aanmerking genomen voor de graad-, niveau- en schaalanciënniteit vanaf de benoeming van de betrokken ambtenaar in de graad of graden, het niveau of de niveaus en de schaal of schalen waarin de betrokkene zijn diensten als personeelslid heeft gepresteerd. »

Art. 158.Hoofdstuk 1 van titel 3 van boek 3 van hetzelfde besluit word vervangen als volgt : « Hoofdstuk 1. - In aanmerking komende diensten

Art. 370.§ 1. Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit worden ambtshalve in aanmerking genomen de diensten gepresteerd als personeelslid van de overheidsdiensten van de staten die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte of van de Zwitserse Confederatie, alsook van de andere overheidsdiensten. § 2. De personeelsleden in dienst genomen door privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen die niet bedoeld worden onder paragraaf 1, in een juridische band die eenzijdig gedefinieerd wordt door de bevoegde publieke overheid of, krachtens een wettelijke of decretale bepaling, door hun leidend bevoegd orgaan, worden beschouwd als behorend tot de openbare diensten. § 3. Worden eveneens ambtshalve in aanmerking genomen de diensten die gepresteerd werden in ongeacht welke hoedanigheid als personeelslid van onderwijsinstellingen van de Gemeenschappen, in onderwijs-instellingen die gesubsidieerd worden met een weddetoelage, in diensten voor studie- en beroepskeuze of vrije psycho-medisch-sociale centra die gesubsidieerd worden met een weddetoelage.

De voltijds gepresteerde diensten in het onderwijs over perioden korter dan 12 opeenvolgende maanden worden in aanmerking genomen volgens de volgende formule: het aantal dagen van een periode van prestaties wordt vermenigvuldigd met 1,2 en de uitkomst wordt gedeeld door 30. Het quotiënt bepaalt het aantal maanden; met de cijfers na de komma en de rest wordt geen rekening gehouden.

De deeltijds gepresteerde diensten worden naar rato gevaloriseerd, volgens dezelfde berekening.

De op hetzelfde attest vermelde volledige prestaties, die bewijzen dat het personeelslid een volledig schooljaar heeft gewerkt, gelden voor een totaal van 300 dagen en leveren één jaar in aanmerking te nemen diensten op.

Art. 371.Met de diensten verricht in de privésector of als zelfstandige wordt eveneens rekening gehouden mits deze diensten een vereiste waren voor de aanwerving, voor het aantal jaren ervaring dat vereist is bij aanwerving.

Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit kan de raad van bestuur eveneens diensten erkennen die gepresteerd werden in de privésector of als zelfstandige indien hij van oordeel is dat die diensten een bijzonder nuttige ervaring uitmaken voor de functie waarin de betrokkene wordt aangeworven.

Bijzonder nuttige beroepservaring is ervaring waarmee de persoon die ze kan laten gelden beschikt over een onmiskenbaar voordeel inzake competenties om de functie uit te oefenen. Het personeelslid dat een beroepservaring als bijzonder nuttig wil laten erkennen, dient daartoe het nodige bewijs te leveren aan het HRM, deze erkenningsaanvraag moet ten laatste binnen de drie maanden na de indiensttreding worden ingediend.

De erkenning kan ook vóór de indienst-treding plaatsvinden, maar heeft dan pas uitwerking bij de indiensttreding.

Bij weigering tot erkenning kan beroep ingesteld worden bij de raad van bestuur binnen een maand na de kennisname van de weigeringsbeslissing.

Art. 371bis.Voor de toepassing van de artikelen 370 en 371, wordt slechts rekening gehouden met de diensten als ze een volledige maand dekken, desgevallend bij meerdere werkgevers. De onvolledige maanden worden niet meegerekend.

De diensten die niet overeenstemmen met voltijdse prestaties worden pro rata in aanmerking genomen. Het eindresultaat van het pro rata wordt afgerond naar het hogere geheel getal.

De ambtenaar wordt beschouwd in aanmerking komende diensten te verrichten voor de berekening van de geldelijke anciënniteit wanneer hij in dienstactiviteit is of wanneer hij werkelijk de diensten uitvoert zoals bepaald door zijn arbeidscontract of wanneer hij in disponibiliteit wegens ziekte is. »

Art. 159.In hetzelfde besluit, wordt een boek 4 ingevoegd, luiden als volgt: « BOEK 4. - HET MANDAAT TITEL 1. - ALGEMENE BEPALINGEN

Art. 373/1.De Regering kent de betrekkingen verbonden aan de rangen A4, A4+ en A5 bij mandaat toe.

Art. 373/2.De bepalingen van artikelen 1 tot 373 zijn van toepassing op de mandaathouders voor zover dit boek niet afwijkt van deze bepalingen.

Art. 373/3.De duur van het mandaat is vijf jaar. Het mandaat is twee maal verlengbaar telkens voor een periode van vijf jaar.

Art. 373/4.Voor de duur van het mandaat worden doelstellingen bepaald die bestaan uit strategische doelstellingen en transversale doelstellingen.

Art. 373/5.§ 1. De strategische doelstellingen die worden toegewezen aan elke mandaathouder worden bepaald: - voor een mandaat van rang A4: door de de functioneel bevoegd minister op voorstel van de directeur-generaal en van de directeur-generaal ; - voor een mandaat van rang A5: door de Regering op voorstel van de functioneel bevoegde minister(s); bovendien wordt het advies van de raad van bestuur vooraf aangevraagd. § 2. De Regering bepaalt de transversale doelstellingen gemeenschappelijk aan alle mandaathouders. § 3. De overheid zoals bedoeld in § 1 en § 2 van dit artikel kan gedurende de uitoefening van het mandaat de doelstellingen die zij vastlegde voorafgaand aan de toewijzing van het mandaat wijzigen teneinde de elementen uit de regeringsverklaring alsook de grote richtlijnen, bepaald door de minister(s) die bevoegd zijn voor het activiteitsgebied, op te nemen.

Binnen de zes maanden na het opnemen van zijn functie stelt de mandaathouder een beheersplan op waarin rekening gehouden wordt met de oriënteringsnota's en oriënteringsbrieven, zoals bepaald in artikel 22, 2° van de organieke ordonnantie van 26 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en legt dit voor goedkeuring aan de Regering voor.

De mandaathouder kan eveneens, aan de overheid zoals bedoeld in § 1 en § 2 van dit artikel, wijzigingen aan de doelstellingen bedoeld in § 1 voorstellen.

Voorafgaandelijk aan elke wijziging wordt er overlegd tussen de in functie zijnde mandaathouder en de in de §§ 1 en 2 bedoelde overheden.

TITEL 2. - SELECTIE, AANWERVING EN AANWIJZING VAN DE MANDAATHOUDERS HOOFDSTUK 1. - De toelatingsvoorwaarden

Art. 373/6.§ 1. Om zich kandidaat te stellen voor een mandaatbetrekking bij de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel dienen de kandidaten te voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden bepaald in artikel 19, § 2 en over minstens één van de onderstaande diploma's en verdiensten beschikken: - ten minste negen jaar anciënniteit hebben in een functie op A-niveau of in een functie die alleen toegankelijk is voor houders van een diploma dat toegang geeft tot een A-niveau in een organieke overheidsdienst; - minstens zes jaar leidinggevende ervaring. Onder leidinggevende ervaring wordt verstaan ervaring inzake het beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de privésector. § 2. Onverminderd § 1 kan de regering aanvullende toelatingsvereisten vastleggen met betrekking tot de noodzakelijke kennis en ervaring van de kandidaat, indien de uitoefening van het mandaat dat moet worden vervuld dit rechtvaardigt HOOFDSTUK 2. - De vacantverklaring en de functiebeschrijving

Art. 373/7.Elke betrekking die dient ingevuld te worden door een mandaat wordt vacant verklaard door de Regering.

Art. 373/8.De Regering stelt de functiebeschrijving van het in te vullen mandaat op en voegt er de doelstellingen bedoeld in artikel 373/4 aan toe.

Art. 373/9.§ 1. De vacante betrekking wordt ter kennis gebracht van het publiek door middel van een oproep tot kandidaatstelling, die minstens in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd.

In de oproep tot kandidaatstelling wordt voor elke vacant verklaarde betrekking het volgende vermeld: 1° de termijn waarbinnen de kandidatuur ingediend moet worden bij het secretariaat van de selectiecommissie;2° de gegevens die de kandidatuur dient te bevatten bedoeld in § 3 van dit artikel;3° de adresgegevens van de dienst waar de functiebeschrijving van de te bekleden betrekking, een omschrijving van de doelstellingen bedoeld in artikel 373/4 en de gestandaardiseerde CV als bedoeld in paragraaf 2 verkregen kunnen worden. § 2. Worden enkel in aanmerking genomen, de kandidaturen die per aangetekende brief verzonden werden aan het secretariaat van de selectiecommissie binnen een termijn van vijfendertig dagen. Deze termijn begint te lopen daags na de publicatie van de oproep tot kandidatuurstelling in het Belgische Staatsblad. § 3. Iedere kandidatuur bevat een uiteenzetting van de titels en verdiensten die de kandidaat doet gelden om te solliciteren, met gebruik van een gestandardiseerde CV waarvan het model opgesteld wordt door de minister.

Op straffe van onontvankelijkheid, dient de kandidaat één kanidatuur in per betrekking waarvoor hij zich kandidaat stelt. HOOFDSTUK 3. - Selectiecommissie

Art. 373/10.Met het oog op de toekenning van de mandaatbetrekkingen worden er hiertoe bevoegde selectiecommissies opgericht. De selectiecommissies worden samengesteld in functie van de in te vullen mandaatbetrekkingen en bestaan elk uit vijf leden.

De Regering wijst, op voordracht van de minister, de leden van elke selectiecommissie aan telkens als een mandaatbetrekking bedoeld in artikel 373/1 vacant wordt verklaard. Op de eerste vergadering van de leden van de commissie duidt de commissie een voorzitter onder haar leden aan. De commissie bestaat uit ten minste één lid met deskundigheid op het gebied van de toe te kennen betrekking, ten minste één lid met deskundigheid op het gebied van management in de overheidssector en ten hoogste één lid dat ambtenaar is van een niveau en een rangorde die ten minste gelijkwaardig is aan die van het toe te kennen mandaatbetrekking De aanstelling van de leden van de selectiecommissies is beperkt tot de selectieprocedure waarvoor zij aangesteld werden.

Wanneer een mandaatbetrekking slechts openstaat voor kandidaten van één taalrol, moeten de leden van de selectiecommissie tot dezelfde taalrol behoren.

Wanneer een mandaatfunctie wordt vacant verklaard voor kandidaten van de twee taalrollen, dient een lid van de selectiecommissie de kennis van de tweede taal bewezen te hebben conform artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966.

Ten hoogste twee derden van de leden van een selectiecommissie behoren tot hetzelfde geslacht.

Art. 373/11.De minister, voor de selectiecommissie: 1° stelt minstens twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan die tot een verschillende taalrol behoren;2° bepaald de vergoeding die toegekend wordt aan de voorzitter en de leden.

Art. 373/12.§ 1. Voorafgaandelijk aan de oproep tot kandidatuurstelling, legt de Regering, op voorstel van de minister, het reglement van inwendige orde van de selectiecommmissies vast. § 2. De selectiecommissie gaat slechts op geldige wijze over tot het horen van de kandidaten en tot de deliberatie voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is.

Alleen de commissieleden die hebben deelgenomen aan het horen van al de kandidaten, kunnen deelnemen aan de deliberatie met het oog op de indeling van de kandidaten in de groepen A en B en op hun rangschikking in de groep A. Geen enkel lid kan zich onthouden.

Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.

Art. 373/13.§ 1. Geen enkel lid mag zetelen indien hij zich in een situatie bevindt die zijn onpartijdigheid in het gedrang kan brengen. § 2. De leden van de selectiecommissie zijn tot de geheimhoudingsplicht gehouden wat betreft de debatten en deliberaties, alsook met betrekking tot iedere informatie waar ze kennis van hebben gekregen in de uitoefening van hun opdracht. § 3. De tekst van onderhavige bepaling wordt gevoegd bij de mededeling van de samenstelling van de selectiecommissie. HOOFDSTUK 4. - De selectieprocedure Afdeling 1. - De ontvankelijkheid

Art. 373/14.De selectiecommissie toetst de ontvankelijkheidsvoorwaarden van de kandidaturen.

De kandidaten die niet aan deze voorwaarden beantwoorden worden uitgesloten uit de selectie door een gemotiveerde beslissing van de commissie. Deze beslissing wordt aan de uitgesloten kandidaten betekend per aangetekende brief met vermelding van de beroepsmogelijkheden. Bij het verstrijken van de beroepstermijn, wordt de beslissing definitief.

Iedere kandidaat kan, binnen de tien dagen volgend op die betekening, een bezwaar indienen per aangetekende brief aan de voorzitter van de commissie. Hij mag vragen om te worden gehoord. De kandidaat mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Na onderzoek van het bezwaar neemt de commissie een definitieve beslissing over de ontvankelijkheid van en betekent ze haar beslissing per aangetekende brief. Afdeling 2. - De selectie

Art. 373/15.De selectiecommissie nodigt de kandidaten wier kandidatuur ontvankelijk werd verklaard, uit voor een assessment.

Het assessment bestaat uit een geheel van simulatie-oefeningen die worden voorzien om na te gaan of iemand beschikt over de vereiste vaardigheden en capaciteiten voor een specifieke betrekking.

Het wordt door Brussel Openbaar Ambt georganiseerd.

Art. 373/16.De selectiecommissie brengt een gemotiveerd advies uit rekening houdend met: - de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met de functiebeschrijving, gecontroleerd op het ogenblik van de hoorzitting voorzien in artikel 373/12, § 2; - de titels en verdiensten die de kandidaat laat gelden; - het resultaat van het assessment.

Na afloop van de selectie en na analyse van hun kandidatuur, worden de kandidaten bij gemotiveerde beslissing ingeschreven in hetzij groep A "geschikt", hetzij groep B "niet geschikt".

In groep A worden de kandidaten gerangschikt.

Indien er een ex-aequo is tussen de kandidaten in groep A "geschikt", wordt diegene behorend tot het geslacht dat voor minder dan een derde vertegenwoordigd is in de eerste twee trappen van de hiërarchie vóór de kandidaat van het ander geslacht gerangschikt. Afdeling 3. - De aanwijzing van de mandaathouders

Art. 373/17.De Regering duidt de mandaathouder aan onder de kandidaten van groep A. Ze motiveert haar beslissing.

TITEL 3. - ADMINISTRATIEVE EN GELDELIJKE SITUATIE HOOFDSTUK 1. - Administratieve situatie Afdeling 1. - De aard van de arbeidsrelatie

Art. 373/18.De mandaathouder die, op het ogenblik van zijn mandaataanwijzing, geen ambtenaar is van een overheidsdient van het federaal administratief openbaar ambt of van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of een instelling van openbaar nut vertegenwoordigd binnen het Sectorcomité XV of een overheidsdienst van een Gewest, een Gemeentschap of een Gemeenschapscommissie, sluit een arbeidsovereenkomst met de instelling, vertegenwoordigd door haar regering.

De overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde termijn met termijn. Afdeling 2. - De uitoefening van het mandaat

Art. 373/19.§ 1. De mandaathouder oefent het mandaat daadwerkelijk uit. § 2. In geval hij het mandaat niet kan uitoefenen wegens overlijden, langdurige ziekte, zwangerschapsverlof, schorsing in het belang van de dienst, ontslag of enige andere reden die hem verhindert zijn mandaat uit te oefenen, kan de Regering het mandaat tijdelijk toekennen aan een ander personeelslid voor een periode van maximum zes maanden die hernieuwd kan worden.

In dit geval, is de Regering niet gehouden door de bepalingen bedoeld in artikelen 373/7 tot 373/8.

De Regering spreekt zich bij gemotiveerde beslissing uit over de titels en verdiensten van de kandidaten. § 3. De artikels 86 tot 93 met betrekking tot de uitoefening van een hogere functie zijn niet van toepassing op functiesdie op basis van een mandaat uitgevoerd worden. § 4. De toelating om meerdere activiteiten te cumuleren wordt toegekend of geweigerd door de functioneel bevoegde Minister.

Art. 373/20.§ 1. De mandaathouder oefent zijn taak voltijds uit.

Tijdens zijn mandaat kan hij: 1° geen verlof voor loopbaanonderbreking krijgen, uitgezonderd als dit het ouderschapsverlof, de palliatieve verzorging en de zorgen in geval van ernstige ziekte betreft;2° geen verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen, om een ambt uit te oefenen in het kabinet van een minister of om een functie uit te oefenen bij een erkende politieke fractie;3° geen politiek verlof krijgen;4° geen verlof krijgen voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een overheidsdienst;5° geen verlof krijgen voor opleiding;6° geen verlof krijgen om in vredestijd prestaties te verrichten bij het Korps burgerlijke veiligheid als vrijwilliger bij dit korps of om cursussen bij te wonen van de school van het korps voor civiele bescherming 7° geen verlof voor opdracht van algemeen belang krijgen;8° geen toelating verkrijgen om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden, in het kader van de vierdagenweek en in het kader van een halftijds werk vanaf 50 of 55 jaar;9° geen verlof krijgen voor persoonlijke aangelegenheden;10° geen verlof krijgen om ter beschikking gesteld te worden van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België;11° geen ouderschapsverlof krijgen buiten de loopbaanonderbreking.12° geen toelating verkrijgen om een functie van bestuurder uit te oefenen in een beheerscomité van een publiek- of privaatrechtelijke vennootschap of van een vereniging zonder winstoogmerk waarvan het maatschappelijk doel onder de bevoegdheid valt van de uitgeoefende mandaatfunctie. § 2. De mandataris die zijn functies via een arbeidsovereenkomst uitoefent, is niet onderworpen aan de artikelen. HOOFDSTUK 2. - Geldelijke situatie

Art. 373/21.§ 1. De Regering bepaalt de weddeschaal van de mandataris overeenkomstig artikel 294 in de functiebeschrijving beoogd in het artikel 373/8. § 2. De weddeschaal van de mandataris wordt gewogen met toepassing van de criteria die opgenomen zijn in bijlage 3 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor elk van de in vorig lid bedoelde criteria worden punten toegekend overeenkomstig bijlage 4 van dit besluit.

Art. 373/22.De mandaathouder heeft geen recht op de toelage voor overuren bedoeld in artikelen 316 tot 318.

Art. 373/23.De mandaathouder heeft geen recht op een uitmuntendheidstoelage of op een projecttoelage.

Art. 373/24.§ 1. De ambtenaar die houder is van een mandaat, ontvangt een mandaatpremie waarvan het jaarlijks bedrag gelijk is aan: 1° voor de ambtenaren van rang A5 et A4+: 3.000 euro. 2° voor de ambtenaren van A4: 2.000 euro De mandaatpremie wordt maandelijks uitbetaald onder dezelfde voorwaarden als de wedde. Ze wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.

In het geval van onderbreking van de uitoefening van het mandaat is de premie slechts verschuldigd als die onderbreking niet langer duurt dan dertig werkdagen en de mandaathouder het recht op zijn wedde niet verliest. § 2. Indien de vermelding "gunstig" zoals bedoeld in artikel 373/38, eerste lid, hem werd toegekend, wordt de mandaatpremie van de mandaathouder verdubbeld voor de periode waarop de evaluatie betrekking heeft.

De verdubbeling van de mandaatpremie wordt aan de mandaathouders betaald binnen de drie maanden na de evaluatie.

Art. 373/25.§ 1. Naast de definitieve behandeling overeenkomstig artikel 373/21 kan de raad van bestuur aan de mandataris een voertuig ter beschikking stellen dat voor privé-doeleinden gebruikt kan worden.

De raad van bestuur bepaalt de toekennings- en gebruiksvoorwaarden van dit voertuig. § 2. De raad van bestuur kan aan de mandataris een mobiliteitsbudget toekennen als alternatief voor de voertuig bepaald in paragraaf 1. HOOFDSTUK 3. - Anciënniteit

Art. 373/26.De graadanciënniteit van de mandaathouder is gelijk aan de graadanciënniteit die hij genoot in de functie die hij bekleedde vóór zijn aanstelling. De duur van het mandaat wordt meegerekend in zijn dienstanciënniteit, graadanciënniteit en geldelijke anciënniteit. HOOFDSTUK 4. - Overplaatsing van de ambtenaren

Art. 373/27.Vanaf de eerste gunstige beoordeling bedoeld in artikel 373/38 en op zijn verzoek, wordt de ambtenaar van een openbare instelling of dienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die als mandaathouder wordt aangesteld, overgedragen aan de openbare instelling of dienst waarbinnen hij zijn mandaat uitoefent.

Deze overplaatsing geschiedt met terugwerkende kracht tot de datum van zijn aanstelling als mandaathouder.

De regering vaardigt een individueel besluit uit. Een kopie wordt ter informatie verstuurd naar de instelling of openbare dienst van oorsprong.

Art. 373/28.Ambtenaren van een overheidsdienst van de staat, van een gemeenschap of van een ander gewest die als mandaathouder aangesteld worden, worden overgeplaatst onder dezelfde voorwaarden als degene vermeld in artikel 373/27.

Art. 373/29.Overgeplaatste ambtenaren behouden de administratieve en geldelijke anciënniteit die ze verworven hadden voor hun overplaatsing als mandaathouder.

TITEL 4. - DE EVALUATIE HOOFDSTUK 1. - Evaluatiecommissie

Art. 373/30.Met het oog op de evaluatie van de mandaathouders bedoeld in artikel 373/1 wordt er een evaluatiecommissie opgericht. De evaluatiecommissie bestaat uit zeven leden die beschikken over expertise met betrekking tot overheidsmanagement en die niet behoren tot diensten die ressorteren onder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De Regering kan een extern bureau aanduiden om de evaluatiecommissie bij te staan in haar opdracht.

De Regering wijst, op voordracht van de minister, de leden van de evaluatiecommissie aan alsook de voorzitter en de ondervoorzitter onder hen. De voorzitter en ondervoorzitter behoren tot een verschillende taalrol. De Regering wijst eveneens op voordracht van de minister zeven plaatsvervangende leden aan die beantwoorden aan dezelfde criteria als de effectieve leden. Wanneer één van de leden afwezig of verhinderd is, wijst de voorzitter het plaatsvervangend lid aan dat hem zal vervangen.

De leden worden aangesteld voor een periode van vijf jaar. Hun aanwijzing is hernieuwbaar.

Ten hoogste twee derden van de leden van de evaluatiecommissie behoren tot hetzelfde geslacht.

De minister duidt minstens twee effectieve en minstens twee plaatsvervangende secretarissen aan van een verschillende taalrol om de evaluatiecommissie bij te staan.

De minister bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de evaluatiecommissie.

De Regering, op voorstel van de minister, stelt het huishoudelijk reglement van de evaluatiecommissies op.

Geen lid van de evaluatiecommissie mag zetelen wanneer hij zich in een situatie bevindt die ertoe kan leiden dat zijn onpartijdigheid in het gedrang wordt gebracht.

De leden van de evaluatiecommissie zijn gebonden door geheimhouding omtrent de beraadslagingen en besluiten alsmede aangaande alle informatie waarvan zij kennis zouden hebben gekregen bij het uitvoeren van hun opdracht. HOOFDSTUK 2. - Het verloop van de evaluatie Afdeling 1. - Voorwerp van evaluatie

Art. 373/31.De evaluatie heeft betrekking op de managementvaardigheden en de competenties van de mandataris zoals omschreven in de functiebeschrijving bedoeld in artikel 373/8. De volgende elementen worden in dat verband mee in overweging genomen: - de realisatie van de doelstellingen voorzien in artikel 373/4 en van het beheersplan; - de manier waarop de doelstellingen al dan niet bereikt zijn. Afdeling 2. - De voorbereiding van het evaluatiegesprek

Art. 373/32.De mandaathouder stelt tot voorbereiding van elk evaluatiegesprek een verslag op waarin hij de mate waarin de doelstellingen bereikt zijn alsook de middelen die gehanteerd werden, gedetailleerd beschrijft.

De minister legt het model van de hierboven genoemde verslagen vast.

Art. 373/33.De evaluatiecommissie neemt kennis van het verslag die aan hem door de mandaathouder meegedeeld werd en stuurt een kopie aan de betrokken minister(s) en, in voorkomend geval, aan de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal.

Art. 373/34.Voor het evaluatiegesprek van de mandaathouder van rang A5 en van rang A4+, wint de evaluatiecommissie het advies in van de bevoegde minister.

Voor het evaluatiegesprek van mandaathouders van rang A4, wint de commissie het advies in van de bevoegde minister(s) en van de directeur-generaal en de adjunct-directeur-generaal, voor wat betreft de realisatie van de transversale en strategische doelstellingen bedoeld in artikel 373/4.

Art. 373/35.De evaluatiecommissie nodigt vervolgens de mandaathouder voor een gesprek uit. Bij die gelegenheid maakt zij aan de mandaathouder de adviezen over die ingewonnen werden overeenkomstig artikel 373/34.

De mandaathouder kan verzoeken om mededeling van zijn evaluatiedossier.

Het evaluatiedossier bevat: 1° de functiebeschrijving;2° het evaluatieveslag evenals de vorige evaluatieverslagen;3° het verslag bedoeld in artikel 373/32 indien de ambtenaar zulks wenst;4° elke document dat de mandaathouder wenst te laten toevoegen aan zijn dossier.

Art. 373/36.De evaluatiecommissie houdt rekening met de eventuele verandering van de doelstellingen met toepassing van artikel 373/15, § 3. Afdeling 3. - Het evaluatieverslag en de vermelding

Art. 373/37.Na het evaluatiegesprek stelt de evaluatiecommissie een evaluatieverslag op en stelt een vermelding vast.

Het evaluatieverslag wordt tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de mandaathouder.

Art. 373/38.De vermelding "gunstig" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij de doelen die hem werden gesteld bereikt heeft, wanneer zijn bijdrage bij het behalen van deze doelen bewezen is.

De vermelding "voldoende" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij zijn doelstellingen gedeeltelijk bereikt heeft, maar er substantiële verbeteringen dienen te worden aangebracht teneinde de aan hem toevertrouwde managementopdracht op een optimale en volmaakte manier te kunnen uitoefenen of wanneer zijn persoonlijke bijdrage bij het behalen van deze doelstellingen beperkt bleef.

De vermelding "ongunstig" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer de evaluatie aantoont dat de werking van de mandaathouder niet het verwachte niveau haalt of wanneer de toegewezen doelstellingen niet bereikt werden of wanneer deze doelstellingen niet op een optimale manier bereikt werden of wanneer zijn persoonlijke bijdrage aan het behalen van de doelstellingen zeer gering is.

In haar evaluatie moet de evaluatiecommissie rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden onafhankelijk van de wil van de geëvalueerde, die het geheel of gedeeltelijk realiseren van de vastgestelde doelstellingen onmogelijk hebben gemaakt.

Art. 373/39.§ 1. De mandaathouder wordt opgeroepen voor een eerste evaluatiegesprek twee jaar na het begin van het mandaat, en ten laatste twee jaar en drie maanden na het begin van het mandaat. Indien bij deze evaluatie de vermelding "ongunstig" wordt verkregen, vindt een bijkomende evaluatie plaats binnen een termijn van zes maanden na de datum van kennisgeving van deze eerste evaluatie. Als de bijkomende evaluatie resulteert in het toekennen van de vermelding "ongunstig" aan de mandaathouder, eindigt zijn mandaat definitief en kan hij niet deelnemen aan de volgende aanwijzingsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. § 2. Een tweede evaluatie heeft plaats zes maanden voor het einde van het mandaat.

Indien de mandaathouder de vermelding "voldoende" verkrijgt, dan wordt zijn mandaat niet verlengd, maar kan hij deelnemen aan de volgende toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.

Indien de mandaathouder de vermelding "ongunstig" verkrijgt, dan wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan de nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.

Indien de mandaathouder na deze tweede evaluatie de vermelding "gunstig" verkrijgt, kan de Regering zijn mandaat alleen een keer verlengen zonder dat er wordt overgegaan tot een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. De Regering legt de te bereiken doelstellingen vast voor het nieuwe mandaat. De mandaathouder stelt binnen dertig dagen van de hernieuwing van zijn mandaat een beheersplan op zoals bedoeld in artikel 373/5, § 3, dat rekening houdt met de te bereiken doelstelling vastgelegd door de overheid. Afdeling 4. - Beroepsprocedure

Art. 373/40.De mandaathouder die niet akkoord gaat met de vermelding "voldoende" of "ongunstig" beschikt over veertien dagen vanaf de betekening van zijn evaluatie om schriftelijk beroep in te dienen bij de Regering.

Het instellen van beroep heeft schorsende werking.

De Regering spreekt zich uit over het beroep van de mandaathouder.

Art. 373/41.De Regering moet zich uitspreken binnen de zestig dagen na ontvangst van het verzoekschrift.

De mandaathouder wordt op zijn verzoek gehoord. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

De Regering kan deze hoorzitting delegeren aan een Minister. Hiertoe ontvangt de Minister volmacht om de mandataris te horen. Hij stelt een gedetailleerd proces-verbaal op, verzamelt alle nuttige informatie en legt dit dossier voor aan de Regering.

TITEL 5. - EINDE VAN HET MANDAAT HOOFDSTUK 1. - Beëindiging van het mandaat van rechtswege

Art. 373/42.Onverminderd artikel 373/41, eindigt het mandaat na afloop van de vastgestelde duur zoals bepaald in artikel 373/3 of wanneer de mandaathouder de wettelijke pensioenleeftijd bereikt. HOOFDSTUK 2. - Vroegtijdige beëindiging

Art. 373/43.Het mandaat neemt vervroegd een einde in geval van schorsing in het belang van de dienst voor meer dan zes maanden, in geval van ononderbroken afwezigheid wegens langdurige ziekte van meer dan zes maanden, in geval van terugzetting in graad, in geval van ambtshalve ontslag, in geval van afzetting of door het vrijwillig ontslag van de mandaathouder.

In geval van vrijwillig ontslag door de mandaathouder, is een opzegging van zes maanden vereist. Deze termijn kan in onderling akkoord verkort worden.

Wanneer de functie beëindigd wordt voor het einde van de evaluatieperiode zoals bepaald in artikel 373/39, § 1 omwille van het feit dat de mandaathouder de wettelijke pensioenleeftijd bereikt, kan deze, op zijn vraag, vroegtijdig worden geëvalueerd, conform de artikelen 373/31 en verder voor de lopende periode van het mandaat.

Indien de vermelding "gunstig", geviseerd in artikel 373/39, wordt toegekend aan de mandaathouder, wordt de mandaatpremie verdubbeld pro rata de periode waarop de evaluatie betrekking heeft. De verdubbeling van de premie wordt betaald voor het beëindigen van de functies door de mandaathouder.

Art. 373/44.Indien de evaluatie bedoeld in artikel 373/39, § 2, derde lid, leidt tot een vermelding "ongunstig", dan neemt het mandaat een einde op de eerste dag van de maand die volgt op de toekenning van deze vermelding, in voorkomend geval, zonder afbreuk te doen aan de wet op de arbeidsovereenkomsten. HOOFDSTUK 3. - De graad en de schaal na het mandaat

Art. 373/45.De ambtenaar van wie het mandaat niet wordt verlengd, neemt opnieuw de laatste graad in waarin hij werd benoemd.

Art. 373/46.De ambtenaren van wie het mandaat, na een mandaatperiode van vijf opeenvolgende jaren, verstreken is, genieten de weddeschaal A400, als ze op het einde van hun mandaat titularis zijn van een rang A5 of A4+ en de weddeschaal A310 als ze op het einde van hun mandaat titularis van rang A4.

De ambtenaren bedoeld in het eerste lid van wie het mandaat van zelfde rang, na een mandaatperiode van tien opeenvolgende jaren, verstreken is, blijven hun weddeschaal, die zij genoten op het einde van hun mandaat, genieten.

De mandaatperiodes waarvoor een ongunstige evaluatie werd verkregen, komen niet in aanmerking voor de berekening bedoeld in de eerste twee leden van dit artikel.

Art. 373/47.De mandataris wiens mandaat ten einde loopt en die geen ambtenaar is, ontvangt een verbrekingsvergoeding overeenkomstig het arbeidsrecht. Deze vergoeding bedraagt ten minste 6 maand van de wedde. In geval van een ernstige fout, wordt hij zonder opzegging of verbrekingsvergoeding ontslagen. »

Art. 160.In hetzelfde besluit, wordt een boek 5 ingevoegd, luidende : « BOEK 5. - DE EINDELOOPBAANREGELING EN DE REGELING VAN BEPAALDE ZWARE BEROEPEN

Art. 373/48.De wekelijkse arbeidsduur wordt verlaagd naar 30 uren, verdeeld over vier dagen, zonder verlaging van wedde, salaris, toelagen, premies en vergoedingen van de medewerkers die de leeftijd van zestig jaar hebben bereikt, en die functies bekleden die als "zwaar" werden bestempeld op basis van bepaalde criteria omwille van de werkomstandigheden, de weerslag op de fysieke gezondheid of de psychosociale lasten en die kunnen rekenen op een langdurige loopbaan in een openbare dienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De Regering stelt een limitatieve lijst op van deze "zwaar" criteria en van hoe lang moet de loopbaan zijn. »

Art. 161.Het opschrift van boek 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « BOEK 6. - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN »

Art. 162.In de Franse versie van artikel 374 van hetzelfde besluit worden de woorden « AGENCE DU STATIONNEMENT » in kleine letters gezet, behalve de eerste letter van het woord « Agence ».

In de Nederlandse versie van artikel 374, wordt het woord « PARKEERAGENTSCHAP » in kleine letters gezet, behalve de eerste letter van het woord.

Art. 163.In hetzelfde besluit wordt een artikel 379bis ingevoegd, luidende : « Het artikel 373/24 heeft uitwerking vanaf 1 juli 2014. »

Art. 164.In hetzelfde besluit wordt een artikel 379ter ingevoegd, luidende : «

Art. 379ter.Artikel 373/18 heeft uitwerking op 28 augustus 2014.

Art. 164bis.In hetzelfde besluit wordt een artikel 379quater ingevoegd, luidende : « Artikel 53, voor zover het een 2°, 4° en 5° invoegt in artikel 162, heeft uitwerking op 1 januari 2022. ».

Art. 164ter.In hetzelfde besluit wordt een artikel 379quinquies ingevoegd, luidende : « Artikel 362bis heeft uitwerking op 1 april 2022. ».

Art. 165.Bijlagen van hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlagen van dit besluit. HOOFDSTUK 2. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 166.In artikel 1 van het besluit van 26 januari 2017 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende telewerk, wordt een 8° ingevoegd, luidende : « 8° het Parkeeragentschap. »

Art. 167.In artikel 1 van het besluit van 20 januari 1993 van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 20 januari 1993 tot regeling van de toekenning van maaltijdbons aan het personeel van het Ministerie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en van sommige instellingen van openbaar nut die onder het gezag of de controle staan van de Executieve wordt een 14° ingevoegd, luidende : « 14° het Parkeeragentschap. »

Art. 168.Artikel 141 heeft uitwerking 1 februari 2016.

Art. 169.Worden opgeheven : 1° Het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ten einde de voorwaarden te bepalen waaronder de mandatarissen bij de instellingen van openbaar nut worden aangewezen, ter uitvoering van artikel 35 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/02/1987 pub. 18/10/2004 numac 2004000528 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten Duitse vertaling sluiten1 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragentschap ;2° Het Besluit van 5 september 2013 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van het huishoudelijk reglement van de selectiecommissies van het Parkeeragentschap van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepalingen

Art. 170.De ambtenaren die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit een ambt van niveau E bekleden worden ambtshalve benoemd in niveau D op het ogenblik van het in werking treden van dit besluit.

Zij krijgen een weddeschaal toegekend overeenkomstig hun anciënniteiten die ze hadden in niveau E. Art. 171 De evaluatieperiodes, lopende op de dag die de inwerkingtreding van dit besluit voorafgaan, verlopen volgens de bepalingen die toen van toepassing waren.

Deze evaluatieperiodes mogen echter niet langer duren dan één jaar, vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

De voorgaande leden zijn niet van toepassing op de mandaathouders.

Art. 172.Die agent die met verlof is krachtens een door dit besluit gewijzigde bepaling, geniet van het verlof tot aan de afloop van de periode waarvoor het toegekend werd, zonder mogelijkheid tot verlenging.

Ambtenaren die arbeidsprestaties verrichten onder het stelsel van vrijwillige 4-dagenweek of halftijds vervroegde uittreding in uitvoering van de wet van 10 april 1995Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1995 pub. 17/04/2013 numac 2013000222 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector op het moment van de invoegetreding van het huidige statuut, blijven van dit verlof genieten tegen dezelfde voorwaarden die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van het huidige besluit.

Art. 173.§ 1. De ambtenaar behoudt de administratieve en geldelijke anciënniteit waarop hij recht had voor de inwerkingtreding van het huidige besluit. § 2. In afwijking van paragraaf 1 heeft de ambtenaar, die een herberekening wenst te bekomen van zijn geldelijke anciënniteit overeenkomstig artikel 371, een termijn van maximaal twaalf maanden, te rekenen vanaf de inwerktreding van het huidige besluit, om zijn aanvraag in te dienen. De nieuwe anciënniteit wordt van kracht vanaf de eerste dag van de zevende maand die volgt op de inwerkingtreding van het huidige besluit. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 175.Tenzij indien anders wordt vermeld, treedt dit besluit in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een termijn van tien dagen die ingaat de dag na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 176.De Minister bevoegd voor Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 177.De artikelen in het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van Brussels Hoofdstedelijk Parkeeragent- schap worden hernummerd zodoende de corrrecte en consequente rangschikking van de artikelen te handhaven.

Brussel, 15 september 2022.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT

Het bijlage 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Art. N1. Bijlage 1.

Anciënniteit Ancienneté

A101

A102

A103

A111

A112

A113

0

22789

24960

27001

27001

30212

33202

1

23436

25607

27648

27648

30859

33899

2

24083

26254

28295

28295

31506

34596

3

24730

26901

28942

28942

32153

35293

4

24730

26901

28942

28942

32153

35293

5

25720

27891

29932

30074

33285

36677

6

25720

27891

29932

30074

33285

36677

7

26710

28881

30922

31206

34417

38061

8

26710

28881

30922

31206

34417

38061

9

27700

29871

31912

32338

35549

39445

10

27700

29871

31912

32338

35549

39445

11

28690

30861

32902

33470

36681

40829

12

28690

30861

32902

33470

36681

40829

13

29680

31851

33892

34602

37813

42213

14

29680

31851

33892

34602

37813

42213

15

30670

32841

34882

35734

38945

43597

16

30670

32841

34882

35734

38945

43597

17

31660

33831

35872

36866

40077

44981

18

31660

33831

35872

36866

40077

44981

19

32650

34821

36862

37998

41209

46365

20

32650

34821

36862

37998

41209

46365

21

33640

35811

37852

39130

42341

47749

22

33640

35811

37852

39130

42341

47749

23

34630

36801

38842

40262

43473

49133

24

34630

36801

38842

40262

43473

49133

25

35620

37791

39832

41394

44605

50517

26

35620

37791

39832

41394

44605

50517

27

36610

38781

40822

42526

45737

51901

28

36610

38781

40822

42526

45737

51901

29

37600

39771

41812

43658

46869

53285

30

37600

39771

41812

43658

46869

53285

31

38590

40761

42802

44790

48001

54669

32

38590

40761

42802

44790

48001

54669

33

39580

41751

43792

45922

49133

56053

34

39580

41751

43792

45922

49133

56053

35

40570

42741

44782

47054

50265

57437

36

40570

42741

44782

47054

50265

57437

37

41560

43731

45772

48186

51397

58821

38

41560

43731

45772

48186

51397

58821

39

42550

44721

46762

49318

52529

60205

40

42550

44721

46762

49318

52529

60205

41

43540

45711

47752

50450

53661

61589

42

43540

45711

47752

50450

53661

61589

43

44530

46701

48742

51582

54793

62973

44

44530

46701

48742

51582

54793

62973

45

45520

47691

49732

52714

55925

64357


Anciënniteit Ancienneté

A200

A210

A220

A300

A310

0

29071

29202

34697

31970

35626

1

29071

29202

35394

33475

37081

2

30182

30586

36091

33475

37081

3

30182

30586

36788

34980

38536

4

31293

31970

36788

34980

38536

5

31293

31970

38172

36485

39991

6

32404

33354

38172

36485

39991

7

32404

33354

39556

37990

41446

8

33515

34738

39556

37990

41446

9

33515

34738

40940

39495

42901

10

34626

36122

40940

39495

42901

11

34626

36122

42324

41000

44356

12

35737

37506

42324

41000

44356

13

35737

37506

43708

42505

45811

14

36848

38890

43708

42505

45811

15

36848

38890

45092

44010

47266

16

37959

40274

45092

44010

47266

17

37959

40274

46476

45515

48721

18

39070

41658

46476

45515

48721

19

39070

41658

47860

47020

50176

20

40181

43042

47860

47020

50176

21

40181

43042

49244

48525

51631

22

41292

44426

49244

48525

51631

23

41292

44426

50628

50030

53086

24

42403

45810

50628

50030

53086

25

42403

45810

52012

51535

54541

26

43514

47194

52012

51535

54541

27

43514

47194

53396

53040

55996

28

44625

48578

53396

53040

55996

29

44625

48578

54780

54545

57451

30

45736

49962

54780

54545

57451

31

45736

49962

56164

56050

58906

32

46847

51346

56164

56050

58906

33

46847

51346

57548

57555

60361

34

47958

52730

57548

57555

60361

35

47958

52730

58932

59060

61816

36

49069

54114

58932

59060

61816

37

49069

54114

60316

60565

63271

38

50180

55498

60316

60565

63271

39

50180

55498

61700

62070

64726

40

51291

56609

61700

62070

64726

41

51291

56609

63084

63575

66181

42

52402

57993

63084

63575

66181

43

52402

57993

64468

65080

67636

44

53513

59377

64468

65080

67636

45

65852

66585

69091


Anciënniteit Ancienneté

A400

A410

A500

0

40626

42615

48281

1

40626

42615

48281

2

42010

44070

49665

3

42010

44070

49665

4

43394

45525

51049

5

43394

45525

51049

6

44778

46980

52433

7

44778

46980

52433

8

46162

48435

53817

9

46162

48435

53817

10

47546

49890

55201

11

47546

49890

55201

12

48930

51345

56585

13

48930

51345

56585

14

50314

52800

57969

15

50314

52800

57969

16

51698

54255

59353

17

51698

54255

59353

18

53082

55710

60737

19

53082

55710

60737

20

54466

57165

62121

21

54466

57165

62121

22

55850

58620

63505

23

55850

58620

63505

24

57234

60075

64889

25

57234

60075

64889

26

58618

61530

66273

27

58618

61530

66273

28

60002

62985

67657

29

60002

62985

67657

30

61386

64440

69041

31

61386

64440

69041

32

62770

65895

70425

33

62770

65895

70425

34

64154

67350

71809

35

64154

67350

71809

36

65538

68805

73193

37

65538

68805

73193

38

66922

70260

74577

39

66922

70260

74577

40

68306

71715

75961

41

68306

71715

75961

42

69690

73170

77345

43

69690

73170

77345

44

71074

74625

78729

45


Anciënniteit Ancienneté

B101

B102

B103

B200

C101

C102

0

16466

18456

21597

22486

14628

16052

1

16931

18770

21870

22759

15133

16598

2

17103

19084

22143

23032

15335

17144

3

18245

20226

23022

23750

15537

17690

4

18245

20226

23022

23750

15537

17690

5

18781

20762

23558

24154

16164

18317

6

18781

20762

23558

24154

16164

18317

7

19317

21298

24094

25033

16791

18944

8

19317

21298

24094

25033

16791

18944

9

19853

21834

24630

25912

17418

19571

10

19853

21834

24630

25912

17418

19571

11

20389

22370

25166

26791

18045

20198

12

20753

22734

25530

26791

18045

20198

13

21289

23441

26237

27670

18672

20825

14

21289

23441

26237

27670

18672

20825

15

21825

24148

26944

28549

19299

21452

16

21825

24148

26944

28549

19299

21452

17

22361

24855

27651

29428

19926

22079

18

22361

24855

27651

29428

19926

22079

19

22897

25562

28358

30307

20553

22706

20

22897

25562

28358

30307

20553

22706

21

23433

26269

29065

31186

21180

23333

22

23433

26269

29065

31186

21180

23333

23

23969

26976

29772

32065

21807

23960

24

23969

26976

29772

32065

21807

23960

25

24505

27683

30479

32944

22434

24587

26

24505

27683

31186

32944

22434

24587

27

25576

28855

31893

33823

23374

25840

28

25576

28855

31893

33823

23374

25840

29

26112

29562

32600

34702

24001

26467

30

26648

30269

33307

35581

24628

27094

31

26648

30269

33307

35581

24628

27094

32

27184

30976

34014

36460

25255

27801

33

27184

30976

34014

36460

25255

27801

34

27720

31683

34721

37339

25882

28508

35

27720

31683

34721

37339

25882

28508

36

28256

32390

35428

38218

26509

29215

37

28256

32390

35428

38218

26509

29215

38

28792

33097

36135

39097

27136

29922

39

28792

33097

36135

39097

27136

29922

40

29328

33804

36842

39976

27763

30629

41

29328

33804

36842

39976

27763

30629

42

29864

34511

37549

40855

28390

31336

43

29864

34511

37549

40855

28390

31336

44

30400

35218

38256

41734

29017

32043

45

30936

35925

38963

42613

29644

32670


Anciënniteit Ancienneté

C103

C200

D101

D102

D103

D200

0

17143

19981

14426

14426

15224

16880

1

17709

20295

14780

14780

15447

17385

2

18275

20609

14780

14780

15670

17385

3

18841

21640

15255

15417

16701

17890

4

18841

21640

15538

15700

16974

17890

5

19468

22176

15538

15700

16974

18395

6

19468

22176

15821

16246

17247

18395

7

20095

22712

15821

16600

17247

18900

8

20095

22712

16104

16600

17520

18900

9

20722

23248

16104

16954

17520

19405

10

20722

23248

16387

16954

17793

19405

11

21349

23784

16549

17308

17793

19910

12

21349

24148

16943

17308

18349

19910

13

21976

24855

17115

17662

18693

20415

14

21976

24855

17459

17662

18885

20415

15

22603

25562

17459

18016

19047

20920

16

22603

25562

17803

18016

19249

20920

17

23230

26269

17803

18370

19411

21425

18

23230

26269

18147

18370

19613

21425

19

23857

26976

18147

18724

19765

21930

20

23857

26976

18491

18724

19978

21930

21

24484

27683

18491

19078

20130

22435

22

24484

27683

18835

19078

20353

22435

23

25111

28390

18835

19432

20495

22940

24

25111

28390

19179

19432

20849

22940

25

25738

29097

19523

19786

21203

23445

26

25738

29097

19523

19786

21446

23445

27

26991

29804

19867

20140

21810

23950

28

26991

29804

19867

20140

21810

23950

29

27618

30511

20211

20494

22174

24455

30

28245

31218

20555

20848

22538

24960

31

28245

31218

20555

20848

22538

24960

32

28952

31925

20899

21202

22902

25465

33

28952

31925

20899

21202

22902

25465

34

29659

32632

21243

21556

23266

25970

35

29659

32632

21243

21556

23266

25970

36

30366

33339

21587

21910

23630

26475

37

30366

33339

21587

21910

23630

26475

38

31073

34046

21931

22264

23994

26980

39

31073

34046

21931

22264

23994

26980

40

31780

34753

22275

22618

24358

27485

41

31780

34753

22275

22618

24358

27485

42

32487

35460

22619

22972

24722

27990

43

32487

35460

22619

22972

24722

27990

44

33194

36167

22963

23326

25086

28495

45

33821

36874

23307

23680

25450

29000


Anciënniteit Ancienneté

S101

S102

S103

S104

S105

S106

0

14750,00

14950,00

15600,00

16500,00

17200,00

17900,00

1

15225,00

15450,00

16125,00

17100,00

17850,00

18575,00

2

15225,00

15450,00

16125,00

17100,00

17850,00

18575,00

3

15775,00

16025,00

16725,00

17750,00

18550,00

19300,00

4

15775,00

16025,00

16725,00

17750,00

18550,00

19300,00

5

16375,00

16650,00

17375,00

18500,00

19300,00

20075,00

6

16375,00

16650,00

17375,00

18500,00

19300,00

20075,00

7

17025,00

17350,00

18125,00

19325,00

20150,00

20950,00

8

17025,00

17350,00

18125,00

19325,00

20150,00

20950,00

9

17725,00

18100,00

18925,00

20200,00

21075,00

21900,00

10

17725,00

18100,00

18925,00

20200,00

21075,00

21900,00

11

17725,00

18100,00

18925,00

20200,00

21075,00

21900,00

12

18475,00

18850,00

19725,00

21075,00

22025,00

22850,00

13

18475,00

18850,00

19725,00

21075,00

22025,00

22850,00

14

18475,00

18850,00

19725,00

21075,00

22025,00

22850,00

15

19150,00

19550,00

20500,00

21900,00

23000,00

23800,00

16

19150,00

19550,00

20475,00

21900,00

23000,00

23800,00

17

19150,00

19550,00

20475,00

21900,00

23000,00

23800,00

18

19750,00

20175,00

21150,00

22675,00

23950,00

24750,00

19

19750,00

20175,00

21150,00

22675,00

23950,00

24750,00

20

19750,00

20175,00

21150,00

22675,00

23950,00

24750,00

21

20175,00

20625,00

21750,00

23450,00

24900,00

25675,00

22

20175,00

20625,00

21750,00

23450,00

24900,00

25675,00

23

20175,00

20625,00

22350,00

23450,00

24900,00

25675,00

24

20525,00

21000,00

22350,00

24175,00

25850,00

26600,00

25

20525,00

21000,00

22350,00

24175,00

25850,00

26600,00

26

20525,00

21000,00

22350,00

24175,00

25850,00

26600,00

27

20825,00

21325,00

22875,00

24850,00

26800,00

27500,00

28

20825,00

21325,00

22875,00

24850,00

26800,00

27500,00

29

20825,00

21325,00

22875,00

24850,00

27625,00

27500,00

30

21125,00

21650,00

23325,00

25475,00

28325,00

28425,00

31

21125,00

21650,00

23325,00

25475,00

28325,00

28425,00

32

21125,00

21650,00

23325,00

25475,00

29025,00

29125,00

33

21405,00

21950,00

23700,00

26050,00

29025,00

29125,00

34

21405,00

21950,00

23700,00

26050,00

29725,00

29825,00

35

21405,00

21950,00

23700,00

26050,00

29725,00

29825,00

36

21685,00

22250,00

24075,00

26575,00

30425,00

30525,00

37

21685,00

22250,00

24075,00

26575,00

30425,00

30525,00

38

21685,00

22250,00

24075,00

26575,00

31125,00

31225,00

39

21945,00

22525,00

24400,00

27100,00

31125,00

31225,00

40

21945,00

22525,00

24400,00

27100,00

31825,00

31925,00

41

21945,00

22525,00

24400,00

27100,00

31825,00

31925,00

42

22205,00

22800,00

24725,00

27600,00

32525,00

32625,00

43

22205,00

22800,00

24725,00

27600,00

32525,00

32625,00

44

22205,00

22800,00

25090,00

27600,00

33225,00

33225,00

45

22465,00

23075,00

25450,00

28075,00

33825,00

33825,00


Het bijlage 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Art. N2. Bijlage 2. HOOFDSTUK 1. - De volgende diploma's of studiegetuigschriften komen in aanmerking voor de toelating tot het instelling naargelang van de niveaus: NIVEAU A 1) Diploma van master, arts en veearts verkregen na studies van twee cycli, die ten minste 60 studiepunten vertegenwoordigen, uitgereikt door een universiteit met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen of een `Haute Ecole', een door de Staat of door één van de Gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs, een `Ecole supérieure des arts' of een jury ingesteld door de Staat of één van de Gemeenschappen of elke academische graad afgeleverd door bepalingen voorafgaand aan deze die van toepassing waren bij de inwerkingtreding van voorgaand besluit.2) Getuigschrift uitgereikt aan diegenen die de studies hebben voleindigd aan de polytechnische afdeling of aan de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School en die krachtens de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van het hoger onderwijs gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat, met de door de Koning bepaalde kwalificatie. NIVEAU A (OVERGANGSMAATREGEL) 1) Diploma uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen en licentiaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden te Antwerpen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat.2) Diploma van : o licentiaat in de handelswetenschappen o handelsingenieur o geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen o licentiaat-vertaler o licentiaat-tolk uitgereikt door inrichtingen van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door inrichtingen van technisch onderwijs - gerangschikt als handelshogescholen categorie A5 - of door een door de Staat ingestelde examencommissie.3) Diploma of eindgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door : - de afdeling bestuurswetenschappen van het "Institut d'enseignement supérieur Lucien Cooremans" te Brussel; - het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene; - het Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen te Antwerpen.

NIVEAU B 1) Diploma van bachelor uitgereikt na een opleiding van één cyclus of na de eerste cyclus van een opleiding van twee cycli na ten minste 180 studiepunten uitgereikt door een universiteit of een Hogeschool, een `Ecole supérieure des arts' of door een door de Staat of door één van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie of elke academische graad van de eerste cyclus afgeleverd in uitvoering van bepalingen voorafgaand aan deze die van toepassing waren bij de inwerkingtreding van voorgaand besluit.2) Getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere cyclus.3) Diploma van meetkundig schatter van onroerende goederen.4) Diploma van gegradueerde van het hoger beroepsonderwijs, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen, met uitzondering van het diploma van gegradueerde in de verpleegkunde uitgereikt in het hoger beroepsonderwijs.5) Kandidaatsdiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, ofwel door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, de bij de wet ermee gelijkgestelde instellingen of de instellingen voor hoger onderwijs van het lange type, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen ofwel door een door de Staat of door één van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.6) Diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische leergangen van de tweede graad.7) Diploma van een afdeling ingedeeld [1, in het economisch, paramedisch, pedagogisch, landbouwkundig of sociaal hoger onderwijs]1 van het korte type en voor sociale promotie of van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3e, 2e of 1e graad uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen.8) Getuigschrift na het slagen voor de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of van de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School.9) Getuigschrift hoger onderwijs van de 1e cyclus uitgereikt door het hoger onderwijs voor sociale promotie. NIVEAU B (OVERGANGSMAATREGEL) 1) Diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of kandidaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen.2) Kandidaatsdiploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door een inrichting van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door een inrichting van technisch onderwijs, gerangschikt als handelshogeschool in de categorie A5.3) Diploma van burgerlijk conducteur uitgereikt door een Belgische universiteit.4) Diploma van technisch ingenieur afgeleverd door een hogere technische school van de tweede graad.5) Diploma van mijnmeter.6) Diploma van gegradueerde in de landbouwwetenschappen, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen van de diploma's van landbouwkundig ingenieur, scheikundig landbouwingenieur, ingenieur voor waters en bossen, koloniaal landbouwkundig ingenieur, tuinbouwkundig ingenieur, boerderijbouwkundig ingenieur, ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936.7) Diploma uitgereikt door een inrichting voor het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie.8) Diploma gerangschikt in één van navolgende categorieën : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2An, C1/D, C5/C1/D, C1/An, uitgereikt door een inrichting voor hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie.9) Diploma gerangschikt in de categorie B3/B1 uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating het volgende eist: o of een diploma van volledige hogere secundaire studiën; o of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen; o of een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2. 10) Getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of door een examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap. NIVEAU C 1) Getuigschrift van hoger secundair onderwijs;2) Getuigschrift van het slagen met vrucht voor één van de toelatingsexamens voor de universiteit zoals voorzien in art.49 § 1, vijfde lid van het Decreet (van de Franse Gemeenschap) van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese Ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten. 3) Gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van één van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs.4) Brevet van : o verpleeg- of ziekenhuisassistent(e); o verpleger of verpleegster; uitgereikt, hetzij door een door de Staat of één van de Gemeenschappen in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of één van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie. 5) Einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan uitgereikt na het volgen met vrucht door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen.6) Getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus.7) Diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang van een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden.8) Diploma van een afdeling van het secundair volwassenenonderwijs van een onderwijsinrichting, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door één van de Gemeenschappen, uitgereikt na ten minste zevenhonderdvijftig lestijden.9) Getuigschrift of titel van kennis erkend en afgeleverd door elke Gemeenschap, binnen het kader van de professionele vorming of van de validatie an kennis, door een erkende publieke operator, of door één van zijn geagregeerde partners.10) Diploma of getuigschrift dat in aanmerking genomen wordt voor aanwerving bij de diensten van de Vlaamse overheid in niveau A of B.11) Diploma van gegradueerde in de verpleegkunde, uitgereikt in het hoger beroepsonderwijs door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, erkende of gesubsidieerde instelling of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap. NIVEAU C (OVERGANGSMAATREGEL) 1) Getuigschrift uitgereikt na één van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12, van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden vóór 8 juni 1964.2) Getuigschrift uitgereikt na het afleggen van een examen voorzien in artikel 9 van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens.3) Gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs uitgereikt diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs.4) Erkend of aanvaard diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling).5) Diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht.6) Gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een inrichting van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat.7) Diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school - vroeger categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2 uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studiën, met vrucht, door een inrichting van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat.8) Gehomologeerd diploma van hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de inrichtingen voor kunstonderwijs met dat van hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de inrichtingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan.9) Einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.10) Brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een inrichting voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5.11) Diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.12) Einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen eist. NIVEAU D Geen enkele vereiste van diploma of studiegetuigschrift wordt gesteld. HOOFDSTUK 2. § 1. Aangenomen worden eveneens de in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften. § 2. In afwijking van § 1, gelden voor de toelating tot de diensten van de Staat tot een gereglementeerd beroep, ook de bepalingen van de richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties.

Voor een gereglementeerd beroep wordt volgende beroepskwalificatie uit een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen eveneens in aanmerking genomen: een kwalificatie die wordt gestaafd door : o een opleidingstitel, o een bekwaamheidsattest van een opleiding die niet wordt afgesloten met een certificaat of diploma, van een specifiek examen, of van de uitoefening van een beroep, o en/of beroepservaring.

Teneinde de waarde van de voorgestelde beroepskwalificatie te kennen, legt de selector die beroepskwalificatie voor advies voor aan de overheid bevoegd voor de erkenning van de beroepskwalificatie. De bevoegde overheid kan de erkenning afhankelijk maken van compenserende maatregelen (een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid). § 3. De in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte richtlijnen die de in § 2 opgesomde richtlijn zouden aanvullen of vervangen, zijn van rechtswege toepasselijk, behalve indien ze bepalingen beïnvloeden die aanpassingsmaatregelen moeten ondergaan of de bevoegdheden zouden wijzigen die aan de afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid zijn toegekend. »

^