gepubliceerd op 13 mei 2016
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000001 : « Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe »
14 APRIL 2016. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000001 : « Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe »
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, artikelen 40, §§ 2 tot 4, 44, 47, § 2, en 71, § 2;
Gelet op de "gendertest" zoals vereist door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014 houdende de uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende de integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op het overleg van de gewestregeringen op 14 september 2015, in toepassing van artikel 6, § 2, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
Gelet op het advies van het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Oudergem, gegeven op 05/09/2015;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 18/09/2015;
Gelet op het advies van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud, gegeven op 27/10/2015;
Gelet op het advies van het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Watermaal-Bosvoorde, gegeven op 27/10/2015;
Gelet op het advies van het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Ukkel, gegeven op 29/10/2015;
Gelet op het advies van het College van burgemeester en schepenen van de Stad Brussel, gegeven op 29/10/2015;
Gelet op het advies van het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Sint-Pieters-Woluwe, gegeven op 05/11/2015;
Gelet op de afwezigheid van het advies van het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe;
Gelet op de resultaten van het openbaar onderzoek dat werd uitgevoerd in de gemeenten Ukkel, Watermaal-Bosvoorde, Stad Brussel, Oudergem, Sint-Pieters-Woluwe en Sint-Lambrechts-Woluwe van 24 september 2015 tot 7 november 2015 overeenkomstig de procedure die wordt bedoeld in artikel 44, § 3 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;
Gelet op het advies nr. 59.038/1 van de Raad van State, gegeven op 30 maart 2016, in toepassing van artikel 84, § 1, alinea 1, 2°, van de Wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de 202 opmerkingen die werden gemaakt bij het openbaar onderzoek over de gemeente Ukkel, Watermaal-Bosvoorde, Stad Brussel, Oudergem, Sint-Pieters-Woluwe en Sint-Lambrechts-Woluwe van 24 september tot 7 november 2015 conform de procedure bedoeld in artikel 44, § 3, van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud;
Overwegende dat een bepaald aantal opmerkingen in aanmerking werden genomen;
Overwegende dat er onder de niet-weerhouden opmerkingen onderscheid moet worden gemaakt tussen deze die bepaald zijn door een andere wetgeving of een ander specifiek instrument, deze die niet onder het besluit vallen en deze die de Regering acht niet in overweging te moeten nemen op basis van wetenschappelijke en/of juridische argumenten;
Overwegende dat de volgende opmerkingen en vragen niet in aanmerking werden genomen daar zij immers al door een andere wetgeving of een ander specifiek instrument zijn bepaald : -Wat de vraag naar een plan voor de bestrijding van de invasieve soorten op de site betreft, in de mate waarin de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud al specifieke bestrijdingsvoorschriften bepaalt, en de beheerplannen zullen deze problematiek op een concrete en specifieke manier in aanmerking nemen; - Wat de vraag naar het behoud van recreatieve, sportieve en pedagogische activiteiten betreft : de recreatieve dimensie wordt geregeld door het specifieke beheerplan van het Zoniënwoud; - Wat de vraag naar de toevoeging van een specifieke bescherming voor wilde dieren betreft : dat aspect is al vastgelegd in titel III van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud; - Wat de vraag naar netheid betreft : de ordonnantie van 14 juni 2012 met betrekking tot afvalstoffen vult het verbod aan dat vermeld is in artikel 15, § 2, 14° en op het terrein zijn al maatregelen uitgevoerd door Leefmilieu Brussel - BIM; - Wat de opmerking over de uitvoering van de toekomstige beheercontracten betreft, met name op het gebied van onteigening of de betrokkenheid van de eigenaars : de beheermiddelen worden nader beschreven in de fase waarin het beheerplan wordt opgemaakt, dat zal worden voorgelegd aan een overlegvergadering met de betrokken eigenaars en gebruikers; - Wat de vraag met betrekking tot het ontbreken van nadere uitleg bij de procedure die werd gevolgd om de beheercontracten op te stellen betreft : er wordt verwezen naar de artikelen 52 en 53 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud; - Wat de vraag met betrekking tot het ontbreken van nadere uitleg bij de procedure en de middelen die voorzien zijn om Natura 2000 te verzoenen met de inachtneming van de beschermingsvoorwaarden van een beschermd landschap betreft : er wordt verwezen naar de artikelen 18 en 19 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud; - Wat de vraag om geraadpleegd te worden bij de goedkeuring van de beheerplannen betreft : er wordt verwezen naar het artikel 50 van de ordonnantie van 1 maart 2012 dat een overlegvergadering met de betrokken eigenaars en gebruikers voorziet, evenals een openbaar onderzoek en het advies van raadgevende instanties; - Wat de talrijke opmerkingen over het lopende project op de site van de Hippodroom van Bosvoorde betreft : er wordt verwezen naar artikelen 57 en volgende van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, die een beoordeling van de effecten opleggen rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van elk plan of project dat niet rechtstreeks verbonden is met het beheer van een gebied en dat significante gevolgen zou kunnen hebben voor dat gebied; - Wat de talrijke opmerkingen over de lopende of toekomstige projecten in SBZ I betreft : er wordt verwezen naar artikel 57 en volgende van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, die een beoordeling van de effecten opleggen rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van elk plan of project dat niet rechtstreeks verbonden is met het beheer van een gebied en dat significante gevolgen zou kunnen hebben voor dat gebied; - Wat de vraag om het begrip beschermde "perimeter" te introduceren betreft : artikel 57 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud bepaalt een vermoeden van negatieve impact op de Natura 2000-gebieden; - Wat betreft de opmerking over de impact van de aanwijzing op de plaatsing van kabels of leidingen door het bos voor maatschappijen van openbaar nut (Sibelga, Elia, Fluxys, Hydrobru...) : de verbodsbepalingen die vermeld zijn in artikel 15 § 2, kunnen worden opgeheven conform de voorschriften van artikel 47, § 2 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, onverminderd de toepassing van andere wetgevingen, met name op het gebied van stedenbouw; - Wat de opmerkingen over de toegankelijkheid betreft : het Boswetboek, evenals het besluit van 28 september 1995 betreffende het verkeer in alle bossen en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 27 september 2007 dat aan bepaalde delen van het Zoniënwoud het statuut van speciale beschermingszone toekent en dat werd genomen in uitvoering van het Boswetboek, regelen deze aspecten; - Wat de opmerkingen over het aan de leiband houden van honden betreft : het besluit wijzigt geenszins de verschillende geldende reglementeringen, in het bijzonder het Boswetboek en het gewestelijk parkreglement; - Wat de opmerking met betrekking tot de overdreven snelheid van fietsers betreft : er wordt verwezen naar het Verkeersreglement en het gewestelijk parkreglement; - Wat de opmerking over wangedrag in het bos betreft, zijn de boswachters en -opzichters krachtens het Inspectiewetboek bevoegd om de vastgestelde inbreuken vast te stellen, te verbaliseren en te vervolgen; - Wat de opmerking over de rol van boswachters betreft : er wordt verwezen naar het Inspectiewetboek dat voorziet in opdrachten ter inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, naast hun opdrachten ter bewustmaking, educatie en voorlichting, die deel uitmaken van hun beroep; - Wat de opmerkingen over het huidige beheer betreft : er wordt verwezen naar het beheerplan van het Zoniënwoud van 2003, waarin de toe te passen beheerprincipes zijn gedefinieerd; - Wat de opmerking over de onveiligheid, ongezondheid en teweeggebrachte hinder in het Bergojepark betreft : er wordt verwezen naar het Inspectiewetboek dat toestaat de inbreuken die in artikel 15, § 2, van het besluit vermeld zijn te verbaliseren en te vervolgen; - Wat de vraag betreft om in het verlengde van het natuurnetwerk van NATAGORA stapstenen in te voeren opdat alle inwoners aan de dynamiek zouden kunnen deelnemen door hun tuin op ecologische wijze te beheren : er wordt verwezen naar de ordonnantie van 1 maart 2012 die bepaalt dat de maatregelen die krachtens de ordonnantie zijn goedgekeurd onder meer gericht zijn op de ontwikkeling van een Brussels ecologisch netwerk, dat met name uit verbindingszones bestaat;
Overwegende dat de volgende opmerkingen en vragen niet in aanmerking werden genomen daar zij niet onder het besluit vallen : - Wat de vraag met betrekking tot het toelaten van composteringsactiviteiten betreft : het verbod betreffende de opslag van afval vermeld in artikel 15, § 2, 14° beoogt uitsluitend de opslag buiten de hiervoor voorziene opslagplaatsen en kan, in ieder geval, via het specifieke beheerplan worden opgeheven; - Wat de opmerking betreft over de uitdaging die de uitwerking van de Natura 2000-beheercontracten zal vormen, zal de inbreng van het overleg en het openbaar onderzoek over de beheerplannen ontegenzeglijk nuttig zijn; - Wat de opmerking van de Stad Brussel over het ontbreken van een informatievergadering in de omgeving van het Ter Kamerenbos en het deel van het Zoniënwoud op het grondgebied van Ukkel betreft : een mail werd verstuurd naar de gemeentelijke administraties - onder andere naar de administratie van de Stad Brussel - met een voorstel van informatief artikel voor het gemeentelijk tijdschrift en het voorstel om een informatiesessie te organiseren. Deze email is onbeantwoord gebleven voor wat de Stad Brussel betreft;
De gemeente Ukkel heeft ervoor gekozen een informatief artikel te integreren in haar tijdschrift en voor wat betreft het openbaar onderzoek van SBZII, maar niet voor SBZ I. Voor geen van beide gebieden werd een informatiesessie gevraagd : - Wat een financiële en menselijke versterking voor de uitvoering van het onderhavige besluit betreft : de uitwerking van de specifieke beheerplannen zal de kans bieden om over te gaan tot een raming van de financiële en menselijke middelen die nodig zijn voor de uitvoering; - Wat de voortzetting en bestendigen van de samenwerking tussen de gemeente Watermaal-Bosvoorde en Leefmilieu Brussel - BIM betreft : de gemeente zal worden geraadpleegd bij de goedkeuring van het specifieke beheerplan; - Wat de vraag met betrekking tot de modernisering, de verbetering en het onderhoud van de aan gebruikers verstrekte informatie betreft : deze acties worden genomen in de fase waarin het beheerplan wordt opgemaakt; - Wat de vraag naar een nadere bepaling van de financiële, materiële of menselijke middelen die aan de eigenaars van de betrokken Natura 2000-percelen zullen worden toegekend betreft : er wordt verwezen naar artikel 55 van de ordonnantie van 1 maart 2012 dat bepaalt dat de betrokken eigenaars, door een beheercontract af te sluiten overeenkomstig artikel 52, de last van hun verplichtingen geheel of gedeeltelijk kunnen overdragen aan Leefmilieu Brussel - BIM en dat de Regering de maatregelen of werken die door de betrokken eigenaars en gebruikers ten laste worden genomen of gegeven, kan subsidiëren; - Wat de vraag naar een nadere bepaling voor het beheer van het verloop van economische, sociale, sportieve en culturele activiteiten binnen de Natura 2000-deelgebieden en hun gevolgen voor de biodiversiteit betreft : er wordt verwezen naar de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud die voorziet in twee mogelijkheden van afwijkingen : enerzijds de passende beoordeling van elk project waarvoor een vergunning of toelating vereist is en dat afbreuk kan doen aan de integriteit van een Natura 2000-gebied, anderzijds de afwijking van de verbodsbepalingen in verband met de strikte bescherming van de soorten, toegekend door Leefmilieu Brussel - BIM op advies van de Brusselse Hoge Raad voor Natuurbehoud; - Wat de vraag om rekening te houden met de groene ruimtes en het groene en blauwe netwerk bij de opstelling en uitvoering van de plannen en van de gewestelijke en gemeentelijke reglementen (GBP, GPDO, GSV, GemSV, BBP, enz.) betreft : het in overweging nemen van deze aspecten door de bevoegde overheden valt niet als zodanig onder het onderhavig besluit; - Wat de opmerking met betrekking tot de wettelijkheid van de plaatsing van gasleidingen en transformatiecabines door Sibelga op of in de onmiddellijke omgeving van de Hippodroom van Bosvoorde betreft : dit houdt geen rechtstreeks verband met de inhoud van het besluit.
Betreffende eventuele gaslekken in het algemeen legt het Koninklijk besluit betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen van 28 juni 1971 de minimale veiligheidsmaatregelen vast die moeten genomen worden door de gasdistributeurs in het kader van de oprichting en de exploitatie van hun gasdistributieinstallaties, onder voorbehoud van de verplichting om altijd het behoud in goede werkingsstaat van deze installaties te garanderen; - Wat de opmerking met betrekking tot de impact van de aanwijzing op een moestuinperceel betreft : het statuut Natura 2000 sluit het behoud of de aanleg van dergelijke activiteiten niet uit voor zover deze geen negatieve impact hebben op de habitats en soorten waarvoor het gebied werd aangewezen; - Wat de opmerking met betrekking tot het beheer van het Ter Kamerenbos en de hinder die teweeggebracht wordt door evenementen die er plaatsvinden betreft : het specifieke beheerplan, uitgewerkt door Leefmilieu Brussel - BIM, zal ter advies worden voorgelegd aan de stad Brussel, terwijl de evenementen geval per geval zullen worden onderzocht, overeenkomstig de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud; - Wat betreft de beschikbaarheid van het rapport dat de identificatie van het gebied motiveert of alle andere volgende studies die met name betrekking hebben op de natuurlijke habitats, soorten en instandhoudingsdoelstellingen : deze laatsten kunnen op aanvraag worden geraadpleegd bij Leefmilieu Brussel - BIM; - Wat de opmerkingen met betrekking tot de voorlichting van het grote publiek betreft : de beheerplannen zullen de communicatieaspecten omvatten; - Wat betreft de vraag om de Natura 2000 - gebieden regelmatig te controleren en rapporten op te stellen, wordt verwezen naar het vijfjaarlijks toezichtsschema voorzien door de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, alsook naar het rapport over de staat van de natuur; - Wat betreft de vraag de kenmerkende soorten zoals gedefinieerd per habitat, te vervolledigen met karakteristieke soorten van de kruidlaag : de kwalitatieve doelstellingen vermelden de boom- en struiksoorten die typisch zijn voor de boshabitattypes, alsook de kruidachtige soorten voor grasland en ruigte. In het kader van de monitoring van de habitats, zal er rekening worden gehouden met de soorten van de boom-, de struik- en kruidlaag;
Overwegende dat de volgende opmerkingen en vragen niet in aanmerking werden genomen omdat dit niet opportuun werd geacht op basis van wetenschappelijke en/of juridische argumenten : - Wat de vraag om de verbodsbepalingen die in artikel 15, § 2, vermeld zijn tussen de verschillende aanwijzingsbesluiten op elkaar af te stemmen betreft : bepaalde verschillen tussen de tekstversies werden behouden, vanwege de bijzonderheden van de zone en de specifieke opmerkingen bij het uitwerken van het voorontwerp van besluit, onder andere van de Directie Monumenten en Landschappen; - Wat de vraag om de toevoeging van kenmerkende soorten van de graslaag betreft : er wordt in het kader van de monitoring rekening gehouden met de soorten van de boom-, struik- en kruidvegetatie; - Wat de vraag betreffende de slechte leesbaarheid van de kaarten en het ontbreken van herkenningspunten erop betreft : het gaat om de wettelijk voorgeschreven minimale schaal. Voor de beheerplannen worden kaarten op grotere schaal gemaakt; - Wat de vraag betreft over de mogelijkheden die aan de Regering worden geboden door de artikelen 16 en 17 van de ordonnantie van 1 maart 2012 om vastgoedtransacties of onteigeningen om redenen van natuurbehoud uit te voeren : deze zijn niet aan de orde en zullen pas worden overwogen indien het gebied als bijzonder strategisch wordt beschouwd; - Wat de vraag om de toevoeging van deelgebieden betreft : het toezicht op de staat van het behoud van de soorten en natuurlijke habitats heeft het, in dit stadium, niet mogelijk gemaakt om nieuwe gebieden te identificeren die in aanmerking komen om als Natura 2000-gebieden te worden aangeduid en om de procedure voor de erkenning van nieuwe gebieden van communautair belang bij de Europese Commissie in werking te stellen; - Wat de opmerking met betrekking tot het belang van de inheemse zwarte bijen voor de bijenteelt betreft : Natura 2000 heeft het behoud en de bescherming van de Europese biodiversiteit tot doel, via de bescherming van de karakteristieke en vaak zeldzame soorten en habitats. De bijenteelt maakt voor het ogenblik geen deel uit van de Natura 2000 - doelstellingen; - Wat betreft de vraag dat bepaalde sites, die deel uitmaken van het groene netwerk, maar niet van het Natura 2000 netwerk, het voorwerp zouden uitmaken van een beheerplan : we herinneren aan het belang van de connectiviteit en aan het feit dat dit aspect als uitdrukkelijke doelstelling is toegevoegd aan bijlage 4. Bovendien is er geen bepaling in de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud die het aanvaarden van beheerplannen buiten natuur- en bosreservaten en Natura 2000 - gebieden toelaat; - Wat de opmerkingen betreft met betrekking tot de drempel van 65 dB die in artikel 15, § 2, van het besluit is vastgelegd : de mogelijkheden tot afwijking zijn bepaald door de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud. Bovendien beantwoordt deze drempel aan de interventiedrempel voor globale geluidshinder in open lucht overdag en aan de interventiedrempel voor de geluidshinder door het wegverkeer. Deze drempel komt eveneens overeen met de richtwaarde die tot doel wordt gesteld na sanering inzake van spoorwegverkeer afkomstige geluidshinder. Gezien de aanwezigheid van talrijke weg- en spoorinfrastructuren die de Natura 2000 - gebieden doorsnijden, is het niet aangewezen deze drempel te verlagen; - Wat betreft de opmerking dat het ontwerpbesluit aan een passende beoordeling van de effecten onderworpen had moeten worden als plan of programma in de zin van de richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 27 juni 2001 inzake de beoordeling van de effecten van bepaalde plannen en programma's op het milieu, omgezet door de ordonnantie van 18 juli 2004 inzake de beoordeling van de effecten van bepaalde plannen en programma's op het milieu : het aanwijzingsbesluit stelt slechts de lijst van algemene beheermaatregelen op voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied en dat overeenkomstig artikel 44 § 2 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud. Bijgevolg zullen de concrete beheermaatregelen gedetailleerd worden beschreven in het specifieke beheerplan voor het Zoniënwoud, dat zelf onderworpen zal worden aan een milieueffectenrapport in toepassing van artikel 9 van de ordonnantie van 18 juli 2004 inzake de beoordeling van de milieueffecten van bepaalde plannen en programma's aangezien het zal gaan om een multifunctioneel beheerplan, dat tegelijk ecologisch is in de zin van de ordonnantie van 1 maart 2012 inzake natuurbehoud, en erfgoedkundig, in de zin van het BWRO; - Wat de vraag met betrekking tot de ontwikkeling van de boslandbouw en permacultuur betreft : het Natura 2000 statuut sluit dergelijke benaderingen niet uit, voor zover deze geen negatieve impact hebben op de habitats en de soorten waarvoor het gebied is aangemeld; - Wat de opmerking met betrekking tot de door de tuinier van het speelplein in het Senypark teweeggebrachte geluidshinder betreft : deze is niet pertinent rekening houdend met de doelstelling van het besluit, maar de informatie werd doorgegeven aan de beheerders van de site; - Wat de vraag om een overlegvergadering en een openbaar onderzoek op het grondgebied van het Vlaams Gewest te organiseren betreft : het besluit werd aan beide gewesten voorgelegd op de Interministeriële Conferentie Leefmilieu van 29 september 2015. Geen enkele bepaling voorziet in het instellen van een openbaar onderzoek naar het besluit op het grondgebied van een andere entiteit; - Wat de opmerking met betrekking tot het plaatsen van borden om gebruikers af te raden brood in het water te werpen vanwege de risico's op botulisme : er worden alleen in geval van epidemieën op gerichte wijze borden geplaatst; - Wat de opmerking over het ontbreken van de nummers van bepaalde kadasterpercelen betreft : het vermelden van alle kadasterpercelen op de kaarten zou deze onleesbaar maken op de schaal vereist door de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud. De keuze werd dus gemaakt om zowel een kaart als een exhaustieve lijst van kadasterpercelen op te nemen. Bovendien beschikken bepaalde niet-gekadastreerde percelen niet over een kadasternummer; - Wat de opmerkingen over de afwezigheid van criteria, methodologie en studies die aan de basis liggen van het besluit, wordt doorverwezen naar het technisch rapport van 2002 over de habitatrichtlijn 92/43/CE in het Brussels gewest "la directive habitat 92/43/CE dans la Région bruxelloise, zones spéciales de conservation, dossier technique et scientifique de la Division espaces verts IBGE" die de basis legt voor de perimeter van SBZ I. Het rapport van 2008, vermeld in de "overwegende" van het besluit, laat toe om de specifieke instandhoudingdoelstellingen voor de site vast te leggen, rekening houdend met de geïdentificeerde habitats en soorten, zonder de inclusieperimeter in vraag te stellen. Dit document is nooit het voorwerp geweest van een vraag tot consultatie; - Wat betreft het toegangsrecht op private eigendom om de nodige inventarisaties uit te voeren voor het voorliggende besluit : het toegangsrecht is een kwestie van burgerlijk recht en is van geen impact op de administratieve validiteit van een reglementair besluit; - Wat betreft de opmerking met betrekking tot de perimeter van de Hippodroom van Bosvoorde, is het belangrijkste perceel van de Hippodroom 21614_H_0040_N_000_00 dat voor 85,3%, ofwel 25,58 ha in Natura 2000 ligt. Het deel tussen de eerste en de tweede piste van de hippodroom (halve maan) is inderdaad een geïsoleerd deel van het Zoniënwoud, met duidelijke historische overblijfselen van de Boendaaldreef. Het niet gearceerde deel van deze zone heeft affiniteit met het habitattype 9120 maar werd - als geïsoleerde zone - niet weerhouden in dit habitat dat voor de rest goed vertegenwoordigd is (1205 ha); - Wat betreft de opmerking met betrekking tot het opnemen van het Blaton eigendom, alsook de zone van het Woluwepark langs de groene wandeling : het voorliggende besluit laat niet toe de perimeter van SBZ I, geïdentificeerd in 2003 en het voorwerp uitmakend van het akkoord van de Europese Commissie (beschikking van 7 december 2004) te wijzigen; - Wat betreft de opmerking om een verbodsbepaling te integreren met betrekking tot lichtvervuiling : in bijlage 4 voorziet de specifieke doelstelling met betrekking tot de vleermuizen algemeen de afwezigheid van verstorende verlichting; - Wat betreft de opmerking met betrekking tot de natuurlijke zones die niet geïntegreerd werden in de definitieve perimeter : de significante aanwezigheid van soorten en habitats van gemeenschappelijk belang werd echter niet vastgesteld, niet tijdens het identificatieproces in 2002-2003, noch daarna in het kader van de gewestelijke monitoring, wat het motiveren van een identificatie als site van communautair belang volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn verhindert; - Wat betreft de vraag om de gewestelijke groene wandeling zoveel mogelijk af te werken en te verbreden : deze past niet in de doelstelling van het voorliggend besluit; - Wat betreft de opmerking betreffende de definitie van de de socio-economische aspecten van Natura 2000 : deze past niet in de doelstelling van het voorliggend besluit;
Overwegende de lijst van de gebieden door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorgesteld als speciale beschermingszones overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 oktober 2000 betreffende de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora, dat werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 27 maart 2003;
Overwegende dat het hoofddoel van dit besluit de bevordering van het behoud van de biodiversiteit is, rekening houdend met de economische, sociale, culturele en gewestelijke vereisten. Zodoende draagt het ook bij tot de algemene doelstelling van een duurzame ontwikkeling;
Overwegende dat de biodiversiteit direct en indirect door de ecosysteemdiensten die ze levert, van essentieel belang is voor het voortbestaan van het menselijke leven en het welzijn van samenlevingen;
Overwegende dat de bescherming van de biodiversiteit des te meer aandacht verdient daar ze kwetsbaar en zeldzaam blijft in stedelijk gebied;
Overwegende de intrinsieke waarde van de biodiversiteit;
Overwegende dat in een stedelijke omgeving zoals het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de handhaving van de staat van instandhouding van de habitattypes en soorten van onderhavig gebied en de eventuele verbetering ervan, bijdraagt tot de sociale, familiale, educatieve, landschappelijke en ecologische functies van de site;
Overwegende dat het gebied de perimeter van 6 natuurreservaten bestrijkt : (1) Gebieden rond de Rood Kloosterabdij; (2) de Vuylbeekvallei; (3) de Verdronken Kinderenvallei; (4) de Dry Borrenvallei; (5) de poel nabij de Pinnebeekdreef; (6) het rietveld van het Bronpark, en 2 bosreservaten : (1) Gebieden rond de Rood Kloosterabdij; (2) Grippensdelle, zoals aangeduid door : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 april 1992 dat aan bepaalde gedeelten van het Zoniënwoud, met name de Vuylbeekvallei te Watermaal-Bosvoorde, de Verdronken Kinderenvallei te Watermaal-Bosvoorde en te Ukkel, de Dry Borrenvallei te Oudergem, en de poel nabij de Pinnebeekdreef te Watermaal-Bosvoorde, het statuut toekent van gewestelijk natuurreservaat en dat aan een bosgedeelte gelegen tussen de Verdronken Kinderenvallei en Vuylbeekvallei te Watermaal-Bosvoorde en te Ukkel het statuut van gewestelijk bosreservaat (van kracht behalve artikel 7 dat werd opgeheven) (B.S. van 11 juni 1992); het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 december 1998 tot wijziging van het besluit van de Executieve van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dat aan bepaalde gebieden die rond de Rood Kloosterabdij gelegen zijn, het statuut toekent van natuurreservaat en bosreservaat (van kracht behalve artikel 9 dat werd opgeheven) (B.S. van 30 januari 1999); het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 10 december 1998 tot toekenning van het statuut van natuurreservaat aan het rietveld van het Bronpark (B.S. van 30 januari 1999) en het besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 september 2007 dat aan bepaalde delen van het Zoniënwoud het statuut van speciale beschermingszone toekent (B.S. van 6 november 2007), die van toepassing blijven in overeenstemming met artikel 95 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, zodanig dat, in overeenstemming met artikel 21, § 2 van de ordonnantie, de instandhoudingsdoelstellingen en het beheerstelsel die van toepassing zijn in de natuur- en bosreservaten, deze zijn welke voor het gebied door onderhavig besluit zijn vastgelegd;
Overwegende het koninklijk besluit van 2 december 1959 houdende bescherming als landschap van het Zoniënwoud op het grondgebied van Oudergem, Ukkel, Watermaal-Bosvoorde en Sint-Pieters-Woluwe;
Overwegende het koninklijk besluit van 8 november 1972 houdende bescherming als landschap van het het Park van Sint-Pieters-Woluwe, gelegen op het grondgebied van Sint-Pieters-Woluwe en Oudergem;
Overwegende het koninklijk besluit van 26 mei 1975 houdende bescherming als monument van de voormalige landsheerlijke woonplaats 'het Slot' te Sint-Lambrechts-Woluwe;
Overwegende het koninklijk besluit van 18 november 1976 houdende bescherming als landschap van het Ter Kamerenbos op het grondgebied van Stad Brussel;
Overwegende het koninklijk besluit van 18 november 1976 houdende bescherming als landschap van de Vijvers Mellaerts te Sint-Pieters-Woluwe;
Overwegende het koninklijk besluit van 17 december 1981 houdende bescherming als landschap van het geheel gevormd door het Parmentierpark te Sint-Pieters-Woluwe;
Overwegende het koninklijk besluit van 8 augustus 1988 houdende bescherming als monument van het Charle-Albertkasteel en als landschap van het Charle-Albertpark te Watermaal-Bosvoorde;
Overwegende het koninklijk besluit van 30 maart 1989 houdende bescherming als landschap van het geheel gevormd door de Molen van Lindekemaele en de omliggende gronden te Sint-Lambrechts-Woluwe;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 oktober 1993 houdende bescherming als landschap van het bosmassief van het Maloukasteel in Sint-Lambrechts-Woluwe;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 november 1993 houdende bescherming als landschap van de Vijvers van Bosvoorde;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 april 1994 houdende bescherming als landschap van het Ter Bronnen Park en de domeinen Blaton en Solvay te Sint-Lambrechts-Woluwe;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juni 1994 houdende bescherming als landschap van het 'Hof Ter Musschen' te Sint-Lambrechts-Woluwe;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 1997 houdende bescherming als landschap van de vijver 'Floréal' of 'de Gerlache' te Watermaal-Bosvoorde;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 1997 houdende bescherming als landschap van het Jagersveldpark te Watermaal-Bosvoorde;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 mei 1997 houdende bescherming als landschap van de Massarttuin te Oudergem;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 februari 1998 tot inschrijving op de bewaarlijst als landschap van de Vellemolenweg te Sint-Lambrechts-Woluwe;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 juni 1998 tot inschrijving op de bewaarlijst als landschap van het Bergojepark te Oudergem;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 februari 2001 tot bescherming als geheel van de tuinwijken "le Logis" - "Floreal" en als monument van de gevels en daken van het gebouw gelegen Joseph Wautersplein 1 tot 15 en van de villa "Miraval" en haar bijgebouwen, gelegen Georges Benoidtlaan 22 te Watermaal-Bosvoorde;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 november 2001 tot bescherming als monument van de totaliteit van de Sint-Annakapel en als archeologische vindplaats van het oorspronkelijke dorp van Oudergem, gelegen in de onmiddellijke omgeving van de kapel op het domein van Hertoginnedal, gelegen Vorstlaan 259, Hertoginnedal 1a, 2, 4 en Priorijdreef 2 te Oudergem;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 december 2002 houdende bescherming als landschap van het Hertoginnedal te Oudergem en Sint-Pieters-Woluwe;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 mei 2014 houdende bescherming als monument van bepaalde delen van het Manoir d'Anjou en als landschap van zijn park gelegen Bosstraat 365b en 365 te Sint-Pieters-Woluwe;
Overwegende het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 september 2002 houdende afbakening van een beschermingszone rondom grondwaterwinningen in het Ter Kamerenbos en onder de Lotharingendreef in het Zoniënwoud;
Overwegende dat het gebied de kenmerken bezit, die eigen zijn aan een gebied van communautair belang in de zin van de artikelen 3, 18° en 40, § 1, lid 2, 2° en de selectiecriteria van bijlage V van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud, en dat de Europese Commissie het als dusdanig weerhield in haar uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2373 van de Commissie van 26 november 2015 tot vaststelling van een negende bijgewerkte lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio;
Overwegende de termijnen opgelegd door de Biodiversiteitsstrategie van de Europese Unie en de nationale Biodiversiteitsstrategie van België;
Overwegende dat het gebied belangrijk is voor de samenhang van het Europees ecologisch netwerk Natura 2000 wegens zijn grote diversiteit aan biotopen, de aanwezigheid van natuurlijke habitattypes van communautair belang en populaties van soorten van communautair belang;
Overwegende de structuurvisie voor het Zoniënwoud, in overleg opgesteld door de drie gewesten;
Overwegende dat het gebied als habitat geldt voor bepaalde soorten van bijlage II.1.2 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud die echter geen reden vormden om een speciale beschermingszone af te bakenen krachtens Richtlijn 2009/147/EG inzake het behoud van de vogelstand, maar wel rechtvaardigen om specifieke instandhoudingsdoelstellingen vast te leggen;
Overwegende het rapport "Van Brussel, S., Indeherberg, M. (2008).
Instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. SBZ I : Het Zoniënwoud met bosrand en aangrenzende bosgebieden en de Woluwevallei. Eindverslag voor Leefmilieu Brussel - BIM, 172 p." dat een wetenschappelijke grondslag biedt voor de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats en soorten van communautair belang en voor de soorten en natuurlijke habitats van gewestelijk belang, zoals uiteengezet in bijlage 4 van dit besluit;
Overwegende dat uit de gegevens van het toezicht, uitgeoefend uit hoofde van artikel 15 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud door Leefmilieu Brussel - BIM de aanwezigheid blijkt van de soort Triturus cristatus en Ardea alba, en het habitat 3150 in bepaalde vijvers en dat het vervolledigen van de lijsten in bijlage van deze ordonnantie in uitvoering van artikel 71, § 2 van de ordonnantie noodzakelijk is om aangepaste maatregelen te kunnen treffen om de staat van instandhouding van deze soorten en dit habitat te verbeteren;
Op voorstel van de Minister die bevoegd is voor Leefmilieu en Natuurbehoud, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting of uitvoering van : 1° Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;2° Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand;3° Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2373 van de Commissie van 26 november 2015 tot vaststelling van een negende bijgewerkte lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio.
Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de Ordonnantie" : de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud.
Art. 3.Als Natura 2000-gebied - BE1000001 wordt aangewezen : de "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe".
Dit gebied is onderverdeeld in 28 Natura 2000-deelgebieden, die als volgt geïdentificeerd zijn : 1° IA.1 Zoniënwoud; 2° IA.2 Ter Kamerenbos; 3° IA.3 Tournay-Solvaypark; 4° IA.4 Vijver van Bosvoorde (Molenvijver), Oever met talud Internationale School, Vuursteendomein; 5° IA.5 Vorserijplateau; 6° IA.6 Kasteel 'Charles Albert'-domein; 7° IA.7 Kasteel 'Solitude'-domein en omgeving; 8° IA.8 Voormalig 'Huart'-domein; 9° IA.9 Massart-tuin; 10° IA.10 Bergojepark; 11° IA.11 Taluds 'Drielinden'; 12° IA.12 'Wittouck'-domein; 13° IA.13 'd'Ursel'-domein; 14° IA.14 Gebieden langs de Vorstlaan; 15° IB.1 'Royale Belge'-domein (gedeelte); 16° IB.2 Ten Reukenpark en Senypark; 17° IB.3 Florealvijver; 18° IB.4 Kasteel 'Sint-Anna'-domein; 19° IB.5 Hertoginnedal; 20° IB.6 Mellaertsvijvers; 21° IB.7 Woluwepark; 22° IB.8 Parmentierpark; 23° IB.9 Ter Bronnenpark met talud Oude Spoorlijn; 24° IB.10 Maloupark; 25° IB.11 Hof-ter-Musschen; 26° IB.12 'Manoir d'Anjou'-domein; 27° IB.13 Opengelegde Woluwe; 28° IB.14 Woluwe-Ruigten.
Art. 4.Het aldus aangewezen gebied bestrijkt een totale oppervlakte van 2.066 ha. De perimeter ervan wordt geografisch afgebakend op de kaarten in bijlage 1.1.
Het omvat de volledige kadastrale percelen en de delen van kadastrale percelen die worden bedoeld in bijlage 2 van dit besluit en die op het grondgebied van de gemeenten Ukkel, Watermaal-Bosvoorde, Stad Brussel, Oudergem, Sint-Pieters-Woluwe en Sint-Lambrechts-Woluwe gelegen zijn.
De verschillende deelgebieden die in artikel 3 worden geïdentificeerd, vormen beheerseenheden van het gebied en worden geografisch afgebakend op de kaarten in bijlage 1.1.
Art. 5.De natuurlijke habitattypes van communautair belang van bijlage I.1 van de Ordonnantie waarvoor het gebied wordt aangewezen, zijn : 1° 3150 Van nature eutrofe vijvers en meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition;2° 4030 Droge Europese heide;3° 6430 Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland en van de montane en alpiene zones;4° 6510 Laaggelegen schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis);5° 7220* Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion);6° 9120 Zuurminnende Atlantische beukenbossen met ondergroei van Ilex of soms Taxus (Quercion robori-petraeae of Ilici-Fagenion);7° 9130 Beukenbossen behorend tot het Asperulo-Fagetum;8° 9160 Sub-Atlantische en Midden-Europese wintereikenbossen of eikenhaagbeukenbossen behorend tot het Carpinion betuli;9° 9190 Oude zuurminnende eikenbossen op zandvlakten met Quercus robur;10° 91E0* Alluviale bossen met Alnus glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae). Het natuurlijke habitattype dat in het eerste lid wordt bedoeld waarvan de code door een sterretje (*) wordt gevolgd, vormt een prioritair type in de zin van artikel 3, 6° van de Ordonnantie.
De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de natuurlijke habitattypes van communautair belang bedoeld in het eerste lid, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie van het gebied in 2003, wordt vermeld in bijlage 3.1 van dit besluit.
De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de natuurlijke habitattypes van communautair belang bedoeld in het eerste lid, zoals beoordeeld in 2015 op basis van de beste beschikbare informatie, wordt vermeld in bijlage 3.2 van dit besluit.
De exacte geografische locatie van de natuurlijke habitattypes van communautair belang bedoeld in het eerste lid wordt weergegeven op de kaarten in bijlage 1.2.
Art. 6.De soorten van communautair belang van bijlage II.1.1 van de Ordonnantie waarvoor het gebied wordt aangewezen, zijn : 1° 1014 - Vertigo angustior - Nauwe korfslak;2° 1083 - Lucanus cervus - Vliegend Hert;3° 1134 - Rhodeus sericeus amarus - Bittervoorn;4° 1318 - Myotis dasycneme - Meervleermuis;5° 1321 - Myotis emarginatus - Ingekorven vleermuis;6° 1323 - Myotis bechsteinii - Bechsteins vleermuis;7° 1304 - Rhinolophus ferrumequinum - Grote hoefijzerneus;8° 1166 - Triturus cristatus - Kamsalamander. De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de populaties van de soort van communautair belang bedoeld in het eerste lid, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie van het gebied in 2003, wordt vermeld in bijlage 3.1 van dit besluit.
De staat van instandhouding, op de schaal van het gebied, van de populaties van de soort van communautair belang bedoeld in het eerste lid, zoals beoordeeld in 2015 op basis van de beste beschikbare informatie, wordt vermeld in bijlage 3.2 van dit besluit
Art. 7.De soorten van communautair belang van bijlage II.1.2 van de Ordonnantie waarvoor instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : 1° A027 - Ardea alba - Grote zilverreiger;2° A068 - Mergus albellus - Nonnetje;3° A072 - Pernis apivorus - Wespendief;4° A103 - Falco peregrinus - Slechtvalk;5° A224 - Caprimulgus europaeus - Nachtzwaluw;6° A229 - Alcedo atthis - IJsvogel;7° A236 - Dryocopus martius - Zwarte specht;8° A238 - Dendrocopus medius - Middelste bonte specht.
Art. 8.De natuurlijke habitats van gewestelijk belang van bijlage I.2 van de Ordonnantie waarvoor op de schaal van het gebied instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : 1° Dotterbloemgraslanden;2° Kamgrasgraslanden;3° Struisgrasgraslanden;4° Zilverschoongraslanden;5° Rietvegetaties;6° Grote Zeggenvegetaties. De exacte geografische locatie van de habitats van gewestelijk belang bedoeld in het eerste lid wordt weergegeven op de kaarten in bijlage 1.2.
Art. 9.De soorten van gewestelijk belang van bijlage II.4 van de Ordonnantie waarvoor op de schaal van het gebied instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld, zijn : 1° Martes foina - Steenmarter;2° Martes martes - Boommarter;3° Eliomys quercinus - Eikelmuis;4° Delichon urbica - Huiszwaluw;5° Riparia riparia - Oeverzwaluw;6° Hirundo rustica - Boerenzwaluw;7° Anguis fragilis - Hazelworm;8° Lacerta vivipara - Levendbarende hagedis;9° Salamandra salamandra - Vuursalamander;10° Melolontha melolontha - Meikever;11° Carabus auronitens var.putseysi - Gouden schalebijter; 12° Apatura iris - Grote weerschijnvlinder;13° Satyrium w-album - Iepenpage;14° Thecla betulae - Sleedoornpage.
Art. 10.De soorten van bijlage II.2 van de Ordonnantie die een strikte bescherming genieten op het hele gewestelijke grondgebied en de soorten van bijlage II.3 van de Ordonnantie die een geografisch beperkte strikte bescherming genieten, waarvoor instandhoudingsdoelstellingen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 40, § 4 van de Ordonnantie, zijn : 1° diersoorten : a) Myotis brandtii - Brandts vleermuis;b) Myotis mystacinus - Baardvleermuis;c) Myotis nattereri - Franjestaart;d) Plecotus auritus - Gewone grootoorvleermuis;e) Plecotus austriacus - Grijze grootoorvleermuis;f) Pipistrellus pygmaeus - Kleine dwergvleermuis;g) Myotis daubentonii - Watervleermuis;h) Nyctalus noctula - Rosse vleermuis;i) Nyctalus leisleri - Bosvleermuis;j) Pipistrellus nathusii - Ruige dwergvleermuis;k) Eptesicus serotinus - Laatvlieger;l) Pipistrellus pipistrellus - Gewone dwergvleermuis;m) Pipistrellus kuhlii - Kuhls dwergvleermuis;n) Mustela putorius - Bunzing;o) Mustela nivalis - Wezel;p) Neomys fodiens - Waterspitsmuis;q) Micromys minutus - Dwergmuis;r) Accipiter gentilis - Havik;s) Rallus aquaticus - Waterral;t) Scolopax rusticola - Houtsnip;u) Locustella naevia - Sprinkhaanzanger;v) Acrocephalus scirpaceus - Kleine karekiet;w) Acrocephalus palustris - Bosrietzanger;x) Sylvia curruca - Braamsluiper;y) Sylvia communis - Grasmus;z) Lissotriton vulgaris - Kleine watersalamander; aa) Lissotriton helveticus - Vinpootsalamander; bb) Ichthyosaura alpestris - Alpenwatersalamander; cc) Proserpinus proserpina - Teunisbloempijlstaart; dd) Lycaena phlaeas - Kleine vuurvlinder; ee) Aphantopus hyperantus - Koevinkje; 2° plantensoorten : a) Neottia ovata - Grote keverorchis;b) Epipactis phyllanthes - Dichte wespenorchis;c) Dactylorhiza fuchsii - Bosorchis;d) Dactylorhiza maculata - Gevlekte orchis;e) Dactylorhiza praetermissa - Rietorchis;f) Ophrys apifera - Bijenorchis;g) Lycopodium clavatum - Grote wolfsklauw.
Art. 11.De wetenschappelijke criteria die geleid hebben tot de selectie van het Natura 2000-gebied - BE1000001 : "SBZ I : "Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" zijn : 1° de aanwezigheid van het Zoniënwoud, voornamelijk gekenmerkt door het hooghout van zijn zuurminnende beukenbossen, die ook opmerkelijke eikenbossen en gemengde bestanden met een rijke voorjaarsflora omvatten, evenals, in de valleien, opmerkelijke alluviale bossen;2° de aanwezigheid van de Woluwevallei en diverse zijvalleien.Deze vallei bestaat uit een opeenvolging van vijvers, open groene gebieden en sterk beboste of bosgebieden (openbare parken en enkele private bosdomeinen). De overgangszone met het Zoniënwoud vormt een onontbeerlijke verbindingscorridor tussen de vallei en het bosmassief; 3° de aanwezigheid van tal van overgangszones tussen moerassige, vaak van nature eutrofe habitattypes en andere, droge, zanderige en vaak oligotrofe types;4° de aanwezigheid van overgangszones tussen seminatuurlijke, beboste en open milieus; 5° de aanwezigheid van 10 types natuurlijke habitat die in bijlage I.1 van de Ordonnantie vermeld worden; 6° de aanwezigheid van 6 types habitat van gewestelijk belang die in bijlage I.2 van de Ordonnantie vermeld worden; 7° de aanwezigheid van 8 soorten die in bijlage II.1.1 van de Ordonnantie vermeld worden; 8° de aanwezigheid van 8 soorten die in bijlage II.1.2 van de Ordonnantie vermeld worden; 9° de aanwezigheid van 14 soorten van gewestelijk belang die in bijlage II.4 van de Ordonnantie vermeld worden.
Het hele gebied vormt de ruggengraat van de belangrijke gebieden voor het behoud van de biodiversiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Bovendien maakt het gebied ook buiten de Brusselse gewestgrenzen deel uit van het Natura 2000-netwerk. In zijn totaliteit vormt dit gebied, dat zich over 3 gewesten uitstrekt, één groot, doorlopend geheel van 5.488 ha.
Art. 12.Overeenkomstig artikel 40, §§ 2 tot 4 van de Ordonnantie worden de concrete ecologische doelstellingen die in het gebied vanuit kwantitatief en kwalitatief standpunt moeten worden bereikt, gedefinieerd in bijlage 4 van dit besluit, teneinde een gunstige staat van instandhouding te behouden of te bereiken. Deze instandhoudingsdoelstellingen beogen ten minste het behoud van de staat van instandhouding van de habitattypes en de soorten van dit gebied te waarborgen, zoals beoordeeld op het tijdstip van de identificatie ervan, en zo nodig de verbetering van die staat van instandhouding.
Art. 13.Overeenkomstig artikel 44, § 2, 10° van de Ordonnantie, worden de voorgestelde algemene beheersmaatregelen om de in artikel 12 bedoelde instandhoudingsdoelstellingen te bereiken, gedefinieerd in bijlage 4 van dit besluit. Die algemene beheersmaatregelen zullen voor elk deelgebied worden gepreciseerd in de beheerplannen die door de Regering zullen worden aangenomen in toepassing van artikel 49 van de Ordonnantie.
Zo nodig, en rekening houdend met de lokale bijzonderheden, kunnen deze beheersmiddelen ook bestaan uit : 1° de opstelling van een beheercontract met de betrokken eigenaars en gebruikers;2° de toekenning aan alle of aan een deel van de deelgebieden van het statuut van natuurreservaat of bosreservaat, conform hoofdstuk 2 en 3 van Titel II van de Ordonnantie;3° de onteigening van het gebied, de overdracht door aankoop of ruil van dat gebied om het door het Instituut te laten beheren.
Art. 14.De perimeter die bestreken wordt door het Natura 2000-gebied - BE1000001 : "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe", maakt eveneens, geheel of gedeeltelijk, het voorwerp uit van de volgende beschermingsstatuten : 1° beschermde landschappen in de zin van de bescherming van het onroerend erfgoed : a) het Hof ter Musschen;b) de Vellemolenweg;c) de voormalige landsheerlijke woonplaats 'Het Slot';d) de Molen van Lindekemaele en de omliggende gronden;e) het park van het Maloukasteel;f) het Bronpark en het Solvaydomein;g) het Blatondomein;h) het Woluwepark;i) het Parmentierpark;j) de Mellaertsvijvers;k) het Manoir d'Anjou en zijn park;l) het Hertoginnedal;m) het Zoniënwoud op het grondgebied van Sint-Pieters-Woluwe, Oudergem, Watermaal-Bosvoorde en Ukkel;n) het Bergojepark;o) de vijver 'Floréal' of 'de Gerlache';p) de tuinwijken 'Le Logis' en 'Floréal';q) het geheel gevormd door het Charles-Albertkasteel en het park;r) het Jagersveldpark;s) de Vijvers van Bosvoorde;t) het Ter Kamerenbos;2° natuurreservaten : a) de gebieden rond de Rood Kloosterabdij;b) de Vuylbeekvallei;c) de Verdronken Kinderenvallei;d) de Dry Borrenvallei;e) de poel nabij de Pinnebeekdreef;f) het rietveld van het Bronpark;3° bosreservaten : a) de gebieden rond de Rood Kloosterabdij;b) Grippensdelle;4° beschermingszone rondom grondwaterwinningen : Beschermingszone rond grondwaterwinningen in het Ter Kamerenbos en onder de Lotharingedreef in het Zoniënwoud.
Art. 15.§ 1. Overeenkomstig artikel 47, § 2 van de Ordonnantie, legt dit artikel de algemene verbodsbepalingen vast ten gunste vanhet Natura 2000-gebied dat door dit besluit wordt aangewezen. § 2. Onder voorbehoud van specifieke bepalingen die een ontheffing of een afwijking toelaten is het voor projecten die niet zijn onderworpen aan vergunning of toelating in de zin van artikel 47, § 2 van de Ordonnantie verboden om : 1° inheemse plantensoorten, met inbegrip van bryofyten, fungi en lichenen, uit te trekken, te ontwortelen, te beschadigen of te vernietigen, alsook om het plantendek te vernietigen, te beschadigen of te wijzigen;2° in bossen en wouden onder bosregeling, liggende of staande dode of holle bomen om te hakken, weg te nemen en op te ruimen, behalve in geval van een reëel en dringend risico voor de veiligheid;3° stronken van niet-invasieve inheemse boomsoorten te verwijderen in de boshabitats van communautair belang waarvoor instandhoudingsdoelstellingen gelden;4° in de natuurlijke habitats van communautair belang niet-inheemse boom- of struiksoorten te planten, behalve in het kader van operaties gericht op de restauratie van beschermd of op de bewaarlijst ingeschreven goed.Deze verbodsbepaling is niet van toepassing op oude fruitboomvariëteiten; 5° natuurlijke bosranden en bomenrijen te vernietigen en hagen uit te trekken;6° weilanden blijvend in te zaaien met uiterst productieve soorten, tenzij in het geval van een eenmalige ingreep in het kader van het herstel van de kruidlaag;7° zaden of voedsel die verwilderde of invasieve dieren aantrekken, uit te strooien;8° invasieve uitheemse soorten of de bodemwoelende vissoorten karper (Cyprinus carpio), brasem (Abramis brama), blankvoorn (Rutilus rutilus) en kroeskarper (Carassius carassius) uit te zetten in vijvers, en andere dan bodemwoelende vissen uit te zetten met meer dan vijftig kilogram per hectare, behalve in vijvers die uitsluitend bestemd zijn voor visvangst;9° het reliëf van de bodems te wijzigen in de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang;10° met gemotoriseerde voertuigen door de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang te rijden of er te parkeren, behalve met dienstvoertuigen of voertuigen bestemd voor onderhoud, behalve op de parkings ingericht om publiek te ontvangen;11° de bodem om te ploegen en kunstmeststoffen of pesticiden te verspreiden in de natuurlijke habitats van communautair en gewestelijk belang;12° het oppervlakte- of grondwaterregime opzettelijk te wijzigen, of de structuur van de grachten en waterlopen permanent te wijzigen;13° chemische producten te lozen en de inhoud van septische putten te verspreiden;14° afval achter te laten of te storten buiten de daarvoor bestemde plaatsen;15° versterkte muziek te spelen, die de geluidsdrempel van 65 dB overschrijdt;16° in bomen te klimmen in de bossen en wouden onder bosregeling en in de openbare groene ruimten. § 3. Dit artikel is niet van toepassing op werkzaamheden die rechtstreeks verbonden zijn aan of noodzakelijk zijn voor het beheer van het gebied en het onderhoud van het erfgoed.
Art. 16.In bijlage I.1 van de Ordonnantie wordt het natuurlijke habitattype van communautair belang 3150 Van nature eutrofe vijvers en meren met vegetatie van het type Magnopotamion of Hydrocharition opgenomen.
In bijlage II.1.1° van diezelfde Ordonnantie wordt de volgende diersoort van communautair belang opgenomen : 1166 - Triturus cristatus - Kamsalamander.
In bijlage II.1.2° van diezelfde Ordonnantie wordt de volgende vogelsoort van communautair belang opgenomen : A027 - Ardea alba - Grote zilverreiger.
Art. 17.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 oktober 2000 betreffende de instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde fauna en flora, gewijzigd door de besluiten van 28 november 2002 en 24 november 2005, wordt opgeheven.
Art. 18.De minister die bevoegd is voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 april 2016.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT
BIJLAGEN BIJLAGE 1 : CARTOGRAFIE VAN "SBZ I : HET ZONI"NWOUD MET BOSRANDEN EN AANGRENZENDE BEBOSTE DOMEINEN EN DE VALLEI VAN DE WOLUWE - COMPLEX ZONI"NWOUD - VALLEI VAN DE WOLUWE" 1.1. PERIMETER VAN HET GEBIED EN GEOGRAFISCHE AFBAKENING VAN DE 28 DEELGEBIEDEN
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.2 GEOGRAFISCHE LOKALISATIE VAN DE NATUURLIJKE HABITATTYPES VAN COMMUNAUTAIR BELANG EN VAN GEWESTELIJK BELANG DIE VOORKOMEN IN HET GEBIED
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14/04/2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering C. FREMAULT, De Minister van Leefmilieu van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering
BIJLAGE 2 : LIJST VAN DE KADASTRALE PERCELEN EN DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN DIE BEGREPEN ZIJN IN DE PERIMETER VAN HET NATURA 2000-GEBIED - "SBZ I : HET ZONI"NWOUD MET BOSRANDEN EN AANGRENZENDE BEBOSTE DOMEINEN EN DE VALLEI VAN DE WOLUWE - COMPLEX ZONI"NWOUD - VALLEI VAN DE WOLUWE" Voor de identificatie van de kadastrale percelen wordt de code APNC_MAPC gebruikt in de versie URBIS_V2_2011Q4 van het kadaster.
De digitale gegevens over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn beschikbaar op de website van het CIBG (Centrum voor Informatica voor het Brusselse Gewest). http ://www.cibg.irisnet.be/
Gemeente nummer(bron : kadaster)
Sectie (hoofdletter)
Perceelnummer
Letterexponent
Cijferexponent
Bisnummer
5 posities
5 posities
5 posities
5 posities
5 posities
5 posities
Voorbeeld : 21813_G_0132_U_012_00 Betroffen gemeentenummers 21017 Sint-Lambrechts-Woluwe 21018 Watermaal-Bosvoorde 21332 Oudergem 21612 Ukkel 21614 Ukkel 21652 Watermaal-Bosvoorde 21682 Sint-Pieters-Woluwe 21684 Sint-Pieters-Woluwe 21822 Stad Brussel
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Maken eveneens deel uit van het Natura 2000-gebied - BE1000001 - "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" ? De niet-gekadastreerde delen van de waterlopen die door de Natura 2000-deelgebieden lopen o Woluwe ? IB11 Hof-ter-Musschen ? IB14 Woluwe-Ruigten ? IB13 Opengelegde Woluwe ? IB9 Ter Bronnenpark met talud Oude Spoorlijn ? IB2 Ten Reukenpark en Senypark ? IA14 Gebieden langs de Vorstlaan ? De niet-gekadastreerde delen die verband houden met de oude spoorweg (Brussel-Tervuren lijn 160) die door de Natura 2000-deelgebieden lopen ? IB7 Woluwepark ? IB9 Terbronnenpark met talud Oude Spoorlijn ? De niet-gekadastreerde straten, wegen en paden in de Natura 2000-deelgebieden die door de Natura 2000-deelgebieden lopen ? IB11 Hof-ter-Musschen ? IB14 Woluwe-Ruigten ? IB10 Maloupark ? IB13 Opengelegde Woluwe ? IB9 Terbronnenpark met talud Oude Spoorlijn ? IB7 Woluwepark ? IA1 Zoniënwoud ? IA11 Taluds "Drielinden" ? IA3 Tournay-Solvaypark ? IA2 Ter Kamerenbos Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14/04/2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe".
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering C. FREMAULT, De Minister van Leefmilieu van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering
BIJLAGE 3 : STAAT VAN INSTANDHOUDING, OP DE SCHAAL VAN HET GEBIED, VAN DE NATUURLIJKE HABITATTYPES EN DE POPULATIES VAN DE SOORTEN BEDOELD IN DE ARTIKELS 5 EN 6 3.1. STAAT VAN INSTANDHOUDING VAN DE HABITATTYPES VAN COMMUNAUTAIR BELANG EN VAN DE SOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG OP HET TIJDSTIP VAN DE IDENTIFICATIE (2003)
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Representativiteit De mate van representativiteit drukt uit hoe "typisch" een habitat is.
Beoordeling : A : uitstekende representativiteit B : goede representativiteit C : beduidende representativiteit D : aanwezig, maar verwaarloosbaar Als de representativiteit voor een habitattype als D wordt ingeschaald, is geen verdere aanduiding vereist voor de andere beoordelingscriteria (relatieve oppervlakte, beschermingsstatus en algemene evaluatie).
Relatieve oppervlakte De verhouding tussen de door het habitattype bestreken oppervlakte van het gebied en de totale oppervlakte van het nationale grondgebied.
Beoordeling : A : 100 % ? p > 15 % B : 15 % ? p > 2 % C : 2 % ? p > 0 % Behoudsstatus Dit criterium omvat drie subcriteria : - mate van instandhouding van de structuur - mate van instandhouding van de functies - herstelmogelijkheid Beoordeling : A : uitstekende instandhouding B : goede instandhouding C : passabele of verminderde instandhouding Algemene beoordeling De algemene beoordeling wordt uitgevoerd door de voorafgaande criteria te interpreteren, rekening houdende met het belang van de criteria voor het habitattype in kwestie.
A : uiterst waardevol B : waardevol C : beduidend
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Populatie Type van aanwezige populatie Categorie : algemene soort (C) zeldzame soort (R) zeer zeldzame soort (V) aanwezige soort (P)] Beoordeling van het gebied De beoordeling van het gebied voor de soorten bedoeld in artikel 4 van de richtlijn 2009/147/EG en voor de soorten die zijn vermeld in bijlage II van de richtlijn 92/43/EEG (overeenkomstig bijlage III, deel B) gebeurt op basis van drie criteria, waarna uitspraak wordt gedaan over een algemene analyse.
Populatie Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied A : 100 % ? p > 15 %, B : 15 % ? p > 2 %, C : 2 % ? p > 0 %.
D : populatie verwaarloosbaar Behoudsstatus Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied A : uitstekend bewaard B : goed bewaard C : matig of minder goed bewaard Isolement Mate van isolement van de populatie in het gebied ten opzichte van het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort A : (vrijwel) geheel geïsoleerde populatie B : niet-geïsoleerde populatie aan de rand van het areaal C : niet-geïsoleerde, door de rest van het areaal omsloten populatie Algemene beoordeling Met dit criterium wordt een algemene beoordeling beoogd van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van de betrokken soort. Het kan worden gebruikt om de synthese te maken van de voorafgaande criteria en om andere kenmerken van het gebied te beoordelen die voor een bepaalde soort van belang worden geacht. Tot deze factoren, die van soort tot soort kunnen verschillen, kunnen onder meer worden gerekend : de menselijke activiteiten in en om het gebied die de instandhoudingsvooruitzichten van de soort kunnen beïnvloeden, de aard van het grondbeheer, de juridische bescherming van het gebied, de ecologische relaties tussen de verschillende habitattypes en soorten enz. 3.2. STAAT VAN INSTANDHOUDING VAN DE HABITATTYPES VAN COMMUNAUTAIR BELANG EN VAN DE SOORTEN VAN COMMUNAUTAIR BELANG NA ACTUALISERING VAN DE INFORMATIEFORMULIEREN VOOR DE NATURA 2000-GEBIEDEN IN 2015
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld PF (prioritaire varianten) : alleen van toepassing voor de habitattypes 6210, 7130 en 9430, dus niet van toepassing voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest NP (niet aanwezig) : aanduiden als een habitat niet langer voorkomt Oppervlakte (ha) : oppervlakte van de habitat in de SBZ Kwaliteit gegevens G = 'Goed' (bv. gebaseerd op inventarisaties);
M = 'Matig' (bv. onvolledige gegevens en extrapolaties);
P = 'Gering' (bv. ruwe schattingen) Representativiteit De mate van representativiteit drukt uit hoe "typisch" een habitat is.
Beoordeling : A : uitstekende representativiteit B : goede representativiteit C : beduidende representativiteit D : aanwezig, maar verwaarloosbaar Als de representativiteit voor een habitattype als D wordt ingeschaald, is geen verdere aanduiding vereist voor de andere beoordelingscriteria (relatieve oppervlakte, beschermingsstatus en algemene evaluatie).
Relatieve oppervlakte Dat is de verhouding tussen de door het habitattype bestreken oppervlakte van het gebied en de totale oppervlakte op het nationale grondgebied.
Beoordeling : A : 100 % ? p > 15 % B : 15 % ? p > 2 % C : 2 % ? p > 0 % Behoudstatus of mate van instandhouding Dit criterium omvat drie subcriteria : - mate van instandhouding van de structuur - mate van instandhouding van de functies - herstelmogelijkheid Beoordeling : A : uitstekende behoudstatus B : goede behoudstatus C : passabele of verminderde behoudstatus Algemene beoordeling De algemene beoordeling wordt uitgevoerd door de voorafgaande criteria te interpreteren, rekening houdend met het belang van de criteria voor het habitattype in kwestie.
A : uiterst waardevol B : waardevol C : beduidend
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld S : dit vak aankruisen als de verspreiding van de informatie die voor een bepaalde soort wordt verstrekt, de instandhouding ervan in gevaar zou kunnen brengen.
NP (niet aanwezig) : aanduiden als een soort niet langer voorkomt In het gebied aanwezige populatie Type Standpopulatie (p) Voortplantingspopulatie (r) Concentratie (c) Overwinterende populatie (w) Grootte becijferde ruwe schatting van de populatie Eenheid van de becijferde ruwe schatting van de populatie (individuen;
Categorie (Cat.). invullen als de kwaliteit van de gegevens het niet mogelijk maakt om een becijferde ruwe schatting te geven algemene soort (C) zeldzame soort (R) zeer zeldzame soort (V) aanwezige soort (P)] Kwaliteit gegevens G = 'Goed' (bv. gebaseerd op inventarisaties) M = 'Matig' (bv. onvolledige gegevens en extrapolaties) P = 'Gering' (bv. ruwe schattingen) DD = 'Gegevens ontbreken' (ruwe schatting van de populatiegrootte onmogelijk) Gebiedsevaluatie De gebiedsevaluatie voor de soorten bedoeld in artikel 4 van de richtlijn 2009/147/EG en voor de soorten die zijn vermeld in bijlage II van de richtlijn 92/43/EEG (overeenkomstig bijlage III, deel B) gebeurt op basis van drie criteria, waarna uitspraak wordt gedaan over een algemene analyse.
Populatie Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied A : 100 % ? p > 15 %, B : 15 % ? p > 2 %, C : 2 % ? p > 0 %.
D : populatie verwaarloosbaar Behoudsstatus Omvang en dichtheid van de populatie van de soort in het gebied ten opzichte van de populaties op het nationale grondgebied A : uitstekende behoudsstatus B : goede behoudsstatus C : passabele of verminderde behoudsstatus Isolement Mate van isolatie van de populatie in het gebied ten opzichte van het natuurlijke verspreidingsgebied van de soort A : (vrijwel) geheel geïsoleerde populatie B : niet-geïsoleerde populatie aan de rand van het areaal C : niet-geïsoleerde, door de rest van het areaal omsloten populatie Algemene beoordeling Met dit criterium wordt een algemene beoordeling beoogd van de betekenis van het gebied voor de instandhouding van de betrokken soort. Het kan worden gebruikt om de synthese te maken van de voorafgaande criteria en om andere kenmerken van het gebied te beoordelen die voor een bepaalde soort van belang worden geacht. Tot deze factoren, die van soort tot soort kunnen verschillen, kunnen onder meer worden gerekend : de menselijke activiteiten in en om het gebied die de instandhoudingsvooruitzichten van de soort kunnen beïnvloeden, de aard van het grondbeheer, de juridische bescherming van het gebied, de ecologische relaties tussen de verschillende habitattypes en soorten enz.
A : uiterst waardevol B : waardevol C : beduidend Gezien om te worden toegevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14/04/2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000001 : "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe".
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering C. FREMAULT, De Minister van Leefmilieu van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering
BIJLAGE 4 : Instandhoudingsdoelstellingen die van toepassing zijn op het volledige gebied I. Instandhoudingsdoelstellingen Onderstaande tabellen leggen de kwalitatieve en kwantitatieve instandhoudingsdoelstellingen vast van het Natura 2000-gebied - BE1000001 : "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - Complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" voor ieder type natuurlijke habitat en iedere voorkomende soort van communautair belang bedoeld onder de artikelen 5, 6 en 7 van onderhavig besluit.
Verder worden er ook instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd voor de natuurlijke habitats van gewestelijk belang en voor de populaties van soorten van gewestelijk belang beoogd onder de artikelen 8 en 9 van onderhavig besluit.
Deze instandhoudingsdoelstellingen worden opgesteld om de staat van instandhouding van deze habitats en deze soorten zoals geëvalueerd op het ogenblik van de identificatie van het gebied te verzekeren, en de staat van instandhouding van deze habitats en soorten te verbeteren teneinde een gunstige staat van instandhouding te behouden of te bereiken.
Voor zover zij de verwezenlijking van de hiervoor beoogde instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg staan, worden er ten slotte doelstellingen vastgesteld met het oog op de instandhouding van de onder artikel 10 van onderhavig besluit beoogde inheemse soorten en/of hun herstel in een staat van gunstige instandhouding. Deze instandhoudingsdoelstellingen zijn opgenomen in de hierna volgende tabel.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 april 2016 tot aanwijzing van het Natura 2000-gebied - BE1000001 : "SBZ I : Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende beboste domeinen en de vallei van de Woluwe - Complex Zoniënwoud - Vallei van de Woluwe" Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Mevr. C. FREMAULT, De Minister van Leefmilieu van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering