gepubliceerd op 31 januari 2017
Wet tot wijziging van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van eg-beroepskwalificaties
25 DECEMBER 2016. - Wet tot wijziging van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van eg-beroepskwalificaties
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Zij zet de bepalingen van richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van de richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt, gedeeltelijk om.
Art. 2.Het opschrift van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties wordt vervangen als volgt: "Wet van 12 februari 2008 tot instelling van een algemeen kader voor de erkenning van EU-beroepskwalificaties".
Art. 3.In artikel 2 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in c) wordt het woord "Gemeenschap" vervangen door het woord "Unie";2° in f), worden de woorden "voltijdse of gelijkwaardige deeltijdse" ingevoegd tussen de woorden "geoorloofde" en "uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat";3° de bepalingen onder h) en j) worden vervangen als volgt : "h) "proeve van bekwaamheid" : een controle van de beroepskennis, -vaardigheden en -competenties van de aanvrager, die door de bevoegde Belgische autoriteiten wordt verricht of erkend en die tot doel heeft te beoordelen of de aanvrager de bekwaamheid bezit om in België een gereglementeerd beroep uit te oefenen. Ten behoeve van deze controle stellen de bevoegde Belgische autoriteiten op basis van een vergelijking tussen de in België vereiste opleiding en de opleiding die de aanvrager heeft genoten, een lijst op van de vakgebieden die niet afgedekt worden door het diploma of de opleidingstitel(s) waarover de aanvrager beschikt.
Bij de proeve van bekwaamheid moet in aanmerking worden genomen dat de aanvrager in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De proef heeft betrekking op vakgebieden die moeten worden gekozen uit die op de lijst en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep in kwestie in België te kunnen uitoefenen.
Deze proef kan ook betrekking hebben op de kennis van de deontologie die in België op de betrokken activiteiten van toepassing is.
De nadere regelingen voor de proeve van bekwaamheid alsook de status, die de aanvrager die zich op de proeve van bekwaamheid in België wil voorbereiden, in België heeft, worden vastgesteld door de bevoegde Belgische autoriteiten; j) "bevoegde Belgische autoriteit": autoriteit of instantie die haar bevoegdheid ontleent aan een wet of reglementering genomen krachtens een wet met het oog op het uitoefenen van een controle- of reglementeringsactiviteit van de toegang tot of de uitoefening van een beroep;"; 4° in de bepaling onder k) worden de woorden "(Publicatieblad van de Europese Unie L/255/22 van 30 september 2005) zoals gewijzigd bij de richtlijn 2006/100/EG van de Raad van 20 november 2006 tot aanpassing van een aantal richtlijnen op het gebied van het vrije verkeer van personen, in verband met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië (Publicatieblad van de Europese Unie van 20 december 2006, bladzijde 141 e.v)" opgeheven; 5° de bepaling onder l) wordt vervangen als volgt : "l) "lidstaat": lidstaat van de Europese Unie alsook de andere staten waarop de richtlijn van toepassing is;" 6° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder n) tot s), luidende : "n) "beroepsstage" : een periode van beroepsuitoefening onder toezicht, mits dit een voorwaarde voor de toegang tot een gereglementeerd beroep vormt en die ofwel tijdens of na afloop van een opleiding die leidt tot een diploma kan plaatsvinden;o) "Europese beroepskaart" : een elektronisch certificaat dat wordt afgegeven hetzij ten bewijze dat de beroepsbeoefenaar aan alle noodzakelijke voorwaarden voldoet om tijdelijk en incidenteel diensten te verrichten in een ontvangende lidstaat of dat de beroepskwalificaties met het oog op vestiging in een ontvangende lidstaat erkend zijn;p) "een leven lang leren" : alle vormen van algemeen onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen, niet-formeel onderwijs en informeel leren die gedurende het gehele leven plaatsvinden en die tot meer kennis, vaardigheden en competenties leiden, eventueel ook op het gebied van de beroepsethiek;q) "dwingende redenen van algemeen belang" : redenen zoals in het bijzonder de openbare orde, de openbare veiligheid, de Staatsveiligheid, de volksgezondheid, de handhaving van het financiële evenwicht van het sociale zekerheidsstelsel, de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, de eerlijkheid van handelstransacties, de fraudebestrijding, de bescherming van het milieu en het stedelijke milieu, het dierenwelzijn, de intellectuele eigendom, het behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid;r) "Europees systeem voor de overdracht van studiepunten" of "ECTS-studiepunten" : het in het Europees hogeronderwijsstelsel gangbare studiepuntenoverdrachtsysteem; s) "IMI" : het informatiesysteem van de interne markt beheerst door reglement 1024/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012.".
Art. 4.Artikel 3 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : "Deze wet stelt eveneens de regels vast betreffende de aanvraag en aflevering van een Europese beroepskaart, de gedeeltelijke toegang tot een gereglementeerd beroep en de erkenning van beroepsstages volbracht in een andere lidstaat.".
Art. 5.In artikel 4 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden "en die in een andere lidstaat hun beroepskwalificaties hebben verworven"; 2° dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende : "Deze wet is eveneens van toepassing op de onderdanen van een lidstaat die hun beroepskwalificaties overwegend in België hebben verworven en die een beroepsstage buiten België hebben volbracht."; 3° in paragraaf 2, worden de woorden "die niet het voorwerp uitmaken van een verticale omzetting van de richtlijn" vervangen door de woorden "onder voorbehoud van wat voorzien is in de §§ 3 en 4";4° in de Franse tekst van paragraaf 3, wordt het woord "accoucheuse" vervangen door het woord "sage-femme"; 5° dezelfde paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : "Deze wet is niet van toepassing op de notarissen benoemd bij Koninklijk Besluit."; 6° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.Indien voor een ander gereglementeerd beroep dan deze bedoeld in § 3, in een afzonderlijk communautair of nationaal rechtsinstrument een andere specifieke regeling die in rechtstreeks verband staat met de erkenning van beroepskwalificaties is vastgesteld, zijn de overeenkomstige bepalingen van deze wet niet van toepassing.".
Art. 6.In artikel 5 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.Erkenning van de beroepskwalificaties geeft de begunstigden toegang tot hetzelfde beroep als dat waarvoor zij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezitten en stelt hen in staat dit beroep uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke voor Belgische onderdanen gelden."; 2° dezelfde paragraaf wordt aangevuld met een lid, luidende : "In afwijking van lid 1, wordt gedeeltelijke toegang tot een beroep verleend onder de in artikel 5/9 vastgestelde voorwaarden.".
Art. 7.In dezelfde wet wordt een Titel I/1 ingevoegd, luidende : "Titel I/1 Europese beroepskaart".
Art. 8.In de titel I/1 van dezelfde wet, ingevoegd door artikel 6, wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende : "Aanvraag van Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat
Art. 5/1.Wanneer de Europese Commissie voor een bepaald beroep een Europese beroepskaart heeft ingevoerd door middel van een uitvoeringshandeling en ze er de voorwaarden van heeft bepaald, kan de houder van de in België daartoe benodigde beroepskwalificatie die dit beroep in een andere lidstaat wil uitoefenen : 1° de erkenning van deze beroepskwalificatie aanvragen in de ontvangende lidstaat, of 2° afhankelijk van het geval, aan de bevoegde Belgische autoriteit vragen om een Europese beroepskaart af te leveren of om bij de ontvangende lidstaat een vraag tot aflevering van een Europese beroepskaart in te dienen door alle voorbereidende stappen met betrekking tot het IMI-dossier uit te voeren.".
Art. 9.In dezelfde titel I/1 wordt een artikel 5/2 ingevoegd, luidende : "Indiening van de aanvraag van Europese beroepskaart
Art. 5/2.§ 1. De houder van een in artikel 5/1 bedoelde beroepskwalificatie die een beroepsactiviteit in andere lidstaten wil uitoefenen, kan zijn aanvraag van een Europese beroepskaart indienen middels het door de Europese Commissie ter beschikking gestelde online-instrument, dat voor de betrokken aanvrager automatisch een IMI-bestand aanmaakt.
De aanvrager ondersteunt zijn aanvraag met alle documenten die zijn voorgeschreven in de door de Europese Commissie genomen uitvoeringshandeling. § 2. De bevoegde Belgische autoriteit bevestigt binnen een week na ontvangst van de aanvraag dat deze is ontvangen en deelt de aanvrager mee welke documenten ontbreken.
De bevoegde Belgische autoriteit verstrekt in voorkomend geval alle uit hoofde van de door de Europese Commissie genomen uitvoeringshandeling benodigde attesten. Ze gaat eveneens na of de aanvrager wettig gevestigd is in België en of alle benodigde documenten die voor het opmaken van een Europese beroepskaart zijn afgeleverd geldig en authentiek zijn.
Indien hierover gegronde twijfel bestaat, raadpleegt de bevoegde Belgische autoriteit de instantie die de documenten heeft afgeleverd.
Zij kan eveneens de aanvrager verzoeken voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de documenten voor te leggen.
Indien eenzelfde aanvrager nadien andere aanvragen doet, mag de Belgische bevoegde autoriteit niet opnieuw vragen documenten voor te leggen die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn.".
Art. 10.In dezelfde titel I/1 wordt een artikel 5/3 ingevoegd, luidende : "Afgifte van de Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat
Art. 5/3.§ 1. Indien de aanvraag van de beroepskaart bedoeld in artikel 5/1 betrekking heeft op het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid bedoeld in artikel 9, levert de bevoegde Belgische autoriteit, na controle van de aanvraag en de bijhorende bewijstukken, de beroepskaart af binnen een termijn van drie weken die aanvangt : 1° ofwel vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten bedoeld in artikel 5/2;2° ofwel, indien er geen enkel bijkomend document werd gevraagd, bij het verlopen van de termijn van een week volgend op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 5/2. De bevoegde Belgische autoriteit stuurt de Europese beroepskaart vervolgens onverwijld door naar de bevoegde autoriteiten van alle betrokken ontvangende lidstaten. Ze stelt de aanvrager hiervan in kennis. De Europese beroepskaart heeft een geldigheidsduur van achttien maanden te rekenen vanaf haar afgifte."
Art. 11.In dezelfde titel I/1 wordt een artikel 5/4 ingevoegd, luidende : "Actualisatie van de Europese beroepskaart
Art. 5/4.De houder van een Europese beroepskaart die andere diensten wenst te leveren dan diegene vermeld in zijn oorspronkelijke aanvraag of die diensten wenst te blijven leveren na de oorspronkelijke periode van achttien maanden, stelt de bevoegde Belgische autoriteit hiervan in kennis. Hij verschaft eveneens alle door deze autoriteit, in toepassing van de uitvoeringshandeling aangenomen door de Europese Commissie, vereiste informatie omtrent wezenlijke veranderingen in de in het IMI-bestand vastgelegde situatie.
De bevoegde Belgische autoriteit zendt de geactualiseerde Europese beroepskaart naar alle betrokken ontvangende lidstaten.".
Art. 12.In dezelfde titel I/1 wordt een artikel 5/5 ingevoegd, luidende : "Onderzoek van een aanvraag voor een Europese beroepskaart voor vestiging en voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten bedoeld in artikel 9, § 4
Art. 5/5.§ 1. Indien de Europese beroepskaart bedoeld in artikel 5/1 aangevraagd wordt voor vestiging of voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, stelt de bevoegde Belgische autoriteit het voorbereidend dossier op met betrekking tot de aanvraag. Zij gaat in het bijzonder de geldigheid en de authenticiteit na van de in het IMI-dossier ter staving opgenomen documenten, binnen een termijn van één maand die aanvangt : 1° ofwel vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten bedoeld in artikel 5/2;2° ofwel, indien geen enkel bijkomend document werd gevraagd, bij het verlopen van de termijn van een week volgend op de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 5/2. De bevoegde Belgische autoriteit zendt vervolgens onverwijld de aanvraag door naar de bevoegde autoriteit van de betrokken ontvangende lidstaat en brengt de aanvrager op hetzelfde moment op de hoogte van de status van de aanvraag. § 2. De bevoegde Belgische autoriteit stuurt de door de ontvangende lidstaat gevraagde informatie of het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een document naar de ontvangende lidstaat binnen maximaal twee weken na het verzoek van deze lidstaat.".
Art. 13.In dezelfde titel I/1 wordt een artikel 5/6 ingevoegd, luidende : "Onderzoek van een aanvraag voor een Europese beroepskaart met het oog op het uitoefenen van een beroepsactiviteit in België en gevolgen op het Belgische grondgebied
Artikel 5/6.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de gevallen waarin de bevoegde Belgische autoriteit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong van de houder van de beroepskwalificatie een aanvraag voor een beroepskaart krijgt voor vestiging of voor tijdelijke en incidentele verrichting van diensten in België die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid op het Belgische grondgebied. § 2. In de in de artikelen 18, 21/1 en 21/2 bedoelde gevallen beslist de bevoegde Belgische autoriteit binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag overgemaakt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong of ze de beroepskaart aflevert of niet. § 3. Indien een aanvraag voor een beroepskaart de tijdelijke en incidentele verrichting van een activiteit beoogt die gevolgen heeft voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid zoals bedoeld in artikel 9 of waarvoor compenserende maatregelen overeenkomstig artikel 9, § 4 of artikel 16 met het oog op de vestiging kunnen worden opgelegd, beslist de bevoegde Belgische autoriteit de beroepskaart al dan niet af te leveren of de aanvrager te onderwerpen aan compenserende maatregelen, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de ontvangst van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong toegezonden aanvraag. § 4. De bevoegde Belgische autoriteit kan beslissen om de termijn bedoeld in de §§ 2 en 3 met twee weken te verlengen. De beslissing wordt gemotiveerd. Zij wordt meegedeeld aan de aanvrager. De bevoegde Belgische autoriteit kan deze eerste verlenging eenmaal hernieuwen met een bijkomende termijn van twee weken indien deze hernieuwing strikt noodzakelijk is, met name om redenen die verband houden met de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten. § 5. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde Belgische autoriteit de lidstaat van oorsprong om aanvullende informatie vragen of vragen om het meesturen van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van een document.
Indien eenzelfde aanvrager nadien andere aanvragen doet, mag de Belgische bevoegde autoriteit niet opnieuw vragen documenten die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn, voor te leggen.
De vraag om aanvullende informatie of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van documenten verlengt de termijn waarbinnen de bevoegde Belgische autoriteit zijn beslissing moet nemen overeenkomstig §§ 2 en 3 niet. Het niet overmaken van de informatie door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong binnen de vereiste termijn van twee weken of door de aanvrager, kan leiden tot een weigeringsbeslissing. § 6. Wanneer de bevoegde Belgische autoriteit geen beslissing neemt binnen de in de §§ 2 en 3 gestelde termijnen of geen proeve van bekwaamheid organiseert zoals bedoeld in artikel 9, wordt de Europese beroepskaart automatisch geacht te zijn afgegeven en wordt zij via het IMI automatisch toegezonden aan de houder van een beroepskwalificatie.
Ten behoeve van vestiging verleent de afgifte van een Europese beroepskaart geen automatisch recht om een bepaald beroep uit te oefenen als er in België al registratievoorschriften of andere controleprocedures gelden voordat de Europese beroepskaart voor dat beroep wordt ingevoerd.
De door de lidstaat van oorsprong genomen maatregelen wat betreft de Europese beroepskaart vervangen elke aanvraag voor erkenning van beroepskwalificaties.
Art. 14.In dezelfde titel I/1 wordt een artikel 5/7 ingevoegd, luidende : "Statuut van de Europese beroepskaart ten aanzien van de in artikel 9 bedoelde verklaring
Art. 5/7.De Europese beroepskaart vervangt de verklaring die desgevallend wordt gevraagd op basis van artikel 9. Binnen de 18 maanden volgend op haar aflevering mag geen enkele aanvullende verklaring gevraagd worden door een bevoegde Belgische autoriteit.".
Art. 15.In dezelfde titel I/1 wordt een artikel 5/8 ingevoegd, luidende : "Verwerking van en toegang tot gegevens met betrekking tot de Europese beroepskaart en het IMI bestand
Art. 5/8.§ 1. De gegevens op de Europese beroepskaart beperken zich tot de gegevens die nodig zijn om vast te stellen dat de houder gerechtigd is om het beroep uit te oefenen waarvoor de kaart werd afgegeven, namelijk de voor- en achternaam van de houder, datum en plaats van geboorte, beroep, de opleidingstitels van de houder, het toepasselijk stelsel, de betrokken bevoegde autoriteiten, het kaartnummer, de beveiligingsfuncties en een verwijzing naar een geldig bewijs van identiteit. Informatie met betrekking tot opgedane beroepservaring of compensatiemaatregelen waaraan door de houder van de Europese beroepskaart is voldaan, wordt opgenomen in het IMI-bestand. § 2. Onverminderd het vermoeden van onschuld, werken de bevoegde Belgische autoriteiten binnen de grenzen van hun bevoegdheden het IMI-bestand dat betrekking heeft op een Europese beroepskaart bij door er informatie op te nemen over tuchtrechtelijke maatregelen of de strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op een verbod of beperking op de uitoefening van een professionele activiteit en die invloed hebben op de uitoefening van de werkzaamheden van de houder van een Europese beroepskaart.
Daarbij nemen zij de regels in acht inzake de bescherming van persoonsgegevens en in het bijzonder de bepalingen van of genomen in uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie.
In het kader van deze bijwerking verwijdert de bevoegde Belgische autoriteit de informatie die niet meer vereist is. De houder van de Europese beroepskaart alsook de bevoegde autoriteiten die toegang hebben tot het overeenkomstige IMI-bestand worden onmiddellijk van deze bijwerking op de hoogte gebracht.
De inhoud van de bijwerking beperkt zich tot het volgende : 1° de identiteit van de beroepsbeoefenaar;2° het betreffende beroep;3° informatie over de nationale autoriteit of rechtbank die de beperkings- of verbodsbeslissing heeft genomen;4° de reikwijdte van de beperking of het verbod;en 5° de periode waarin de beperking of het verbod van kracht is. § 3. De persoonsgegevens in het IMI-bestand komen voor verwerkingsdoeleinden in aanmerking zolang dat nodig is met het oog op de erkenningsprocedure als zodanig en als bewijs van de erkenning of van de toezending van de krachtens artikel 9 vereiste verklaring. § 4. De persoonsgegevens in het bijgewerkte IMI-bestand of in de beroepskaart worden verwerkt overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie.
De persoonsgegevens worden verwerkt om de houder van de beroepskaart te identificeren en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten te informeren over eventuele beperkingen of verboden met betrekking tot de uitoefening van een beroepsactiviteit.
De persoonsgegevens : 1° worden eerlijk en rechtmatig verwerkt;2° worden verzameld om het doel bedoeld in lid 2 te bereiken;3° zijn toereikend, terzake dienend en niet overmatig uitgaande van het doel bedoeld in lid 2. § 5. De houder van een Europese beroepskaart kan op elk moment, en zonder dat daaraan voor hem kosten zijn verbonden, verzoeken om toegang tot zijn gegevens, rechtzetting van onjuiste of onvolledige gegevens op de beroepskaart of in het IMI-bestand, overeenkomstig artikel 12 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, of om schrapping van de gegevens opgenomen op de beroepskaart of in het IMI-bestand of afscherming van het desbetreffende IMI-bestand. De houder wordt van dit recht in kennis gesteld op het moment dat de Europese beroepskaart wordt afgegeven en wordt daaraan vervolgens om de twee jaar herinnerd.
In geval van een verzoek tot verwijdering van een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een Europese beroepskaart die met het oog op vestiging of de tijdelijke en incidentele verrichting van diensten op grond van artikel 9, § 4, is afgegeven, verschaft de bevoegde Belgische de houder van de beroepskwalificaties een document waaruit blijkt dat zijn beroepskwalificaties worden erkend. § 6. Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die voorkomen op de Europese beroepskaart en in alle IMI-bestanden wordt elke bevoegde Belgische autoriteit die belast is met het onderzoeken van een aanvraag om Europese beroepskaart of met de aflevering ervan en een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een beroepskaart, beschouwd als verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de voornoemde wet van 8 december 1992. § 7. Elke belanghebbende, daarin begrepen de werkgevers en klanten van de houder van de Europese beroepskaart en de overheidsinstanties, kan aan de bevoegde Belgische overheid vragen om de echtheid en geldigheid van een Europese beroepskaart die hem door de kaarthouder wordt voorgelegd, te controleren.".
Art. 16.In dezelfde wet, wordt een titel I/2 ingevoegd, luidende : "Titel I/2 - Gedeeltelijke toegang".
Art. 17.In de titel I/2 van dezelfde wet, ingevoegd door artikel 15, wordt een artikel 5/9 ingevoegd, luidende : "Voorwaarden voor de toekenning van een gedeeltelijke toegang
Art. 5/9.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit bevoegd voor het verlenen van de toegang tot of het toestaan van de uitoefening van een gereglementeerd beroep, verleent gedeeltelijke toegang tot een beroepsactiviteit in België, alleen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan : 1° de beroepsbeoefenaar die de aanvraag doet, is in zijn lidstaat van oorsprong volledig gekwalificeerd om de beroepsactiviteit uit te oefenen waarvoor gedeeltelijke toegang wordt aangevraagd;2° de verschillen tussen de in de lidstaat van oorsprong legaal verrichte beroepsactiviteit en het gereglementeerde beroep in België zijn zo groot dat de toepassing van compenserende maatregelen erop zou neerkomen dat de aanvrager het volledige onderwijs- en opleidingsprogramma in België zou moeten doorlopen om tot het volledige gereglementeerde beroep in België toegelaten te worden;3° de beroepsactiviteit waarvoor gedeeltelijke toegang wordt gevraagd, kan objectief worden gescheiden van andere activiteiten die het gereglementeerde beroep in België omvat. Om te bepalen of de voorwaarde bedoeld in punt 3° vervuld is, onderzoekt de bevoegde Belgische autoriteit of de beroepsactiviteit in de lidstaat van oorsprong autonoom kan worden uitgeoefend.
Het onderzoek of de voorwaarden bedoeld in het vorige lid vervuld zijn, gebeurt geval per geval en de toegang wordt geval per geval verleend. § 2. De bevoegde Belgische autoriteit kan een gedeeltelijke toegang afwijzen, indien deze afwijzing door een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is, indien dat passend is ter verwezenlijking van het nagestreefde doel en het niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken. § 3. De aanvragen inzake erkenning van een gedeeltelijke toegang voor bepaalde activiteiten worden overeenkomstig Titel II onderzocht als deze toegang wordt gevraagd voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten die betrekking hebben op beroepsactiviteiten met gevolgen voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, en overeenkomstig Titel III, Hoofstukken 1 en 3 als het een vraag om vestiging betreft. § 4. In afwijking van artikel 9, § 4, laatste lid, en artikel 24, § 1, wordt de beroepsactiviteit uitgeoefend onder de beroepstitel van de lidstaat van oorsprong wanneer gedeeltelijke toegang is verleend. De bevoegde Belgische autoriteit kan het gebruik van die beroepstitel in één van de nationale talen eisen.
Beroepsbeoefenaren aan wie gedeeltelijke toegang is verleend, maken de afnemers van hun diensten duidelijk kenbaar tot welk gebied hun beroepsactiviteiten zich beperken.".
Art. 18.In artikel 7 van dezelfde wet wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt : "b) wanneer de dienstverrichter zich naar een andere lidstaat begeeft, indien hij dat beroep tijdens de tien jaar die voorafgaan aan de dienstverrichting gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend in een of meer lidstaten, als het beroep niet gereglementeerd is in de lidstaat van vestiging. Deze voorwaarde van een jaar beroepsuitoefening is niet van toepassing wanneer het beroep of de opleiding die toegang verleent tot het beroep, gereglementeerd is.".
Art. 19.In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 2, worden de bepalingen onder d) en e) vervangen als volgt : "d) voor de gevallen bedoeld in artikel 7, § 1, onder b), een bewijs met elk middel dat de dienstverrichter de betrokken werkzaamheden in de tien voorafgaande jaren gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend;e) voor beroepen in de veiligheids- en gezondheidssector, een verklaring waarin wordt bevestigd dat de desbetreffende persoon geen tijdelijk of permanent beroepsverbod heeft of niet strafrechtelijk is veroordeeld, indien de bevoegde Belgische autoriteit zulks ook van zijn eigen onderdanen eist;f) voor beroepen met patiëntveiligheidsimplicaties, een verklaring omtrent de kennis van de taal die voor de uitoefening van het beroep van de aanvrager noodzakelijk is; g) voor beroepen betreffende de in artikel 18 bedoelde werkzaamheden en die door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 59, § 2, van richtlijn 2005/36/EG, zijn aangemeld, een certificaat aangaande de aard en de duur van de activiteit, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instantie van de lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd.". 2° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 2/1.De indiening door de dienstverrichter van een vereiste verklaring overeenkomstig § 1 geeft die dienstverrichter het recht op toegang tot de beoogde dienstenactiviteit of om die activiteit uit te oefenen op het gehele Belgische grondgebied."; 3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : " § 4.In het geval van gereglementeerde beroepen met gevolgen voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, kan de bevoegde Belgische autoriteit vóór de eerste dienstverrichting de beroepskwalificaties van de dienstverrichter controleren. Een dergelijke controle vooraf is alleen mogelijk indien die bedoeld is om ernstige schade voor de gezondheid of de veiligheid van de afnemer van de dienstverrichting ingevolge een ontoereikende beroepskwalificatie van de dienstverrichter te voorkomen en voor zover de controle niet meer omvat dan voor dit doel noodzakelijk is.
Binnen een termijn van ten hoogste een maand na ontvangst van de verklaring en de begeleidende documenten stelt de bevoegde Belgische autoriteit de dienstverrichter in kennis van zijn beslissing om : 1° de dienstverrichting toe te laten zonder zijn beroepskwalificaties te controleren;2° na controle van zijn beroepskwalificaties : a) de dienstverrichter een proeve van bekwaamheid op te leggen;of b) de dienstverrichting toe te staan. Bij problemen die een vertraging kunnen meebrengen bij het nemen van een besluit als bedoeld in het tweede lid, stelt de bevoegde Belgische autoriteit de dienstverrichter binnen dezelfde termijn van één maand in kennis van de reden van de vertraging. Het probleem wordt binnen de maand die volgt op deze kennisgeving opgelost en het besluit wordt genomen binnen een termijn van twee maanden na oplossing van het probleem.
Wanneer de beroepskwalificaties van de dienstverrichter wezenlijk verschillen van de in België vereiste opleiding, en wel in die mate dat dit verschil de volksgezondheid of de openbare veiligheid schaadt en de dienstverrichter dit niet kan compenseren door beroepservaring of in het kader van een leven lang leren verworven kennis, vaardigheden of competenties die formeel zijn gevalideerd door een daartoe bevoegde instantie, biedt de bevoegde Belgische autoriteit de dienstverrichter de mogelijkheid om door middel van een proeve van bekwaamheid te bewijzen dat hij de ontbrekende kennis, vaardigheden of competentie heeft verworven. De bevoegde Belgische autoriteit neemt op basis hiervan een besluit over het toestaan van het verrichten van de diensten. De dienstverrichting moet in ieder geval kunnen plaatsvinden in de maand die volgt op die waarin het overeenkomstig deze paragraaf genomen besluit is genomen.
Indien de bevoegde Belgische autoriteit niet reageert binnen de in de vorige leden vermelde termijnen, mag de dienst worden verricht.
In de gevallen waarin de kwalificaties overeenkomstig deze paragraaf zijn geverifieerd, wordt de dienst verricht onder de Belgische beroepstitel.".
Art. 20.In artikel 10 van dezelfde wet wordt paragraaf 1 vervangen als volgt : " § 1. De bevoegde Belgische autoriteiten kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging in geval van gegronde twijfel verzoeken om alle informatie over de rechtmatigheid van de vestiging en het goed gedrag van de dienstverrichter, alsmede over het ontbreken van eventuele tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen met betrekking tot de beroepsuitoefening.
Indien een bevoegde Belgische autoriteit beslist de beroepskwalificaties van de houder van een kwalificatie die in België een activiteit wil uitoefenen met het oog op het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten in de zin van artikel 9, § 4, te controleren, kunnen zij bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging informatie vragen over de opleidingen van de dienstverrichter, voor zover dit nodig is voor het beoordelen van wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen schaden.
De bevoegde Belgische autoriteiten verstrekken deze informatie op hun beurt overeenkomstig artikel 27.".
Art. 21.In artikel 13 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden "Voor de toepassing van artikel 15" vervangen door de woorden "Voor de toepassing van artikel 15 en artikel 16, § 6,";2° in hetzelfde lid, worden de bepalingen onder c), tweede streepje tot e) vervangen als volgt : "- hetzij een gereglementeerde opleiding of, in het geval van gereglementeerde beroepen, een beroepsopleiding met een bijzondere structuur waarbij competenties worden aangereikt die verder gaan dan wat niveau b) verstrekt, die gelijkwaardig is aan het bij het eerste streepje vermelde opleidingsniveau, indien deze opleiding tot een vergelijkbare beroepsbekwaamheid leidt en op een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken voorbereidt, mits het diploma vergezeld gaat van een certificaat van de lidstaat van oorsprong;d) een diploma dat bewijst dat de houder met succes een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten; e) een diploma dat bewijst dat de houder met succes een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur in geval van een deeltijdse opleiding heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten.".
Art. 22.In artikel 14 van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen als volgt : "Met een opleidingstitel bedoeld in artikel 13, met inbegrip van het betrokken niveau, wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die ofwel elk geheel van opleidingstitels dat door een bevoegde autoriteit in een lidstaat is afgegeven, wanneer daarmee een in de Europese Unie op voltijdse of deeltijdse basis zowel binnen als buiten formele programma's gevolgde opleiding wordt afgesloten die door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en de houder ervan dezelfde rechten inzake de toegang tot of de uitoefening van een beroep verleent, dan wel hem voorbereidt op de uitoefening van dat beroep.".
Art. 23.Artikel 15 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 15.§ 1. Wanneer de toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, staat de bevoegde Belgische autoriteit onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de eigen onderdanen gelden, de toegang tot en uitoefening van dit beroep toe aan aanvragers die in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest dat of een opleidingstitel zoals bedoeld in artikel 13 die in een andere lidstaat verplicht wordt gesteld voor de toegang tot of de uitoefening van datzelfde beroep op zijn grondgebied.
De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen. § 2. De in § 1 omschreven toegang tot en uitoefening van een beroep worden eveneens toegestaan aan aanvragers die het beroep in kwestie tijdens de voorafgaande tien jaar op voltijdse basis gedurende een jaar of gedurende een daarmee in zijn totaliteit overeenkomende periode op deeltijdbasis hebben uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet is gereglementeerd, en die beschikken over een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels bezitten die zijn afgegeven door een andere lidstaat die dat beroep niet reglementeert.
De bekwaamheidsattesten en opleidingstitels voldoen aan de volgende voorwaarden : a) zij worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen;b) zij tonen aan dat de houder op de uitoefening van het betrokken beroep is voorbereid. De in de eerste alinea bedoelde beroepservaring van een jaar kan echter niet worden geëist wanneer de opleidingstitel(s) waarover de aanvrager beschikt aantoont dat hij een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten.
De bevoegde Belgische autoriteit erkent het overeenkomstig artikel 13 door de lidstaat van oorsprong geattesteerde opleidingsniveau, evenals het certificaat waarmee de lidstaat van oorsprong verklaart dat de gereglementeerde opleiding of de beroepsopleiding met specifieke structuur als bedoeld in artikel 13, onder punt c), ii), gelijkwaardig is aan het niveau als bedoeld in artikel 13, onder punt c), i). § 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 van dit artikel en van artikel 16 kan de bevoegde Belgische autoriteit de toegang tot en de uitoefening van het beroep weigeren aan houders van een onder punt a) van artikel 13 ingedeeld bekwaamheidsattest wanneer de nationale beroepskwalificatie die voor de uitoefening van het beroep op zijn grondgebied vereist is, onder e) van artikel 13 is ingedeeld.".
Art. 24.In artikel 16 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepalingen onder a) en b) worden vervangen als volgt : "a) wanneer de door de aanvrager gevolgde opleiding betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden afgedekt door de in België vereiste opleidingstitel; b) wanneer het in België gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden omvat die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager, en wanneer de opleiding vereist in België betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die afgedekt door het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel die de aanvrager overlegt."; 2° in paragraaf 2, wordt de zin "Wanneer binnen drie maanden geen reactie van de Commissie is ontvangen, kan de afwijking worden toegepast." vervangen door de zin "Bij gebrek aan een reactie van de Commissie binnen een termijn van drie maanden via een uitvoeringshandeling waarbij ze de bevoegde autoriteit vraagt om van de voorgenomen maatregel af te zien, mag de afwijking worden toegepast."; 3° paragraaf 3 wordt aangevuld met vier leden, luidende : "In afwijking van het in § 2 neergelegde beginsel op grond waarvan de aanvrager het recht heeft te kiezen, kan de bevoegde Belgische autoriteit hetzij een aanpassingsstage hetzij een proeve van bekwaamheid voorschrijven in het geval dat : a) de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder a), een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is ingedeeld onder artikel 13, punt c);of b) de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder b), een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is ingedeeld onder artikel 13, punt d) of e). Indien de houder van een beroepskwalificatie als bedoeld in artikel 13, onder a), een verzoek tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde nationale beroepskwalificatie is gerangschikt onder artikel 13, punt d), kan de bevoegde Belgische autoriteit zowel een aanpassingsstage als een proeve van bekwaamheid voorschrijven."; 4° de paragrafen 4 en 5 wordt vervangen als volgt : " § 4.Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "vakgebieden die wezenlijk verschillen" verstaan vakgebieden waarvan de kennis, vaardigheden en competenties van essentieel belang zijn voor de uitoefening van het beroep en waarvoor de door de aanvrager ontvangen opleiding qua duur of inhoud wezenlijk afwijkt van de in België vereiste opleiding. § 5. § 1 wordt toegepast met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Indien de bevoegde Belgische autoriteit overweegt van de aanvrager een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid te vragen, moet zij met name eerst nagaan of de kennis, vaardigheden en competenties die de aanvrager heeft verworven in het kader van zijn beroepservaring of in het kader van een leven lang leren en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd, in een lidstaat of derde land, het in § 4 bedoelde wezenlijk verschil geheel of gedeeltelijk kunnen overbruggen."; 5° Paragrafen 6 en 7 worden ingevoegd, luidende : " § 6.De beslissing van de bevoegde Belgische autoriteit tot oplegging van een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid wordt behoorlijk gemotiveerd. De aanvrager krijgt de volgende informatie : 1° het in België vereiste beroepskwalificatieniveau en het door de aanvrager behaalde beroepskwalificatieniveau volgens de onderverdeling in artikel 13;en 2° de wezenlijke verschillen bedoeld in § 4 en de redenen waarom deze verschillen niet kunnen worden gecompenseerd door de kennis, vaardigheden en competenties welke zijn verworven door beroepservaring of levenslang leren, en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd. § 7. Wanneer een bevoegde Belgische autoriteit beslist de aanvrager een proeve van bekwaamheid op te leggen, organiseert ze deze binnen een termijn van zes maanden na deze beslissing.".
Art. 25.Artikel 17 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 26.Na hoofdstuk II van dezelfde wet wordt een hoofdstuk II/1 ingevoegd, luidende : "Hoofdstuk II/1 Automatische erkenning op basis van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen".
Art. 27.In hoofdstuk II/1, ingevoegd bij artikel 25, wordt een artikel 21/1 ingevoegd, luidende : "Gemeenschappelijk opleidingskader Art 21/1. § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een "gemeenschappelijk opleidingskader" verstaan een voor de uitoefening van een specifiek beroep vereist gemeenschappelijk geheel van minimumkennis, vaardigheden en competenties. § 2. De bevoegde Belgische autoriteit verbindt aan de op basis van een gemeenschappelijk opleidingskader verworven opleidingstitels dezelfde gevolgen als aan de Belgische opleidingstitels, indien het gemeenschappelijk opleidingskader dat voor een bepaald beroep is vastgelegd via een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie aan de in artikel 49bis, § 2, van de richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet. § 3. Een Belgische beroepsorganisatie of een bevoegde Belgische autoriteit kan de inrichting van een gemeenschappelijk opleidingskader overeenkomstig artikel 49bis, §§ 2 en 3, van de richtlijn, voorstellen. § 4. Een bevoegde Belgische autoriteit wordt vrijgesteld van de verplichting om een gemeenschappelijk opleidingskader vast te stellen, alsook van de verplichting om automatische erkenning aan uit hoofde van dit gemeenschappelijk opleidingskader verworven beroepskwalificaties te verlenen, indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° in België zijn er geen onderwijs- of opleidingsinstellingen die een dergelijke opleiding voor het betrokken beroep kunnen aanbieden;2° de invoering van het gemeenschappelijk opleidingskader zou nadelige gevolgen hebben voor de organisatie van het onderwijs- en opleidingsstelsel; 3° tussen het gemeenschappelijk opleidingskader en de in België vereiste opleiding zijn er wezenlijke verschillen die ernstige risico's inhouden voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten of de bescherming van het milieu.".
Art. 28.In dezelfde hoofdstuk wordt een artikel 21/2 ingevoegd, luidende : "Gemeenschappelijke opleidingsproeven
Art. 21/2.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een gemeenschappelijke opleidingsproef verstaan een gestandaardiseerde proeve van bekwaamheid die in alle deelnemende lidstaten beschikbaar is en voorbehouden is voor houders van bepaalde beroepskwalificaties. § 2. De houder van een beroepskwalificatie die onderworpen wordt aan een gemeenschappelijke opleidingsproef vastgelegd door een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie en die aan de in artikel 49ter, § 2, van de richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet, mag, indien hij slaagt voor deze proef in een lidstaat, het beroep in België onder dezelfde voorwaarden uitoefenen als de houders van de in België verworven beroepskwalificaties. § 3. Een Belgische beroepsorganisatie of een bevoegde Belgische autoriteit kan de inrichting van een gemeenschappelijke opleidingsproef overeenkomstig artikel 49ter, §§ 2 en 3, van de richtlijn voorstellen. § 4. Een bevoegde Belgische autoriteit wordt vrijgesteld van de verplichting om de gemeenschappelijke opleidingsproef te organiseren en van de verplichting om automatische erkenning te verlenen aan beroepsbeoefenaars die geslaagd zijn voor de gemeenschappelijke opleidingsproef indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het betrokken beroep is niet gereglementeerd in België;2° de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef beperkt in onvoldoende mate ernstige risico's voor de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten die op zijn grondgebied van belang zijn; 3° de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef zou de toegang tot het beroep aanzienlijk minder aantrekkelijk maken in vergelijking met de nationale eisen.".
Art. 29.In artikel 22 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een paragraaf 3/1 wordt ingevoegd, luidende : " § 3/1.In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde Belgische autoriteit de bevoegde autoriteiten van een lidstaat om een bevestiging vragen dat de aanvrager geen tijdelijk of permanent verbod heeft tot beroepsuitoefening als gevolg van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke veroordelingen die betrekking hebben op de uitoefening van een van zijn beroepsactiviteiten."; 2° in paragraaf 5 wordt een bepaling onder g) ingevoegd, luidende : "g) Indien de bevoegde Belgische autoriteit dat ook van zijn eigen onderdanen eist, een attest waarin wordt bevestigd dat er geen tijdelijk of definitief verbod op beroepsuitoefening dan wel geen strafrechtelijke veroordeling is.".
Art. 30.Artikel 25 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 25.§ 1. De beroepsbeoefenaren die erkenning van beroepskwalificaties hebben verkregen, moeten beschikken over de talenkennis die vereist is voor de uitoefening van het beroep in België. § 2. De controles die tot doel hebben de taalkennis bedoeld in § 1 na te gaan, zijn beperkt tot de kennis van één officiële Belgische landstaal. § 3. De controles die erop gericht zijn de talenkennis bedoeld in § 1 na te gaan, mogen worden opgelegd als er ernstige en concrete twijfel bestaat of de beroepsbeoefenaar over voldoende talenkennis beschikt voor de beroepswerkzaamheden die hij wil uitoefenen.
Er mogen slechts controles worden uitgevoerd na de afgifte van een Europese beroepskaart overeenkomstig artikel 5/6 of, in voorkomend geval, na de erkenning van een beroepskwalificatie.
De bevoegde Belgische autoriteit die de controle uitvoert, verzekert zich ervan dat deze evenredig is met de uit te oefenen activiteit.".
Art. 31.In dezelfde wet wordt een artikel 26/1 ingevoegd, luidende : "Erkenning van beroepsstages
Art. 26/1.§ 1. Indien voor de toegang tot een gereglementeerd beroep in België een beroepsstage moet worden volbracht, erkent de bevoegde Belgische autoriteit, wanneer zij een verzoek onderzoekt om toelating om het gereglementeerde beroep uit te oefenen met het oog op de vestiging, beroepsstages die in een andere lidstaat gevolgd zijn, mits de stage in overeenstemming is met de in § 2 bedoelde gepubliceerde richtsnoeren, en houdt zij rekening met in een derde land gevolgde beroepsstages.
De duur van het deel van de beroepsstage die in het buitenland mag worden gevolgd, mag tot een redelijke periode beperkt worden. § 2. De erkenning van de beroepsstage komt niet in de plaats van een van de voorwaarden opgelegd voor het slagen in een proef om toegang te krijgen tot het beroep in kwestie.
De bevoegde Belgische autoriteiten publiceren richtsnoeren voor de organisatie en de erkenning van beroepsstages die in een andere lidstaat of in een derde land worden gevolgd, met name betreffende de rol van de supervisor van de beroepsstage.".
Art. 32.In artikel 27, § 2, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/ EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens" worden vervangen door de woorden "van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens"; 2° de paragraaf wordt aangevuld met de volgende zin : "Voor de toepassing van de §§ 1 en 2 gebruiken de bevoegde autoriteiten het IMI.".
Art. 33.In dezelfde wet wordt een artikel 27/1 ingevoegd, luidende : "Waarschuwingsmechanismes
Art. 27/1.§ 1. De bevoegde Belgische autoriteit stelt de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten binnen drie dagen nadat de rechtbank het besluit heeft genomen, door middel van een waarschuwing via het IMI in kennis van de identiteit van beroepsbeoefenaars die krachtens deze wet een aanvraag tot erkenning van een kwalificatie hebben ingediend en die daarna in dit verband door een rechtbank schuldig zijn bevonden aan het gebruik van valse bewijzen voor het bewijs van hun beroepskwalificaties. § 2. De verwerking van persoonsgegevens bedoeld in § 1 vindt plaats met inachtneming van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens en in het bijzonder de bepalingen van of genomen in uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie. § 3. De beroepsbeoefenaars over wie een waarschuwing naar de andere lidstaten is verzonden, worden onmiddellijk zelf schriftelijk in kennis gesteld van het waarschuwingsbesluit alsook van elke beslissing die hiermee in verband staat en van hun recht tegen deze beslissing beroep aan te tekenen bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. Ze worden ook in kennis gesteld van hun recht om toegang te vragen tot de beslissingen of om een verzoek om rechtzetting van de beslissing in te dienen en om herstel van de overeenkomstig artikel 14 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens opgelopen schade te bekomen. Als de beroepsbeoefenaar beroep aantekent, moet die informatie opgenomen worden in de waarschuwing. § 4. Gegevens met betrekking tot waarschuwingen mogen worden verwerkt zolang zij van kracht zijn.".
Art. 34.In dezelfde wet wordt een artikel 27/2 ingevoegd, luidende : "Communicatie door elektronische middelen
Art. 27/2.De bevoegde Belgische autoriteit zorgt ervoor dat alle vereisten, procedures en formaliteiten inzake aangelegenheden die onder deze wet vallen, eenvoudig, op afstand en met elektronische middelen kunnen worden afgewikkeld of opgevolgd.
Het eerste lid belet de bevoegde Belgische autoriteit niet om in een latere fase voor eensluidend gewaarmerkte afschriften te vragen indien zij gegronde twijfel heeft en indien dit strikt noodzakelijk is.
Het eerste lid is niet van toepassing op het uitvoeren van een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid."
Art. 35.In dezelfde wet worden de bijlagen II en III opgeheven.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 25 december 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, M. DE BLOCK De Minister van Financiën, J. VAN OVERTFELDT De Minister van Middenstand, Zelfstandigen en KMO's, W. BORSUS De Minister van Mobiliteit, F. BELLOT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 54 2183.
Integraal Verslag : 21 december 2016.