gepubliceerd op 02 mei 2003
Wet tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet
24 MAART 2003. - Wet tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet
Art. 2.In artikel 1 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1992, 11 december 1998 en 7 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de kredietgever : elke natuurlijke persoon, elke rechtspersoon of elke groep van dergelijke personen, die een krediet toestaat binnen het kader van zijn handels- of beroepsactiviteiten, met uitzondering van de persoon of van elke groep van personen die een verkoop op afbetaling of een financieringshuur aanbiedt of sluit wanneer deze overeenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst;»; 2° het 3° wordt aangevuld met het volgende lid : « Met een kredietbemiddelaar wordt gelijkgesteld, de persoon die een verkoop op afbetaling of een financieringshuur aanbiedt of toestaat wanneer deze overeenkomst of de schuldvordering uit de kredietovereenkomst het voorwerp uitmaakt van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een erkende kredietgever aangewezen in de overeenkomst;»; 3° het 8° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° de debetrentevoet : de rentevoet, berekend volgens de actuariële methode, uitgedrukt in een jaarlijks of periodiek percentage, die wordt toegepast op het gedeelte van het kapitaal dat is opgenomen en die wordt berekend aan de hand van de elementen die de Koning aanduidt en op de wijze die Hij bepaalt;»; 4° in het 9° worden tussen de woorden « levering van diensten » en de woorden « en waarvan de prijs » de woorden « , verkocht door de kredietgever of de kredietbemiddelaar bedoeld in artikel 1, 3°, tweede lid, » ingevoegd;5° het 12° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 12° de kredietopening : elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij koopkracht, geld of gelijk welk ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de consument, die ervan gebruik kan maken door een of meerdere kredietopnemingen te verrichten onder meer met behulp van een betaal- of legitimatiekaart of op een andere wijze, en die zich ertoe verbindt terug te betalen volgens de overeengekomen voorwaarden;»; 6° een 12°bis wordt ingevoegd, luidend als volgt : « 12°bis de kredietovereenkomst op afstand : elke kredietovereenkomst gesloten overeenkomstig artikel 77 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, vervangen bij de wet van 25 mei 1999;»; 6°bis . - in het 18°, tweede streepje, worden de woorden « vervallen contractuele intresten » vervangen door de woorden « vervallen debetintresten en, in het geval van eenvoudige betalingsachterstand zoals bedoeld in artikel 27bis , § 2, vervallen nalatigheidsinteresten op het bedrag van de overschrijding »; 7° een 21° en een 22° worden toegevoegd, luidend als volgt : « 21° werkdagen : het geheel van alle kalenderdagen met uitsluiting van de zondagen en wettelijke feestdagen.Als een termijn, uitgedrukt in werkdagen op een zaterdag afloopt, wordt hij verlengd tot de eerstvolgende werkdag; 22° de minister en de Minister van Economische Zaken : de Minister bevoegd voor Economische Zaken.».
Art. 3.Artikel 2, 2°, eerste streepje, van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden « of dat ».
Art. 4.In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 4 augustus 1992 en 11 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° de verzekeringsovereenkomsten; de overeenkomsten gesloten met het oog op het continu verlenen van diensten waarbij de consument het recht heeft om de prijs van deze diensten, zolang zij geleverd worden, te regelen via gespreide betalingen, en waarvan het onmogelijk is bij het sluiten van de overeenkomst een totale prijs of een totaal tarief vast te stellen; »; 2° a) § 2, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « § 2.De kredietovereenkomsten die betrekking hebben op bedragen van minder dan 200 euro worden van het toepassingsgebied van deze wet uitgesloten, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen 2, 4 tot 11, 13, 21, 27bis tot 40, 47 en 48, 54 en 55, 57, 59 en 60, 62 tot 67, 74 tot 109. »; b) na het eerste lid van § 2 wordt een nieuwe bepaling ingevoegd, die het tweede lid wordt en luidt als volgt : « De kredietovereenkomsten vastgesteld bij een authentieke akte die betrekking hebben op bedragen van meer dan 20 000 euro, zijn niet aan de bepalingen van deze wet onderworpen, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen 2, 4 tot 11, 13, 14, § 3, 1° à 6°, 10° et 11°, en van de artikelen 15, 21, 27bis tot 40, 47 en 48, 54 en 55, 57, 59 en 60, 62 tot 109.».
Art. 5.In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « op een leesbare, goed zichtbare en ondubbelzinnige wijze vermelden » vervangen door de woorden « op een ondubbelzinnige, leesbare en goed zichtbare of, in voorkomend geval, hoorbare wijze bevatten »;2° § 2 wordt vervangen als volgt : « Geen reclame waarin een rentevoet of elk ander cijfer met betrekking tot de kredietkosten wordt genoemd kan worden gemaakt dan door middel van de vermelding, op een ondubbelzinnige, goed zichtbare, leesbare of hoorbare wijze van het jaarlijkse kostenpercentage.Indien de reclame een jaarlijks kostenpercentage aangeeft dat bij voorkeur wordt toegepast, moet zij eveneens de voorwaarden ervan aangeven en het basis jaarlijkse kostenpercentage vermelden. Indien de aanduiding van het juiste jaarlijkse kostenpercentage niet mogelijk is, moet de reclame het jaarlijkse kostenpercentage vermelden aan de hand van een representatief voorbeeld.
De Koning bepaalt wat onder representatief voorbeeld moet worden verstaan en in welke gevallen dat voorbeeld moet aangewend worden. »; 3° het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende : « § 3.Onverminderd de toepassing van de voorgaande paragrafen en van de artikelen 6 en 6bis moeten de kredietgever en de kredietbemiddelaar aan de consument inlichtingen ter beschikking stellen onder de vorm van een prospectus die de financiële gegevens met betrekking tot de aangeboden kredietovereenkomsten moet bevatten, waaronder het bedrag en de looptijd van het krediet, het jaarlijkse kostenpercentage, in voorkomend geval de debetrentevoet en de terugkerende en niet-terugkerende kosten, en de betalingsregeling.
De Koning bepaalt de financiële gegevens die in de prospectus dienen vermeld te worden. ».
Art. 6.In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : « 1° in § 1, eerste lid, worden de volgende drie streepjes ingevoegd na het woord « kredietovereenkomst » : - die de consument, die het hoofd niet kan bieden aan zijn schulden, aanzet tot het opnemen van krediet; - die op onrechtmatige wijze het gemak of de snelheid benadrukt waarmee het krediet kan worden verkregen; - die op onrechtmatige wijze aanspoort tot hergroepering of centralisatie van lopende kredieten; »; 2° in § 1, tweede lid, worden de woorden « leesbaar, goed zichtbaar en ondubbelzinnig » vervangen door de woorden « ondubbelzinnig, leesbaar en goed zichtbaar of, in voorkomend geval, hoorbaar ».
Art. 7.In dezelfde wet wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende : « Art. 6bis . Wanneer een reclame voor een kredietovereenkomst het gefinancierde goed of de dienst vermeldt en een jaarlijkse kostenpercentage dat gelijk is aan 0 %, dan moet die reclame de voordelen vermelden die, in voorkomend geval, worden toegekend aan de consument die contant betaalt.
De prijs van het goed of de dienstprestatie gevraagd aan de consument die op krediet betaalt moet gelijk zijn aan de prijs gevraagd aan de consument die contant betaalt. »
Art. 8.Artikel 10, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « De kredietgever en de kredietbemiddelaar moeten aan de consument die om een kredietovereenkomst verzoekt en, in voorkomend geval, de steller van een persoonlijke zekerheid, de juiste en volledige informatie vragen die zij noodzakelijk achten om hun financiële toestand en hun terugbetalingsmogelijkheden te beoordelen en, in ieder geval, hun lopende financiële verbintenissen. De consument en de steller van een persoonlijke zekerheid zijn ertoe gehouden daarop juist en volledig te antwoorden. ».
Art. 9.Artikel 11, 2°, van dezelfde wet wordt aangevuld met de woorden : « en met het doel van het krediet ».
Art. 10.In artikel 12 van dezelfde wet worden de woorden « houder van het bestand dat hij heeft geraadpleegd en tot wie de consument zich kan wenden overeenkomstig artikel 70 » vervangen door de woorden « verantwoordelijke voor de verwerking van de bestanden die hij heeft geraadpleegd met inbegrip van, in voorkomend geval, de identiteit en het adres van de geraadpleegde kredietverzekeraar, en tot wie de consument zich kan wenden overeenkomstig artikel 70 ».
Art. 11.In hoofdstuk III, afdeling 1, wordt in het opschrift van onderafdeling 2, van dezelfde wet, het woord « Kredietaanbod » vervangen door het woord « Kredietovereenkomst ».
Art. 12.In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 7 januari 2001 en 10 augustus 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Onverminderd de toepassing van artikel 45, § 2, van deze wet, komt de kredietovereenkomst tot stand door de ondertekening van een geschrift, opgesteld in zoveel exemplaren als er partijen met een onderscheiden belang bij de kredietovereenkomst zijn. Een bijkomend exemplaar moet worden overhandigd aan de kredietbemiddelaar.
Elke vorm van handtekening door de kredietgever is geoorloofd voor zover de consument op het ogenblik van de overhandiging van de kredietovereenkomst duidelijk de kredietgever kan identificeren die zich verbonden heeft.
Bij een kredietopening moet de consument zijn handtekening laten voorafgaan door de geschreven vermelding van het kredietbedrag : « Gelezen en goedgekeurd voor ... euro op krediet. ». Bij alle overige kredietovereenkomsten moet de consument zijn handtekening laten voorafgaan door de geschreven vermelding van de terug te betalen som : « Gelezen en goedgekeurd voor ... euro terug te betalen. ». In beide gevallen moet de consument er de met de hand geschreven vermelding van de datum en van het precieze adres van de ondertekening van het contract op aanbrengen. »; 2° § 2 wordt opgeheven;3° in de vroegere § 3, die § 2 is geworden, in limine , worden de woorden « Het aanbod vermeldt » vervangen door de woorden « De kredietovereenkomst vermeldt »;4° het vroegere § 3, 4°, dat § 2, 4° is geworden, wordt vervangen als volgt : « 4° het kredietbedrag;»; 5° het vroegere § 3, 13°, dat § 2, 13° is geworden, wordt vervangen als volgt : « 13° naar gelang de kredietovereenkomst, de tekst van artikel 18 of van artikel 20bis , tweede lid.»; 6° de vroegere § 3, die § 2 is geworden, wordt aangevuld met de volgende leden : « In geval van terugbetaling door aflossing van het kapitaal moet de kredietovereenkomst de periodieke terugbetalingen evenals de tijdstippen bepalen waarop en de voorwaarden waaronder deze bedragen moeten betaald worden.Behalve voor de kredietopening moet de kredietovereenkomst eveneens een aflossingstabel bevatten die voor elke periodieke terugbetaling het bedrag van het afgeloste kapitaal en van de totale kosten van het krediet vermeldt, alsmede het verschuldigd blijvende saldo na iedere betaling.
In geval van aanpassing van het jaarlijkse kostenpercentage overeenkomstig artikel 30, § 2, moet een nieuwe aflossingstabel gratis aan de consument worden overhandigd.
Bij terugbetaling zonder aflossing van het kapitaal moet de kredietovereenkomst de tijdstippen en de voorwaarden van betaling van de debetinteresten en toegevoegde kosten vermelden.
Het jaarlijkse kostenpercentage moet berekend worden op het verschuldigd blijvend saldo. In het geval van een kredietopening moeten de debetrentevoet en in voorkomend geval, de bijkomende kosten, berekend worden op het gedeelte van het kapitaal dat opgenomen is. »; 7° de vroegere § 4, die § 3 is geworden, wordt vervangen als volgt : « § 3.De kredietovereenkomst bevat eveneens in de vorm van afzonderlijke leden, in dikke lettertekens en in een ander lettertype : 1° ter hoogte van de plaats waar de consument zijn handtekening plaatst, de vermeldingen : a) « Onderteken nooit een blanco overeenkomst.»; b) « De verzekering is nooit verplicht.Overeenkomstig artikel 4, § 2, tweede lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst heeft de verzekeringnemer het recht de overeenkomst op te zeggen, met onmiddellijk gevolg op het ogenblik van de kennisgeving, binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst door de verzekeraar van de voorafgetekende polis of aanvraag. »; 2° de vermelding : « De consument mag geen wisselbrieven of orderbriefjes ondertekenen om de betaling te beloven of te waarborgen van zijn verbintenissen op grond van een kredietovereenkomst.Evenmin mag hij cheques uitschrijven ter waarborg van zijn verbintenissen op grond van een kredietovereenkomst. »; 3° de vermelding : « Boven het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage mogen geen andere kosten of vergoedingen van de consument worden geëist dan die welke uitdrukkelijk zijn overeengekomen.»; 4° de vermelding : « Indien de kredietovereenkomst een beding van eigendomsvoorbehoud bevat, moet de tekst van artikel 491 van het Strafwetboek erin voorkomen.Indien deze tekst niet in de overeenkomst opgenomen werd, wordt het beding voor niet geschreven gehouden. »; 8° de vroegere § 5 wordt § 4;9° een § 5 wordt toegevoegd luidende als volgt : « § 5.Wanneer de kredietovereenkomst een gefinancierd goed of dienstprestatie vermeldt en wanneer het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage gelijk is aan 0 %, dan moet de overeenkomst de voordelen aanduiden die, in voorkomend geval, worden toegekend aan de consument die contant betaalt.
De prijs van het goed of de dienst, gevraagd aan de consument die op krediet betaalt, moet gelijk zijn aan de prijs gevraagd aan de consument die contant betaalt. »; 10° de § 4bis , ingevoegd bij de wet van 7 januari 2001, wordt opgeheven;11° een § 6 toevoegen, luidende : « § 6.Wanneer de consument gebruik maakt van zijn opzeggingsrecht van de verzekeringsovereenkomst, bedoeld bij § 3, 1°, b) , en de kosten ervan opgenomen werden in de totale kosten van het krediet, brengt de kredietgever de consument schriftelijk en onverwijld op de hoogte van het nieuwe jaarlijkse kostenpercentage, van de nieuwe nalatigheidsintrestvoet en, in voorkomend geval, van het nieuwe aflossingsplan die er uit voortvloeien. ».
Art. 13.Artikel 15 van dezelfde wet gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001 wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 15.De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst sluiten wanneer hij, gelet op de gegevens waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer op basis van de raadpleging geregeld door artikel 9 van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor kredieten aan particulieren, en op basis van de informatie bedoeld in artikel 10, redelijkerwijze moet aannemen dat de consument in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst, na te komen. ».
Art. 14.In artikel 16 van dezelfde wet worden de woorden « Zolang het aanbod niet is aanvaard » vervangen door de woorden « Zolang de kredietovereenkomst niet door alle partijen is ondertekend ».
Art. 15.In hoofdstuk III, afdeling 1, wordt het opschrift « Onderafdeling 3 - Totstandkoming en vorm van de kredietovereenkomst » opgeheven.
Art. 16.Artikel 17 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 oktober 1998 en bij koninklijk besluit van 13 juli 2001, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 17.- De kredietgever mag slechts een kredietovereenkomst of een overeenkomst tot persoonlijke zekerheid sluiten na onderzoek van de identiteitsgegevens op basis van, al naargelang het geval : - de identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen; - de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van de hierboven vermelde wet van 19 juli 1991; - de identiteitskaart, het paspoort of de vervangende reisvergunning, uitgereikt aan een vreemdeling die geen verblijf houdt in het Rijk, door de Staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is.
De Koning kan de bepalingen van dit artikel wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de wetten die de erin opgesomde teksten wijzigen. ».
Art. 17.Artikel 18 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 18.§ 1. De consument heeft het recht om van de kredietovereenkomst af te zien binnen een termijn van zeven werkdagen te rekenen vanaf de eerste werkdag volgend op de ondertekening van de overeenkomst. Dit recht is niet van toepassing op de verkoop op afbetaling, de financieringshuur en de lening op afbetaling, voor zover het kredietbedrag van deze overeenkomsten lager is dan 1.250 euro.
De Koning kan dit kredietbedrag verhogen. § 2. De consument heeft eveneens het recht af te zien van de kredietovereenkomst binnen een termijn van zeven werkdagen te rekenen vanaf de eerste werkdag volgend op de ondertekening van de overeenkomst wanneer de overeenkomst gesloten werd in aanwezigheid van beide partijen buiten de onderneming van de kredietgever of de kredietbemiddelaar. § 3. Wanneer de consument van de kredietovereenkomst afziet brengt hij de kredietgever hiervan bij een ter post aangetekende brief op de hoogte.
De consument die gebruik maakt van de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde mogelijkheid, is gelijktijdig gehouden de ontvangen bedragen of goederen terug te geven, en de voor de kredietopnemingsperiode verschuldigde rente berekend volgens het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage te betalen.
Geen enkele andere vergoeding mag, ingevolge het afzien door de consument, geëist worden en het voorschot dat betaald werd in het raam van een verkoop op afbetaling wordt hem teruggestort binnen dertig dagen volgend op dat afzien van de overeenkomst.
De ontbinding van de kredietovereenkomst brengt van rechtswege de ontbinding van de aangehechte overeenkomsten met zich mee. § 4. Dit artikel is niet van toepassing op de kredietovereenkomst op afstand bedoeld in artikel 20bis , eerste lid. ».
Art. 18.In artikel 20 van dezelfde wet worden het eerste en het tweede lid vervangen als volgt : « Telkens een prijs geheel of ten dele zal worden betaald met behulp van een kredietovereenkomst waarbij de verkoper of dienstverlener als kredietgever of kredietbemiddelaar optreedt met het oog op het sluiten van deze kredietovereenkomst, kan de consument geen enkele verbintenis geldig aangaan ten aanzien van de verkoper of de dienstverlener, noch kan een betaling gedaan worden van de ene aan de andere, zolang de consument de kredietovereenkomst niet heeft ondertekend. ».
Art. 19.In hoofdstuk III, afdeling 1, onderafdeling 5, van dezelfde wet, wordt een nieuw artikel 20bis ingevoegd, luidende : « Art. 20bis . - Wanneer de kredietovereenkomst op afstand het gefinancierde goed, verkocht op afstand, vermeldt of wanneer het kredietbedrag of het opgenomen bedrag rechtstreeks door de kredietgever aan de verkoper op afstand wordt gestort, kan de levering van het goed, in afwijking van de artikelen 16 en 20, eerste lid, plaats vinden voor de ondertekening van de kredietovereenkomst door de consument in zoverre deze laatste op het tijdstip van de levering over de kredietovereenkomst beschikt.
Onverminderd artikel 45, § 2, is de kredietovereenkomst op afstand bedoeld in het eerste lid slechts voltrokken bij het verstrijken van de bedenktermijn, toepasselijk op de verkoop op afstand, bedoeld door de wetgeving op de handelspraktijken en voor zover de consument zijn recht om af te zien niet heeft uitgeoefend. Tijdens die bedenktermijn heeft de consument eveneens het recht om de kredietgever mee te delen dat hij van de kredietovereenkomst afziet.
In afwijking van artikel 45, § 1, mag geen voorschot worden geëist voor het verstrijken van de bedenktermijn, waarvan sprake in het vorige lid. De consument die niet van de verrichting afziet, moet het voorschot betalen uiterlijk binnen zeven werkdagen volgend op het verstrijken van de bedenktermijn. ».
Art. 20.In artikel 21 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De Koning bepaalt de methode tot vaststelling en, in voorkomend geval, tot aanpassing van de maximale jaarlijkse kostenpercentages en bepaalt het maximale jaarlijkse kostenpercentage in functie van het type, het bedrag en eventueel, de duur van het krediet. » 2° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Wanneer de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage, bedoeld in artikel 1, 6°, het gebruik van veronderstellingen noodzaakt, kan de Koning eveneens, overeenkomstig de regels bedoeld in § 1, de maximale kredietkosten bepalen zoals onder meer de maximale debetrentevoet en, in voorkomend geval, de maximale terugkerende kosten en de maximale niet-terugkerende kosten bij een kredietopening. »; 3° § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « Iedere verlaging van het maximale jaarlijkse kostenpercentage en, in voorkomend geval, van de maximale kredietkosten is van onmiddellijke toepassing op de lopende kredietovereenkomsten die, binnen de perken van deze wet, de veranderlijkheid van het jaarlijkse kostenpercentage of de debetrentevoet voorzien.»
Art. 21.Artikel 22 van dezelfde wet, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met een § 2 en § 3, luidende als volgt : « § 2. De kredietovereenkomsten van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar, die niet in de periodieke terugbetaling van kapitaal voorzien, moeten een termijn van nulstelling voorzien waarbinnen het totaal terug te betalen bedrag dient betaald te worden. De Koning kan een maximale nulstellingstermijn bepalen. § 3. Indien de kredietovereenkomst, met toepassing van artikel 30, § 2, toestaat dat het jaalijkse kostenpercentage wordt aangepast, bepaalt de kredietovereenkomst dat bij aanpassing de consument het behoud van het termijnbedrag mag eisen, en eveneens de verlenging of de vermindering van de overeengekomen terugbetalingstermijn. De uitoefening van dit recht mag leiden tot overschrijding van de maximale terugbetalingstermijn bedoeld in § 1.
De kredietgever licht de consument uitdrukkelijk en voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst over dit recht in. ».
Art. 22.Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 23.- § 1. De consument heeft te allen tijde het recht om geheel of gedeeltelijk het verschuldigd kapitaalsaldo vervroegd terug te betalen.
Hij brengt de kredietgever ten minste tien dagen voor de terugbetaling bij ter post aangetekende brief van zijn voornemen op de hoogte. § 2. Bij een vervroegde terugbetaling mag in de kredietovereenkomst een vergoeding worden bedongen.
Wanneer de vervroegde terugbetaling geheel is, dient deze vergoeding berekend te worden tegen het overeengekomen jaarlijkse kostenpercentage van het krediet, op het verschuldigd blijvend saldo op datum van vervroegde terugbetaling. Zij mag niet meer bedragen dan : - twee maanden van de totale kosten van het krediet voor kredietovereenkomsten met een kredietbedrag lager dan 7.500 euro; - drie maanden van de totale kosten van het krediet voor kredietovereenkomsten met een kredietbedrag gelijk aan of hoger dan 7.500 euro. § 3. Geen enkele vergoeding mag gevraagd worden : 1° indien, door toepassing van de artikelen 85, 86, 87, 91 of 92, de verplichtingen van de consument werden verminderd tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag;2° in geval van terugbetaling in uitvoering van een verzekeringsovereenkomst die contractueel de terugbetaling van het krediet waarborgt.».
Art. 23.In artikel 26 van dezelfde wet worden de woorden « het kredietaanbod », telkens vervangen door de woorden « de kredietovereenkomst ».
Art. 24.In artikel 27 van dezelfde wet worden de woorden « oorspronkelijke kredietgever » vervangen door de woorden « overdrager of de indeplaatssteller ».
Art. 25.In artikel 27bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 7 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) § 2 wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer de overeenkomst wordt opgezegd, overeenkomstig artikel 58, § 3, of een einde heeft genomen en de consument zijn verplichtingen niet is nagekomen drie maanden na het ter post afgeven van een aangetekende brief tot ingebrekestelling, mag aan de consument geen andere betaling gevraagd worden dan die hieronder vermeld : - het vervallen en niet-betaalde kapitaal; - het bedrag van de vervallen en niet-betaalde totale kosten van het krediet; - het bedrag van de overeengekomen nalatigheidsintrest berekend op het vervallen en niet-betaalde kapitaal; - de overeengekomen straffen of schadevergoedingen binnen de grenzen en maximumbedragen bedoeld bij § 1. »; 2°) In § 4, wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste en tweede lid : « Een nieuw document dat de bedragen verschuldigd bij toepassing van §§ 1 en 2 omstandig omschrijft en verklaart, moet ten hoogste drie keer per jaar gratis worden ter beschikking gesteld aan de consument die hierom vraagt. »
Art. 26.In artikel 29 van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 7 januari 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° worden de woorden « terwijl de kredietgever zich, in overeenstemming met artikel 46, de eigendom ervan had voorbehouden » vervangen door de woorden « terwijl de kredietgever zich, in overeenstemming met artikel 14, § 3, 4°, de eigendom ervan had voorbehouden of er, overeenkomstig de regelen inzake financieringshuur, nog geen eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden. »; 2° het artikel wordt aangevuld met een 3° luidend als volgt : « 3° ingeval de consument het kredietbedrag bedoeld in de artikelen 60bis en 60ter overschrijdt, en hij, een maand na het ter post afgeven van een aangetekende brief houdende ingebrekestelling, zijn verplichtingen niet is nagekomen.Die regels moeten door de kredietgever aan de consument in herinnering worden gebracht bij de ingebrekestelling. ».
Art. 27.Artikel 30 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 30.- § 1. Behoudens de uitzonderingen bedoeld in deze wet wordt elk beding dat er toe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen voor niet geschreven gehouden. § 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 21, §§ 1 en 3, kunnen kredietovereenkomsten met een terugbetalingstermijn van meer dan vijf jaar bepalen dat het jaarlijkse kostenpercentage kan worden aangepast overeenkomstig de regelen gesteld in en krachtens artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. Het in dat artikel 9 vermelde begrip « vestigingsakte » moet dan worden gelezen als « kredietovereenkomst ». ».
Art. 28.Artikel 31 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 31.§ 1. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar verboden om, onverminderd de toepassing van § 4, de consument te verplichten in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst een andere overeenkomst te ondertekenen bij de kredietgever, de kredietbemiddelaar of een door hen aangewezen derde. § 2. Het is de kredietgever en de kredietbemiddelaar eveneens verboden om bij het sluiten van een kredietovereenkomst, van de consument te bedingen om het ontleende kapitaal, geheel of gedeeltelijk, in pand te geven, of om het, geheel of gedeeltelijk, te bestemmen als deposito of voor de aankoop van effecten of andere financiële instrumenten. § 3. Het stelsel van reconstitutie van het kapitaal, zoals bedoeld in artikel 5, 2°, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, is verboden. § 4. Wanneer de kredietovereenkomst gepaard gaat met het sluiten van een schuldsaldoverzekering die het overlijdensrisico dekt, van een verzekering werkverlies, ziekte of arbeidsongeschiktheid, teneinde de terugbetaling van het krediet te waarborgen, en een der begunstigden is de kredietgever, de kredietbemiddelaar of de kredietverzekeraar, dan moeten de desbetreffende kosten opgenomen worden in de totale kosten van het krediet. De Koning kan, conform artikel 21, § 1, het maximaal jaarlijks kostenpercentage voor deze overeenkomsten vastleggen. Dit lid is niet van toepassing op de kredietovereenkomsten die betrekking hebben op kredietbedragen hoger dan 5.000 euro. De Koning kan dit bedrag aanpassen.
Het eerste lid is niet van toepassing indien de verzekeringsovereenkomst wordt gesloten na het sluiten van de kredietovereenkomst en op het uitdrukkelijk verzoek van de consument.
Het bewijs van dat verzoek komt toe aan de kredietgever en kan alleen geleverd worden door een van de verzekeringsovereenkomst onderscheiden geschrift en na het sluiten van de kredietovereenkomst.
De kredietovereenkomst mag met geen enkele andere verzekeringsovereenkomst van personen gepaard gaan. § 5. Elk beding strijdig met dit artikel wordt voor niet geschreven gehouden. ».
Art. 29.In hoofdstuk III, afdeling 2, onderafdeling 5, van dezelfde wet, wordt een artikel 33bis ingevoegd, luidende : « Art. 33bis . Wanneer de consument reeds sommen gelijk aan ten minste 40 % heeft betaald van de prijs bij contante betaling van een goed dat het voorwerp is, hetzij van een beding van eigendomsvoorbehoud, hetzij van een pandbelofte met onherroepelijke volmacht, kan dit goed niet worden teruggenomen dan op grond van een gerechtelijke beslissing, of van een schriftelijke overeenkomst, gesloten na een ingebrekestelling bij ter post aangetekend schrijven. Artikel 54, § 1, blijft van toepassing.
De kredietgever moet binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verkoopsdatum van het gefinancierde goed de verkregen prijs ter kennis brengen van de consument en hem het teveel gestorte terugstorten. In geen geval mag een lastgeving of een akkoord gesloten met het oog op de terugname van een goed gefinancierd door een kredietovereenkomst leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking. »
Art. 30.In artikel 34 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de eerste zin van het eerste lid wordt aangevuld met de volgende woorden « , met uitsluiting van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering »;2° in de tweede zin van het eerste lid worden de woorden « het kredietaanbod of » geschrapt;3° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de kredietovereenkomsten gesloten voor een onbepaalde duur kan door de kredietgever slechts een borgtocht of een persoonlijke zekerheid worden gevraagd voor een periode van vijf jaar.Deze periode kan slechts hernieuwd worden bij afloop en met het uitdrukkelijk goedvinden van de borg of de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld. ».
Art. 31.Artikel 37, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende woorden : « en kan slechts uitgevoerd en aangewend worden tot beloop van de op de dag van de kennisgeving van de overdracht krachtens de kredietovereenkomst opeisbare bedragen. »
Art. 32.In artikel 38 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden « Onverminderd het bepaalde in artikel 1244 van het Burgerlijk Wetboek » worden vervangen door de woorden « De vrederechter kan »;2° § 1 wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : « De rechter kan aan de consument uitstel of herschikking van betaling van de schulden bedoeld in artikel 27bis , §§ 1 en 2, toekennen, zelfs wanneer de kredietgever een clausule als bedoeld in artikel 29 toepast of de toepassing ervan eist.»
Art. 33.In artikel 41 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « het aanbod », in limine van het artikel, worden vervangen door de woorden « de overeenkomst »;2° het 7° wordt vervangen als volgt : « 7° de nauwkeurige termijn tussen de datum van levering van het goed of de prestatie van de dienst en de datum van de eerste betaling.»; 3° in het 8° worden de woorden « evenals de wijze waarop deze worden berekend overeenkomstig artikel 23, derde lid » geschrapt.
Art. 34.De artikelen 42 tot 44 van dezelfde wet worden opgeheven.
Art. 35.Artikel 45, § 1, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 1. De kredietgever moet bij de ondertekening van de overeenkomst een voorschot ontvangen dat niet minder mag bedragen dan 15 % van de aankoopprijs bij contante betaling. »
Art. 36.Artikel 46 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 37.Artikel 47 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « De kredietgever verwittigt de consument bij een ter post aangetekende brief dat hij de mogelijkheid heeft de koopoptie te lichten een maand voor de laatste hiertoe overeengekomen datum.
Wanneer de koopoptie niet wordt gelicht of de eigendomsoverdracht niet plaats vindt kan de financieringshuur slechts omgezet worden in huur middels het sluiten van een huurcontract. »
Art. 38.In artikel 48 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° wordt het woord « desgevallend » geschrapt;2° het 2° wordt vervangen als volgt : « 2° het totale bedrag van de betalingen zoals bedoeld in artikel 49, § 3, 2°;».
Art. 39.Artikel 49 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 49.- § 1. Inzake financieringshuur is het kredietbedrag, bedoeld in artikel 14, § 2, 4°, de contante prijs van het lichamelijk roerend goed, verminderd met het BTW-bedrag, dat in financieringshuur wordt aangeboden. De prijs van bijkomende dienstverrichtingen is, wanneer die ter financiering worden aangeboden, verminderd met het BTW-bedrag en onverminderd de toepassing van artikel 31, eveneens begrepen in het kredietbedrag. In dat geval vermeldt het contract ook de prijs van de samenstellende delen van het kredietbedrag. § 2. Indien een financieringshuur een of meerdere tijdstippen voorziet waarop een koopoptie kan gelicht worden, moet de kredietovereenkomst ook telkens de overeenstemmende residuele waarden vermelden.
Indien deze residuele waarden niet kunnen bepaald worden bij het sluiten van de kredietovereenkomst dan moet het contract parameters vermelden die de consument moeten toelaten bij het lichten van de koopoptie deze residuele waarden te bepalen.
De Koning kan deze parameters en hun gebruik bepalen. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 14, vermeldt de overeenkomst van financieringshuur : 1° de contante prijs van het lichamelijk roerend goed en, in voorkomend geval, de contante prijs van elke bijkomende dienstverrichting;2° het totale bedrag van de betalingen te verrichten door de consument, met inbegrip van de te betalen residuele waarde van het goed bij het lichten van de koopoptie.Indien de koopoptie op verschillende tijdstippen kan worden gelicht vermeldt de kredietovereenkomst het totale bedrag van de betalingen op het ogenblik dat de optie de eerste en de laatste maal wordt gelicht.
Indien bij het sluiten van de kredietovereenkomst de residuele waarde slechts kan worden bepaald met behulp van parameters, moet de kredietovereenkomst, enerzijds, het totale bedrag van de betalingen vermelden, anderzijds, de minimale en maximale residuele waarde berekend op basis van deze parameters die de consument moet betalen bij het lichten van de koopoptie; 3° het aantal, het bedrag en de periodiciteit van de betalingen;4° de nauwkeurige termijn tussen de datum van levering van het goed en de datum van de eerste betaling;5° in voorkomend geval, het bedrag van de zekerheid en de verplichting vanwege de kredietgever om de financiële opbrengst van het tot zekerheid gestelde deposito ter beschikking van de consument te stellen;6° de mogelijkheid om op elk ogenblik vervroegd terug te betalen.»
Art. 40.De artikelen 50, 51 en 52 van dezelfde wet worden opgeheven.
Art. 41.In artikel 56 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « het aanbod van een » in limine van het artikel worden vervangen door de woorden « de overeenkomst van »;2° het 1° wordt opgeheven;3° het 5° wordt vervangen door de volgende tekst : « 5° de nauwkeurige termijn tussen enerzijds de datum van terbeschikkingstelling van het kredietbedrag aan de consument of, in voorkomend geval, de datum van levering bedoeld in artikel 19 van het goed of de prestatie van de dienst en, anderzijds, de datum van de eerste betaling;»; 4° in 6°, in fine , worden de woorden « evenals de wijze waarop deze worden berekend overeenkomstig artikel 23, derde lid » geschrapt.
Art. 42.In artikel 58 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De bepalingen van artikel 14, met uitzondering van § 3, eerste lid, 3°, zijn eveneens van toepassing op de kredietopening. »; 2° in § 2, in limine, worden de woorden « het aanbod » vervangen door de woorden « de overeenkomst »;3° § 2, 1°, wordt vervangen als volgt : « 1° de debetrentevoet op jaarbasis »;4° in § 3 worden de woorden « het aanbod » vervangen door de woorden « de overeenkomst »;5° het artikel wordt aangevuld met een § 4 luidend als volgt : « § 4.Artikel 3, § 1, 4°, geldt niet voor overschrijdingen van het bedrag of de looptijd van kredietopeningen. ».
Art. 43.Artikel 59 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 59.- § 1. Voor elke kredietopening, stuurt de kredietgever elke maand een overzicht waarop hij vermeldt : 1° de juiste periode waarop het rekeningoverzicht betrekking heeft;2° de opgenomen bedragen en hun data;3° in voorkomend geval, het verschuldigd blijvend saldo van het voorgaand overzicht en de datum;4° de datum en het bedrag van de verschuldigde kosten;5° de datum en het bedrag van de betalingen verricht door de consument;6° de laatst overeengekomen debetrentevoet op jaarbasis;7° de datum en het totaal bedrag van de verschuldigde interesten;8° in voorkomend geval, het minimaal te betalen bedrag;9° in voorkomend geval, het nieuwe verschuldigd blijvend saldo;10° het nieuwe totaal verschuldigde bedrag. De valutadata van de kredietopnemingen verricht door de consument en van de betalingen ontvangen door de kredietgever zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan de toepassing van de wet van 10 juli 1997 betreffende de valutadatum van bankverrichtingen. § 2. Wanneer de kredietgever gebruik maakt van de mogelijkheid vermeld in artikel 60 om de debetrentevoet te wijzigen, moet de consument hiervan, op duidelijke en voorafgaandelijke wijze worden ingelicht, evenals van het nieuwe jaarlijkse kostenpercentage dat er uit voortvloeit, aan de hand van een rekeningoverzicht. § 3. Wanneer de kredietgever over inlichtingen beschikt waaruit hij kan afleiden dat de consument niet langer in staat zal zijn zijn verbintenissen na te komen kan hij de kredietopnemingen opschorten, mits hij, op straffe van nietigheid, zijn behoorlijk met redenen omklede beslissing onverwijld bij ter post aangetekende brief aan de consument heeft betekend. ».
Art. 44.In artikel 60 van dezelfde wet worden het eerste en tweede lid vervangen door het volgende lid : « De kredietopening kan bepalen dat de debetrentevoet kan worden gewijzigd. ».
Art. 45.In dezelfde wet wordt een artikel 60bis ingevoegd, luidende als volgt : « Art. 60bis . - § 1. De overschrijding van het kredietbedrag is verboden. De kredietgever moet dit verbod vermelden in de overeenkomst.
Indien er desondanks een overschrijding plaats vindt, moet de kredietgever de kredietopnemingen opschorten en de terugstorting van de overschrijding binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de overschrijding eisen.
In dat geval kunnen slechts de uitdrukkelijk overeengekomen en door deze wet geoorloofde verwijlinteresten en kosten worden gevraagd. De verwijlinteresten moeten worden berekend op de overschrijding. § 2. In geval de consument de verplichtingen die voortvloeien uit de vorige paragraaf niet nakomt, moet de kredietgever hetzij een einde stellen aan de overeenkomst binnen de perken van artikel 29, 3°, hetzij bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag opmaken met eerbiediging van alle bepalingen van de wet. »
Art. 46.In dezelfde wet wordt een artikel 60ter ingevoegd, luidende : « Art. 60ter . De kredietgever kan, op voorafgaandelijk en uitdrukkelijk verzoek van de consument, schriftelijk en tegen de laatst toegepaste debetrentevoet, met uitsluiting van iedere boete, vergoeding of verwijlinterest, een tijdelijke overschrijding van het kredietbedrag toestaan voor een maximale looptijd van vijfenveertig dagen.
Indien de overschrijding bij het verstrijken van de periode, bedoeld in het eerste lid, niet is aangezuiverd moet de kredietgever de kredietopnemingen opschorten en hetzij een einde stellen aan de overeenkomst binnen de perken van artikel 29, 3°, hetzij bij wege van schuldvernieuwing een nieuwe overeenkomst met een verhoogd kredietbedrag opmaken met eerbiediging van alle bepalingen van de wet. »
Art. 47.Artikel 63, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid : « Iedere bemiddeling voor een kredietovereenkomst met behulp van of in de hoedanigheid van een onderagent is verboden, behalve indien de kredietbemiddelaar zelf een erkende of geregistreerde kredietgever is. »
Art. 48.Artikel 64 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 64.- § 1. De kredietbemiddelaar kan geen kredietaanvraag indienen voor een consument waarvoor hij, gelet op de inlichtingen waarover hij beschikt of zou moeten beschikken, onder meer op basis van de inlichtingen bedoeld in artikel 10, van oordeel is dat de consument duidelijk niet in staat zal zijn de verplichtingen voortvloeiend uit de kredietovereenkomst, na te komen. § 2. De kredietbemiddelaar mag de kredietaanvragen niet opsplitsen.
Hij moet aan de kredietgever de noodzakelijke inlichtingen bedoeld in artikel 10 mededelen. § 3. Eenieder die optreedt als kredietbemiddelaar moet alle aangezochte kredietgevers in kennis stellen van het bedrag van de andere kredietovereenkomsten welke hij heeft aangevraagd of ontvangen ten behoeve van dezelfde consument gedurende twee maanden voorafgaand aan het indienen van iedere nieuwe kredietaanvraag. »
Art. 49.Artikel 70, § 1, tweede lid, eerste streepje, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « - de identiteit en het adres van de verantwoordelijke voor de verwerking. Wanneer deze geen vaste vestiging op het grondgebied van de Europese Unie heeft, moet hij een op het Belgische grondgebied gevestigde vertegenwoordiger aanwijzen, onverminderd rechtsvorderingen die tegen de verantwoordelijke voor de verwerking zelf kunnen worden ingesteld; ».
Art. 50.In artikel 74 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 februari 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden tussen de woorden « de Minister van Economische Zaken, » en « zijn onderworpen » de woorden « of zijn gemachtigde, » ingevoegd;2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 51.In artikel 75 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld met het volgende lid : « De natuurlijke personen en de rechtspersonen met betrekking tot hun bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden, moeten bovendien een bewijs van goed zedelijk gedrag of een gelijkwaardig document bezorgen, bestemd voor een openbaar bestuur.»; 2° in § 3 worden een 1°bis en een 1°ter ingevoegd, luidend als volgt : « 1°bis een liquiditeitsratio te bezitten en te behouden van minstens 1,5, berekend volgens de formule : vlottende activa gedeeld door de schulden op ten hoogste een jaar; 1°ter een bedrijfskapitaal hoger dan de behoefte aan werkkapitaal te bezitten en te behouden, waarbij - het bedrijfskapitaal gelijk is aan het verschil tussen, enerzijds het vastliggend kapitaal, zijnde het eigen vermogen, de voorzieningen en de uitgestelde belastingen en de schulden op meer dan één jaar en, anderzijds, de vaste activa, - de behoefte aan werkkapitaal gelijk is aan het verschil tussen, enerzijds de beschikbare activa, zijnde de voorraden en bestellingen in uitvoering, de vorderingen op ten hoogste één jaar en de overlopende rekeningen van de actiefzijde en, anderzijds, de uitbatingspassiva, zijnde de niet-financiële schulden op ten hoogste één jaar en de overlopende rekeningen van de passiefzijde; »; 3° in § 3, 3° en 4°, worden de woorden « aan de Minister van Economische Zaken » vervangen door de woorden « aan de bevoegde dienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie »; 4° in § 3, 3°, worden de woorden « met de uitgevoerde verrichtingen op de door de Koning vastgestelde data en voorwaarden » vervangen door de woorden « met de gedane verrichtingen op de door de Koning vastgestelde data, voorwaarden en wijzen »;5° § 5 wordt vervangen als volgt : « § 5.Zij moeten zich ook ertoe verbinden om op verzoek van de bevoegde ambtenaren van het Ministerie van Economische Zaken de boekhoudkundige gegevens te verschaffen die noodzakelijk zijn om hun solvabiliteit te kunnen beoordelen. »; 6° in § 7, eerste lid, worden tussen de woorden « De Minister van Economische Zaken » en « beslist over » de woorden « of zijn gemachtigde » ingevoegd;7° § 7, laatste lid wordt opgeheven.
Art. 52.In artikel 75bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 februari 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° na de woorden « Minister van Economische Zaken » en « minister » worden telkens de woorden « of zijn gemachtigde » ingevoegd;2° de laatste zin van § 2, tweede lid, wordt opgeheven.
Art. 53.In artikel 76 van dezelfde wet worden na de woorden « Minister van Economische Zaken » de woorden « of zijn gemachtigde » ingevoegd.
Art. 54.In artikel 77 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, tweede lid, 2°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° enkel te bemiddelen met het oog op het sluiten van een kredietovereenkomst bij een erkende kredietgever of met het oog op het uitvoeren van een kredietovereenkomst voor rekening van een persoon bedoeld in artikel 25;»; 2° in § 4, eerste lid, worden tussen de woorden « De Minister van Economische Zaken » en de woorden « beslist over » de woorden « of zijn gemachtigde » ingevoegd;3° § 4, laatste lid, wordt opgeheven.
Art. 55.In artikel 78 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt aangevuld als volgt : « 4° de ondernemingen waarin het mandaat van gedelegeerde bestuurder of dagelijkse bestuurder of de leidinggevende functie, of de ondernemingen waarin de daadwerkelijke beslissingsbevoegdheid inzake kredietverrichtingen onderworpen aan deze wet bekleed wordt door een bij deze paragraaf bedoelde persoon.»; 2° § 2, wordt vervangen als volgt : « § 2.De erkenning of inschrijving kan geweigerd of ingetrokken worden voor : 1° de niet in eer herstelde personen die een gevangenisstraf van ten minste een maand, zelfs voorwaardelijk, hebben opgelopen wegens een inbreuk die strafbaar is gesteld door de bepalingen van deze wet of de volgende bepalingen : a) titels V en IX van boek I van het Wetboek van Koophandel;b) koninklijk besluit nr.41 van 15 december 1934 tot bescherming van het gespaard vermogen door reglementering van de verkoop op afbetaling van premie-effecten; c) koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen; d) koninklijk besluit nr.185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten; e) koninklijk besluit nr.225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, (opgeheven en vervangen door de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet); f) koninklijk besluit nr.71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarhage met roerende waarden en goederen of eetwaren; g) koninklijk besluit nr.72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel; h) wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen;i) wet van 27 maart 1957 betreffende de gemeenschappelijke beleggingsfondsen;j) wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering, (opgeheven en vervangen door de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet);k) wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden;l) koninklijk besluit van 23 juni 1967 tot coördinatie van de bepalingen betreffende de controle op de private spaarkassen;m) koninklijk besluit nr.64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen; n) wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken, (opgeheven en vervangen door de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument);o) wet van 30 juni 1975 betreffende het statuut van de banken, de private spaarkassen en bepaalde andere financiële instellingen;p) wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;q) wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen;r) wet van 13 augustus 1986 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten, (opgeheven en vervangen door de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten);s) wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;t) wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;u) wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument;v) wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;w) wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;x) wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld;y) wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;z) wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten; aa) wet van 27 maart 1995 betreffende de verzekeringsbemiddeling en de distributie van de verzekeringen; bb) wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord; cc) faillissementswet van 8 augustus 1997.
Alleen de veroordelingen, uitgesproken minder dan tien jaar vóór de aanvraag tot erkenning en minder dan vijf jaar vóór de aanvraag tot inschrijving, worden in aanmerking genomen; 2° de ondernemingen waarin het mandaat van gedelegeerde of dagelijkse bestuurder of de leidinggevende functie, of de ondernemingen waarin de daadwerkelijke beslissingsbevoegdheid inzake kredietverrichtingen onderworpen aan deze wet bekleed wordt door een bij 1° van deze paragraaf bedoelde persoon;3° de ondernemingen waarin het mandaat van gedelegeerde of dagelijkse bestuurder of de leidinggevende functie, of de ondernemingen waarin de daadwerkelijke beslissingsbevoegdheid inzake kredietverrichtingen onderworpen aan deze wet bekleed wordt door een natuurlijk persoon die een gelijkaardig ambt uitoefent in een onderneming die het voorwerp uitmaakt van een intrekking of opschorting van de erkenning of een doorhaling of opschorting van de inschrijving, voor de duur van deze maatregel;4° de ondernemingen waarin het mandaat van gedelegeerde of dagelijkse bestuurder of de leidinggevende functie, of de ondernemingen waarin de daadwerkelijke beslissingsbevoegdheid inzake kredietverrichtingen onderworpen aan deze wet bekleed wordt door een natuurlijk persoon die het voorwerp uitmaakt van een intrekking of opschorting van de erkenning of een doorhaling of opschorting van de inschrijving, voor de duur van deze maatregel;5° de natuurlijke personen die het mandaat van gedelegeerde of dagelijkse bestuurder of de leidinggevende functie, of de natuurlijke personen die de daadwerkelijke beslissingsbevoegdheid inzake kredietverrichtingen onderworpen aan deze wet bekleden in een onderneming die het voorwerp uitmaakt van een intrekking of opschorting van de erkenning of een doorhaling of opschorting van de inschrijving, voor de duur van deze maatregel;6° de personen die werden veroordeeld door een buitenlandse rechtbank voor soortgelijke misdrijven als bedoeld in 1°;in deze gevallen is artikel 2 van voornoemd koninklijke besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 van toepassing. »; 3° het artikel wordt aangevuld met een § 3 en een § 4, luidend als volgt : « § 3.De Koning kan de bepalingen van dit artikel wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de wetten die de erin opgesomde teksten wijzigen. § 4. Voor de toepassing van dit artikel worden de natuurlijke of rechtspersonen die een al dan niet stemrechtverlenende rechtstreekse deelneming van ten minste 5 % of onrechtstreekse deelneming van ten minste 25 % bezitten in het kapitaal van de onderneming, gelijkgesteld met de personen die er het ambt van beheerder, zaakwaarnemer, directeur of gevolmachtigde bekleden. »
Art. 56.Artikel 79 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 79.- Elke wijziging van de gegevens waarvoor inlichtingen moeten worden verstrekt krachtens de artikelen 75, 75bis en 77 moet onmiddellijk ter kennis worden gebracht van de Minister van Economische Zaken of zijn gemachtigde.
De erkenning verleend aan een kredietgever die niet valt onder het toezicht van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en de inschrijving hebben een geldigheidsduur van tien jaar, te rekenen vanaf de datum van verlening, verlenging of bevestiging bedoeld in artikel 111. Elke erkende of ingeschreven persoon moet, vanaf de zesde maand voor het verval van deze termijn de verlenging aanvragen van de inschrijving of erkenning bij een ter post aangetekende brief gericht aan de minister van Economische Zaken of zijn gemachtigde.
De minister van Economische Zaken of zijn gemachtigde : - stuurt drie maanden voor het verval van de inschrijving of de erkenning een herinnering aan de betrokken persoon op zijn laatst gekende adres; - gaat ambtshalve over tot hun doorhaling of hun intrekking indien geen antwoord is ontvangen binnen de maand vanaf de verzending van de herinneringsbrief; - onderzoekt na ontvangst van de aanvraag tot verlenging of de voorwaarden tot inschrijving of erkenning nog vervuld zijn; - verlengt de inschrijving of erkenning of gaat ambtshalve over tot de doorhaling of intrekking. »
Art. 57.Artikel 80 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 58.In artikel 85 van dezelfde wet worden de woorden « kan de consument kiezen tussen de nietigverklaring van de overeenkomst uitgesproken door de rechter, en de beperking van zijn verplichtingen » vervangen door de woorden « verklaart de rechter de overeenkomst nietig of vermindert de verplichtingen van de consument en dit hoogstens ».
Art. 59.In artikel 86 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « bepalingen over de afgifte en de vermeldingen van het aanbod » vervangen door de woorden « vermeldingen van de kredietovereenkomst evenals de bepalingen van artikel 60bis en 60ter betreffende de overschrijding van het kredietbedrag »;2° tussen het eerste lid en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd : « De rechter vermindert de verplichtingen van de borg en de steller van een persoonlijke zekerheid en dit hoogstens tot de prijs bij contante betaling of tot het ontleende bedrag, wanneer de kredietgever de in artikel 35 opgenomen bepalingen niet naleeft.»; 3° het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt vervangen door het volgende lid : « In geval van vermindering van de verplichtingen van de consument, de borg of de steller van een persoonlijke zekerheid behouden deze het voordeel van de betaling in termijnen.».
Art. 60.Artikel 87, eerste lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « 5° de kredietgever de bepalingen bedoeld in artikel 31 niet heeft nageleefd of heeft miskend. ».
Art. 61.Artikel 89 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 89.Wanneer, ondanks het in artikel 16 bedoelde verbod, de kredietgever of de kredietbemiddelaar een bedrag stort of een levering van een goed of een dienst verricht, is de consument niet gehouden dat bedrag terug te betalen, de geleverde dienst of het geleverde goed te betalen noch dit laatste terug te zenden. ».
Art. 62.Artikel 91 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 91.In geval van niet naleving van de bepalingen bedoeld in de artikelen 27bis , § 4, 30, § 2, en 59, §§ 1 en 2, wordt de consument van rechtswege ontslagen van de interesten en de kosten voor de periode waarop de inbreuk betrekking heeft.
Indien de consument, in weerwil van het verbod van artikel 31, § 3, tot reconstitutie van het kapitaal van het krediet is overgegaan, kan hij de onmiddellijke terugbetaling van het gereconstitueerde kapitaal eisen, inclusief de verworven intresten, dan wel de terugbetaling van het krediet, tot beloop van het gereconstitueerde kapitaal inclusief de verworven intresten. ».
Art. 63.In artikel 92 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 10 augustus 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 1°, worden tussen de woorden « de artikelen » en « 11 en 15 » de woorden « 10, eerste lid, » ingevoegd;2° in het eerste lid, 2°, worden de woorden « 11 en 63, §§ 1, 2, 4 en 5 » vervangen door de woorden « 10, eerste lid, 11, 63, §§ 1, 2, 3, tweede lid, 4 en 5, en 64, § 1 ».
Art. 64.In artikel 94 van dezelfde wet worden de woorden « het eerste en het tweede lid » vervangen door de woorden « het eerste lid ».
Art. 65.In artikel 97 van dezelfde wet worden de woorden « het kredietaanbod of » geschrapt.
Art. 66.In artikel 98 van dezelfde wet wordt de eerste zin vervangen door de volgende bepaling : « Indien het lichamelijk roerend goed in strijd met de bepalingen van artikel 33bis wordt teruggenomen, is de kredietovereenkomst ontbonden. ».
Art. 67.Artikel 99 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 99.- Geen enkele commissie is verschuldigd wanneer de kredietovereenkomst ontbonden of verbroken wordt of het voorwerp uitmaakt van een termijnverval en de kredietbemiddelaar de bepalingen van artikel 64 niet heeft nageleefd. »
Art. 68.In artikel 100 van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De consument kan bij de rechtbank van eerste aanleg van zijn woonplaats bij verzoekschrift op tegenspraak elke vordering indienen die betrekking heeft op een betwisting over het recht van toegang tot, de verbetering van of de uitwissing van persoonsgegevens. ».
Art. 69.In artikel 101 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 11 februari 1994, 11 december 1998 en 10 augustus 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « 50 000 frank » vervangen door de woorden « 100.000 euro »; 2° in § 1, 1°, b , worden tussen de woorden « tot het sluiten » en de woorden « van een kredietovereenkomst » de woorden « of het uitvoeren » ingevoegd;3° § 1, 5°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° hij die gebruik maakt van een van de in de artikelen 28 tot 32 bedoelde onrechtmatige bedingen of een inbreuk maakt op artikel 33bis ;»; 4° § 1, 8°, wordt opgeheven;5° § 1 wordt aangevuld als volgt : « 16° hij die de bepalingen van de artikelen 5, 6, 6bis , 40, 48, 55 of 57 overtreedt;17° hij die de bepalingen van de artikelen 7, 8 of 9 overtreedt;18° hij die de bepalingen van artikel 63, § 3, overtreedt;19° hij die de verplichting tot het ter beschikking stellen van de documenten, bedoeld bij de artikelen 27bis , § 4, en 59, §§ 1 en 2, niet naleeft.».
Art. 70.Artikel 106, § 3, van dezelfde wet, wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien de kredietgever zes maanden na het verstrijken van de duur van de intrekking geen nieuwe erkenning heeft ontvangen, mag hij voor de lopende kredietovereenkomsten van onbepaalde duur, geen nieuwe kredietopnemingen meer toestaan. Bij het verstrijken van deze termijn van zes maanden moet hij bovendien deze overeenkomsten verbreken met een opzeggingstermijn van zes maanden. »
Art. 71.Artikel 108 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 72.In artikel 109 van dezelfde wet worden de woorden « van de artikelen 5, 6, 7 tot 9, 14, 29 tot 31, 33, 40 tot 42, 44, 48 tot 50, 52, 55 tot 58, 63 tot 65, evenals van de bepalingen genomen ter uitvoering van de artikelen 43, § 1, tweede lid, en 51, tweede lid, » vervangen door de woorden « van de artikelen 5 tot 9, 14, 29 tot 31, 33, 33bis , 40, 41, 48, 49, 55 tot 58, 63 tot 65 ».
Art. 73.Artikel 110 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 110.§ 1. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, de bepalingen van deze wet aanpassen aan de verplichtingen die voor België voortvloeien uit internationale akkoorden of verdragen voorzover het gaat om aangelegenheden die niet krachtens de Grondwet aan de wetgever zijn voorbehouden. § 2. De ontwerpen van koninklijke besluiten waarvan sprake in § 1 worden aan de afdeling wetgeving van de Raad van State ter advies voorgelegd.
Het advies van de Raad van State wordt samen met het verslag aan de Koning en het betrokken koninklijk besluit openbaar gemaakt. § 3. De met toepassing van § 1 genomen koninklijke besluiten houden op uitwerking te hebben indien zij niet bij wet bevestigd zijn binnen het jaar na hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad . »
Art. 74.In artikel 115, eerste lid, van dezelfde wet worden de getallen « 43, 51 » geschrapt. HOOFDSTUK III. - Diverse wijzigingsbepalingen
Art. 75.In artikel 1418, 2, e , van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 14 juli 1976 worden de woorden « te kopen of te lenen op afbetaling, een persoonlijke lening aan te gaan, » vervangen door de woorden « een kredietovereenkomst, bedoeld door de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet te sluiten ».
Art. 76.Artikel 574, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 juni 1991, wordt opgeheven.
Art. 77.In artikel 591, 21°, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 12 juni 1991, worden tussen de woorden « inzake kredietovereenkomsten » en de woorden « zoals geregeld » de woorden « evenals de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de betwistingen inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten » ingevoegd.
Art. 78.Artikel 628, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 12 juni 1991 wordt aangevuld met de volgende zinsnede : « met inbegrip van de verzoeken tot het toestaan van betalingsfaciliteiten en de verzoeken inzake borgtocht bij kredietovereenkomsten. »
Art. 79.In artikel 1337ter van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij wet van 12 juni 1991, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° De aanhef van § 1 wordt vervangen door wat volgt : « Het verzoekschrift vermeldt : »;2° § 2 wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Bij het verzoekschrift wordt een afschrift van de kredietovereenkomst gevoegd.».
Art. 80.Artikel 1337quater van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij wet van 12 juni 1991, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 1337quater . - Als de vermeldingen en bijlagen bedoeld in artikel 1337ter onvolledig zijn, vraagt de rechter binnen acht dagen aan de verzoeker om zijn verzoekschrift aan te vullen. ».
Art. 81.Artikel 1337octies van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij wet van 12 juni 1991, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 1337octies . - Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling.
De griffier zendt een voor eensluidend verklaard afschrift van ieder vonnis waarbij betalingsfaciliteiten werden toegestaan of geweigerd aan de Nationale Bank van België. »
Art. 82.Artikel 162 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten wordt aangevuld met een 47°, luidend als volgt : « 47° de akten, de vonnissen en arresten, betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten inzake consumentenkrediet, ingesteld overeenkomstig de artikelen 1337bis tot en met 1337octies van het Gerechtelijk Wetboek. ».
Art. 83.In artikel 1 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet wordt het woord « uitsluitend » vervangen door het woord « hoofdzakelijk ».
Art. 84.In artikel 8 van de wet van 7 januari 2001 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, wordt het volgende lid ingevoegd tussen het tweede en het derde lid : « In deze gevallen kan de overeengekomen nalatigheidsinterestvoet worden gewijzigd binnen de grenzen bepaald door artikel 4. ». HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen
Art. 85.Deze wet is van toepassing op de lopende kredietovereenkomsten, behalve de bepalingen van de artikelen 2, 1° en 2°, 4, 2°, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 23, 30, 2°, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 47, 48, 63, 64, 65, 67, 69, 5°, 83.
Niettemin moet voor de lopende kredietovereenkomsten het aflossingsplan, bedoeld in artikel 12, 6° van deze wet, gratis en onverwijld aan de consument worden overhandigd wanneer zich de volgende omstandigheden voordoen : - hetzij de ontbinding van de kredietovereenkomst of het verval van de termijnbepaling; - hetzij een eenvoudige betalingsachterstand.
Ten laatste binnen drie jaar na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad , dienen de partijen de lopende kredietovereenkomsten van onbepaalde duur aan te passen aan deze wet en aan de wet van 7 januari 2001 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.
Voor het verstrijken van deze termijn moeten de consument en, in voorkomend geval, de borg op de hoogte worden gebracht van de wijzigingen die voortvloeien uit deze wet en de wet van 7 januari 2001 tot wijziging van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Het bewijs van deze informatie komt de kredietgever toe. Wanneer evenwel de aanpassingen eveneens tot gevolg hebben dat de contractuele verplichtingen van de consument ook worden gewijzigd, moet deze informatie gebeuren in de vorm van een aanhangsel bij de kredietovereenkomst. Dit aanhangsel wordt geacht door de consument te zijn aanvaard na verloop van een periode van één maand vanaf de toezending ervan.
De inbreuken op de bepalingen van het tweede en derde lid van dit artikel worden opgespoord, vastgesteld en gesanctionneerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 75bis , § 3, 81 tot 84, 106 en 109 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 86.De bepalingen van deze wet treden in werking op 1 januari 2004, behalve de bepalingen van artikelen 1, 2, 6°bis , 4, 11, 12, 1° tot 4°, 6° en 10°, 13, 14, 15, 16, 18, 23, 25, 33, 1°, 35, 41, 1°, 42, 2° en 4°, 48, 49, 64, 65, 67, 69, 1° en 2°, 73, 75 en 84, die in werking treden op 1 juni 2003. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 24 maart 2003.
Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie, Ch. PICQUE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie , M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-1730-2001/2002 : - Nr.1 : Wetsontwerp. - Nrs. 2-3 : Amendementen. 50-1730-2002/2003 : - Nrs. 4-5 : Amendementen. - Nr. 6 : Verslag. - Nr. 7 : Tekst aangenomen door de commissie. - Nr. 8: Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 5 december 2003.
Stukken van de Senaat : 2-1378-2002/2003 : - Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat : - Nr. 2 : Verslag. - Nr. 3 : Beslissing om niet te amenderen.
Handelingen van de Senaat : 6 februari 2003.