gepubliceerd op 28 juni 2013
Wet tot wijziging van het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de arbitrage
24 JUNI 2013. - Wet tot wijziging van het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de arbitrage (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de arbitrage
Art. 2.In het Gerechtelijk Wetboek worden de artikelen 1676 tot 1723 van het zesde deel met als opschrift « Arbitrage », ingevoegd bij de wet van 4 juli 1972 en gewijzigd bij de wetten van 27 maart 1985 en 19 mei 1998, opgeheven.
Art. 3.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk I ingevoegd, luidende « Hoofdstuk I. Algemene bepalingen ».
Art. 4.In het hoofdstuk I, ingevoegd bij artikel 3, wordt een artikel 1676 ingevoegd, luidende : «
Art. 1676.§ 1. Ieder geschil van vermogensrechtelijke aard kan het voorwerp van een arbitrage uitmaken. Niet-vermogensrechtelijke geschillen die vatbaar zijn voor dading, kunnen eveneens het voorwerp van een arbitrage uitmaken. § 2. Ieder die bekwaam of bevoegd is om een dading aan te gaan, kan een arbitrageovereenkomst sluiten. § 3. Onverminderd de bijzondere wetten, kunnen publiekrechtelijke rechtspersonen slechts een arbitrage-overeenkomst sluiten indien de overeenkomst de beslechting van geschillen over een overeenkomst tot doel heeft. De arbitrageovereenkomst valt voor haar totstandkoming onder dezelfde voorwaarden van gelding als voor de overeenkomst die het voorwerp van de arbitrage vormt. Daarenboven mogen de publiekrechtelijke rechtspersonen in alle aangelegenheden bepaald bij wet of bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit arbitrageovereenkomsten sluiten. Het besluit mag eveneens de voorwaarden en de regels die moeten in acht genomen worden voor het sluiten van de overeenkomst, bepalen. § 4. De voorgaande bepalingen gelden, behoudens waar de wet anders voorziet. § 5. Onder voorbehoud van de bij wet bepaalde uitzonderingen is van rechtswege nietig iedere arbitrage-overeenkomst gesloten voor het ontstaan van een geschil, waarvan de arbeidsrechtbank kennis moet nemen krachtens de artikelen 578 tot 583. § 6. De artikelen 5 tot 14 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht zijn van toepassing op de arbitrages en de Belgische rechters zijn eveneens bevoegd wanneer de plaats van arbitrage in de zin van artikel 1701, § 1, in België ligt bij de inleiding van de vordering.
Zolang de plaats van arbitrage nog niet is bepaald, zijn de Belgische rechters bevoegd om de in de artikelen 1682 en 1683 beoogde maatregelen te nemen. § 7. Tenzij de partijen anders overeenkomen, is het zesde deel van dit Wetboek van toepassing wanneer de plaats van de arbitrage in de zin van artikel 1701, § 1, in België ligt. § 8. In afwijking van § 7 gelden de bepalingen van de artikelen 1682, 1683, 1696 tot 1698, 1708 en 1719 tot 1722 ongeacht de plaats van de arbitrage en niettegenstaande elke andersluidende overeengekomen bepaling. ».
Art. 5.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1677 ingevoegd, luidende : «
Art. 1677.§ 1. In dit deel van het Wetboek, 1° betekent het woord « scheidsgerecht » een enkele arbiter of meerdere arbiters;2° betekent het woord « mededeling » het overzenden van een schriftelijk stuk zowel onder partijen als tussen partijen en arbiters, als tussen partijen en derden die de arbitrage organiseren, met een communicatiemiddel of mits een manier van verzenden die een bewijs van verzending opleveren. § 2. Wanneer een bepaling van dit deel, met uitzondering van artikel 1710, aan de partijen toelaat over een bepaalde erin beoogde aangelegenheid te beslissen, omvat deze vrijheid het recht van de partijen om een derde toe te laten over deze aangelegenheid te beslissen. ».
Art. 6.In hetzelfde hoofdstuk, wordt een artikel 1678 ingevoegd, luidende : «
Art. 1678.§ 1. Tenzij de partijen anders overeenkomen, wordt de mededeling afgegeven of toegezonden aan de geadresseerde in persoon, of aan zijn woonplaats, of aan zijn verblijfplaats, of op zijn elektronisch adres, ofwel, wanneer het een rechtspersoon betreft, aan zijn statutaire zetel, of aan zijn voornaamste vestiging, of op zijn elektronisch adres.
Indien na redelijk onderzoek geen enkele van deze plaatsen kon worden gevonden, gebeurt de mededeling geldig door het afgeven of toezenden ervan aan de laatst gekende woonplaats of de laatst gekende verblijfplaats, ofwel, wanneer het een rechtspersoon betreft, aan de laatst gekende statutaire zetel, of de laatst gekende voornaamste vestiging, of het laatst gekende elektronische adres. § 2. Tenzij de partijen anders overeenkomen, worden de termijnen die ten aanzien van de geadresseerde be-ginnen te lopen vanaf de mededeling, berekend : a) wanneer de mededeling is gebeurd door afgifte tegen gedagtekend ontvangstbewijs, vanaf de eerste dag die erop volgt;b) wanneer de mededeling is gebeurd via elektronische post of via enig ander communicatiemiddel dat een bewijs van verzending oplevert, vanaf de eerste dag die volgt op de datum vermeld op het ontvangstbewijs;c) wanneer de mededeling is gebeurd bij aangetekende brief met ontvangstbewijs, vanaf de eerste dag die volgt op deze waarop de brief aangeboden werd aan de geadresseerde in persoon, aan zijn woonplaats of verblijfplaats, hetzij aan zijn statutaire zetel of op zijn voornaamste vestiging, of, in voorkomend geval, op de laatst gekende woonplaats, of op de laatst gekende verblijfplaats, hetzij op de laatst gekende statutaire zetel of de laatst gekende voornaamste vestiging;d) wanneer de mededeling is gebeurd per aangetekende brief, vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst. § 3. De mededeling wordt geacht tegenover de geadresseerde te zijn gedaan op de dag van het ontvangstbewijs. § 4. Dit artikel is niet van toepassing op mededelingen gedaan in het kader van een gerechtelijke procedure. ».
Art. 7.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1679 ingevoegd, luidende : «
Art. 1679.Een partij die een onregelmatigheid kende en ze niet zonder gerechtvaardigde grond ten gepaste tijde inroept voor het scheidsgerecht, wordt geacht ervan afstand te doen om zich daarop te beroepen. ».
Art. 8.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1680 ingevoegd, luidende : «
Art. 1680.§ 1. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend zoals in kort geding stelt de arbiter aan, op eenzijdig verzoekschrift van de meest gerede partij, overeenkomstig artikel 1685, §§ 3 en 4.
De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend zoals in kort geding na dagvaarding, beslist tot vervanging van de arbiter, overeenkomstig artikel 1689, § 2.
Tegen de beslissingen tot aanstelling of tot vervanging van de arbiter kan geen rechtsmiddel worden ingesteld.
Evenwel kan tegen deze beslissing hoger beroep worden ingesteld wanneer de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg besliste om geen aanstelling te doen. § 2. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend zoals in kort geding beslist, na dagvaarding, over het ontslag van een arbiter overeenkomstig artikel 1685, § 7, over de wraking van een arbiter overeenkomstig artikel 1687, § 2, en over het in gebreke blijven of de onbekwaamheid van de arbiter in het geval voorzien in artikel 1688, § 2. Tegen zijn beslissing kan geen rechtsmiddel worden ingesteld. § 3. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend zoals in kort geding kan onder de voorwaarden voorzien in artikel 1713, § 2, aan de arbiter een termijn stellen voor het doen van zijn uitspraak.
Tegen zijn beslissing kan geen rechtsmiddel worden ingesteld. § 4. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg zetelend zoals in kort geding neemt alle maatregelen die nodig zijn voor de bewijsverkrijging in overeenstemming met artikel 1709. Tegen zijn beslissing kan geen rechtsmiddel worden ingesteld. § 5. Tenzij in de gevallen bedoeld in §§ 1 tot 4, is de rechtbank van eerste aanleg, bevoegd. Zij beslist, na dagvaarding, in eerste en laatste aanleg. § 6. Onder voorbehoud van artikel 1720 vallen de in dit artikel bedoelde vorderingen onder de bevoegdheid van de rechter wiens zetel die is van het hof van beroep met in zijn rechtsgebied de plaats waar de arbitrage is bepaald.
Wanneer die plaats niet bepaald is, is de rechter bevoegd wiens zetel die is van het hof van beroep met in zijn rechtsgebied de rechtbank die bevoegd zou zijn geweest kennis te nemen van het geschil, indien het niet aan arbitrage was onderworpen. ».
Art. 9.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk II ingevoegd, luidende « Hoofdstuk II. Arbitrage-overeenkomst ».
Art. 10.In het hoofdstuk II, ingevoegd bij artikel 9, wordt een artikel 1681 ingevoegd, luidende : «
Art. 1681.Een arbitrageovereenkomst is een overeenkomst waarin de partijen alle geschillen of sommige geschillen die tussen hen gerezen zijn of zouden kunnen rijzen met betrekking tot een bepaalde, al dan niet contractuele, rechtsverhouding aan arbitrage voorleggen. ».
Art. 11.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1682 ingevoegd, luidende : «
Art. 1682.§ 1. De rechter bij wie een geding aanhangig is gemaakt waarop een arbitrageovereenkomst betrekking heeft, verklaart zich, op verzoek van een partij, zonder rechtsmacht, tenzij de overeenkomst ten aanzien van dat geschil niet geldig is of geëindigd is. Op straffe van niet-ontvankelijkheid, moet de exceptie voor elke andere exceptie of verweer worden voorgedragen. § 2. Wanneer bij de rechter een in § 1 bedoelde vordering aanhangig is gemaakt, kan de arbitrageprocedure toch worden opgestart of voortgezet en kan een arbitrale uitspraak worden gedaan. ».
Art. 12.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1683 ingevoegd, luidende : «
Art. 1683.Het instellen van een gerechtelijke vordering voor of tijdens een arbitrageprocedure, om voorlopige of bewarende maatregelen te bekomen en het toekennen van dergelijke maatregelen, vormen geen inbreuk op of geen afstand van de arbitrageovereenkomst. ».
Art. 13.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk III ingevoegd, luidende « Hoofdstuk III. Samenstelling van het scheidsgerecht ».
Art. 14.In het hoofdstuk III, ingevoegd bij artikel 13, wordt een artikel 1684 ingevoegd, luidende : «
Art. 1684.§ 1 De partijen kunnen het aantal arbiters, voor zover dit oneven is, overeenkomen. Een enkele arbiter is toegelaten. § 2. Ingeval de partijen in een even aantal arbiters hebben voorzien, wordt een bijkomende arbiter aangesteld. § 3. Bij afwezigheid van overeenkomst tussen partijen over het aantal arbiters, bestaat het scheidsgerecht uit drie arbiters. ».
Art. 15.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1685 ingevoegd, luidende : «
Art. 1685.§ 1. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan niemand omwille van zijn nationaliteit verhinderd worden zijn opdracht als arbiter te vervullen. § 2. Onverminderd §§ 3 en 4, evenals de algemene vereiste van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de arbiter of van de arbiters, kunnen de partijen de procedure voor de aanstelling van de arbiter of van de arbiters overeenkomen. § 3. Bij afwezigheid van dergelijke overeenkomst; a) in geval van een arbitrage door drie arbiters, stelt iedere partij een arbiter aan en kiezen de twee aangestelde arbiters de derde arbiter;indien een partij geen arbiter aanstelt binnen een periode van een maand te rekenen vanaf de ontvangst van een vordering daartoe vanwege de andere partij, of indien de twee arbiters het niet eens raken over de keuze van de derde arbiter binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de aanstelling van de tweede arbiter, wordt, op verzoek van de meest gerede partij, overgegaan tot de aanstelling van de arbiter of arbiters door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die beslist overeenkomstig artikel 1680, § 1; b) in geval van een arbitrage door een enkele arbiter, wanneer de partijen het niet eens raken over de keuze van de arbiter, wordt deze, op verzoek van de meest gerede partij, aangesteld door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die beslist overeenkomstig artikel 1680, § 1;c) in geval van een arbitrage met meer dan drie arbiters, wanneer de partijen het niet eens raken over de samenstelling van het scheidsgerecht, wordt dit, op verzoek van de meest gerede partij, aangesteld door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die beslist overeenkomstig artikel 1680, § 1. § 4. Wanneer tijdens een door de partijen overeengekomen aanstellingsprocedure, a) een partij niet handelt volgens de voornoemde procedure;of b) de partijen, of twee arbiters, niet tot een akkoord komen volgens de voormelde procedure;of een derde, daarbij inbegrepen een instelling, een opdracht niet vervult die hem in de voornoemde procedure werd opgedragen, kan iedere partij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die beslist overeenkomstig artikel 1680, § 1, verzoeken om de gevorderde maatregel te nemen, tenzij de overeenkomst betreffende de procedure van aanstelling daarvoor in andere middelen voorziet. § 5. Wanneer de voorzitter van de rechtbank een arbiter aanstelt, houdt hij rekening met alle hoedanigheden vereist door de overeenkomst van de partijen en met alle overwegingen die van aard zijn om de aanstelling van een onafhankelijke en onpartijdige arbiter te verzekeren. § 6. De aanstelling van een arbiter kan niet meer worden ingetrokken, nadat de kennisgeving daarvan plaatsvond. § 7. De arbiter die zijn opdracht heeft aanvaard kan zich slechts terugtrekken met het akkoord van de partijen of middels een beslissing van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg overeenkomstig artikel 1680, § 2. ».
Art. 16.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1686 ingevoegd, luidende : «
Art. 1686.§ 1. Wanneer een persoon wordt aangezocht met het oog op zijn mogelijke aanstelling tot arbiter, deelt hij alle omstandigheden mee die van aard zijn om gerechtvaardigde twijfels te doen rijzen over zijn onafhankelijkheid of zijn onpartijdigheid. Vanaf de datum van zijn aanstelling en gedurende de hele arbitrageprocedure licht de arbiter de partijen onverwijld in over alle nieuwe omstandigheden van dien aard. § 2. Een arbiter kan slechts gewraakt worden, wanneer er omstandigheden zijn die van aard zijn gerechtvaardigde twijfels te doen rijzen over zijn onafhankelijkheid of zijn onpartijdigheid, of indien deze niet de door de partijen overeengekomen kwalificaties bezit. Een partij kan de arbiter die zij aangesteld heeft of aan wiens aanstelling zij heeft deelgenomen, slechts wraken om een reden die haar na deze aanstelling bekend is. ».
Art. 17.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1687 ingevoegd, luidende : «
Art. 1687.§ 1. De partijen kunnen de procedure tot wraking van een arbiter overeenkomen. § 2. Bij afwezigheid van dergelijke overeenkomst : a) geeft de partij die een arbiter wil wraken schriftelijk van de gronden van de wraking kennis aan de betrokken arbiter en, desgevallend, aan de andere arbiters van het scheidsgerecht, en aan de tegenpartij.Op straffe van niet-ontvankelijkheid, gebeurt deze mededeling binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen vanaf de datum waarop de wrakende partij op de hoogte was van de samenstelling van het scheidsgerecht of vanaf de datum waarop zij op de hoogte was over de in artikel 1686, § 2, bedoelde omstandigheden. b) Indien de gewraakte arbiter zich niet terugtrekt binnen tien dagen nadat hem mededeling is gedaan van de wraking, of indien de andere partij de wraking niet aanvaardt, dagvaardt de wrakende partij, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen de tien dagen de arbiter en de andere partijen voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die beslist overeenkomstig artikel 1680, § 2.In afwachting van de beslissing van de voorzitter, kan het scheidsgerecht, inbegrepen de gewraakte arbiter, de arbitrageprocedure voortzetten en een arbitrale uitspraak doen. ».
Art. 18.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1688 ingevoegd, luidende : «
Art. 1688.§ 1. Tenzij de partijen anders overeenkomen, indien het voor een arbiter onmogelijk is om zijn opdracht in rechte of in feite te vervullen of indien hij zich om een andere reden niet van zijn opdracht kwijt binnen een redelijke termijn, eindigt zijn opdracht wanneer hij zich terugtrekt binnen de in artikel 1685, § 7, bepaalde voorwaarden of wanneer de partijen overeenkomen om de opdracht te beëindigen. § 2. Indien er onenigheid blijft bestaan over een van deze gronden, dagvaardt de meeste gerede partij de andere partijen en de in § 1 bedoelde arbiter voor de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die beslist overeenkomstig artikel 1680, § 2. § 3. Het feit dat een arbiter zich terugtrekt of dat een partij aanvaardt dat de opdracht beëindigd wordt krachtens dit artikel of artikel 1687, houdt geen erkenning in van de in artikel 1687 of in dit artikel vermelde gronden. ».
Art. 19.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1689 ingevoegd, luidende : «
Art. 1689.§ 1. In de gevallen waar een einde wordt gesteld aan de opdracht van de arbiter vooraleer de arbitrale einduitspraak is gedaan, wordt een vervangende arbiter aangesteld. Deze aanstelling gebeurt, volgens de regels die van toepassing waren voor de aanstelling van de arbiter die vervangen werd, tenzij de partijen anders overeenkomen. § 2. Indien de arbiter niet wordt vervangen volgens § 1, kan iedere partij zich wenden tot de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die beslist overeenkomstig artikel 1680, § 1. § 3. Eens de vervangende arbiter is aangesteld, beslissen de arbiters, na de partijen te hebben gehoord, of de procedure geheel of gedeeltelijk moet worden overgedaan zonder dat zij kunnen terugkomen op de definitieve gedeeltelijke uitspraak of uitspraken die zouden zijn gedaan. ».
Art. 20.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, luidende « Hoofdstuk IV. Bevoegdheid van het scheidsgerecht ».
Art. 21.In het hoofdstuk IV, ingevoegd bij artikel 20, wordt een artikel 1690 ingevoegd, luidende : «
Art. 1690.§ 1. Het scheidsgerecht kan beslissen over zijn eigen rechtsmacht, en mede over iedere exceptie met betrekking tot het bestaan of de geldigheid van de arbitrageovereenkomst. Daartoe wordt een arbitrage-overeenkomst, als die onderdeel van een contract is, beschouwd als een overeenkomst die los staat van de andere contractuele bepalingen. De vaststelling door het scheidsgerecht dat het contract nietig is, brengt niet van rechtswege de nietigheid van de arbitrageovereenkomst met zich. § 2. De exceptie van gebrek aan rechtsmacht van het scheidsgerecht, moet worden opgeworpen uiterlijk in de eerste conclusie van de partij die ze inroept, binnen de termijn en volgens de nadere regels die overeenkomstig artikel 1704 vastgesteld zijn.
Het feit dat een partij een arbiter heeft aangewezen of aan diens aanwijzing heeft meegewerkt, ontneemt haar niet het recht om deze exceptie op te werpen.
De exceptie die stelt dat een geschilpunt buiten de rechtsmacht van het scheidsgerecht valt, moet worden opgeworpen van zodra dit geschilpunt in de procedure ter sprake komt.
In beide gevallen, kan het scheidsgerecht een laattijdig opgeworpen exceptie aanvaarden, indien het vindt dat de vertraging gerechtvaardigd is. § 3. Het scheidsgerecht kan over de in § 2 vermelde excepties beslissen, door er op voorhand of in zijn uitspraak ten gronde over te beslissen. § 4. Tegen de beslissing waarbij het scheidsgerecht verklaarde rechtsmacht te hebben, kan slechts tegelijk met de uitspraak ten gronde en langs dezelfde weg een vordering tot vernietging worden ingesteld.
De rechtbank van eerste aanleg kan eveneens, op verzoek van een van de partijen, uitspraak doen over de gegrondheid van de beslissing waarbij het scheidsgerecht zich zonder rechtsmacht heeft verklaard. »
Art. 22.In hetzelfde hoofdstuk, wordt een artikel 1691 ingevoegd, luidende : «
Art. 1691.Onverminderd de bevoegdheden die krachtens artikel 1683 toegekend zijn aan de hoven en de rechtbanken, en tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht op verzoek van een partij de voorlopige of bewarende maatregelen bevelen die het nodig acht.
Het scheidsgerecht kan evenwel geen bewarend beslag toestaan. ».
Art. 23.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1692 ingevoegd, luidende : «
Art. 1692.Het scheidsgerecht kan, op verzoek van een partij, een voorlopige of bewarende maatregel wijzigen, opschorten of intrekken. ».
Art. 24.In hetzelfde hoofdstuk, wordt een artikel 1693 ingevoegd, luidende : «
Art. 1693.Het scheidsgerecht kan aan de partij die een voorlopige of bewarende maatregel vordert, een passende waarborg opleggen. ».
Art. 25.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1694 ingevoegd, luidende : «
Art. 1694.Het scheidsgerecht kan beslissen dat een partij onverwijld iedere belangrijke wijziging meedeelt van de omstandigheden op basis waarvan de voorlopige of bewarende maatregel werd gevorderd of toegekend. ».
Art. 26.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1695 ingevoegd, luidende : «
Art. 1695.De partij die overgaat tot de tenuitvoerlegging van een voorlopige of bewarende maatregel, is aansprakelijk voor alle kosten en alle schade door die maatregel aan een andere partij veroorzaakt, wanneer het scheidsgerecht later beslist dat de voorlopige of bewarende maatregel in dit geval niet had moeten bevolen worden. Het scheidsgerecht kan te allen tijde tijdens de procedure een vergoeding voor deze kosten en schade toekennen. ».
Art. 27.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1696 ingevoegd, luidende : «
Art. 1696.§ 1. Een door een scheidsgerecht genomen voorlopige of bewarende maatregel heeft bindende kracht, en, tenzij het scheidsgerecht daarover andere aanwijzingen geeft, wordt zij uitvoerbaar verklaard door de rechtbank van eerste aanleg, ongeacht het land waarin zij werd uitgesproken, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 1697. § 2. De partij die de erkenning of de uitvoerbaarverklaring van een voorlopige of bewarende maatregel vordert of heeft bekomen, informeert de enkele arbiter of de voorzitter van het scheidsgerecht daarvan onverwijld evenals over een intrekking, opschorting of wijziging van die maatregel. § 3. De rechtbank van eerste aanleg bij wie de erkenning of de uitvoerbaarverklaring van een voorlopige of bewarende maatregel wordt gevorderd, kan de verzoeker opleggen om een passende waarborg te stellen, wanneer het scheidsgerecht zich nog niet heeft uitgesproken over de waarborg of, wanneer een dergelijke beslissing nodig is, om de rechten van de verweerder en van derden te beschermen. ».
Art. 28.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1697 ingevoegd, luidende : «
Art. 1697.§ 1. De erkenning of uitvoerbaarverklaring van een voorlopige of bewarende maatregel kan slechts geweigerd worden : a) op vordering van de partij tegen wie deze maatregel is ingeroepen : i) indien deze weigering gerechtvaardigd is op grond van artikel 1721, § 1, a), i., ii., iii., iv. of v.; of ii) indien de beslissing van het scheidsgerecht inzake het stellen van een waarborg niet werd nageleefd; of iii) indien de voorlopige of bewarende maatregel werd ingetrokken of opgeschort door het scheidsgerecht of wanneer ze werd vernietigd of opgeschort door een daartoe gemachtigde rechtbank van het land waarin de arbitrage plaatsvindt of volgens het recht waaronder die maatregel werd toegekend; of b) indien de rechtbank van eerste aanleg vaststelt dat een van de in artikel 1721, § 1, b), bedoelde gronden van toepassing is op de erkenning en de uitvoerbaarverklaring van de voorlopige of bewarende maatregel. § 2. De uitwerking van de beslissingen genomen door de rechtbank van eerste aanleg op basis van een van de in § 1 bedoelde gronden is beperkt tot de vordering tot erkenning en uitvoerbaarverklaring van de voorlopige of bewarende maatregel. De rechtbank van eerste aanleg bij wie de erkenning of de uitvoerbaarverklaring wordt gevorderd, onderzoekt de voorlopige of bewarende maatregel niet ten gronde wanneer zij haar beslissing neemt. ».
Art. 29.In hetzelfde hoofdstuk, wordt een artikel 1698 ingevoegd, luidende : «
Art. 1698.Om een voorlopige of bewarende maatregel te bevelen in verband met een arbitrageprocedure, ongeacht of deze al dan niet plaatsvindt op het Belgisch grondgebied, beschikt de kortgedingrechter over dezelfde rechtsmacht als met betrekking tot een gerechtelijke procedure. Hij oefent die rechtsmacht uit overeenkomstig zijn eigen procedures en houdt rekening met de bijzondere aard van een arbitrage. ».
Art. 30.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk V ingevoegd, luidende « Hoofdstuk V. Arbitrale gedingvoering ».
Art. 31.In het hoofdstuk V, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel 1699 ingevoegd, luidende : «
Art. 1699.Niettegenstaande elke andersluidende overeenkomst moeten de partijen op voet van gelijkheid behandeld worden en moet elke partij alle mogelijkheden hebben om haar rechten, middelen en argumenten te doen gelden met inachtneming van het beginsel van de tegenspraak. Het scheidsgerecht waakt over de naleving van deze verplichting alsook over het in acht nemen van de loyaliteit van de debatten. ».
Art. 32.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1700 ingevoegd, luidende : «
Art. 1700.§ 1. De partijen kunnen de door het scheidsgerecht te volgen procedure overeenkomen. § 2. Bij afwezigheid van dergelijke overeenkomst, kan het scheidsgerecht, onder voorbehoud van de bepalingen van het zesde deel van dit Wetboek, de procedureregels bepalen die van toepassing zijn op de arbitrage, die het gepast acht. § 3. Tenzij de partijen anders overeengekomen zijn, oordeelt het scheidsgerecht vrij over de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen en hun bewijskracht. § 4. Het scheidsgerecht stelt de nodige onderzoeksmaatregelen, tenzij de partijen toelaten dat het daartoe een van zijn leden opdracht geeft.
Het kan ieder persoon verhoren. Dit verhoor vindt plaats zonder eedaflegging.
Indien een partij een bewijsmiddel in haar bezit heeft, kan het scheidsgerecht haar opleggen om dit voor te leggen op de wijze die het bepaalt en indien nodig op straffe van een dwangsom. § 5. Met uitzondering van vorderingen betreffende authentieke akten, heeft het scheidsgerecht de bevoegdheid om te beslissen over vorderingen tot schriftonderzoek en om te oordelen over de beweerde valsheid van documenten.
Voor vorderingen betreffende authentieke akten geeft het scheidsgerecht aan de partijen de gelegenheid om zich binnen een bepaalde termijn tot de rechtbank van eerste aanleg te wenden.
In het in het tweede lid bedoelde geval, worden de termijnen van de arbitrage geschorst tot aan de dag waarop de meest gerede partij de in kracht van gewijsde gegane beslissing in het tussengeschil aan het scheidsgerecht meedeelde. ».
Art. 33.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1701 ingevoegd, luidende : «
Art. 1701.§ 1. De partijen kunnen de plaats van de arbitrage bepalen. Bij afwezigheid van overeenkomst, bepaalt het scheidsgerecht de plaats, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, met inbegrip van wat past voor de partijen.
Werd de plaats van arbitrage noch door de partijen noch door de arbiters bepaald, dan is de plaats van de uitspraak de plaats van arbitrage. § 2. Onverminderd de bepalingen van § 1 en tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht zijn zittingen en bijeenkomsten houden op iedere plaats die het geschikt acht, na de partijen daarover geraadpleegd te hebben. ».
Art. 34.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1702 ingevoegd, luidende : «
Art. 1702.Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, vangt de arbitrageprocedure aan op de datum waarop het verzoek tot arbitrage overeenkomstig artikel 1678, § 1, a) werd ontvangen door de verweerder. ».
Art. 35.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1703 ingevoegd, luidende : «
Art. 1703.§ 1. De partijen kunnen de taal of talen overeenkomen die in de arbitrageprocedure gebruikt worden. Bij afwezigheid van dergelijke overeenkomst, beslist het scheidsgerecht over de in de procedure te gebruiken taal of talen. Behoudens andere overeenkomst of beslissing, slaat deze overeenkomst of deze beslissing op elke mededeling van partijen, op ieder mondeling debat en op iedere uitspraak, beslissing of andere mededeling van het scheidsgerecht. § 2. Het scheidsgerecht kan opleggen dat bij ieder stuk een vertaling wordt gevoegd in de taal of talen die de partijen zijn overeengekomen of die het scheidsgerecht heeft vastgesteld. ».
Art. 36.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1704 ingevoegd, luidende : «
Art. 1704.§ 1. Binnen de termijn en op de wijze overeengekomen door de partijen of vastgesteld door het scheidsgerecht, zetten de partijen hun gezamenlijke middelen en argumenten uiteen tot staving van hun vordering of verweer, alsook de feiten waarop die vordering of dat verweer steunt.
De partijen kunnen overeenkomen of het scheidsgerecht kan beslissen dat aanvullende conclusies worden uitgewisseld onder partijen alsook de nadere regels daarvoor.
De partijen voegen bij hun conclusies alle stukken die zij in de discussie willen brengen. § 2. Tenzij de partijen anders overeenkomen, kan iedere partij haar vordering of verweer wijzigen of aanvullen tijdens de arbitrageprocedure, tenzij het scheidsgerecht vindt dat het zo een aanpassing niet moet toestaan, met name wegens de vertraging waarmee ze geformuleerd wordt. ».
Art. 37.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1705 ingevoegd, luidende : «
Art. 1705.§ 1. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen dat er geen mondelinge behandeling komt, organiseert het scheidsgerecht een mondelinge behandeling in een geschikt stadium van de arbitrale gedingvoering, wanneer een partij dit vordert. § 2. De voorzitter van het scheidsgerecht bepaalt de gang van zaken ter zitting en leidt de debatten. ».
Art. 38.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1706 ingevoegd, luidende : «
Art. 1706.Tenzij de partijen anders overeenkomen en niemand gerechtvaardigde verhindering inroept, a) beëindigt het scheidsgerecht, wanneer de eiser zijn vordering niet uiteenzet overeenkomstig artikel 1704, § 1, de arbitrageprocedure onverminderd de behandeling van de vorderingen van een andere partij;b) zet het scheidsgerecht, wanneer de verweerder zijn vordering niet uiteenzet overeenkomstig artikel 1704, § 1, de arbitrageprocedure voort, zonder dit in gebreke blijven op zich te kunnen beschouwen als een aanvaarding van de beweringen van de eiser;c) kan het scheidsgerecht, wanneer een van de partijen niet deelneemt aan de mondelinge behandeling of documenten niet voorlegt, de arbitrageprocedure voortzetten en beslissen op basis van de gegevens waarover het beschikt.».
Art. 39.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1707 ingevoegd, luidende : «
Art. 1707.§ 1. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan het scheidsgerecht, a) een of meer deskundigen aanstellen met als opdracht om verslag uit te brengen over de punten die het nauwkeurig bepaalt;b) aan een partij opleggen om de deskundige alle gepaste inlichtingen te bezorgen of om hem alle stukken of goederen of andere relevante voorwerpen over te leggen of ze aan hem toegankelijk te maken voor zijn onderzoek. § 2. Indien een partij dit vordert of indien het scheidsgerecht het noodzakelijk acht, neemt de deskundige deel aan een zitting waarin de partijen hem kunnen ondervragen. § 3. Paragraaf 2 is van toepassing op de technische raadslieden door de partijen aangesteld. § 4. Een deskundige kan gewraakt worden op de gronden vermeld in artikel 1686 en volgens de procedure voorzien in artikel 1687. ».
Art. 40.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1708 ingevoegd, luidende : «
Art. 1708.Een partij kan, met instemming van het scheidsgerecht, de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend zoals in kort geding, vragen alle maatregelen te bevelen die nodig zijn voor de bewijsverkrijging, overeenkomstig artikel 1680, § 4. ».
Art. 41.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1709 ingevoegd, luidende : «
Art. 1709.§ 1. Iedere derde-belanghebbende kan het scheidsgerecht verzoeken om in de procedure tussen te komen. Dit verzoek wordt schriftelijk aan het scheidsgerecht gericht, dat het aan partijen meedeelt. § 2. Een derde kan door een partij worden opgeroepen om tussen te komen. § 3. In elk geval, om toelaatbaar te zijn, vereist de tussenkomst een arbitrageovereenkomst tussen de derde en de partijen in het geding.
Zij is bovendien afhankelijk van de instemming van het scheidsgerecht, dat bij eenparigheid uitspraak doet. ».
Art. 42.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk VI ingevoegd, luidende « Hoofdstuk VI. Arbitrale uitspraak en de afsluiting van de procedure ».
Art. 43.In het hoofdstuk VI, ingevoegd bij artikel 42, wordt een artikel 1710 ingevoegd, luidende : «
Art. 1710.§ 1. Het scheidsgerecht beslist over het geschil volgens de rechtsregels die de partijen op de grond van het geschil van toepassing maken.
De keuze van het recht van een bepaald land wordt, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, beschouwd als een verwijzing naar het materiële recht van dat land en niet naar zijn conflictenregels. § 2. Indien de partijen een dergelijke keuze niet maken, past het scheidsgerecht de rechtsregels toe die het meest geschikt vindt. § 3. Het scheidsgerecht beslist als goede personen enkel indien de partijen het daartoe uitdrukkelijk machtiging hebben gegeven. § 4. Ongeacht of het uitspraak doet op basis van rechtsregels dan wel als goede personen, beslist het scheidsgerecht in overeenstemming met de bepalingen van het contract indien het geschil tussen de partijen van contractuele aard is en houdt het rekening met de handelsgebruiken indien het een geschil tussen handelaars betreft. ».
Art. 44.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1711 ingevoegd, luidende : «
Art. 1711.§ 1. Indien het scheidsgerecht uit meer dan een arbiter bestaat, beslist het na beraadslaging bij meerderheid van stemmen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. § 2. Procedurele aangelegenheden kunnen evenwel beslist worden door de voorzitter van het scheidsgerecht, indien deze daartoe machtiging van de partijen heeft gekregen. § 3. De partijen kunnen ook overeenkomen dat, wanneer er geen meerderheid kan worden gevormd, de stem van de voorzitter beslissend is. § 4. Wanneer een arbiter weigert deel te nemen aan de beraadslaging of aan de stemming over de arbitrale uitspraak, kunnen de andere arbiters beslissen zonder hem, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
De intentie om de arbitrale uitspraak te doen zonder de arbiter die weigerde aan de beraadslaging of aan de stemming deel te nemen, moet vooraf aan de partijen worden meegedeeld. ».
Art. 45.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1712 ingevoegd, luidende : «
Art. 1712.§ 1. Indien de partijen gedurende de arbitrageprocedure tot een schikking komen, beëindigt het scheidsgerecht de procedure.
Indien de partijen dit vorderen, stelt het scheidsgerecht in een uitspraak de schikking tussen de partijen vast, behalve wanneer dit strijdig is met de openbare orde. § 2. Een arbitrale schikkingsuitspraak wordt gedaan overeenkomstig artikel 1713 en vermeldt dat zij een arbitrale uitspraak is.
Dergelijke uitspraak heeft dezelfde juridische waarde en werking als iedere andere uitspraak ten gronde. § 3. De beslissing tot uitvoerbaarverklaring heeft geen gevolg voor zover het akkoord tussen partijen vernietigd is. ».
Art. 46.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1713 ingevoegd, luidende : «
Art. 1713.§ 1. Het scheidsgerecht beslist definitief of alvorens recht te doen door een of meerdere uitspraken. § 2. De partijen kunnen de termijn bepalen waarin de uitspraak moet worden gedaan of de wijze waarop deze termijn zal worden vastgelegd en, in voorkomend geval, zal worden verlengd.
Indien zij dat niet deden en het scheidsgerecht talmt met zijn uitspraak en indien er zes maanden zijn verstreken sedert de laatste arbiter werd aangesteld, kan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg aan het scheidsgerecht een termijn opleggen overeenkomstig artikel 1680, § 3.
De opdracht van de arbiters eindigt van rechtswege wanneer het scheidsgerecht bij het verstrijken van de opgelegde termijn geen uitspraak heeft gedaan. § 3. De arbitrale uitspraak wordt schriftelijk gedaan en wordt ondertekend door de arbiter. Indien het scheidsgerecht uit meer dan een arbiter is samengesteld, volstaat de ondertekening door de meerderheid van de leden van het scheidsgerecht, op voorwaarde dat de reden voor het ontbreken van de anderen wordt vermeld. § 4. De arbitrale uitspraak moet met redenen omkleed worden. § 5. Naast de eigenlijke beslissing omvat de uitspraak de volgende vermeldingen : a) de namen en woonplaatsen van de arbiters;b) de namen en woonplaatsen van de partijen;c) het voorwerp van het geschil;d) de datum waarop de uitspraak is gedaan;e) de plaats van de arbitrage bepaald overeenkomstig artikel 1701, § 1, evenals de plaats waar de uitspraak is gedaan. § 6. De arbitrale uitspraak stelt de arbitragekosten vast en beslist wie van de partijen de kosten draagt of in welke verhouding de kosten tussen de partijen gedeeld worden. Tenzij de partijen anders overeenkomen, omvatten deze kosten de erelonen en kosten van de arbiters en de erelonen en kosten van de raadslieden en vertegenwoordigers van de partijen, de kosten voor de dienstverlening door de instelling belast met de opvolging van de arbitrage en alle andere kosten in verband met de arbitrageprocedure. § 7. Het scheidsgerecht kan een partij veroordelen tot de betaling van een dwangsom. De artikelen 1385bis tot octies zijn mutatis mutandis van toepassing. § 8. Nadat de arbitrale uitspraak gedaan is, wordt een exemplaar daarvan aan iedere partij meegedeeld door de enkele arbiter of de voorzitter van het scheidsgerecht overeenkomstig artikel 1678, § 1, die ervoor zorgt dat elke partij tevens een origineel van de uitspraak ontvangt indien de wijze van mededeling overeenkomstig artikel 1678, § 1 niet heeft geleid tot de afgifte van een origineel. Hij legt een origineel neer ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg. Hij brengt de partijen van die neerlegging op de hoogte. § 9. In de relaties tussen de partijen heeft de uitspraak dezelfde uitwerking als een rechterlijke beslissing. ».
Art. 47.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1714 ingevoegd, luidende : «
Art. 1714.§ 1. De arbitrageprocedure eindigt door de ondertekening van de arbitrale uitspraak die de rechtsmacht van het scheidsgerecht uitput of door een arbitrale beslissing tot sluiting overeenkomstig § 2. § 2. Het scheidsgerecht beveelt de sluiting van de arbitrageprocedure wanneer : a) de eiser afstand doet van zijn vordering, tenzij de verweerder daartegen bezwaar maakt en het scheidsgerecht erkent dat de verweerder een gerechtvaardigd belang heeft om het geschil definitief te doen beslechten;b) de partijen overeenkomen om de procedure af te sluiten. § 3. De opdracht van het scheidsgerecht eindigt met de sluiting van de arbitrageprocedure, de mededeling van de uitspraak en de neerlegging ervan, onder voorbehoud van de artikelen 1715 en 1717, § 6. ».
Art. 48.In hetzelfde hoofdstuk, wordt een artikel 1715 ingevoegd, luidende : «
Art. 1715.§ 1. Binnen een maand na ontvangst van de uitspraak overeenkomstig artikel 1678, § 1, tenzij de partijen een andere termijn overeen kwamen : a) kan een van de partijen, mits mededeling aan de andere, van het scheidsgerecht vorderen om in de tekst van de uitspraak elke rekenfout, materiële vergissing, schrijffout of andere dergelijke fout te verbeteren;b) kan een partij, wanneer de partijen zulks zijn overeengekomen en mits mededeling aan de andere partijen, vorderen dat het scheidsgerecht een bepaald punt of specifieke passage van de uitspraak interpreteert. Vindt het scheidsgerecht deze vordering gegrond, dan doet het de verbetering of geeft het de interpretatie binnen een maand na ontvangst van de vordering. De interpretatie maakt integraal deel uit van de uitspraak. § 2. Het scheidsgerecht kan uit eigen beweging elke fout bedoeld in § 1, a), binnen een maand na de datum van de uitspraak verbeteren. § 3. Tenzij de partijen anders zijn overeengekomen, kan een partij, mits mededeling aan de andere partij, binnen een maand na ontvangst van de uitspraak overeenkomstig artikel 1678, § 1, vorderen dat het scheidsgerecht een aanvullende uitspraak doet over de deelvorderingen die in de arbitrageprocedure werden ingediend maar waarover het scheidsgerecht naliet zich uit te spreken. Indien het scheidsgerecht het verzoek gegrond vindt, vult het binnen twee maanden zijn uitspraak aan, zelfs wanneer de in artikel 1713, § 2 bepaalde termijnen zijn verstreken. § 4. Het scheidsgerecht kan indien nodig de termijn verlengen waarover het krachtens § 1 of § 3 beschikt om de arbitrale uitspraak te verbeteren, te interpreteren of om aanvullend uitspraak te doen. § 5. Artikel 1713 is van toepassing op de verbetering of de interpretatie van de arbitrale uitspraak of op de aanvullende uitspraak. § 6. Wanneer dezelfde arbiters niet meer kunnen samenkomen, moet de vordering tot interpretatie, tot verbetering of tot aanvulling van de arbitrale uitspraak gebracht worden voor de rechtbank van eerste aanleg. § 7. Wanneer de rechtbank van eerste aanleg een arbitrale uitspraak krachtens artikel 1717, § 6, terugverwijst, zijn artikel 1713 en dit artikel mutatis mutandis van toepassing op de uitspraak die op basis van deze terugverwijzing wordt gedaan. ».
Art. 49.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk VII ingevoegd, luidende « Hoofdstuk VII. Rechtsmiddelen tegen de arbitrale uitspraak ».
Art. 50.In het hoofdstuk VII, ingevoegd bij artikel 49, wordt een artikel 1716 ingevoegd, luidende : «
Art. 1716.Tegen een arbitrale uitspraak kan alleen hoger beroep worden ingesteld, indien de partijen deze mogelijkheid hebben voorzien in de arbitrageovereenkomst. Tenzij anders werd bedongen, is de termijn om hoger beroep in te stellen een maand vanaf de mededeling van de arbitrale uitspraak overeenkomstig artikel 1678, § 1. ».
Art. 51.n hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1717 ingevoegd, luidende : «
Art. 1717.§ 1. Een vordering tot vernietiging is enkel ontvankelijk wanneer de uitspraak niet meer voor de arbiters kan worden aangevochten. § 2. Een arbitrale uitspraak kan slechts worden bestreden voor de rechtbank van eerste aanleg, na dagvaarding, en zij kan slechts worden vernietigd in de in dit artikel genoemde gevallen. § 3. De arbitrale uitspraak kan slechts worden vernietigd indien : a) de partij die de vordering instelt, het bewijs levert : i) dat een partij bij de in artikel 1681 bedoelde arbitrageovereenkomst onbekwaam was;of dat deze overeenkomst niet geldig was volgens het recht waaraan de partijen haar onderworpen hebben of, indien een rechtskeuze ontbreekt, volgens Belgisch recht; of ii) dat haar niet behoorlijk mededeling werd gedaan van de aanstelling van een arbiter of van de arbitrageprocedure, of dat zij om andere redenen haar rechten onmogelijk kon verdedigen; in dit geval kan er evenwel geen vernietiging zijn indien vastgesteld wordt dat de onregelmatigheid geen invloed had op de arbitrale uitspraak; of iii) dat de uitspraak betrekking heeft op een geschil dat niet beoogd werd door de termen van de arbitrageovereenkomst of er niet binnen valt, of dat de uitspraak beslissingen bevat die de termen van de arbitrageovereenkomst te buiten gaan, met dien verstande evenwel dat, indien de beslissingen betreffende vragen die aan arbitrage zijn onderworpen, gescheiden kunnen worden van de beslissingen betreffende vragen die er niet aan onderworpen zijn, enkel het gedeelte met de beslissingen over vragen die niet aan arbitrage onderworpen zijn, kan vernietigd worden; of iv) dat de uitspraak niet met redenen omkleed is; of v) dat de samenstelling van het scheidsgerecht of de arbitrageprocedure niet in overeenstemming was met de overeenkomst van de partijen, voor zover de overeenkomst niet in strijd was met een bepaling van het zesde deel van dit Wetboek waarvan de partijen niet kunnen afwijken, of, bij afwezigheid van overeenkomst daaromtrent, voor zover zij niet in overeenstemming was met het zesde deel van dit Wetboek;deze onregelmatigheden kunnen niet leiden tot vernietiging van de arbitrale uitspraak, als blijkt dat zij op de uitspraak geen invloed hadden, behalve voor wat betreft een onregelmatigheid inzake de samenstelling van het scheidsgerecht; of vi) dat het scheidsgerecht zijn bevoegdheden heeft overschreden; of b) de rechtbank van eerste aanleg vaststelt : i) dat het voorwerp van het geschil niet vatbaar is voor arbitrage;of ii) dat de uitspraak in strijd is met de openbare orde; of iii) dat de uitspraak is verkregen door bedrog. § 4. Behalve in het in artikel 1690, § 4, eerste lid, bedoelde geval, kan een vordering tot vernietiging niet worden ingesteld na verloop van een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de partij die deze vordering instelt, mededeling ontving van de uitspraak overeenkomstig artikel 1678, § 1, a), of, wanneer een vordering werd ingesteld krachtens artikel 1715, te rekenen vanaf de datum waarop de partij die de vordering tot nietigverklaring instelt, overeenkomstig artikel 1678, § 1, a), mededeling heeft ontvangen van de beslissing van het scheidsgerecht over de vordering ingesteld krachtens artikel 1715. § 5. De in § 2, a), i., ii., iii. en v., bedoelde gevallen worden niet als grond tot vernietiging van de arbitrale uitspraak weerhouden, indien de partij die ze aanvoert, daarvan kennis heeft gekregen tijdens de arbitrageprocedure en er zich toen niet heeft op beroepen. § 6. De rechtbank van eerste aanleg kan, wanneer zij een vordering tot vernietiging van een arbitrale uitspraak krijgt, desgevallend, op vordering van een partij, de vernietigingsprocedure opschorten gedurende een door haar bepaalde termijn om aan het scheidsgerecht de mogelijkheid te geven de arbitrageprocedure te hervatten of iedere andere maatregel te nemen die het van aard acht om de gronden van vernietiging weg te werken. ».
Art. 52.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1718 ingevoegd, luidende : «
Art. 1718.De partijen kunnen door een uitdrukkelijke verklaring in de arbitrageovereenkomst of door een latere overeenkomst, elke vordering tot vernietiging van een arbitrale uitspraak uitsluiten, wanneer geen van hen een natuurlijke persoon met de Belgische nationaliteit of met woonplaats of gewone verblijfplaats in België is of een rechtspersoon die haar statutaire zetel, voornaamste vestiging of een bijkantoor in België heeft. ».
Art. 53.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk VIII ingevoegd, luidende « Hoofdstuk VIII. Erkenning en uitvoerbaarverklaring van de arbitrale uitspraken ».
Art. 54.In het hoofdstuk VIII, ingevoegd bij artikel 53, wordt een artikel 1719 ingevoegd, luidende : «
Art. 1719.§ 1. De gedwongen uitvoering van een arbitrale uitspraak, gedaan in België of in het buitenland, gebeurt slechts nadat zij, geheel of gedeeltelijk, is uitvoerbaar verklaard door de rechtbank van eerste aanleg overeenkomstig de in artikel 1720 bedoelde procedure. § 2. De rechtbank van eerste aanleg kan de uitvoerbaarverklaring slechts verlenen, indien de uitspraak niet meer voor de arbiters kan worden bestreden of door hen uitvoerbaar bij voorraad niettegenstaande hoger beroep werd verklaard. ».
Art. 55.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1720 ingevoegd, luidende : «
Art. 1720.§ 1. De rechtbank van eerste aanleg is bevoegd om kennis te nemen van een vordering inzake erkenning en uitvoerbaarverklaring van een in België of in het buitenland gedane arbitrale uitspraak. § 2. De territoriaal bevoegde rechtbank is de rechtbank van eerste aanleg in het rechtsgebied van het hof van beroep waarin de persoon tegen wie de uitvoerbaarverklaring wordt gevorderd zijn woonplaats of, bij afwezigheid daarvan, zijn gewone verblijfplaats, of, in voorkomend geval, zijn maatschappelijke zetel of bij afwezigheid daarvan, zijn vestigingsplaats of zijn bijkantoor heeft. Indien die persoon in België geen woonplaats of gewone verblijfplaats, geen zetel of vestigingsplaats of bijkantoor heeft, wordt de vordering gebracht voor de rechtbank van eerste aanleg van de zetel van het hof van beroep waarin het arrondissement ligt waar de uitspraak moet worden uitgevoerd. § 3. De vordering wordt ingesteld en behandeld op eenzijdig verzoekschrift.
De verzoeker moet woonplaats kiezen in het rechtsgebied van de rechtbank. § 4. De verzoeker moet het origineel van de arbitrale uitspraak of een eensluidend verklaarde kopie ervan evenals het origineel van de arbitrageovereenkomst of een eensluidend verklaarde kopie ervan voorleggen. § 5. De arbitrale uitspraak mag alleen erkend of uitvoerbaar verklaard worden indien zij de in artikel 1721 gestelde voorwaarden niet schendt. ».
Art. 56.In hetzelfde hoofdstuk wordt een artikel 1721 ingevoegd, luidende : «
Art. 1721.§ 1. De rechtbank van eerste aanleg weigert slechts de erkenning en uitvoerbaarverklaring van een arbitrale uitspraak, ongeacht het land waarin zij werd gedaan, in de volgende omstandigheden : a) op vordering van de partij tegen wie zij werd ingeroepen, wanneer die partij het bewijs levert : i) dat een partij bij de in artikel 1681 bedoelde arbitrageovereenkomst onbekwaam was;of dat deze overeenkomst niet geldig is krachtens de wet waaraan de partijen ze onderworpen hebben of, bij afwezigheid van rechtskeuze, krachtens het recht van het land waar de uitspraak is gedaan; of ii) dat aan de partij tegen wie de uitspraak wordt ingeroepen geen behoorlijke mededeling werd gedaan van de aanstelling van een arbiter of van de arbitrageprocedure, of dat zij om een andere reden haar rechten onmogelijk kon verdedigen; in deze gevallen kan de erkenning of uitvoerbaarverklaring van de arbitrale uitspraak evenwel niet geweigerd worden, wanneer vastgesteld wordt dat de onregelmatigheid geen invloed heeft op de arbitrale uitspraak; of iii) dat de uitspraak betrekking heeft op een geschil dat niet beoogd werd door de termen van de arbitrageovereenkomst of er niet onder valt, of dat de uitspraak beslissingen bevat die de termen van de arbitrageovereenkomst te buiten gaan, met dien verstande evenwel dat, indien de beslissingen betreffende vragen die aan arbitrage zijn onderworpen, gescheiden kunnen worden van de beslissingen betreffende vragen die er niet aan onderworpen zijn, enkel het gedeelte van de de beslissingen over vragen die aan arbitrage onderworpen zijn, kan erkend en uitvoerbaar verklaard worden; of iv) dat de uitspraak niet met redenen omkleed is terwijl een dergelijke motivering voorgeschreven wordt door de rechtsregels die van toepassing zijn op de arbitrageprocedure in het kader waarvan de uitspraak gedaan is; of v) dat de samenstelling van het scheidsgerecht of de arbitrageprocedure niet in overeenstemming was met de overeenkomst van de partijen, of, bij afwezigheid van overeenkomst daaromtrent, met het recht van het land waar de arbitrage heeft plaatsgevonden;deze onregelmatigheden kunnen niet leiden tot weigering van erkenning of uitvoerbaarverklaring van de arbitrale uitspraak, als blijkt dat zij op de uitspraak geen invloed hadden, behalve voor wat betreft een onregelmatigheid inzake de samenstelling van het scheidsgerecht; of vi) dat de uitspraak nog niet bindend is geworden voor de partijen of vernietigd of opgeschort werd door een rechtbank van het land waarin of krachtens welk recht zij gedaan werd vii) dat het scheidsgerecht zijn bevoegdheden heeft overschreden; of b) indien de rechtbank van eerste aanleg vaststelt : i) dat het voorwerp van het geschil niet vatbaar is voor arbitrage;of ii) dat de erkenning of uitvoerbaarverklaring van de uitspraak in strijd zou zijn met de openbare orde. § 2. De rechtbank van eerste aanleg stelt zijn beslissing over de vordering van rechtswege uit zolang er overeenkomstig artikel 1713, § 3, tot staving van het verzoekschrift geen schriftelijke en door de arbiters ondertekende arbitrale uitspraak neergelegd wordt. § 3. Wanneer er een verdrag bestaat tussen België en het land waar de arbitrale uitspraak is gedaan, primeert het verdrag. ».
Art. 57.In hetzelfde deel van hetzelfde Wetboek, wordt een hoofdstuk IX ingevoegd, luidende « Hoofdstuk IX. Verjaring ».
Art. 58.In het hoofdstuk IX, ingevoegd bij artikel 57, wordt een artikel 1722 ingevoegd, luidende : «
Art. 1722.De veroordeling uitgesproken door een arbitrale uitspraak verjaart na verloop van tien jaar te rekenen vanaf de datum waarop mededeling is gedaan van de arbitrale uitspraak. ». HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepaling
Art. 59.Deze wet is van toepassing op arbitrages die aanvangen overeenkomstig artikel 34 na de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek zoals het voor de inwerkingtreding van deze wet luidde, blijft van toepassing op de arbitrages die waren aangevangen voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet is van toepassing op de vorderingen die bij de rechter aanhangig worden gemaakt voor zover het arbitrages betreft als bedoeld in het eerste lid.
Het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek zoals het voor de inwerkingtreding van deze wet luidde, blijft van toepassing op de vorderingen die bij de rechter aanhangig zijn of worden gemaakt voor zover het arbitrages betreft als bedoeld in het tweede lid. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding
Art. 60.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 24 juni 2013.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) Zie : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 53-2743 -2012/2013 : Nr.1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Amendement.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst verbeterd door de commissie.
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 16 mei 2013.
Stukken van de Senaat : 5-2089 -2012/2013 Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.