Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 25 april 2016

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 14 maart 2016 in zake Jeanine Baert tegen de stad Oostende en Steven Laleman, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 maart 201 « Schendt art. 33 van de wet van 24 juni 2013 in de interpretatie dat het gaat om een onweerlegbaar(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2016202159
pub.
25/04/2016
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 14 maart 2016 in zake Jeanine Baert tegen de stad Oostende en Steven Laleman, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 maart 2016, heeft de Politierechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt art. 33 van de wet van 24 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/06/2013 pub. 28/06/2013 numac 2013009310 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het zesde deel van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de arbitrage type wet prom. 24/06/2013 pub. 02/08/2013 numac 2013009376 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot regeling van aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet inzake de zakelijke zekerheden op roerende goederen type wet prom. 24/06/2013 pub. 01/07/2013 numac 2013000441 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties type wet prom. 24/06/2013 pub. 04/10/2013 numac 2013000625 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende bestraffing van de exploitatie van bedelarij en van prostitutie, mensenhandel en mensensmokkel in verhouding tot het aantal slachtoffers. - Duitse vertaling sluiten in de interpretatie dat het gaat om een onweerlegbaar vermoeden van schuld art. 10 en 11 van de Grondwet, terwijl art. 67bis Wet Politie Wegverkeer uitdrukkelijk voorziet in een weerlegbaar vermoeden van schuld ? ».

Die zaak, ingeschreven onder nummer 6380 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 6350.

De griffier, F. Meersschaut

^