Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 mei 2005
gepubliceerd op 27 mei 2005

Wet houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005011236
pub.
27/05/2005
prom.
22/05/2005
ELI
eli/wet/2005/05/22/2005011236/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MEI 2005. - Wet houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese Richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Zij zet de bepalingen om van de Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in § 1, eerste lid, worden de woorden « , direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk » ingevoegd tussen de woorden « in welke vorm ook » en de woorden « te reproduceren »;b) In § 1, vierde lid, worden de woorden « , met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, » ingevoegd tussen de woorden « volgens ongeacht welk procédé » en de woorden « aan het publiek »;c) § 1 wordt aangevuld met de volgende leden : « Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht de distributie van het origineel van het werk of van kopieën ervan aan het publiek, door verkoop of anderszins, toe te staan. De eerste verkoop of andere eigendomsoverdracht in de Europese Gemeenschap van het origineel of een kopie van een werk van letterkunde of kunst door de auteur of met diens toestemming leidt tot uitputting van het distributierecht van dat origineel of die kopie in de Europese Gemeenschap. »

Art. 3.Artikel 21 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 21.§ 1. Het citeren uit een werk dat op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, ten behoeve van kritiek, polemiek, recensie, onderwijs, of in het kader van wetenschappelijke werkzaamheden, maakt geen inbreuk op het auteursrecht, voorzover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel zulks wettigt.

Het citeren bedoeld in het vorige lid moet de bron en de naam van de auteur vermelden, tenzij dit niet mogelijk blijkt. § 2. Voor het samenstellen van een bloemlezing bestemd voor het onderwijs dat niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreeft is de toestemming vereist van de auteurs uit wier werk op die manier uittreksels worden samengebracht.

Is de auteur echter overleden, dan is de toestemming van de rechthebbende niet vereist, op voorwaarde dat de keuze van het uittreksel, alsmede de presentatie en de plaats ervan de morele rechten van de auteur in acht nemen en dat een billijke vergoeding wordt betaald, die door de partijen wordt overeengekomen of anders door de rechter overeenkomstig de eerlijke gebruiken worden vastgesteld. § 3. De auteur kan zich niet verzetten tegen tijdelijke reproductiehandelingen van voorbijgaande of bijkomstige aard die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel : - de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon; of - een rechtmatig gebruik, van een beschermd werk, waarbij die handelingen geen zelfstandige economische waarde bezitten. »

Art. 4.In artikel 22 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 april 1995 en 31 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 1, 3°, wordt vervangen als volgt : « 3° de kosteloze privé-uitvoering in familiekring of in het kader van schoolactiviteiten;»; b) § 1, 4°, wordt vervangen als volgt : « 4° gedeeltelijke of integrale reproductie op papier of op een soortgelijke drager, van artikelen of van werken van beeldende kunst, of van korte fragmenten uit andere werken, met behulp van ongeacht welke fotografische techniek of enige andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, met uitzondering van bladmuziek, wanneer die reproductie uitsluitend bestemd is voor privé-gebruik en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;»; c) § 1, 4°bis , wordt vervangen als volgt : « 4°bis .de gedeeltelijke of integrale reproductie op papier of op een soortgelijke drager, van artikelen of van werken van beeldende kunst, of van korte fragmenten uit andere werken, met behulp van ongeacht welke fotografische techniek of enige andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, wanneer die reproductie wordt verricht ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, zulks verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk, en voor zover de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt; »; d) § 1, 4°ter, wordt vervangen als volgt : « 4°ter.de gedeeltelijke of integrale reproductie op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager, van artikelen of van werken van beeldende kunst, of van korte fragmenten uit andere werken, met behulp van ongeacht welke fotografische techniek of enige andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, wanneer die reproductie wordt verricht ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, zulks verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk, en voorzover de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt; »; e) in § 1 wordt een 4°quater ingevoegd, luidende : « 4°quater .de mededeling van werken wanneer deze mededeling wordt verricht ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voorzover deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, enkel wordt uitgevoerd door de gesloten transmissie-netwerken van de instelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk, en voor zover de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt; »; f) § 1, 5°, wordt vervangen als volgt : « 5° de reproductie op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager, van werken, die in familiekring geschiedt, en alleen daarvoor bestemd is;»; g) § 1, 8°, wordt vervangen als volgt : « 8° de reproductie die is beperkt tot een aantal kopieën, bepaald in functie van en gerechtvaardigd door het voor de bewaring van het culturele en wetenschappelijke patrimonium gestelde doel, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, musea, of door archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur. De materialen die aldus worden vervaardigd blijven eigendom van deze instellingen, die zichzelf ieder commercieel of winstgevend gebruik ervan ontzeggen.

De auteur kan hiertoe toegang krijgen, onder strikte inachtneming van de bewaring van het werk en tegen een billijke vergoeding van het werk verricht door deze instellingen; »; h) § 1 wordt aangevuld als volgt : « 9° de mededeling, met inbegrip van de beschikbaarstelling van niet te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen werken die onderdeel uitmaken van de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, wetenschappelijke- en onderwijsinstellingen, musea of archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, hierin bestaande dat het werk, via speciale terminals in de gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privé-studie medegedeeld wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek;10° tijdelijke opnamen van werken, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen, met inbegrip van de middelen van een persoon die optreedt namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties, ten behoeve van hun eigen uitzendingen;11° de reproductie en mededeling aan het publiek van werken ten behoeve van mensen met een handicap, die rechtstreeks met deze handicap verband houden en van niet-commerciële aard zijn en voorzover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur;12° de reproductie en de mededeling aan het publiek voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van artistieke werken, voorzover het noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik;13° de reproductie van uitzendingen, door erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugd- of gehandicaptenzorg, voor zover deze instellingen geen winstoogmerk nastreven en dat deze reproductie is voorbehouden voor het exclusieve gebruik van de daar verblijvende natuurlijke personen.» i) § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De reproductie en de mededeling aan het publiek van het werk bij gelegenheid van een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht overeenkomstig § 1, 1°, moeten uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd zijn, en de bron, waaronder de naam van de auteur, moet vermeld worden, tenzij dit niet mogelijk blijkt. »

Art. 5.In artikel 22bis , § 1, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 1° wordt vervangen als volgt : « 1° de gedeeltelijke of integrale reproductie op papier of op een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, van databanken die op papier of op een soortgelijke drager zijn vastgelegd, wanneer die reproductie uitsluitend bestemd is voor privé-gebruik en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;»; b) 2° wordt vervangen als volgt : « 2° de gedeeltelijke of integrale reproductie op papier of op een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, wanneer die reproductie wordt verricht ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, en zulks verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;»; c) 3° wordt vervangen als volgt : « 3° de gedeeltelijke of integrale reproductie, op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager, wanneer die reproductie wordt verricht ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, en zulks verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;»; d) 4° wordt vervangen als volgt : « 4° de mededeling van databanken wanneer deze mededeling wordt verricht ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voorzover deze verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, enkel wordt uitgevoerd door de gesloten transmissie-netwerken van de instelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk;».

Art. 6.Artikel 22bis , § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 augustus 1998, wordt aangevuld als volgt : « , behalve indien dit onmogelijk blijkt. »

Art. 7.Artikel 23bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 augustus 1998, wordt aangevuld als volgt : « Er kan evenwel op contractuele basis afgeweken worden van de bepalingen van de artikelen bedoeld in het eerste lid, wanneer het werken betreft die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd. »

Art. 8.In artikel 35 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) § 1, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « , direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk.»; b) in § 1, derde lid, worden de woorden « , met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, » ingevoegd tussen de woorden « om het even welk procédé » en de woorden « aan het publiek.»; c) § 1, vierde lid, wordt vervangen als volgt : « De rechten van de uitvoerende kunstenaar omvatten onder meer het exclusieve distributierecht dat slechts wordt uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de uitvoerende kunstenaar van de reproductie van zijn prestatie in de Europese Gemeenschap of met diens toestemming.»

Art. 9.In artikel 39 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « , direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk.»; b) het derde lid wordt vervangen als volgt : « Het omvat ook het exclusieve distributierecht, dat slechts wordt uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de producent van de reproductie van zijn prestatie in de Europese Gemeenschap of met diens toestemming.»; c) het vierde lid wordt aangevuld als volgt : « , met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.»; d) in het vijfde lid, vervallen in de eerste zin de woorden « van fonogrammen of » en, in de tweede zin, de woorden « het fonogram of »;e) tussen het vijfde en het zesde lid wordt het volgende lid ingevoegd : « De rechten van producenten van fonogrammen vervallen vijftig jaar na de vastlegging.Indien het fonogram echter binnen deze termijn op geoorloofde wijze gepubliceerd is, vervallen de rechten vijftig jaar na de datum van de eerste geoorloofde publicatie. Indien binnen de in de eerste zin bedoelde termijn geen geoorloofde publicatie heeft plaatsgevonden en het fonogram tijdens deze termijn op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, vervallen de rechten vijftig jaar na de datum van de eerste geoorloofde mededeling aan het publiek. »

Art. 10.In artikel 44 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, worden de woorden « Voor de volgende handelingen is de schriftelijke toestemming van de omroeporganisatie vereist : » vervangen door de woorden « Alleen de omroeporganisatie heeft het recht volgende handelingen toe te staan : »;b) in het eerste lid, b), worden de woorden « , direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk » ingevoegd tussen de woorden « door welk procédé ook, » en de woorden « daaronder begrepen de distributie »;c) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « d) de beschikbaarstelling voor het publiek van de vastleggingen van haar uitzendingen op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.»; d) het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Het distributierecht bedoeld in het eerste lid, b ), wordt slechts uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de omroeporganisatie van de vastlegging van haar uitzending in de Europese Gemeenschap of met haar toestemming.»

Art. 11.In artikel 46 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 3 april 1995 en 31 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het 1° wordt vervangen als volgt : « 1° het citeren uit een prestatie, ten behoeve van kritiek, polemiek, recensie, onderwijs, of in het kader van wetenschappelijke werkzaamheden, maakt geen inbreuk op het auteursrecht, voor zover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel zulks wettigt;»; b) het 3°bis wordt vervangen als volgt : « 3°bis .de reproductie van korte fragmenten van een prestatie wanneer deze reproductie wordt verricht op om het even welke drager ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, indien zulks verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de prestatie; »; c) een 3°ter wordt ingevoegd, luidende : « 3°ter.de mededeling van prestaties voorzover deze mededeling wordt uitgevoerd ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voorzover deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, enkel wordt uitgevoerd door de gesloten transmissienetwerken van de instelling en geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van de prestatie; »; d) het 4° wordt vervangen als volgt : « 4° de reproductie op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager, van prestaties van de houders van naburige rechten, die in familiekring geschiedt en alleen daarvoor bestemd is; »; e) tussen het 4° en het 5° wordt een 4°bis ingevoegd, luidende : « 4°bis .tijdelijke reproductiehandelingen van voorbijgaande of bijkomstige aard die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel : - de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon; of - een rechtmatig gebruik van een prestatie, waarbij die handelingen geen zelfstandige economische waarde bezitten; »; f) het 7° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° de reproductie beperkt tot een aantal kopieën, bepaald in functie van en gerechtvaardigd door het doel het culturele en wetenschappelijke patrimonium te bewaren, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, musea, of door archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten. De materialen die aldus worden vervaardigd blijven eigendom van deze instellingen, die zichzelf ieder commercieel of winstgevend gebruik ervan ontzeggen.

De houders van naburige rechten kunnen hiertoe toegang krijgen, onder strikte inachtneming van de bewaring van het werk en tegen een billijke vergoeding van het werk verricht door deze instellingen; »; g) het artikel wordt aangevuld als volgt : « 8° de mededeling en de beschikbaarstelling van niet te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen prestaties die onderdeel uitmaken van de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, wetenschappelijke- en onderwijsinstellingen, musea of archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, hierin bestaande dat het werk, via speciale terminals in de gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privé-studie medegedeeld wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek;9° tijdelijke opnamen van prestaties, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen, met inbegrip van de middelen van een persoon die optreedt namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties, ten behoeve van hun eigen uitzendingen;10° de reproductie en mededeling aan het publiek van prestaties ten behoeve van mensen met een handicap, die rechtstreeks met deze handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voorzover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de houders van naburige rechten;11° de reproductie en de mededeling aan het publiek voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van prestaties, voorzover het noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik;12° de reproductie van uitzendingen, door erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugd- of gehandicaptenzorg, voor zover deze instellingen geen winstoogmerk nastreven en dat deze reproductie is voorbehouden voor het exclusieve gebruik van de daar verblijvende natuurlijke personen.»

Art. 12.Artikel 47bis van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « Er kan evenwel op contractuele basis afgeweken worden van de bepalingen bedoeld in het eerste lid, wanneer het prestaties betreft die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd. »

Art. 13.Het opschrift van hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk IV. - Het kopiëren voor eigen gebruik van werken en prestaties »

Art. 14.Artikel 55 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 55.De auteurs, de uitvoerende kunstenaars, de uitgevers van werken van letterkunde en van fotografische werken en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken hebben recht op een vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van hun werken en prestaties, inclusief voor de gevallen bedoeld in artikel 22, § 1, 5° en 13° en artikel 46, 4° en 12°.

De vergoeding wordt betaald door de fabrikant, de intracommunautaire invoerder of aankoper van dragers die kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager, dan wel van apparaten die kennelijk gebruikt worden voor deze reproductie op de datum waarop die dragers en die apparaten op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht.

De Koning stelt, overeenkomstig de nadere regels voorzien in artikel 56, vast welke apparaten en dragers kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager.

Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten verdelen de vennootschappen voor het beheer van de rechten overeenkomstig artikel 58 de vergoeding onder de auteurs, de uitvoerende kunstenaars, de uitgevers van werken van letterkunde en van fotografische werken en de producenten.

Krachtens de door Hem bepaalde voorwaarden en nadere regels gelast de Koning een voor alle vennootschappen voor het beheer van de rechten representatieve vennootschap met de inning en de verdeling van de vergoeding.

Wanneer een auteur of een uitvoerende kunstenaar zijn recht op een vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik heeft afgestaan, behoudt hij het recht op een billijke vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik.

De auteurs of de uitvoerende kunstenaars kunnen geen afstand doen van dat recht op een billijke vergoeding.

Het in het eerste lid bedoelde recht op vergoeding kan niet in aanmerking komen voor de bij de artikelen 18 en 36 bedoelde vermoedens.

Bij de Federale Overheidsdienst tot wiens bevoegdheden het auteursrecht behoort, wordt een Adviescommissie van de betrokken milieus van de vergoeding voor kopiëren voor eigen gebruik opgericht.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling, de benoemingsvoorwaarden van haar leden, evenals de voorwaarden van werking en organisatie van de adviescommissie van de betrokken milieus.

Deze commissie komt minstens tweemaal per jaar samen. Zij brengt jaarlijks een verslag uit over haar werkzaamheden aan de Koning, in het bijzonder met betrekking tot de evolutie van het fenomeen van het kopiëren en de technische voorzieningen bedoeld in artikel 79bis . De Koning zendt dit verslag onmiddellijk over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. »

Art. 15.Artikel 56 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 56.Op vraag van de minister of van een van haar leden, brengt de adviescommissie van de betrokken milieus aan de Koning een advies uit omtrent het statuut van de apparaten en de dragers die bedoeld worden in artikel 55 en de hierop betrekking hebbende vergoedingen. In voorkomend geval, verduidelijkt dit advies de verschillende standpunten van de leden van de commissie.

Het advies van de commissie wordt uitgebracht binnen zes maanden na het aanhangig maken van het verzoek bij de commissie. Eens deze termijn is verstreken, wordt het advies geacht te zijn uitgebracht.

Binnen drie maanden na de mededeling van het advies, stelt de Koning vast, per categorieën van technisch gelijkaardige apparaten en dragers die Hij definieert, of deze kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de inning en de verdeling van en de controle op de vergoeding, alsmede het tijdstip waarop die vergoeding is verschuldigd.

Binnen dezelfde termijn kan de Koning, op een specifieke lijst, de categorieën van technisch gelijkaardige dragers en apparaten vaststellen die niet kennelijk worden gebruikt voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager en die niet onderworpen zijn aan de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik.

De computers, of categorieën van computers zoals deze door de Koning worden gedefinieerd, kunnen slechts bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld koninklijk besluit onderworpen worden aan de vergoeding of ingeschreven worden in de specifieke lijst zoals bedoeld in het vorige lid.

Op hetzelfde moment dat Hij het statuut van de apparaten en dragers vaststelt, stelt de Koning, na advies van de adviescommissie van de betrokken milieus, bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld koninklijk besluit, de vergoeding bedoeld in artikel 55 vast.

Deze vergoeding wordt vastgesteld per categorie van op technisch gebied vergelijkbare apparaten en dragers.

Een apparaat dat kennelijk gebruikt wordt voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties op eender welke drager andere dan papier of soortgelijke drager en op voortdurende wijze een drager incorporeert, is slechts aan een enkele vergoeding onderworpen.

Bij het vaststellen van deze vergoeding wordt onder andere rekening gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel 79bis bedoelde technische voorzieningen op de betrokken werken of prestaties.

Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.

Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag vlugger worden herzien.

Te dien einde, kan enkel de Koning dit aanhangig maken bij de commissie van de betrokken milieus, die een advies uitbrengt binnen de termijnen bedoeld in het tweede lid. Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert deze zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.

Het gebrek aan gebruik van technische voorzieningen kan geen schade toebrengen aan het recht op vergoeding zoals gedefinieerd in artikel 55. » Art.16. In artikel 57 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « 6° aan de erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugdzorg.» b) het artikel wordt aangevuld als volgt : « Bovendien kan de Koning na advies van de commissie van de betrokken milieus, bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld koninklijk besluit, de categorieën van fysieke personen en rechtspersonen bepalen die : 1° hetzij genieten van een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de vergoeding die is geïnd en doorgerekend op de computers die zij verworven hebben;2° hetzij voor deze waarvoor de betalingsplichtigen van de vergoeding zoals bedoeld in artikel 55, geheel of gedeeltelijk hiervan zijn vrijgesteld of worden terugbetaald voor de computers verworven door deze personen. De terugbetaling of de vrijstelling van de vergoeding bedoeld in het vorige lid, dient behoorlijk met redenen omkleed te zijn : 1° hetzij door de noodzaak om, zonder afbreuk te doen aan de creatie, de meest gelijke toegang te waarborgen voor elkeen tot de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, daar de vergoeding in kwestie een obstakel zou vormen voor deze toegang;2° hetzij door de noodzaak om de verwerving van computers te waarborgen door personen die dit materieel kennelijk niet aanwenden voor de reproducties bedoeld in artikel 55. De Koning bepaalt de voorwaarden van de terugbetaling of de vrijstelling. »

Art. 17.In artikel 58 van dezelfde wet wordt § 1 vervangen als volgt : « § 1. Met betrekking tot de in artikel 55 bedoelde vergoeding, kan de Koning de verdeelsleutel vaststellen tussen de volgende categorieën van werken : 1) de werken van letterkunde;2) fotografische werken;3) de geluidswerken en 4) de audiovisuele werken. Het gedeelte van de in artikel 55 bedoelde vergoeding dat betrekking heeft op de geluidswerken en audiovisuele werken, wordt naar rata van een derde, verdeeld tussen auteurs, uitvoerende kunstenaars en producenten.

Het gedeelte van de in artikel 55 bedoelde vergoeding dat betrekking heeft op de literaire werken en fotografische werken, wordt verdeeld in gelijke helften tussen auteurs en uitgevers. »

Art. 18.Het opschrift van hoofdstuk V van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Hoofdstuk V. - De reproductie op papier of op soortgelijke drager van werken voor privé-gebruik of ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek »

Art. 19.Artikel 59 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «

Art. 59.De auteurs en de uitgevers hebben recht op een vergoeding voor de reproductie op papier of op soortgelijke drager van hun werken, ook wanneer die reproductie plaatsvindt onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 22, § 1, 4° en 4°bis , en 22bis , § 1, 1° en 2°.

De vergoeding wordt betaald door de fabrikant, de invoerder of de intracommunautaire koper van apparaten die kennelijk gebruikt worden voor de reproductie op papier of soortgelijke drager van werken op de datum waarop die apparaten op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht.

Overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 61, stelt de Koning vast welke apparaten kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren op papier of soortgelijke drager van werken.

De Koning kan een lijst van apparaten vaststellen die niet kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren op papier of soortgelijke drager van werken, en niet onderworpen zijn aan de vergoeding voor reprografie.

Bij de Federale Overheidsdienst tot wiens bevoegdheden het auteursrecht behoort, wordt een Adviescommissie van de betrokken milieus van de vergoeding voor reprografie opgericht.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling en de benoemingsvoorwaarden van haar leden, evenals de voorwaarden van werking en organisatie van de adviescommissie van de betrokken milieus.

Deze commissie komt minstens tweemaal per jaar samen. Zij brengt jaarlijks een verslag uit over haar werkzaamheden aan de Koning, in het bijzonder met betrekking tot de evolutie van het fenomeen van de reprografie en de technische voorzieningen bedoeld in artikel 79bis .

De Koning zendt dit verslag onmiddellijk over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat. »

Art. 20.Artikel 61 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 3 april 1995, wordt vervangen als volgt : «

Art. 61.Op vraag van de minister of van een van haar leden, brengt de Adviescommissie van de betrokken milieus aan de Koning een advies uit omtrent het statuut van de apparaten bedoeld in artikel 59 en omtrent de vergoedingen bedoeld in de artikelen 59 en 60. In voorkomend geval, verduidelijkt dit advies de verschillende standpunten van de leden van de commissie.

Het advies van de commissie wordt uitgebracht binnen zes maanden na het aanhangig maken van het verzoek bij de commissie. Eens deze termijn is verstreken, wordt het advies geacht te zijn uitgebracht.

Binnen drie maanden na de mededeling van het advies, stelt de Koning vast, per categorieën van technisch gelijkaardige apparaten die Hij definieert, of deze kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren op papier of soortgelijke drager van werken en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de inning en de verdeling van en de controle op de vergoeding, alsmede het tijdstip waarop die vergoeding is verschuldigd.

Binnen dezelfde termijn, kan de Koning, op een specifieke lijst, de categorieën van technisch gelijkaardige apparaten vaststellen die niet kennelijk worden gebruikt voor het reproduceren op papier of soortgelijke drager van werken en die niet onderworpen zijn aan de vergoeding voor reprografie.

Hij bepaalt de nadere regels voor de inning en verdeling van en de controle op die vergoedingen, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd zijn.

Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten worden de in de artikelen 59 en 60 bedoelde vergoedingen in gelijke delen toegewezen aan de auteurs en de uitgevers.

Overeenkomstig de voorwaarden en de nadere regels die Hij stelt, belast Hij een vennootschap die representatief is voor alle vennootschappen voor het beheer van de rechten met de inning en de verdeling van de vergoeding.

Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.

Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag vlugger worden herzien.

Te dien einde, kan enkel de Koning dit aanhangig maken bij de commissie van de betrokken milieus, die een advies uitbrengt binnen de termijnen bedoeld in het tweede lid. Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden. »

Art. 21.In artikel 61bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 augustus 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het eerste lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De auteurs en de uitgevers van werken hebben recht op een vergoeding voor de reproductie en de mededeling van die werken onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 22, § 1, 4°ter en 4°quater en 22bis , § 1, 3°.»; b) het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « De uitvoerende kunstenaars, de producenten van fonogrammen en de producenten van eerste vastleggingen van films hebben recht op een vergoeding voor de reproductie en de mededeling van hun prestaties onder de voorwaarden bepaald in artikel 46, 3°bis en 3°ter.»

Art. 22.Artikel 61quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 31 augustus 1998, wordt gewijzigd als volgt : « Art. 61quater . De vergoeding bedoeld in artikel 61bis , wordt vastgesteld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

De Koning stelt de modaliteiten van inning, verdeling en toezicht van de vergoeding vast, evenals het tijdstip waarop deze verschuldigd is.

De Koning kan, op de door Hem bepaalde voorwaarden en wijze, een of meer vennootschappen die alleen of gezamenlijk representatief zijn voor alle vennootschappen die de rechten beheren, ermee belasten de inning en de verdeling van de vergoeding te verzekeren.

De Koning kan tevens de verdeelsleutel van de vergoeding vaststellen, tussen de categorieën van rechthebbenden enerzijds, en tussen de categorieën van werken anderzijds. »

Art. 23.Artikel 62, § 1, enig lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 augustus 1998, wordt vervangen als volgt : « § 1. In geval van uitlening van werken van letterkunde, databanken, fotografische werken of partituren van muziekwerken onder de voorwaarden genoemd in artikel 23, hebben de auteur en de uitgever recht op een vergoeding. »

Art. 24.Artikel 64, § 1, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « en de uitgevers naar rata van 70 % voor de auteurs en 30 % voor de uitgevers. »

Art. 25.In hoofdstuk VIII van dezelfde wet wordt, na artikel 79, een afdeling 1bis ingevoegd, luidende : « Afdeling 1bis . - Rechtsbescherming van technische voorzieningen en informatie betreffende het beheer van rechten. ».

Art. 26.In dezelfde wet wordt een artikel 79bis ingevoegd, luidende : « Art. 79bis . § 1. Eenieder die een doeltreffende technische voorziening omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat deze omzeiling het plegen van inbreuken bedoeld in de artikelen 80 en 82 kan vergemakkelijken, is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 81 en 83 tot 86. De omzeiling van technische voorzieningen getroffen, overeenkomstig of krachtens dit artikel of overeenkomstig artikel 87bis , § 1, wordt geacht het plegen van inbreuken bedoeld in de artikelen 80 en 82 te vergemakkelijken.

Eenieder die inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, verdeelt, verkoopt, verhuurt, er reclame voor verkoop of verhuur voor maakt, of voor commerciële doeleinden bezit, of die diensten verricht die : 1° gestimuleerd, aangeprezen of in de handel worden gebracht om de bescherming van een doeltreffende technische voorziening te omzeilen, of 2° slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening, of 3° in het bijzonder ontworpen, vervaardigd of aangepast zijn met het doel het omzeilen van een doeltreffende technische voorziening mogelijk of gemakkelijker te maken, is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 81 en 83 tot 86. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in het eerste en tweede lid.

Onder « technische voorzieningen » wordt verstaan : technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of prestaties, die door de houders van auteursrechten of naburige rechten niet zijn toegestaan.

Technische voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn in de zin van het eerste en tweede lid indien het gebruik van een werk of prestatie wordt beheerst door de rechthebbende, door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of andere transformatie van het werk of prestatie of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt. § 2. De rechthebbenden nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een werk of een prestatie om van de uitzonderingen bepaald in artikel 21, § 2, artikel 22, § 1, 4°, 4°bis , 4°ter, 8°, 10° en 11°, artikel 22bis , § 1, eerste lid, 1° tot 5°, en artikel 46, 3°bis , 7°, 9° en 10°, te kunnen genieten mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot het door de technische voorziening beschermde werk of prestatie.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, volgens de voorwaarden die Hij vaststelt, de lijst van bepalingen bedoeld in het eerste lid, uitbreiden tot de artikelen 22, § 1, 5°, en 46, 4°, voor zover dit geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van werken of van prestaties, noch de wettige belangen van de rechthebbenden onredelijk schaadt. § 3. De § 2 geldt niet voor werken of prestaties voor het publiek beschikbaar gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd. § 4. De technische voorzieningen bedoeld in § 1 mogen de rechtmatige verkrijgers van werken en prestaties niet beletten deze werken en prestaties overeenkomstig hun beoogde doel te gebruiken. »

Art. 27.In dezelfde wet wordt een artikel 79ter ingevoegd, luidende : «

Art. 79ter.§ 1. Eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht : 1° de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;2° de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of van prestaties, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 81 en 83 tot 86. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op dit misdrijf. § 2. In de zin van dit artikel wordt onder « informatie betreffende het beheer van rechten » verstaan alle door de rechthebbenden verstrekte informatie op grond waarvan het werk of prestatie, dan wel de auteur of andere rechthebbende kunnen worden geïdentificeerd. Deze term wijst ook op informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of prestatie, alsook op de cijfers en codes waarin die informatie vervat ligt.

Het eerste lid is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie van een werk of prestatie of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek ervan. »

Art. 28.In artikel 81 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden « De misdrijven omschreven in artikel 80 » worden vervangen door de woorden « De misdrijven omschreven in de artikelen 79bis , § 1, 79ter en 80 »;b) de woorden « elke herhaling met betrekking tot de misdrijven omschreven in artikel 80 » worden vervangen door de woorden « elke herhaling met betrekking tot de misdrijven omschreven in de artikelen 79bis , 79ter en 80 ».

Art. 29.In hoofdstuk VIII van dezelfde wet wordt na artikel 87 een afdeling 3bis ingevoegd, luidende : « Afdeling 3bis . - Vorderingen betreffende de toepassing van technische voorzieningen. »

Art. 30.In dezelfde wet wordt een artikel 87bis ingevoegd, luidende : « Art. 87bis . § 1. Niettegenstaande de rechtsbescherming voorzien in artikel 79bis , is de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bevoegd voor : 1° het vaststellen van elke overtreding van artikel 79bis , §§ 2 en 5 en volgens het geval : 2° ofwel het opleggen aan de rechthebbenden van het nemen van passende maatregelen die de begunstigden van de uitzonderingen voorzien in artikel 21, § 2, artikel 22, § 1, 4°, 4°bis , 4°ter, 8°, 10°, 11° en 13°, artikel 22bis , § 1, eerste lid, 1° tot 5°, en artikel 46, 3°bis , 7°, 9°, 10° en 12°, of in de bepalingen door de Koning bepaald krachtens artikel 79bis , § 2, tweede lid, toelaten te kunnen genieten van deze uitzonderingen ingeval die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot het werk of de beschermde prestatie.3° ofwel aan de rechthebbenden bevelen de technische voorzieningen aan te passen aan artikel 79bis , § 5. § 2. De vordering gegrond op § 1 wordt ingesteld op verzoek van : 1° de belanghebbenden;2° de minister bevoegd voor het auteursrecht;3° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid;4° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij in de Raad voor het Verbruik vertegenwoordigd is of door de minister bevoegd voor het auteursrecht, volgens criteria bepaald bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, erkend is. In afwijking van de bepalingen in de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek, kunnen de verenigingen en groepen bedoeld in de punten 3° en 4° in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen. § 3. De vordering gegrond op § 1 wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

Zij mag worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034ter tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek.

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan bevelen dat de beschikking of de samenvatting ervan wordt aangeplakt gedurende de termijn die hij bepaalt, en zowel binnen als buiten de inrichtingen van de overtreder en op diens kosten, evenals de bekendmaking van de beschikking of van de samenvatting ervan, op kosten van de overtreder, in dagbladen of op een andere wijze.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.

Elke uitspraak wordt, binnen acht dagen en door toedoen van de griffier van het bevoegde rechtscollege, aan de minister bevoegd voor het auteursrecht meegedeeld, tenzij het vonnis gewezen is op zijn verzoek. Bovendien is de griffier verplicht de minister bevoegd voor het auteursrecht onverwijld in te lichten over het beroep tegen een uitspraak die krachtens dit artikel gewezen is. » HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de wet van 31 augustus 1998 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken

Art. 31.Artikel 11 van de wet van 31 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken wordt aangevuld als volgt : « Er kan evenwel op contractuele basis afgeweken worden van de bepalingen van artikel 7, wanneer het databanken betreft die voor het publiek beschikbaar zijn gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd. »

Art. 32.In hoofdstuk II van dezelfde wet wordt na artikel 12 een afdeling 5bis ingevoegd, luidende : « Afdeling 5bis . - Rechtsbescherming van technische voorzieningen en van informatie betreffende het beheer van rechten. »

Art. 33.In dezelfde wet wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidende : « Art. 12bis . § 1. Eenieder die een doeltreffende technische voorziening omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 14 tot 17.

Eenieder die inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, verdeelt, verkoopt, verhuurt, er reclame voor verkoop of verhuur voor maakt, of voor commerciële doeleinden bezit, of die diensten verricht die : 1° gestimuleerd, aangeprezen of in de handel worden gebracht om de bescherming van een doeltreffende technische voorziening te omzeilen, of 2° slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening, of 3° in het bijzonder ontworpen, vervaardigd of aangepast zijn met het doel het omzeilen van een doeltreffende technische voorziening mogelijk of gemakkelijker te maken, is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 14 tot 17. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in het eerste en tweede lid.

Onder « technische voorzieningen » wordt verstaan : technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van databanken, die niet zijn toegestaan door de producenten van databanken.

Technische voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn in de zin van het eerste en tweede lid indien het gebruik van een databank wordt beheerst door de rechthebbende, door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of andere transformatie van het werk of prestatie of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt. § 2. De producenten van databanken nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een databank om de uitzonderingen te kunnen genieten bepaald in artikel 7, eerste lid, 2° en 3°, mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot de door de technische voorziening beschermde databank. § 3. De technische voorzieningen die door de producenten van databanken vrijwillig worden getroffen, met inbegrip van die ter uitvoering van vrijwillig gesloten overeenkomsten, alsook de technische voorzieningen die getroffen werden krachtens een beschikking gegeven bij toepassing van artikel 2bis van de wet van 10 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch gerechtelijk recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, genieten de in § 1 bedoelde rechtsbescherming. § 4. Paragraaf 2 geldt niet voor databanken voor het publiek beschikbaar gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd. § 5. De technische voorzieningen bedoeld in § 1 mogen de rechtmatige verkrijgers van databanken niet beletten deze databanken overeenkomstig hun beoogde doel te gebruiken. »

Art. 34.In dezelfde wet wordt een artikel 12ter ingevoegd, luidende : «

Art. 12ter.§ 1. Eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht : 1° de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;2° de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van databanken, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het recht van de producenten van databanken, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 14 tot 17. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op dit misdrijf. § 2. In de zin van dit artikel wordt onder « informatie betreffende het beheer van rechten » verstaan alle door de producenten van databanken verstrekte informatie op grond waarvan de databank, dan wel de producent van de databank kunnen worden geïdentificeerd. Deze term wijst ook op informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de databank, alsook op de cijfers en codes waarin die informatie vervat ligt.

Het eerste lid is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie van een databank of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek ervan. »

Art. 35.In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid, worden de woorden « De misdrijven omschreven in artikel 13 » vervangen door de woorden « De misdrijven omschreven in de artikelen 12bis , § 1, 12ter en 13 »;b) in het tweede lid, worden de woorden « Herhaling met betrekking tot de misdrijven omschreven in artikel 13 » vervangen door de woorden « Elke herhaling met betrekking tot de misdrijven omschreven in de artikelen 12bis , 12ter en 13 ». HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van de wet van 10 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch gerechtelijk recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken

Art. 36.In de wet van 10 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch gerechtelijk recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidende : « Art. 2bis . § 1. Niettegenstaande de rechtsbescherming voorzien in artikel 12bis , van de wet van 31 augustus 1998 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, is de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg bevoegd voor : 1° het vaststellen van elke overtreding van artikel 12bis , §§ 2 en 5 van de wet van 31 augustus 1998 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, en volgens het geval : 2° ofwel het opleggen aan de producenten van databanken van het nemen van passende maatregelen die de begunstigden van de uitzonderingen voorzien in artikel 7, eerste lid, 2° en 3°, van de wet van 31 augustus 1998 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, toelaten te kunnen genieten van deze uitzonderingen ingeval die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot de databank;3° ofwel aan de producenten van databanken bevelen de technische voorzieningen aan te passen aan artikel 12bis , § 5, van de wet van 31 augustus 1998 houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken. § 2. De vordering gegrond op § 1 wordt ingesteld op verzoek van : 1° de belanghebbenden;2° de minister bevoegd voor het auteursrecht;3° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid;4° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij in de Raad voor het Verbruik vertegenwoordigd is of door de minister bevoegd voor het auteursrecht, volgens criteria bepaald bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, erkend is. In afwijking van de bepalingen in de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek, kunnen de verenigingen en groepen bedoeld in de punten 3° en 4° in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen. § 3. De vordering gegrond op § 1 wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

Zij mag worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034ter tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek.

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg kan bevelen dat de beschikking of de samenvatting ervan wordt aangeplakt gedurende de termijn die hij bepaalt, en zowel binnen als buiten de inrichtingen van de overtreder en op diens kosten, evenals de bekendmaking van de beschikking of van de samenvatting ervan, op kosten van de overtreder, in dagbladen of op een andere wijze.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.

Elke uitspraak wordt, binnen acht dagen en door toedoen van de griffier van het bevoegde rechtscollege, aan de minister bevoegd voor het auteursrecht meegedeeld, tenzij het vonnis gewezen is op zijn verzoek. Bovendien is de griffier verplicht de minister bevoegd voor het auteursrecht onverwijld in te lichten over het beroep tegen een uitspraak die krachtens dit artikel gewezen is. » HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek

Art. 37.Artikel 587, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 3 augustus 1992, wordt aangevuld als volgt : « 13° over de vorderingen ingesteld overeenkomstig artikel 87bis van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten; 14° over de vorderingen ingesteld overeenkomstig artikel 2bis van de wet van 10 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch gerechtelijk recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken.». HOOFDSTUK VI. - Interpreterende bepaling van artikel 63, eerste lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten

Art. 38.Artikel 63, eerste lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten dient in die zin geïnterpreteerd te worden dat het de Koning toestaat om de bedragen zoals bedoeld in artikel 62 van dezelfde wet, te bepalen, inzonderheid in functie van een forfaitair bedrag per persoon ingeschreven in een uitleeninstelling. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 39.De wijzigingen aangebracht door artikel 9, d) en e), zijn niet van toepassing op fonogrammen waarvan de beschermingsduur van de rechten op 22 december 2002 verstreken was in toepassing van artikel 39, vijfde lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, zoals deze was opgesteld voor haar wijziging door artikel 9, d).

Art. 40.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 4, b), c) en f), 11, d), 14, 15, 17, 18, 19 en 20, die in werking treden op de door de Koning te bepalen datum.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 mei 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2003-2004 Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken.- Wetsontwerp, nr. 51-1137/1. - Amendementen, nr. 51-1137/2.

Zitting 2004-2005 Stukken. - Amendementen, nrs. 51-1137/3 tot 12. - Verslag, nr. 51-1137/13. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 51-1137/14.

Amendementen, nr. 51-1137/15. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-1137/16.

Integraal Verslag. - 3 maart 2005.

Senaat Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 3-1073/1. - Amendement, nrs. 3-1073/2 en 3. - Verslag, nr. 3-1073/4. - Tekst verbeterd door de commissie, nr. 3-1073/5. - Amendementen, nr. 3-1073/6. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 3-1073/7.

Handelingen van de Senaat. - 14 april 2005.

^