gepubliceerd op 04 oktober 2006
Wet tot wijziging van de wet van 13 juli 1976 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, en van de Bijlage, opgemaakt te Parijs op 18 november 1974
20 JULI 2006. - Wet tot wijziging van de wet van 13 juli 1976 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, en van de Bijlage, opgemaakt te Parijs op 18 november 1974 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 1 van de wet van 13 juli 1976 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, en van de Bijlage, opgemaakt te Parijs op 18 november 1974, worden de woorden « enig artikel » vervangen door de woorden « Art. 1 ».
Art. 3.In dezelfde wet wordt een artikel 2 ingevoegd, luidende : «
Art. 2.§ 1. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad : 1° het programma bedoeld bij artikel 5, 1, van de Overeenkomst bedoeld in artikel 1, dat noodmaatregelen bevat ter beperking van de vraag naar aardolie;2° de maatregelen bedoeld in de artikelen 6 en 7 van dezelfde Overeenkomst, die gelden voor de toebedeling van aardolie en aardolieproducten op internationaal en nationaal niveau en voor een billijke bevoorrading van de beschikbare aardolie en aardolieproducten;3° de regels voor het aanspreken van de verplichte voorraden aardolie en aardolieproducten.Dit besluit wordt genomen na overleg met de voorraadplichtige ondernemingen en met de Raad van Bestuur van de naamloze vennootschap van publiek recht APETRA, opgericht bij de wet van 26 januari 2006 betreffende de aanhouding van een verplichte voorraad aardolie en aardolieproducten en de oprichting van een agentschap voor het beheer van een deel van deze voorraad en tot wijziging van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop; 4° de lijst met de prioritaire gebruikers van aardolieproducten evenals de wijze van bekendmaking van deze lijst. § 2. Op het ogenblik van een bevoorradingscrisis staat het Nationaal Olie Bureau, opgericht bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1984 houdende oprichting van een Nationaal Olie Bureau belast met de bevoorrading en de verdeling van aardolie en petroleumproducten, in voor de uitvoering van het programma en de regels bedoeld in §§ 1 en 2.
Hiertoe verzamelt de Algemene directie Energie van de federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie, permanent alle benodigde gegevens, met inbegrip van de gegevens inzake de personen die actief zijn in de bevoorradingsketen van het land en van de gegevens nodig voor het opstellen van de petroleumbalans.
Onder een bevoorradingscrisis wordt verstaan : een vermindering van de olievoorziening, zoals bedoeld in de artikelen 13, 14 en 17 van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, of als dusdanig erkend door een unanieme beslissing van de Raad van Bestuur van het Internatonaal Energie Agentschap, of een situatie die een zodanige daling in de aanvoer van aardolie met zich meebrengt dat het aanbod niet meer in de normale behoeften kan voorzien en die bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad wordt erkend als zijnde een bevoorradingscrisis. »
Art. 4.In dezelfde wet wordt een artikel 3 ingevoegd, luidende : «
Art. 3.De Algemene directie Energie van de federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en APETRA maken, elk voor de materies die hun aanbelangen, permanent de meest recentste versie van het programma en de regels bedoeld in artikel 2, § 1, kenbaar op hun website. Het programma en de regels worden verwerkt in een draaiboek « crisisbeleid », dat eveneens op deze websites en in een gedrukte versie beschikbaar bij deze twee instanties. »
Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 4 ingevoegd, luidende : «
Art. 4.§ 1. De Koning kan strafsancties bepalen voor inbreuken op de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van deze wet. Deze strafsancties mogen niet hoger zijn dan 25.000 euro. § 2. De bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek zijn van toepassing op de inbreuken bepaald in § 1. De vennootschappen zijn burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten waarvoor hun bestuurders, zaakvoerders of lasthebbers wegens dergelijke inbreuken worden veroordeeld. § 3. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie, wijst de Koning de ambtenaren van de federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie aan die bevoegd zijn om de inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, op te sporen en vast te stellen. § 4. De in § 3 bedoelde ambtenaren kunnen : 1° gebouwen, werkplaatsen en hun aanhorigheden tijdens de openingsuren of werkuren betreden, wanneer zulks voor de uitoefening van hun opdracht noodzakelijk is;2° alle dienstige vaststellingen doen en documenten, stukken, boeken en registers die bij de opsporing en vaststelling nodig zijn ter plaatse inkijken of deze meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs. Wanneer deze handelingen de kenmerken van een huiszoeking vertonen, mogen ze door de in § 3 bedoelde ambtenaren enkel worden gesteld met machtiging van de onderzoeksrechter of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die daartoe bij verzoekschrift is aangezocht. »
Art. 6.In dezelfde wet wordt een artikel 5 ingevoegd, luidende : «
Art. 5.De Koning bepaalt de datum waarop de artikelen 2, 3 en 4.
Binnen drie maanden nadat de Koning van de bevoegdheden gebruik heeft gemaakt, brengt Hij verslag uit aan de wetgevende Kamers. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Gewone zitting 2005-2006. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken - Wetsontwerp, nr. 51/2404/001. - Verslag, nr. 51/2404/003.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 51/2404/005.
Zie ook : Integraal verslag : nr. 214 van 1 juni 2006.