gepubliceerd op 21 april 2010
Wet tot bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen
19 MAART 2010. - Wet tot bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen (1)
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek
Art. 2.Artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987 en gewijzigd bij de wet van 13 april 1995, wordt vervangen als volgt : «
Art. 203.§ 1. De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind. § 2. Met middelen wordt onder andere bedoeld alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen. § 3. De langstlevende echtgenoot is gehouden tot de verplichting gesteld in paragraaf 1 ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden echtgenoot van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij huwelijkscontract, door schenking of bij testament. ».
Art. 3.Artikel 203bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt : «
Art. 203bis.§ 1. Elke ouder draagt bij in de kosten die voortvloeien uit de bij artikel 203, § 1, bepaalde verplichting, in verhouding tot zijn respectieve aandeel in de samengevoegde middelen. § 2. Onverminderd de rechten van het kind, kan elk van de ouders van de andere ouder diens bijdrage vorderen in de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1. § 3. De kosten omvatten de gewone kosten en de buitengewone kosten.
De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van het kind.
Onder buitengewone kosten wordt verstaan de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen, overschrijden. § 4. Op vraag van één van de ouders kan de rechter de partijen verplichten een rekening te openen bij een door de Commissie voor het Bank, Financie- en Assurantiewezen op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling, die bestemd wordt tot de betaling van de bijdragen vastgesteld op grond van artikel 203, § 1.
In dat geval bepaalt de rechter minstens : 1° de bijdrage van elk der ouders in de kosten bedoeld in artikel 203, § 1, alsook de sociale voordelen die aan het kind toekomen die op deze rekening gestort dienen te worden;2° het maandelijks tijdstip waarop deze bijdragen en sociale voordelen gestort dienen te worden;3° de wijze waarop over de op deze rekening gestorte sommen kan worden beschikt;4° de kosten die betaald worden met deze gelden;5° de organisatie van het toezicht op de uitgaven;6° de manier waarop tekorten aangevuld zullen worden;7° de bestemming van de overschotten die op deze rekening gestort worden. Stortingen van bijdragen gedaan ter uitvoering van dit artikel, worden beschouwd als betalingen van onderhoudsbijdragen in het kader van de in artikel 203, § 1, gedefinieerde onderhoudsverplichting. ».
Art. 4.Artikel 203ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt : «
Art. 203ter.Indien de schuldenaar een van de verplichtingen opgelegd bij de artikelen 203, 203bis, 205, 207, 336 of 353-14, van dit Wetboek of de krachtens artikel 1288, eerste lid, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek of de krachtens een notariële of gehomologeerde overeenkomst tussen partijen aangegane verbintenis niet nakomt, kan de schuldeiser, onverminderd het recht van derden, zich voor de vaststelling van het bedrag van de uitkering en voor de tenuitvoerlegging van het vonnis doen machtigen om, met uitsluiting van voornoemde schuldenaar, onder de voorwaarden en binnen de grenzen door het vonnis gesteld, de inkomsten van deze laatste of iedere andere hem door een derde verschuldigde geldsom te ontvangen.
In alle geval staat de rechter de machtiging toe indien de onderhoudsplichtige zich gedurende twee, al dan niet opeenvolgende, termijnen in de loop van twaalf maanden die aan het indienen van het verzoekschrift voorafgaan, geheel of ten dele onttrokken heeft aan zijn verplichting tot betaling van levensonderhoud uitgezonderd ingeval de rechter anders oordeelt, wegens uitzonderlijke omstandigheden eigen aan de zaak.
De rechtspleging en de bevoegdheden van de rechter worden geregeld volgens de artikelen 1253ter tot 1253quinquies van het Gerechtelijk Wetboek.
Het vonnis kan worden tegengeworpen aan alle tegenwoordige of toekomstige derden-schuldenaars, na kennisgeving door de griffier bij gerechtsbrief op verzoek van de eiser.
Wanneer het vonnis ophoudt gevolg te hebben, geeft de griffier daarvan bericht aan de derden-schuldenaars bij gerechtsbrief.
De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de derdeschuldenaar moet betalen of ophouden te betalen. ».
Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 203quater ingevoegd, luidende : «
Art. 203quater.§ 1. De krachtens artikel 203, § 1, bepaalde onderhoudsbijdrage, vastgesteld hetzij bij vonnis overeenkomstig artikel 1321 van het Gerechtelijk Wetboek, hetzij bij overeenkomst, wordt van rechtswege aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Deze basisbijdrage is gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand waarin het vonnis dat de bijdrage van elk van de ouders bepaalt, wordt uitgesproken, tenzij de rechter er anders over beslist. Om de twaalf maanden wordt het bedrag van de bijdrage van rechtswege aangepast in verhouding tot de verhoging of de verlaging van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de overeenstemmende maand.
Deze aanpassing wordt op de bijdrage toegepast vanaf de vervaldag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in aanmerking te nemen nieuwe indexcijfer.
De rechter kan nochtans een andere formule toepassen voor de aanpassing van de onderhoudsbijdrage. De partijen kunnen eveneens bij overeenkomst afwijken van deze aanpassingsformule. § 2. In het belang van het kind, kan de rechter op vraag van één van de partijen beslissen dat de onderhoudsbijdrage van rechtswege verhoogd wordt in de door hem bepaalde omstandigheden. ».
Art. 6.Artikel 301, § 12, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding type wet prom. 27/04/2007 pub. 10/05/2007 numac 2007003223 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 20 juli 1979 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten, belastingen en andere maatregelen, in uitvoering van de richtlijn 2006/84/EG van de Commissie van 23 oktober 2006 type wet prom. 27/04/2007 pub. 08/06/2007 numac 2007002124 bron programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie Wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest betreffende het administratieve en financiële beheer van de provinciale coördinaties voor de gelijkheid van vrouwen en mannen type wet prom. 27/04/2007 pub. 17/09/2007 numac 2007015082 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tot wijziging van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme, gedaan te Straatsburg op 15 mei 2003 sluiten, wordt opgeheven.
Art. 7.Artikel 336 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt : «
Art. 336.Het kind wiens afstamming van vaderszijde niet vaststaat, kan van degene die gedurende het wettelijke tijdvak van de verwekking met zijn moeder gemeenschap heeft gehad, een onderhoudsbijdrage vorderen op grond van artikel 203, § 1. ».
Art. 8.Artikel 339 van het hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 31 maart 1987, wordt vervangen als volgt : «
Art. 339.De artikelen 203, 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing. ».
Art. 9.In artikel 353-14 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 24 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/04/2003 pub. 16/05/2003 numac 2003009435 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de adoptie sluiten en gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt de tweede zin, die aanvangt met de woorden « Artikel 203 » en eindigt met de woorden « overeenkomstige toepassing.» vervangen als volgt : « Artikel 203, 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing. »; 2° het vierde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Artikel 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing.». HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 10.Artikel 626 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 24 juli 1978, wordt aangevuld met de volgende woorden : « de vorderingen strekkende tot de verlaging of de opheffing van deze uitkeringen uitgezonderd. ».
Art. 11.In artikel 1253quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 juli 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in b) worden de woorden « de griffier geeft ervan kennis aan beide echtgenoten » vervangen door de woorden « de griffier geeft ervan kennis aan beide echtgenoten bij gerechtsbrief »;2° in c) en d) worden de woorden « binnen een maand na de kennisgeving » telkens vervangen door de woorden « binnen een maand na de kennisgeving bij gerechtsbrief ».
Art. 12.In artikel 1280 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1976 en 30 juni 1994, het zesde lid, tweede zin, vervangen als volgt : « In dit geval kan zijn beschikking ingeroepen worden tegen alle tegenwoordige of toekomstige derden-schuldenaars na kennisgeving door de griffier bij gerechtsbrief op verzoek van de eiser. Wanneer de beschikking ophoudt haar gevolgen te hebben, krijgen de derden-schuldenaars daarvan bericht door de griffier bij gerechtsbrief. De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de derde-schuldenaar moet betalen of ophouden te betalen. »
Art. 13.Artikel 1320 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 1320.De vorderingen tot toekenning, verhoging, verlaging of afschaffing van de uitkering tot levensonderhoud kunnen worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034bis tot 1034sexies. ».
Art. 14.Artikel 1321 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 1321.§ 1. Behoudens akkoord van de partijen over het bedrag van de onderhoudsbijdrage in het belang van het kind, vermeldt elke rechterlijke beslissing die de onderhoudsbijdrage vaststelt op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek volgende elementen : 1° de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders door de rechter in acht genomen op grond van artikel 203, § 2, van het Burgerlijk Wetboek;2° de gewone kosten waaruit het budget voor het kind is samengesteld alsook de manier waarop deze begroot zijn;3° de aard van de buitengewone kosten die in acht genomen kunnen worden, het deel van deze kosten dat elk van de ouders voor zijn rekening dient te nemen alsook de modaliteiten voor de aanwending van deze kosten;4° de verblijfsregeling van het kind en de bijdrage in natura van elk van de ouders in het levensonderhoud van het kind tengevolge van deze verblijfsregeling;5° het bedrag van de kinderbijslag en van de sociale en fiscale voordelen van alle aard die elk van de ouders voor het kind ontvangt;6° de inkomsten die elk van de ouders in voorkomend geval ontvangt uit het genot van de goederen van het kind;7° het aandeel van elk van de ouders in de tenlasteneming van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de daarop eventueel vastgestelde onderhoudsbijdrage, evenals de modaliteiten voor de aanpassing ervan op grond van artikel 203quater van het Burgerlijk Wetboek;8° de bijzondere omstandigheden van de zaak die in acht genomen zijn. § 2. De rechter verduidelijkt : 1° op welke manier hij de in § 1 bedoelde elementen in acht genomen heeft;2° bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, op welke manier hij de onderhoudsbijdrage en de modaliteiten voor de aanpassing ervan overeenkomstig artikel 203quater, § 2, van het Burgerlijk Wetboek heeft bepaald, ingeval hij afwijkt van de in artikel 1322, § 3, voorziene berekeningswijze. § 3. Het vonnis vermeldt de gegevens van de Dienst voor alimentatievorderingen, opgericht bij de wet van 21 februari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2003 pub. 28/03/2003 numac 2003003146 bron federale overheidsdienst financien Wet tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën sluiten tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, en wijst op diens opdracht betreffende het toekennen van voorschotten op onderhoudsbijdragen en de invordering van verschuldigde onderhoudsbijdragen. ».
Art. 15.Artikel 1322 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 1322.§ 1. Er wordt een commissie voor onderhoudsbijdragen opgericht die aanbevelingen opstelt voor de begroting van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de vaststelling van de bijdrage van elk van de ouders overeenkomstig artikel 203bis van het Burgerlijk Wetboek.
Zij evalueert jaarlijks deze aanbevelingen en bezorgt een advies aan de minister van Justitie en de minister bevoegd voor de Gezinnen, vóór de 31ste januari van het jaar volgend op het voorbije burgerlijke jaar. De bevoegde minister voor de Gezinnen legt dit advies neer in de federale wetgevende Kamers, aangevuld met de bemerkingen van de in het voorgaande lid genoemde ministers. § 2. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de commissie die uit een gelijk aantal leden van elk geslacht bestaat.
Hij verzoekt elk deelgebied dat betrokken is bij gezinszaken, deel te nemen aan de werkzaamheden van die commissie. § 3. De Koning kan een berekeningswijze opstellen om de toepassing van de in § 1 bedoelde aanbevelingen te vergemakkelijken. ».
Art. 16.In het vierde deel, Boek IV, Hoofdstuk XII van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1322/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 1322/1.De beslissing die uitspraak doet over een uitkering tot onderhoud is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad, tenzij de rechter hierover anders beslist op vraag van een van de partijen. ». HOOFDSTUK 4. - Overgangsbepaling
Art. 17.Deze wet is van toepassing op elke nieuwe vordering ingeleid na de inwerkingtreding ervan overeenkomstig artikel 18, eerste lid, alsook op elk verzoek tot de machtiging bepaald in artikel 203ter van het Burgerlijk Wetboek ingeleid na de inwerkingtreding ervan zelfs al is het vonnis waarop het verzoek tot machtiging is gesteund, uitgesproken vóór de inwerkingtreding van deze wet zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid.
De oude wet blijft evenwel van toepassing op elke procedure ingeleid vóór de inwerkingtreding van deze wet zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid, en op elke beslissing die op dat moment geen kracht van gewijsde heeft gekregen.
In afwijking van het vorige lid, wordt een vordering tot wijziging van een onderhoudsbijdrage die vóór de inwerkingtreding van deze wet zoals bedoeld in artikel 18, eerste lid vastgesteld werd, beschouwd als een nieuwe vordering, wanneer nieuwe omstandigheden buiten de wil van de partijen hun toestand of die van de kinderen ingrijpend wijzigen. HOOFDSTUK 5. - Inwerkingtreding
Art. 18.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de vierde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 1321, § 2, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 14, in werking twee maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de berekeningswijze bepaald in artikel 1322 van het Gerechtelijk Wetboek zoals gewijzigd bij artikel 15.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 maart 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Staatssecretaris voor Gezinsbeleid, M. WATHELET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota's (1) Gewone zitting 2007-2008 : Kamer van Volksvertegenwoordigers - Stukken : Doc 52 0899/(2007/2008) : 001 : Wetsvoorstel van mevrouw Nyssens en de heren Wathelet en Brotcorne. Doc 52 0899/ (2008/2009) : 002 : Amendementen. 003 : Advies van de Raad van State 004 : Amendementen. 005 : Verslag. 006 : Tekst aangenomen door de commissie. 007 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Zie ook : Integraal verslag : 11 juni 2010 Senaat - Stukken : 4-1357- 2008/2009 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Advies van de Hoge Raad voor de Justitie. 4-1357- 2009/2010 : Nr. 4 : Amendementen.
Nr. 5 : Verslag.
Nr. 6 : Tekst geamendeerd door de commissie.
Nr. 7 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Zie ook : Handelingen van de Senaat : 21 januari 2010 Kamer van volksvertegenwoordigers - Stukken : Doc 52 0899/ (2009/2010) : 008 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat. 009 : Verslag. 010 : Tekst aangenomen door de commissie. 011 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Zie ook : Integraal verslag : 4 maart 2010.