gepubliceerd op 31 augustus 2018
Wet tot wijzing van de wet van diverse bepalingen betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht
19 JULI 2018. - Wet tot wijzing van de wet van diverse bepalingen betreffende het statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut
van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht
Art. 2.Artikel 2 van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, wordt aangevuld met een paragraaf, luidende: " § 4. Dienen in de hoedanigheid van reserveofficier van niveau A, de reserveofficieren bedoeld in § 2, 1°, die: 1° aangeworven werden op basis van een master;2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 71/1 werden toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau A;3° als officieren van het actief kader, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, werden toegelaten tot de categorie van de reserveofficierenvan niveau A. Dienen in de hoedanigheid van reserveofficier van niveau B, de reserveofficieren bedoeld in § 2, 1°, die, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10bis, als officieren van het actief kader werden toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau B. Dienen in de hoedanigheid van reserveonderofficier van niveau B, de reserveonderofficieren bedoeld in § 2, 2°, die: 1° aangeworven werden op basis van een bachelor;2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 71/2 werden toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B;3° als onderofficieren van het actief kader, overeenkomstig de bepalingen van artikel 11, werden toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B. Dienen in de hoedanigheid van reserveonderofficier van niveau C, de reserveonderofficieren bedoeld in § 2, 2°, die: 1° aangeworven werden op basis van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs, of een gelijkwaardig diploma of getuigschrift; 2° als onderofficieren van het actief kader, overeenkomstig de bepalingen van artikel 11bis, werden toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau C.".
Art. 3.Artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, wordt vervangen als volgt: "
Art. 3.De graden van de reservemilitairen zijn dezelfde als deze van de beroepsmilitairen van het actief kader.
Overeenkomstig artikel 27, § 3, derde lid, van de wet van 28 februari 2007, hebben de reserveofficieren van niveau B slechts toegang tot de graden van lager officier.
Voor de toepassing van deze wet wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad in aanmerking genomen.".
Art. 4.In artikel 4 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1°, vervangen bij de wet van 30 december 2008, worden de woorden "die aanvaard werd overeenkomstig artikel 7, die voldoet aan de voorwaarden," ingevoegd tussen de woorden "de persoon" en de woorden "die een dienstneming heeft aangegaan"; b) de bepaling onder 2°, vervangen bij de wet van 30 december 2008, wordt vervangen als volgt: "2° de kandidaat-reserveonderofficier van niveau C: de persoon, reservemilitair of niet, die aanvaard werd overeenkomstig artikel 7, die voldoet aan de voorwaarden en die een dienstneming of wederdienstneming heeft aangegaan om een vorming te volgen teneinde te kunnen worden toegelaten tot de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau C;"; c) de bepaling onder 2° /1 wordt ingevoegd, luidende: "2° /1 de kandidaat-reserveonderofficier van niveau B: a) de persoon, reservemilitair of niet, die aanvaard werd overeenkomstig artikel 7, die voldoet aan de voorwaarden en die een dienstneming of wederdienstneming heeft aangegaan om een vorming te volgen teneinde te kunnen worden toegelaten tot de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B; b) de reservevrijwilliger of reserveonderofficier van niveau C bedoeld in artikel 71/2, die aanvaard werd om een basisvorming te volgen om opgenomen te kunnen worden, naargelang het geval, in een andere personeelscategorie of in een andere hoedanigheid in dezelfde personeelscategorie;"; d) de bepaling onder 3°, vervangen bij de wet van 30 december 2008, wordt vervangen als volgt: "3° de kandidaat-reserveofficier van niveau A: a) de persoon, reservemilitair of niet, die aanvaard werd overeenkomstig artikel 7, die voldoet aan de voorwaarden en die een dienstneming of een wederdienstneming heeft aangegaan om een vorming te volgen teneinde te kunnen worden toegelaten tot de personeelscategorie van de reserveofficieren van niveau A; b) de reserveofficier van niveau B bedoeld in artikel 71/1, die aanvaard werd om een basisvorming te volgen om opgenomen te kunnen worden in een andere hoedanigheid in dezelfde personeelscategorie;"; e) de bepaling onder 4°, opgeheven bij de wet van 30 december 2008, wordt hersteld als volgt: "4° de reserveofficier van niveau A: a) de reservemilitair aangeworven op basis van een master;b) de reserveofficier van niveau B die de hoedanigheid van reserveofficier van niveau A heeft verworven; c) de officier van het actief kader die werd toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau A op zijn verzoek of van rechtswege;"; f) de bepalingen onder 4° /1, 4° /2 en 4° /3 worden ingevoegd, luidende: "4° /1 de reserveofficier van niveau B: de officier van het actief kader die werd toegelaten tot de categorie van de reserveofficieren van niveau B op zijn verzoek of van rechtswege;4° /2 de reserveonderofficier van niveau B: a) de reservemilitair aangeworven op basis van een bachelor;b) de reservevrijwilliger of de reserveonderofficier van niveau C die de hoedanigheid van reserveonderofficier van niveau B heeft verworven;c) de onderofficier van het actief kader die werd toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B op zijn verzoek of van rechtswege;4° /3 de reserveonderofficier van niveau C: a) de reservemilitair aangeworven op basis van een diploma of getuigschrift van het hoger secundair onderwijs, of een gelijkwaardig diploma of getuigschrift; b) de onderofficier van het actief kader die werd toegelaten tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau C op zijn verzoek of van rechtswege;"; g) het artikel wordt aangevuld met de bepaling onder 12°, luidende: "12° de wet van 28 februari 2007: de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht.".
Art. 5.In artikel 5 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, worden de woorden "artikelen 10, 2°, 11, 2°, 12, 2°, " vervangen door de woorden "artikelen 10, 2°, 10bis, 2°, 11, 2°, 11bis, 2°, 12, 2°, ".
Art. 6.In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, en het tweede lid, gewijzigd bij de wetten van 28 februari 2007 en 30 december 2008, worden de woorden "en voor zover de reglementaire bepalingen niet onverenigbaar zijn met de reglementaire bepalingen genomen in uitvoering van deze wet" ingevoegd tussen de woorden "van deze wet" en de woorden "zijn alle wettelijke en reglementaire bepalingen";2° het derde lid, ingevoegd bij de wet van 28 februari 2007, wordt vervangen als volgt: "Zijn evenwel niet van toepassing op de reservemilitairen, de bepalingen van de wet van 28 februari 2007 inzake: 1° de sociale promotie;2° de externe mobiliteit;3° de rendementsperiode; 4° de tijdelijke ambtsontheffing op aanvraag.".
Art. 7.In artikel 7 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 27 maart 2003, worden de woorden "zoals bedoeld in artikel 4, 1°, 2°, 2° /1, a) en 3°, a)," ingevoegd tussen de woorden "kandidaat-reservemilitair" en de woorden "te worden aanvaard" en worden de woorden "8 van de wet van 27 maart 2003 betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging" vervangen door de woorden "9 van de wet van 28 februari 2007".
Art. 8.Artikel 9 van dezelfde wet, opgeheven bij de wet van 27 maart 2003, wordt hersteld als volgt: "
Art. 9.De bepalingen betreffende de leeftijdsvoorwaarden zijn niet van toepassing op de sollicitant kandidaat-reservemilitair die deel uitmaakt van het burgerpersoneel van het ministerie van Landsverdediging.".
Art. 9.Artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2003, 30 december 2008 en 10 januari 2010, wordt vervangen als volgt: "
Art. 10.Naast de officieren van niveau A die met toepassing van artikel 7 zijn aangeworven, worden tot de categorie van de reserveofficieren van niveau A van de Krijgsmacht toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad: 1° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de beroepsofficieren van niveau A die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd zijn met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden: a) de beroepsofficieren van niveau A van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;b) de officieren van niveau A aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur; c) de officieren kapelmeesters van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is.".
Art. 10.In dezelfde wet wordt een artikel 10bis ingevoegd, luidende: "
Art. 10bis.Tot de categorie van de reserveofficieren van niveau B van de Krijgsmacht worden toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad: 1° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de beroepsofficieren van niveau B die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd zijn met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden: a) de beroepsofficieren van niveau B van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;b) de hulpofficieren van wie de dienstneming op aanvraag verbroken wordt of verstrijkt;c) de officieren van niveau B aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur; d) de officieren EVMI bedoeld in artikel 48 van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel.".
Art. 11.Artikel 11 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2003, 30 december 2008 en 10 januari 2010, wordt vervangen als volgt: "
Art. 11.Naast de onderofficieren van niveau B die met toepassing van artikel 7 zijn aangeworven, worden tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau B van de Krijgsmacht toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad: 1° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de beroepsonderofficieren van niveau B die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd zijn met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden: a) de beroepsonderofficieren van niveau B van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;b) de onderofficieren van niveau B aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur; c) de onderofficieren muzikanten van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is.".
Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidende: "
Art. 11bis.Naast de onderofficieren van niveau C die met toepassing van artikel 7 zijn aangeworven, worden tot de categorie van de reserveonderofficieren van niveau C van de Krijgsmacht toegelaten, met de graad die zij bezitten en met hun anciënniteit in die graad: 1° op hun verzoek en voor zover de kaderbehoeften van de Krijgsmacht het toelaten: de beroepsonderofficieren van niveau C die voor een andere reden dan lichamelijke ongeschiktheid gepensioneerd zijn met toepassing van de gecoördineerde wetten op de militaire pensioenen;2° van rechtswege voor een duur van tien jaar, zonder evenwel de maximale leeftijdsgrens bepaald in artikel 73, te overschrijden: a) de beroepsonderofficieren van niveau C van wie het ontslag uit het ambt aanvaard is;b) de onderofficieren van niveau C aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur; c) de onderofficieren EVMI bedoeld in artikel 48 van de wet van 10 januari 2010 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het militair personeel.".
Art. 13.In artikel 12 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 1°, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, en in de bepaling onder 2°, a), worden de woorden "de beroeps- of aanvullingsvrijwilligers" vervangen door de woorden "de beroepsvrijwilligers" en worden de woorden "is aangenomen" vervangen door de woorden "aanvaard is";b) in de bepaling onder 2°, b), worden de woorden "korte termijn die met onbepaald verlof worden gezonden" vervangen door de woorden "aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur bedoeld in artikel 24 van de wet van 30 augustus 2013 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur".
Art. 14.In artikel 16 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 30 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "van niveau B of niveau C" ingevoegd tussen de woorden "van kandidaat-reserveonderofficier" en de woorden ", hetzij in de hoedanigheid" en worden de woorden "van niveau A" ingevoegd tussen de woorden "van kandidaat-reserveofficier" en de woorden "aangaan.Hij behoudt"; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "Voor zover hij voldoet aan de aanvaardingsvoorwaarden bepaald in artikel 7, kan de reserveonderofficier van niveau C een dienstneming in de hoedanigheid van kandidaat-reserveonderofficier van niveau B aangaan."; 3° in het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden "van niveau B of niveau C" ingevoegd tussen de woorden "kan de reserveonderofficier" en de woorden "een dienstneming in" en worden de woorden "kandidaat-reserveofficier" vervangen door de woorden "kandidaat-reserveofficier van niveau A".
Art. 15.In artikel 19 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, eerste lid, 3°, vervangen bij de wet van 27 maart 2003, worden de woorden "burger meer is van een lidstaat van de Europese Unie" vervangen door de woorden "onderdaan meer is van een lidstaat van de Europese economische ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat";2° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt: " § 3.In periode van oorlog en in oorlogstijd worden de lopende dienstnemingen en wederdienstnemingen van rechtswege verlengd tot de dag vastgesteld door de door de Koning aangewezen overheid en uiterlijk tot de dag bepaald voor het op vredesvoet brengen van het leger.
In periode van crisis worden de lopende dienstnemingen en wederdienstnemingen van rechtswege verlengd tot de dag vastgesteld door de door de Koning aangewezen overheid en uiterlijk tot de dag bepaald voor het einde van de periode van crisis.".
Art. 16.Artikel 25, § 2, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 30 december 2008, wordt aangevuld met een lid, luidende: "De kandidaat-reservemilitair bedoeld in artikel 4, 2° /1, b) en 3°, b), wordt aangesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 119, 119/1 en 119/2 van de wet van 28 februari 2007.".
Art. 17.Artikel 26 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 30 december 2008, wordt vervangen als volgt: "
Art. 26.De kandidaat-reservemilitair die wegens een onvoldoende beoordeling van de professionele hoedanigheden geen toestemming krijgt om zijn vorming voort te zetten of die wegens de weigering of intrekking van de vereiste veiligheidsmachtiging uit zijn specifieke vormingscyclus moet worden verwijderd, kan, op zijn verzoek, van de door de Koning aangewezen overheid, in functie van de kaderbehoeften, de toestemming krijgen om gereclasseerd te worden in dezelfde hoedanigheid, in voorkomend geval, in een andere specifieke vormingscyclus, of, indien hij kandidaat-reserveofficier of kandidaat-reserveonderofficier van niveau B is, de toestemming om gereclasseerd te worden als kandidaat-reserveonderofficier van niveau C, of, indien hij kandidaat-reserveonderofficier van niveau C is, als kandidaat-reservevrijwilliger. Hij ondertekent in voorkomend geval een nieuwe dienstnemingsakte in deze nieuwe hoedanigheid. De reclassering is slechts één maal mogelijk en is niet mogelijk in geval van een onvoldoende beoordeling voor het geheel van de militaire initiatiefase.
De kandidaat-reservemilitair, die het vereiste diploma voor de personeelscategorie waarvoor hij gevormd is, niet behaald heeft, kan op zijn verzoek, van de door de Koning aangewezen overheid de toestemming krijgen om, indien hij kandidaat-reserveofficier, kandidaat-reserveonderofficier van niveau B, of kandidaat-reserveonderofficier van niveau C is, gereclasseerd te worden als respectievelijk kandidaat-reserveonderofficier van niveau C, of kandidaat-reservevrijwilliger. Hij ondertekent in voorkomend geval een nieuwe dienstnemingsakte in deze nieuwe hoedanigheid.".
Art. 18.In artikel 29 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het tweede lid worden de woorden "Deze graden zijn dezelfde als die van de beroepsofficieren." opgeheven; 2° in het derde lid worden de woorden "minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "door de Koning aangewezen overheid" en worden de woorden "Deze graden zijn dezelfde als die van de beroepsonderofficieren en beroepsvrijwilligers." opgeheven.
Art. 19.In artikel 30 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 30 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid worden de woorden "moet men" vervangen door de woorden "moet de kandidaat-reservemilitair"; 2° in het eerste lid, 1°, wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt: "c) voor de graad van eerste sergeant-majoor van de reservemilitair van niveau B van de basis bijzondere werving, de leeftijd van éénenveertig jaar niet overschreden hebben;"; 3° in het eerste lid, 1°, wordt de bepaling onder d) vervangen als volgt: "d) voor de graad van sergeant van de reservemilitair van niveau C, de leeftijd van éénenveertig jaar niet overschreden hebben;"; 4° in het eerste lid, wordt de bepaling onder 1° aangevuld met de bepaling onder e), luidende: "e) voor de graad van eerste soldaat, de leeftijd van dertig jaar niet overschreden hebben;"; 5° tussen het eerste en het tweede lid worden twee leden ingevoegd, luidende: "De bepalingen bedoeld in het eerste lid, 1°, betreffende de leeftijdsvoorwaarden, zijn niet van toepassing op de kandidaat-reservemilitair bedoeld in artikel 4, 2° /1, b) en 3°, b) en op de kandidaat-militair bedoeld in artikel 9. De kandidaat-reservemilitair bedoeld in artikel 4, 2° /1, b) en 3°, b), wordt benoemd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 119, 119/1 en 119/2 van de wet van 28 februari 2007."; 6° in het vroegere tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "eerste sergeant-majoor," ingevoegd tussen de woorden "majoor," en de woorden "sergeant of".
Art. 20.In artikel 31 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, wordt het woord "majoor" vervangen door het woord "kapitein".
Art. 21.In artikel 32 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met de bepaling onder 3°, luidende: "3° indien hij onwettig afwezig is sinds meer dan eenentwintig opeenvolgende dagen."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "van de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "van de door de Koning aangewezen overheid";3° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid";4° in paragraaf 3 worden de woorden "eerste lid," opgeheven;5° het artikel wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende: " § 4.In het geval bepaald in § 1, 3°, wordt de maatregel genomen volgens de procedure bepaald door de Koning.
De reservemilitair die zich bevindt in de deelstand "in werkelijke dienst" bedoeld in artikel 4 van de wet van 20 mei 1994 betreffende de perioden en de standen van de militairen van het reservekader alsook betreffende de aanwending en de paraatstelling van de Krijgsmacht, en die onwettig afwezig is sinds meer dan eenentwintig opeenvolgende dagen waarop hij in werkelijke dienst zou moeten zijn, kan van ambtswege ontslagen worden door de overheid bedoeld in paragraaf 2.
Overeenkomstig artikel 59, tweede lid, van de wet van 28 februari 2007, wordt de reservemilitair bedoeld in het tweede lid, de eerste werkdag na de datum van het begin van de onwettige afwezigheid verwittigd, tenminste met een aangetekende zending, van de mogelijkheid van ontslag. Hij wordt geacht verwittigd te zijn geweest, zelfs indien hij daar geen ontvangst van bevestigt, zodra de bedoelde verwittiging hem een tweede maal werd voorgelegd ten laatste de vijftiende dag na de datum van het begin van de onwettige afwezigheid.
Overeenkomstig artikel 59, derde lid, van de wet van 28 februari 2007, wordt de reservemilitair van wie de onwettige afwezigheid gerechtvaardigd wordt door een geval van overmacht, heropgenomen in werkelijke dienst door de door de Koning aangewezen overheid.".
Art. 22.Artikel 32bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 27 maart 2003, wordt vervangen als volgt: "
Art. 32bis.Overeenkomstig artikel 58, eerste lid, van de wet van 28 februari 2007, wordt de reservemilitair definitief uit zijn ambt ontheven zonder de tussenkomst van een onderzoeksraad indien hij veroordeeld wordt overeenkomstig artikel 19 van het Strafwetboek of artikel 5 van het Militair Strafwetboek of tot de, zelfs tijdelijke, ontzetting uit één van de rechten bedoeld in artikel 31, 1° en 6°, van het Strafwetboek, behalve indien deze veroordelingen werden uitgesproken met uitstel en voor zover dit uitstel niet wordt herroepen.".
Art. 23.In artikel 33 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid";2° in paragraaf 3, eerste lid, 2°, worden de woorden "korte termijn" vervangen door de woorden "in vrijwillige militaire inzet"; 3° paragraaf 3, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende: "4° kandidaat-onderofficier of kandidaat-vrijwilliger aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur."; 4° in paragraaf 3, tweede lid, en paragraaf 4, worden de woorden "korte termijn" vervangen door de woorden "in vrijwillige militaire inzet of aangeworven voor een loopbaan van beperkte duur".
Art. 24.In hoofdstuk V van dezelfde wet wordt een artikel 33bis ingevoegd, luidende: "
Art. 33bis.De reservemilitair wordt beoordeeld inzake zijn fysieke geschiktheid en zijn medische geschiktheid overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 februari 2007, met uitzondering van de bepalingen inzake de geschiktheidscategorieën bedoeld in de artikelen 69 tot 72/5 van de wet van 28 februari 2007.
De beoordeling van de fysieke geschiktheid en de medische geschiktheid gebeurt volgens een periodiciteit die de Koning bepaalt.".
Art. 25.In artikel 34, § 1, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, worden de woorden "de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid".
Art. 26.In artikel 36, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "De minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "De door de Koning aangewezen overheid".
Art. 27.In artikel 37, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "De minister van Landsverdediging of de overheid die hij aanduidt," vervangen door de woorden "De door de Koning aangewezen overheid".
Art. 28.In artikel 39, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden "de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid".
Art. 29.In artikel 40 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, worden de woorden "De Koning bepaalt hoelang de militair van het reservekader, in werkelijke dienst, om gezondheidsredenen afwezig mag zijn. Bij het einde van deze periode" vervangen door de woorden "Bij het einde van de duur van de afwezigheid om gezondheidsredenen bedoeld in artikel 68, § 3, zesde of zevende lid, van de wet van 28 februari 2007".
Art. 30.In artikel 41 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de bepaling onder 3° worden de woorden "van de artikelen 44, vierde lid, en 45, tweede lid" vervangen door de woorden "van artikel 44bis, derde lid"; b) het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "Overeenkomstig artikel 45, tweede lid, van de wet van 28 februari 2007, blijft de militair van het reservekader in tijdelijke ambtsontheffing onderworpen aan de militaire strafwetgeving en aan de krijgstucht.".
Art. 31.In artikel 42 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, worden de woorden "de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid".
Art. 32.Artikel 43 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, wordt vervangen als volgt: "
Art. 43.Overeenkomstig artikel 56, eerste lid, van de wet van 28 februari 2007, kan de militair van het reservekader in dienst door de door de Koning aangewezen overheid bij tuchtmaatregel van zijn ambt ontheven worden voor een periode van maximum drie maanden.".
Art. 33.Artikel 44 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 2003 en 30 december 2008, wordt vervangen als volgt: "
Art. 44.De bepalingen betreffende de schorsing bij ordemaatregel en de preventieve verwijdering, bedoeld in artikel 51 van de wet van 28 februari 2007, zijn van toepassing op de militairen van het reservekader in werkelijke dienst.
De onderzoeksraad bedoeld in artikel 51, § 5, van de wet van 28 februari 2007, wordt samengesteld overeenkomstig artikel 57, vijfde lid van dezelfde wet en gevormd uit militairen van het actief kader.".
Art. 34.In dezelfde wet wordt een artikel 44bis ingevoegd, luidende: "
Art. 44bis.Indien geen sanctie wordt opgelegd, die het uittreden uit het reservekader tot gevolg heeft, worden de wederoproepingen of de prestaties gedurende de periode van schorsing omgezet in periodes van werkelijke dienst.
Wanneer de ambtsontheffing bij tuchtmaatregel wordt uitgesproken, zonder dat ze de volledige schorsingsperiode dekt, worden de wederoproepingen of de prestaties gedurende de aanvullende periode omgezet in periodes van werkelijke dienst.".
Art. 35.In artikel 45 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, wordt opgeheven;2° in het derde lid, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, worden de woorden "de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid".
Art. 36.Artikel 46, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, wordt aangevuld met een bepaling onder 3°, luidende: "3° de inhouding op de wedde.".
Art. 37.Het opschrift van hoofdstuk VIII van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "Hoofdstuk VIII. De vakrichtingen en de competentiepools".
Art. 38.Artikel 47 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "
Art. 47.De inschrijving van een reserveofficier of reserveonderofficierin een vakrichting en, in voorkomend geval, de verwerving door een reservemilitair van een competentiepool gebeurt op basis van de personeelsbehoeften van de Krijgsmacht op één van de wijzen en volgens de voorwaarden bepaald in de artikelen 38 tot 42 van de wet van 28 februari 2007.".
Art. 39.Artikel 48 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "
Art. 48.De militairen van het actief kader worden toegelaten tot het reservekader van de Krijgsmacht, overeenkomstig, naargelang het geval, artikel 10, 10bis, 11, of 11bis, met de vakrichting waartoe zij behoorden als militairen van het actief kader.".
Art. 40.Artikel 49 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 41.In artikel 50 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "In uitzonderingsgevallen, waarover verslag moet uitgebracht worden, kan de Koning, ten voorlopige titel, een reserveofficier aanstellen om het ambt van een hogere graad in zijn personeelscategorie uit te oefenen of voor het vervullen van functies in internationale instellingen of intergeallieerde militaire formaties.". 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: "De aanstelling van de reserveofficier die aangesteld werd om het ambt van een hogere graad uit te oefenen, vervalt de dag dat de opdracht eindigt zoals bepaald door de door de Koning aangewezen overheid.".
Art. 42.Artikel 51 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 43.Artikel 52 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "
Art. 52.Wanneer de kaderbehoeften het vereisen, kan de door de Koning aangewezen overheid een reserveonderofficier, ten voorlopige titel, aanstellen om het ambt van een hogere graad in zijn personeelscategorie uit te oefenen of voor het vervullen van functies in internationale instellingen of intergeallieerde militaire formaties.
De gevolgen van de aanstelling worden door de Koning bepaald. Nochtans komt, voor de toepassing van deze wet, alleen de graad waarin de reserveonderofficier benoemd is, in aanmerking.
De aanstelling van de reserveonderofficier die aangesteld werd om het ambt van een hogere graad uit te oefenen, vervalt de dag dat de opdracht eindigt zoals bepaald door de door de Koning aangewezen overheid.".
Art. 44.In hoofdstuk IX van dezelfde wet wordt een artikel 53bis ingevoegd, luidende: "
Art. 53bis.De postbeoordeling bedoeld in artikel 66 van de wet van 28 februari 2007, wordt uitgevoerd op de door de Koning bepaalde momenten.".
Art. 45.In artikel 56 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 31 juli 2013, worden de woorden "het korps of, in voorkomend geval, in de specialiteit waarvoor zij zijn aangewezen" vervangen door de woorden "de vakrichting waarin ze ingeschreven worden".
Art. 46.Artikel 57 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende: "Met uitzondering van de benoeming in de graden bedoeld in artikel 30, eerste lid, 1°, en derde lid, vinden de benoemingen in een hogere graad in het kader van de bevordering van de reservemilitair ten vroegste plaats op de achtentwintigste dag van de laatste maand van een trimester, voor zover de reservemilitair de wederoproepingen bedoeld in het eerste lid en de bijkomende prestaties bedoeld in het tweede lid, heeft verricht.".
Art. 47.Artikel 58 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, wordt vervangen als volgt: "
Art. 58.Onder voorbehoud van de bepalingen inzake de benoeming en de aanstelling van de kandidaat-reservemilitairen, worden de volgende graden naar anciënniteit verleend aan de reservemilitairen die aan de in deze wet bepaalde voorwaarden voldoen: 1° van reservevrijwilliger;2° van lagere reserveonderofficier;3° van adjudant van niveau C;4° van luitenant van niveau A en van niveau B;5° van kapitein-commandant van niveau A en van niveau B. De reservemilitair bedoeld in het eerste lid, van wie de wijze van dienen onbevredigend geacht wordt of, in voorkomend geval, de reserveofficier of reserveonderofficier die niet geschikt geoordeeld wordt om de functies van de hogere graad uit te oefenen, kan evenwel bij de bevordering voorbijgegaan worden.
De geschiktheid en de wijze van dienen worden beoordeeld volgens de regels en in de vorm van toepassing op de beroepsmilitairen.
Indien de beoordeling van de geschiktheid of de wijze van dienen bedoeld in het tweede lid, tot gevolg heeft dat de betrokken reservemilitair definitief voorbij gegaan wordt bij de bevordering, kan hij een beroep indienen bij de beroepsinstantie bedoeld in artikel 178/2 van de wet van 28 februari 2007, volgens de regels van toepassing op de beroepsmilitairen.".
Art. 48.In artikel 59 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 februari 2007, worden de woorden "In de reserve worden de graden van hoofdofficier" vervangen door de woorden "Met uitzondering van de benoeming in de graad van majoor voor de reservemilitair van de laterale bijzondere werving, overeenkomstig de voorwaarden bedoeld in artikel 30, worden in het reservekader de graden van hoofdofficier".
Art. 49.In artikel 60 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 28 februari 2007, 30 december 2008 en 22 maart 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "De reserveofficieren die uit het kader van de beroepsofficieren komen zijn vrijgesteld van de beroepsproeven voor bevordering tot de graad van kapitein, indien zij reeds met succes voldaan hebben aan de vervolmakingscursus bedoeld in artikel 111, eerste lid, 1° van de wet van 28 februari 2007."; 2° in het vroegere vijfde lid, dat het zesde lid wordt, worden de woorden "luitenant," en de woorden "kapitein," opgeheven.
Art. 50.In artikel 61 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Om in de reserve tot de graad van eerste sergeant-majoor te kunnen worden bevorderd: 1° moet de kandidaat-reserveonderofficier van niveau B geslaagd zijn in zijn vormingscyclus;2° moet de reserveonderofficier van niveau C slagen voor de beroepsproeven.De Koning of de overheid die Hij aanduidt, bepaalt het programma van deze proeven."; 2° in het tweede lid, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, worden de woorden "van niveau C" ingevoegd tussen de woorden "De reserveonderofficier" en de woorden "die uit het kader" en worden de woorden "deze proeven" vervangen door de woorden "deze beroepsproeven".
Art. 51.In dezelfde wet wordt een artikel 61bis ingevoegd, luidende: "
Art. 61bis.Om in de reserve tot de graad van adjudant te kunnen worden bevorderd, moet de reserveonderofficier van niveau B slagen voor de beroepsproeven, die dezelfde zijn als voorzien in artikel 61, eerste lid, 2°.
De eerste sergeant-majoor van niveau B kan niet meer bevorderd worden tot een hogere graad indien hij definitief mislukt is voor de beroepsproeven bedoeld in het eerste lid.".
Art. 52.Artikel 62 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, wordt vervangen als volgt: "
Art. 62.Geen enkele reserveonderofficier van niveau C kan tot de graad van adjudant-chef in het reservekader worden benoemd indien hij niet geslaagd is voor de beroepsproeven voor de graad van adjudant-chef, volgens de regels toepasselijk op de beroepsonderofficieren. De Koning of de overheid die Hij aanduidt, bepaalt het programma van deze proeven.
Geen enkele reserveonderofficier van niveau B kan tot de graad van adjudant-chef in het reservekader worden benoemd indien hij de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven bedoeld in artikel 65sexies, tweede lid, 2°, niet op regelmatige wijze volbracht heeft.
De reserveonderofficier van niveau B of van niveau C, die uit het kader van de beroepsonderofficieren komt, en die met succes voldaan heeft aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-chef binnen het actief kader, heeft bij de opname in het reservekader eveneens voldaan aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-chef in het reservekader en kan onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden worden bevorderd tot de graad van adjudant-chef, naargelang het geval, van niveau B of van niveau C, binnen het reservekader.".
Art. 53.In dezelfde wet wordt een artikel 62bis ingevoegd, luidende: "
Art. 62bis.Geen enkele reserveonderofficier van niveau B kan tot de graad van adjudant-majoor in het reservekader worden benoemd indien hij niet geslaagd is voor de beroepsproeven bedoeld in het artikel 62, eerste lid.
De reserveonderofficier van niveau B die uit het kader van de beroepsonderofficieren komt, en die met succes voldaan heeft aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-majoor binnen het actief kader, heeft bij de opname in het reservekader eveneens voldaan aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-majoor in het reservekader en kan onder de door de Koning vastgestelde voorwaarden worden bevorderd tot de graad van adjudant-majoor van niveau B binnen het reservekader.".
Art. 54.In artikel 63 van dezelfde wet worden de woorden ", met uitzondering van de graad van adjudant-chef van niveau B van het reservekader," ingevoegd tussen de woorden "de graden van hoofdonderofficier" en de woorden "naar keuze" en worden de woorden "van de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid".
Art. 55.Artikel 64, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "
Art. 64.Overeenkomstig artikel 65, § 1, van de wet van 28 februari 2007, kan de reservemilitair niet bevorderd worden tot een hogere graad wanneer hij hetzij op non-activiteit, hetzij in voorlopige hechtenis, hetzij geschorst bij ordemaatregel, hetzij gescheiden van het leger is.".
Art. 56.Artikel 65bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 december 2008, wordt vervangen als volgt: "
Art. 65bis.Overeenkomstig artikel 37 van de wet van 28 februari 2007, kan elke reservemilitair op elk ogenblik van bevordering afzien.
Hij kan één keer op zijn beslissing terugkomen. Deze beslissing wordt evenwel onherroepelijk drie jaar nadat de betrokken reservemilitair zijn beslissing schriftelijk aan de door de Koning aangewezen overheid heeft meegedeeld.".
Art. 57.In artikel 65ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 30 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "Tijdens zijn militaire loopbaan kan de reservemilitair zich kandidaat stellen voor de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven bedoeld, naargelang het geval, in de artikelen 60, 61, 61bis, 62 en 62bis."; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende: "Het geheel van deze bevorderingsprestaties wordt de voortgezette vorming genoemd.Op het einde van een vormingscyclus van de voortgezette vorming worden een of meerdere examens georganiseerd die gelden als de beroepsproeven."; 3° het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt aangevuld met de woorden "en de beroepsproeven";4° in het vroegere derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "op ieder moment" opgeheven.
Art. 58.In hoofdstuk IX/1 van dezelfde wet wordt een artikel 65quinquies ingevoegd, luidende: "
Art. 65quinquies.Voor de reserveofficier van niveau A omvat de voortgezette vorming tijdens de militaire loopbaan: 1° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang geven tot de graad van kapitein, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een lager reserveofficier om functies van lager officier van het reservekader in de schoot van een staf uit te oefenen;2° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van majoor, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een hoofdofficier van het reservekader om staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen;3° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van luitenant-kolonel, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een hoofdofficier van het reservekader om hoge staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen;4° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van kolonel, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn voor een hoofdofficier van het reservekader om hoge staffuncties in een nationaal of internationaal kader uit te oefenen. Voor de reserveofficier van niveau B omvat de voortgezette vorming tijdens de militaire loopbaan de bevorderingsprestaties bedoeld in het eerste lid, 1°. ".
Art. 59.In hoofdstuk IX/1 van dezelfde wet wordt een artikel 65sexies ingevoegd, luidende: "
Art. 65sexies.Voor de reserveonderofficier van niveau C omvat de voortgezette vorming tijdens de militaire loopbaan, naargelang het geval: 1° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van eerste sergeant-majoor, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn om functies van reservekeuronderofficier uit te oefenen;2° de bevorderingsprestaties ter voorbereiding van de beroepsproeven die toegang kunnen geven tot de graad van adjudant-chef, die bestaan uit een vormingscyclus, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald, ter ontwikkeling van de competenties die noodzakelijk zijn om functies van reservehoofdonderofficier uit te oefenen. Voor de reserveonderofficier van niveau B omvat de voortgezette vorming tijdens de militaire loopbaan: 1° voor de toegang tot de graad van adjudant, de bevorderingsprestaties bedoeld in het eerste lid, 1° ;2° voor de toegang tot de graad van adjudant-chef, de bevorderingsprestaties, bedoeld in het eerste lid, 2°.".
Art. 60.In hoofdstuk IX/1 van dezelfde wet wordt een artikel 65septies ingevoegd, luidende: "
Art. 65septies.Een deliberatiecommissie voor de voortgezette vorming doet uitspraak over de reservemilitair die niet heeft voldaan aan de criteria om te slagen voor de beroepsproeven, of die, zonder geldige reden, niet heeft deelgenomen aan de voorgeschreven beroepsproeven.
Volgens de nadere regels bepaald door de Koning kan de deliberatiecommissie een of meerdere van de volgende beslissingen nemen: 1° de betrokken reservemilitair is geheel of gedeeltelijk geslaagd en mag, in voorkomend geval, zijn vorming verderzetten;2° de betrokken reservemilitair kan een herexamen verkrijgen;3° de betrokken reservemilitair kan een uitstel verkrijgen;4° de betrokken reservemilitair is definitief mislukt. Naast de voorzitter, bestaat de deliberatiecommissie uit minstens drie andere leden, eventueel bijgestaan door een of meerdere specialisten of raadgevers en een secretaris aangeduid door de voorzitter, en ze wordt gevormd met militairen van het actief kader.
De Koning bepaalt de nadere regels betreffende de organisatie, de concrete samenstelling en de werking van de deliberatiecommissie.
Een reservemilitair kan bij de beroepsinstantie bedoeld in artikel 178/2 van de wet van 28 februari 2007, een beroep aantekenen tegen de beslissingen van de deliberatiecommissie, overeenkomstig de procedure voorzien voor de militairen van het actief kader.".
Art. 61.In artikel 68 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 december 2008, worden de woorden "de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid".
Art. 62.In artikel 69 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 27 maart 2003, worden de woorden "De minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "De door de Koning aangewezen overheid".
Art. 63.In dezelfde wet wordt een hoofdstuk XI/1 ingevoegd tussen artikel 71 en 72, luidende: "Hoofdstuk XI/1. De overgang en de promotie op diploma".
Art. 64.In hoofdstuk XI/1, ingevoegd bij artikel 63, wordt een artikel 71/1, luidende: "
Art. 71/1.Onder overgang wordt begrepen de opname van de reserveofficieren van niveau B in de personeelscategorie van de reserveofficieren van niveau A, overeenkomstig de bepalingen van artikel 119 van de wet van 28 februari 2007.".
Art. 65.In hetzelfde hoofdstuk XI/1, ingevoegd bij artikel 63, wordt een artikel 71/2 ingevoegd, luidende: "
Art. 71/2.Onder promotie op diploma wordt begrepen de opname van de reservevrijwilligers of van de reserveonderofficieren van niveau C in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 119/1 en 119/2 van de wet van 28 februari 2007.".
Art. 66.In hetzelfde hoofdstuk XI/1, ingevoegd bij artikel 63, wordt een artikel 71/3 ingevoegd, luidende: "
Art. 71/3.Om door de door de Koning aangewezen overheid te worden aanvaard als kandidaat-reservemilitair en onafhankelijk van de voorwaarden die eigen zijn aan de personeelscategorie, waarvoor ze worden gevormd, moeten de reservemilitairen bedoeld in artikel 4, 2° /1, b) en 3°, b), aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° niet meer dan vier keer afgewezen zijn met het oog op hun opname in een andere hoedanigheid omdat zij niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in 2° tot 7° ;2° niet afgewezen worden door de door de Koning aangewezen overheid;3° op 31 december van het jaar van hun aanvaarding, de leeftijd die de Koning bepaalt niet bereikt hebben;4° batig gerangschikt worden bij een overgangsproef, binnen de grenzen van het aantal opengestelde plaatsen;5° voor de militair van de marine, medisch geschikt zijn voor dienst op zee;6° in voorkomend geval, houder zijn van een voor het uitoefenen van de beoogde functie noodzakelijke bachelor vóór de afsluitingsdatum der inschrijvingen voor de betrokken promotie op diploma;7° in voorkomend geval, de bevorderingsprestaties bedoeld in artikel 65quinquies, eerste lid, 1°, met succes gevolgd hebben vóór de afsluitingsdatum der inschrijvingen voor de betrokken overgang. Per type van opname en personeelscategorie bepaalt de Koning: 1° de voorwaarden waaraan de reservemilitairen moeten voldoen, onder de voorwaarden bedoeld in het eerste lid;2° de inhoud en de nadere regels van de overgangsproef bedoeld in het eerste lid, 4°.".
Art. 67.In artikel 72 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2005, 28 februari 2007 en 30 december 2008, wordt de bepaling onder 5°, vervangen als volgt: "5° wanneer de militair geen onderdaan meer is van een lidstaat van de Europese economische ruimte of van de Zwitserse Bondsstaat, of, in toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, het voorwerp uitmaakt van een beslissing tot verwijdering van het grondgebied, terugwijzing, of uitzetting;"; 2° in het derde lid worden de woorden "De minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "De door de Koning aangewezen overheid".
Art. 68.In artikel 73, tweede lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 28 februari 2007, worden de woorden "de minister van Landsverdediging" telkens vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid".
Art. 69.In artikel 74 van dezelfde wet worden de woorden "de minister van Landsverdediging" vervangen door de woorden "de door de Koning aangewezen overheid".
Art. 70.Artikel 75 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 71.Artikel 92 van dezelfde wet wordt opgeheven. Afdeling 2. - Wijziging van de wet van 20 mei 1994 betreffende de
perioden en de standen van de militairen van het reservekader alsook betreffende de aanwending en de paraatstelling van de Krijgsmacht
Art. 72.Artikel 5 van de wet van 20 mei 1994 betreffende de perioden en de standen van de militairen van het reservekader alsook betreffende de aanwending en de paraatstelling van de Krijgsmacht, vervangen bij de wet van 28 februari 2007, wordt aangevuld met een lid, luidende: "Wanneer ontslag van ambtswege of militaire degradatie wordt uitgesproken of wanneer de reservemilitair door een zonder uitstel uitgesproken veroordeling ontzet is van een van de in artikel 31, 1° en 6°, van het Strafwetboek genoemde rechten, wordt de schorsing omgezet in non-activiteit.". HOOFDSTUK 3. - Overgangs-en slotbepalingen
Art. 73.Voor de militairen van het reservekader gebeuren de inschrijving in een vakrichting en de verwerving van een competentiepool overeenkomstig de bepalingen van artikel 243 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht.
Art. 74.De militairen van het reservekader, die behoren tot de getrainde reserve, in dienst de dag vóór de inwerkingtreding van dit artikel, worden verdeeld in drie groepen, te weten: 1° de kandidaat-reservemilitairen die, op de dag vóór de inwerkingtreding van dit artikel, de vormingscyclus volgen bedoeld in artikel 20 van de wet van 16 mei 2001 houdende het statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht;2° de reservemilitairen, aangeworven in de hoedanigheid van reservemilitair vanaf 1 januari 2010, op basis van artikel 4, § 2, van de wet van 27 maart 2003 betreffende het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging;3° de andere reservemilitairen, te weten: a) de reservemilitairen, aangeworven in de hoedanigheid van reservemilitair voor 1 januari 2010;b) de militairen die werden toegelaten tot het reservekader, naargelang het geval, in de hoedanigheid van reserveofficier, reserveonderofficier of reservevrijwilliger, op hun verzoek of van rechtswege.
Art. 75.De kandidaat-reservemilitairen bedoeld in artikel 74, 1°, worden opgenomen in de hoedanigheid, naargelang het geval, van: 1° kandidaat-reserveofficier van niveau A van de normale werving, van de basis bijzondere werving of van de laterale bijzondere werving, indien zij, naargelang het geval, kandidaat-reserveofficier van de normale werving, van de basis bijzondere werving of van de laterale bijzondere werving waren;2° kandidaat-reserveonderofficier van niveau B, indien zij kandidaat-reserveonderofficieren van de basis bijzondere werving waren;3° kandidaat-reserveonderofficier van niveau C, indien zij kandidaat-reserveonderofficier van de normale werving waren, houder van het diploma van secundair onderwijs of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift. De kandidaat-reservevrijwilligers behouden deze hoedanigheid.
Art. 76.De reservemilitairen bedoeld in artikel 74, 2°, worden overgeplaatst in de personeelscategorie, naargelang het geval, van: 1° reserveofficier van niveau A, indien zij de hoedanigheid van reserveofficier bezitten;2° reserveonderofficier van niveau B, indien zij aangeworven zijn geweest als kandidaat-reserveonderofficieren van de basis bijzondere werving;3° reserveonderofficier van niveau C, indien zij aangeworven zijn geweest als kandidaat-reserveonderofficier van de normale werving. De reservevrijwilligers behouden deze hoedanigheid.
Art. 77.De reservemilitairen bedoeld in artikel 74, 3°, worden, indien zij behoren tot de getrainde reserve, overgeplaatst in de personeelscategorie, naargelang het geval, van: 1° reserveofficier van niveau A, indien zij de hoedanigheid van reserveofficier bezitten;2° reserveonderofficier van niveau B, indien zij de hoedanigheid van reserveonderofficier bezitten en: a) indien zij houder zijn van een master of een diploma van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van het lange type van een minstens gelijkwaardig niveau of een bachelor of een diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan of van een minstens gelijkwaardig niveau;b) en indien dit diploma verbonden is aan een functie binnen Defensie waarvoor een reservemilitair in aanmerking kan komen;3° reserveonderofficier van niveau C, indien zij de hoedanigheid van reserveonderofficier bezitten en niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in 2°. De reservevrijwilligers behouden deze hoedanigheid.
Art. 78.§ 1. De reservemilitairen en de kandidaat-reservemilitairen worden overgeplaatst, overeenkomstig de artikelen 75, eerste lid, 1° en 3°, 76, eerste lid, 1° en 3°, en 77, eerste lid, 1° en 3°, met de graad en de anciënniteit in de graad waarmee zij bekleed waren op de dag vóór de inwerkingtreding van de overgangsbepalingen. § 2. De reserveonderofficieren en de kandidaat-reserveonderofficieren bedoeld in de artikelen 75, eerste lid, 2°, 76, eerste lid, 2° en 77, eerste lid, 2°, worden overgeplaatst in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B overeenkomstig de tabellen 1, 2, 3 en 4 in bijlage bij deze wet.
In functie van hun anciënniteit in de laatste graad op de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling, hernomen in de linkerkolom van de tabellen 1, 2, 3 en 4 van bijlage bij deze wet, worden de reserveonderofficieren en de kandidaat-reserveonderofficieren bedoeld in het eerste lid, naargelang het geval, benoemd of aangesteld in de graad en bezitten zij de anciënniteit in deze graad, die overeenstemt met de rechterkolom van deze tabel. § 3. Alle reservemilitairen die de dag vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel, definitief voorbij gegaan zijn aan de bevordering, blijven voorbijgegaan aan de bevordering, en kunnen niet meer bevorderd worden in een hogere graad.
De reserveonderofficier bedoeld in de artikelen 75, eerste lid, 2°, 76, eerste lid, 2°, en 77, eerste lid, 2°, die, voor de bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor, niet geslaagd is voor de beroepsproeven of die aan de deelname aan deze beroepsproeven verzaakt heeft, of die binnen twee jaar na de normale datum waarop hij tot de hogere graad van eerste sergeant-majoor had kunnen worden bevorderd, de bevorderingsprestaties niet heeft verricht, de dag vóór de inwerkingtreding van dit artikel, kan evenwel op de datum van inwerkingtreding van dit artikel overgeplaatst worden in de graad van eerste sergeant-majoor, overeenkomstig tabel 2. Hij kan echter niet meer in de graad van adjudant of in de hogere graad benoemd worden.
De reserveonderofficier bedoeld in de artikelen 75, eerste lid, 2°, 76, eerste lid, 2° en 77, eerste lid, 2°, die, voor de bevordering tot de graad van adjudant-chef, niet geslaagd is voor de beroepsproeven of die aan de deelname aan deze beroepsproeven verzaakt heeft, of die binnen twee jaar na de normale datum waarop hij tot de hogere graad van adjudant-chef had kunnen worden bevorderd, de bevorderingsprestaties niet heeft verricht, de dag vóór de inwerkingtreding van dit artikel, kan niet overgeplaatst worden in de graad van adjudant-chef. Hij wordt overgeplaatst in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B overeenkomstig tabel 3.
De reserveonderofficier, die voldoet aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-majoor bedoeld in de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de Krijgsmacht, kan bevorderd worden tot de graad van adjudant-majoor van niveau B, voor zover hij op het eerstvolgende bevorderingscomité georganiseerd voor de kandidaten adjudant-majoor volgend op de datum van inwerkingtreding van dit artikel, gunstig wordt aanbevolen aan de minister en voor zover de minister zich aansluit bij het advies van het bevorderingscomité. In dit geval wordt hem uitzonderlijk de graad van adjudant-majoor verleend met de overeenkomstige anciënniteit in deze graad, overeenkomstig tabel 1. In de overige gevallen herneemt de reserveonderofficier de graad van adjudant-chef van niveau B met de overeenkomstige anciënniteit, overeenkomstig tabel 4.
Art. 79.De militairen van het reservekader, die behoren tot de niet getrainde reserve op het moment van de inwerkingtreding van deze wet, worden overgeplaatst, naargelang het geval, in de personeelscategorie van reserveofficier van niveau A, reserveonderofficier van niveau B of reserveonderofficier van niveau C, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, op het moment dat zij opnieuw wederoproepingen of bijkomende prestaties verrichten, met de graad waarmee zij bekleed zijn en met de anciënniteit in de graad die zij hebben opgebouwd als militair van de getrainde reserve.
Art. 80.De reservemilitairen aangesteld ten voorlopige titel om het ambt van een hogere graad uit te oefenen vóór de datum van inwerkingtreding van deze bepaling, behouden het voordeel van hun aanstelling.
Art. 81.De reservemilitair die de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling door het bevorderingscomité of het hoog comité gunstig werd aanbevolen voor de bevordering tot een graad, maar die de dag van de inwerkingtreding van deze bepaling nog niet in deze graad benoemd is, wordt in die graad benoemd op de datum die voorzien was volgens de regelgeving die van kracht was de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling.
Art. 82.De Koning bepaalt voor deze wet de dag van inwerkingtreding, en uiterlijk op 1 januari 2019.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2018.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Defensie, S. VANDEPUT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van Volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) : Stukken : 54-3125.
Integraal verslag : 12 juli 2018.
Bijlage bij de wet van 19 juli 2018 tot wijziging van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht.
Tabel 1 - Overplaatsing van de kandidaat-reserveonderofficieren en van de reserveonderofficieren in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B
1
2
Graad en anciënniteit in de graad van de kandidaat-reserveonderofficieren en van de reserveonderofficieren, in werkelijke dienst de dag vóór de inwerkingtreding van artikel 78
Graad en anciënniteit in de graad in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B op de datum van inwerkingtreding van artikel 78
1.1.
Kandidaat-onderofficier aangesteld in de graad van soldaat of van korporaal
2.1.
Kandidaat-onderofficier aangesteld in de graad van soldaat of van korporaal (a)
1.2.
Kandidaat-onderofficier in het eerste vormingsjaar aangesteld in de graad van sergeant
2.2.
Kandidaat-onderofficier in het eerste vormingsjaar aangesteld in de graad van sergeant (a)
1.3.
Kandidaat-onderofficier in het tweede vormingsjaar aangesteld in de graad van sergeant
2.3.
Kandidaat-onderofficier in het tweede vormingsjaar aangesteld in de graad van sergeant (a)
1.4.
Sergeant met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.4.
Eerste sergeant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.5.
Sergeant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.5.
Eerste sergeant-majoor met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
1.6.
Sergeant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.6.
Eerste sergeant-majoor met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
1.7.
Sergeant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.7.
Eerste sergeant-majoor met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
1.8.
Sergeant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.8.
Eerste sergeant-majoor met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
1.9.
Eerste sergeant met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.9.
Eerste sergeant-majoor met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
1.10.
Eerste sergeant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.10.
Eerste sergeant-majoor met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
1.11.
Eerste sergeant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.11.
Eerste sergeant-majoor met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
1.12.
Eerste sergeant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.12.
Eerste sergeant-majoor met minstens 8 jaar en minder dan 9 jaar anciënniteit
1.13.
Eerste sergeant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.13.
Eerste sergeant-majoor met minstens 9 jaar en minder dan 10 jaar anciënniteit
1.14.
Eerste sergeant met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
2.14.
Eerste sergeant-majoor met minstens 10 jaar en minder dan 11 jaar anciënniteit
1.15.
Eerste sergeant met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
2.15.
Eerste sergeant-majoor met minstens 11 jaar en minder dan 12 jaar anciënniteit
1.16.
Eerste sergeant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.16.
Adjudant met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.17.
Eerste sergeant-majoor met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.17.
Adjudant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
1.18.
Eerste sergeant-majoor met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.18.
Adjudant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
1.19.
Eerste sergeant-majoor met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.19.
Adjudant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
1.20.
Eerste sergeant-majoor met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.20.
Adjudant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
1.21.
Eerste sergeant-majoor met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
2.21.
Adjudant met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
1.22.
Eerste sergeant-majoor met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
2.22.
Adjudant met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
1.23.
Adjudant met minder dan 1 jaar anciënniteit (c)
2.23.
Adjudant-chef met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.24.
Adjudant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit (c)
2.24.
Adjudant-chef met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
1.25.
Adjudant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit (c)
2.25.
Adjudant-chef met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
1.26.
Adjudant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit (c)
2.26.
Adjudant-chef met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
1.27.
Adjudant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit (c)
2.27.
Adjudant-chef met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
1.28.
Adjudant met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit (c)
2.28.
Adjudant-chef met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
1.29.
Adjudant met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit (c)
2.29.
Adjudant-chef met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
1.30.
Adjudant-chef met minder dan 1 jaar anciënniteit (d)
2.30.
Adjudant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.31.
Adjudant-chef met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit (d)
2.31.
Adjudant-majoor met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
1.32.
Adjudant-chef met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit (d)
2.32.
Adjudant-majoor met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
1.33.
Adjudant-chef met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit (d)
2.33.
Adjudant-majoor met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
1.34.
Adjudant-chef met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit (d)
2.34.
Adjudant-majoor met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
1.35.
Adjudant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.35.
Adjudant-majoor met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
1.36.
Adjudant-majoor met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.36.
Adjudant-majoor met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
1.37.
Adjudant-majoor met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.37.
Adjudant-majoor met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
(a) Met de anciënniteit in de graad waarmee hij bekleed was op de dag vóór de inwerkingtreding van de overgangsbepalingen.(b) De reserveonderofficier die, voor de bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor, niet geslaagd is voor de beroepsproeven of die aan de deelname aan deze beroepsproeven verzaakt heeft de dag vóór de inwerkingtreding van artikel 78, of die, vóór de inwerkingtreding van artikel 78, binnen de twee jaar na de normale datum waarop hij tot de hogere graad van eerste sergeant-majoor had kunnen worden bevorderd, de bevorderingsprestaties niet heeft verricht, wordt overgeplaatst overeenkomstig tabel 2.(c) De reserveonderofficier die, op de dag van de inwerkingtreding van artikel 78, voldoet aan de bevorderingsvoorwaarden voor de bevordering tot de graad van adjudant-chef voorzien in de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, kan overplaatst worden in de graad van adjudant-chef van niveau B met de overeenkomstige anciënniteit in deze graad, hernomen in kolom 2.De reserveonderofficier die niet voldoet, of die verzaakt heeft, op de dag van de inwerkingtreding van artikel 78, herneemt de graad van adjudant van niveau B met de overeenkomstige anciënniteit in deze graad, overeenkomstig tabel 3. (d) De reserveonderofficier, die voldoet aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-majoor bedoeld in de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, kan bevorderd worden tot de graad van adjudant-majoor van niveau B, voor zover hij op het eerstvolgende bevorderingscomité georganiseerd voor de kandidaten adjudant-majoor volgend op de datum van inwerkingtreding van artikel 78, gunstig wordt aanbevolen aan de minister en voor zover de minister zich aansluit bij het advies van het bevorderingscomité.In dit geval wordt hem uitzonderlijk de graad van adjudant-majoor met de overeenkomstige anciënniteit in deze graad, hernomen in kolom 2 verleend. In de overige gevallen herneemt de reserveonderofficier de graad van adjudant-chef van niveau B met de overeenkomstige anciënniteit, overeenkomstig tabel 4.
Tabel 2 - Overplaatsing van de reserveonderofficieren bedoeld in artikel 78, § 3, tweede lid, die voor de overgang naar de graad van eerste sergeant-majoor, niet voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden voor de graad van eerste sergeant-majoor voorzien in de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B
1
2
Graad en anciënniteit in de graad van de reserveonderofficieren die niet voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden voor de graad van eerste sergeant-majoor, in werkelijke dienst de dag vóór de inwerkingtreding van artikel 78 (a)
Graad en anciënniteit in de graad in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B op de datum van inwerkingtreding van artikel 78
1.1.
Kandidaat-onderofficier aangesteld in de graad van soldaat of van korporaal
2.1.
Kandidaat-onderofficier aangesteld in de graad van soldaat of van korporaal (a)
1.2.
Kandidaat-onderofficier in het eerste vormingsjaar aangesteld in de graad van sergeant
2.2.
Kandidaat-onderofficier in het eerste vormingsjaar aangesteld in de graad van sergeant (a)
1.3.
Kandidaat-onderofficier in het tweede vormingsjaar aangesteld in de graad van sergeant
2.3.
Kandidaat-onderofficier in het tweede vormingsjaar aangesteld in de graad van sergeant (a)
1.4.
Sergeant met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.4.
Eerste sergeant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.5.
Sergeant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.5.
Eerste sergeant-majoor met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
1.6.
Sergeant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.6.
Eerste sergeant-majoor met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
1.7.
Sergeant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.7.
Eerste sergeant-majoor met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
1.8.
Sergeant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.8.
Eerste sergeant-majoor met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
1.9.
Eerste sergeant met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.9.
Eerste sergeant-majoor met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
1.10.
Eerste sergeant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.10.
Eerste sergeant-majoor met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
1.11.
Eerste sergeant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.11.
Eerste sergeant-majoor met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
1.12.
Eerste sergeant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.12.
Eerste sergeant-majoor met minstens 8 jaar en minder dan 9 jaar anciënniteit
1.13.
Eerste sergeant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.13.
Eerste sergeant-majoor met minstens 9 jaar en minder dan 10 jaar anciënniteit
1.14.
Eerste sergeant met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
2.14.
Eerste sergeant-majoor met minstens 10 jaar en minder dan 11 jaar anciënniteit
1.15.
Eerste sergeant met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
2.15.
Eerste sergeant-majoor met minstens 11 jaar en minder dan 12 jaar anciënniteit
1.16.
Eerste sergeant met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
2.16.
Eerste sergeant-majoor met minstens 12 jaar en minder dan 13 jaar anciënniteit
1.17.
Eerste sergeant met minstens 8 jaar en minder dan 9 jaar anciënniteit
2.17.
Eerste sergeant-majoor met minstens 13 jaar en minder dan 14 jaar anciënniteit
1.18.
Eerste sergeant-chef met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.18.
Eerste sergeant-majoor met minstens 14 jaar en minder dan 15 jaar anciënniteit
1.19.
Eerste sergeant-chef met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.19.
Eerste sergeant-majoor met minstens 15 jaar en minder dan 16 jaar anciënniteit
1.20.
Eerste sergeant-chef met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.20.
Eerste sergeant-majoor met minstens 16 jaar en minder dan 17 jaar anciënniteit
(a) De reserveonderofficier die, voor de bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor, niet geslaagd is voor de beroepsproeven of die aan de deelname aan deze beroepsproeven verzaakt heeft de dag vóór de inwerkingtreding van artikel 78, of die, vóór de inwerkingtreding van artikel 78, binnen de twee jaar na de normale datum waarop hij tot de hogere graad van eerste sergeant-majoor had kunnen worden bevorderd, de bevorderingsprestaties niet heeft verricht, kan evenwel op de datum van inwerkingtreding van artikel 78 overgeplaatst worden in de graad van eerste sergeant-majoor van niveau B.Hij kan echter niet meer in de graad van adjudant of hoger benoemd worden.
Tabel 3 - Overplaatsing van de reserveonderofficieren bedoeld in artikel 78, § 3, derde lid, die, op de dag van inwerkingtreding van artikel 78, niet voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden voor de graad van adjudant-chef voorzien in de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B
1
2
Graad en anciënniteit in de graad van de reserveonderofficieren die niet voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden voor de graad van adjudant-chef, in werkelijke dienst de dag vóór de inwerkingtreding van artikel 78 (a)
Graad en anciënniteit in de graad in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B op de datum van inwerkingtreding van artikel 78
1.1.
Adjudant met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.1.
Adjudant met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
1.2.
Adjudant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.2.
Adjudant met minstens 8 jaar en minder dan 9 jaar anciënniteit
1.3.
Adjudant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.3.
Adjudant met minstens 9 jaar en minder dan 10 jaar anciënniteit
1.4.
Adjudant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.4.
Adjudant met minstens 10 jaar en minder dan 11 jaar anciënniteit
1.5.
Adjudant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.5.
Adjudant met minstens 11 jaar en minder dan 12 jaar anciënniteit
1.6.
Adjudant met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
2.6.
Adjudant met minstens 12 jaar en minder dan 13 jaar anciënniteit
1.7.
Adjudant met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
2.7.
Adjudant met minstens 13 jaar en minder dan 14 jaar anciënniteit
1.8.
Adjudant met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
2.8.
Adjudant met minstens 14 jaar en minder dan 15 jaar anciënniteit
1.9.
Adjudant met minstens 8 jaar en minder dan 9 jaar anciënniteit
2.9.
Adjudant met minstens 15 jaar en minder dan 16 jaar anciënniteit
1.10.
Adjudant met minstens 9 jaar en minder dan 10 jaar anciënniteit
2.10.
Adjudant met minstens 16 jaar en minder dan 17 jaar anciënniteit
(a) De reserveonderofficier die, vóór de inwerkingtreding van artikel 78, niet voldoet aan de bevorderingsvoorwaarden voor de graad van adjudant-chef voorzien in de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, kan op de datum van inwerkingtreding van artikel 78 niet overgeplaatst worden in de graad van adjudant-chef.De reserveonderofficier voldoet niet aan de bevorderingsvoorwaarden op de datum van inwerkingtreding van artikel 78, wanneer hij niet geslaagd is voor de beroepsproeven of wanneer hij aan de deelname aan deze beroepsproeven heeft verzaakt, of wanneer hij, binnen twee jaar na de normale datum waarop hij tot de hogere graad van adjudant-chef had kunnen worden bevorderd, de bevorderingsprestaties niet heeft verricht. Hij wordt overplaatst worden in de graad van adjudant van niveau B met de overeenkomstige anciënniteit hernomen in kolom 2.
Tabel 4 - Overplaatsing van de reserveonderofficieren bedoeld in artikel 78, § 3, vierde lid, die, op de dag van inwerkingtreding van artikel 78, niet voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden voor de graad van adjudant-majoor voorzien in de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B
1
2
Graad en anciënniteit in de graad van de reserveonderofficieren die niet voldoen aan de bevorderingsvoorwaarden voor de graad van adjudant-majoor, in werkelijke dienst de dag vóór de inwerkingtreding van artikel 78 (a)
Graad en anciënniteit in de graad in de personeelscategorie van de reserveonderofficieren van niveau B op de datum van inwerkingtreding van artikel 78
1.1.
Adjudant-chef met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.1.
Adjudant-chef met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
1.2.
Adjudant-chef met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.2.
Adjudant-chef met minstens 8 jaar en minder dan 9 jaar anciënniteit
1.3.
Adjudant-chef met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.3.
Adjudant-chef met minstens 9 jaar en minder dan 10 jaar anciënniteit
1.4.
Adjudant-chef met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.4.
Adjudant-chef met minstens 10 jaar en minder dan 11 jaar anciënniteit
1.5.
Adjudant-chef met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.5.
Adjudant-chef met minstens 11 jaar en minder dan 12 jaar anciënniteit
1.6.
Adjudant-chef met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
2.6.
Adjudant-chef met minstens 12 jaar en minder dan 13 jaar anciënniteit
(a) De reserveonderofficier, die voldoet aan de voorwaarden voor bevordering tot de graad van adjudant-majoor bedoeld in de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht, kan bevorderd worden tot de graad van adjudant-majoor van niveau B, voor zover hij op het eerstvolgende bevorderingscomité georganiseerd voor de kandidaten adjudant-majoor volgend op de datum van inwerkingtreding van artikel 78, gunstig wordt aanbevolen aan de minister en voor zover de minister zich aansluit bij het advies van het bevorderingscomité, overeenkomstig tabel 1.In de overige gevallen herneemt de reserveonderofficier de graad van adjudant-chef van niveau B met de overeenkomstige anciënniteit hernomen in kolom 2 van deze tabel 4.
1.7.
Adjudant-chef met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
2.7.
Adjudant-chef met minstens 13 jaar en minder dan 14 jaar anciënniteit
1.8.
Adjudant-chef met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
2.8.
Adjudant-chef met minstens 14 jaar en minder dan 15 jaar anciënniteit
Gezien om te worden gevoegd bij onze wet van 19 juli 2018 tot wijziging van de wet van 16 mei 2001 houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Defensie, S. VANDEPUT