Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 mei 2007
gepubliceerd op 21 juni 2007

Wet tot tenuitvoerlegging van Verordening nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, van het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, en van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (1)

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2007009560
pub.
21/06/2007
prom.
10/05/2007
ELI
eli/wet/2007/05/10/2007009560/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 MEI 2007. - Wet tot tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, van het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, en van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Artikel 587, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 3 april 1997 en gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 1998, 4 mei 1999, 2 augustus 2002, 11 maart 2003, 26 juni 2003, 1 september 2004 en 22 mei 2005, wordt aangevuld als volgt : « 15° over de in de artikelen 1322bis en 1322decies bedoelde vorderingen. »

Art. 3.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 633sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 633sexies.§ 1. Enkel de rechtbank van eerste aanleg die zitting houdt ter zetel van het hof van beroep in wiens rechtsgebied het kind, naar gelang van het geval, aanwezig is of zijn gewone verblijplaats heeft op het tijdstip van de neerlegging of van de toezending van het verzoekschrift, is bevoegd om kennis te nemen van de in artikel 1322bis bedoelde verzoeken.

Wanneer de procedure in het Duits wordt gevoerd, is evenwel alleen de rechtbank van eerste aanleg te Eupen bevoegd. § 2. Als het kind niet in België aanwezig is, wordt het verzoekschrift neergelegd bij of toegezonden aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg die zitting houdt ter zetel van het hof van beroep in wiens rechtsgebied de verweerder zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft.

Wanneer de procedure in het Duits wordt gevoerd, is evenwel alleen de rechtbank van eerste aanleg te Eupen bevoegd. »

Art. 4.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 633septies ingevoegd, luidende : «

Art. 633septies.Enkel de rechtbank van eerste aanleg die zitting houdt ter zetel van het hof van beroep in wiens rechtsgebied het kind voor zijn ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had, is bevoegd om kennis te nemen van de in artikel 1322decies bedoelde verzoeken.

Wanneer de procedure in het Duits wordt gevoerd, is evenwel alleen de rechtbank van eerste aanleg te Eupen bevoegd. »

Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 801bis ingevoegd, luidende : «

Art. 801bis.De rechter kan de verschrijvingen of misrekeningen verbeteren die voorkomen in een door hem gewezen certificaat, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000. De Koning kan dit artikel van toepassing verklaren op certificaten, bedoeld in andere internationale Instrumenten.

Als de verschrijving of de misrekening enkel in het certificaat voorkomt, wordt de vordering tot verbetering ingeleid op eenzijdig verzoekschrift.

Als de verschrijving of de misrekening in het certificaat werd veroorzaakt door een verschrijving of een misrekening in de door de rechter gewezen beslissing waarvoor het werd uitgevaardigd, wordt de verbetering van het certificaat samen gevorderd met een verbetering van de door de rechter gewezen beslissing. De rechtspleging in de artikelen 794 tot 801 wordt gevolgd.

De griffier zendt per gewone brief een afschrift van het verbeterde certificaat naar alle partijen in het geding. »

Art. 6.Artikel 1322bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 1322bis.§ 1. Onverminderd de in artikel 1322decies bedoelde procedure, §§ 2 tot 7, worden volgende verzoeken bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg ingediend op de wijze omschreven in de artikelen 1034bis tot 1034quinquies : 1° de verzoeken gegrond op het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen;2° de verzoeken gegrond op het Verdrag van s-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, die gericht zijn op de onmiddellijke terugkeer van het kind, de naleving van het recht van gezag of het omgangsrecht geldend in een andere Staat, dan wel op de regeling van het omgangsrecht;3° de verzoeken gegrond op het Verdrag van 's Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, alsook op artikel 11 van Verordening (EG) nr.2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, die gericht zijn op het verkrijgen van de terugkeer van het kind, dan wel van het gezag over dit kind ingevolge een beslissing houdende de niet-terugkeer gewezen in een andere lidstaat van de Europese Unie met toepassing van voornoemde Verordening; 4° de verzoeken gegrond op artikel 48 van de in 3° bedoelde Verordening met het oog op de bepaling van de modaliteiten van uitoefening van het omgangsrecht. § 2. De verzoeken gegrond op artikel 28 van de in § 1, 3°, bedoelde Verordening die gericht zijn op de verkrijging van de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissingen inzake omgangsrecht en terugkeer van het kind worden aanhangig gemaakt bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg volgens de in de artikelen 1025 tot 1034 bedoelde procedure. »

Art. 7.Artikel 1322ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 1322ter.Onverminderd artikel 1322decies, wordt het verzoekschrift neergelegd bij of bij aangetekende brief toegezonden aan de griffie van de in artikel 633sexies bedoelde rechtbank van eerste aanleg. »

Art. 8.Artikel 1322quinquies, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998, wordt vervangen als volgt : «

Art. 1322quinquies.Indien het verzoek wordt ingediend door toedoen van de Centrale Autoriteit aangewezen op grond van een van de Verdragen of de Verordening van de Raad bedoeld in artikel 1322bis, wordt het verzoekschrift ondertekend en aan de voorzitter van de rechtbank voorgelegd door het openbaar ministerie. »

Art. 9.Artikel 1322sexies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 1998, wordt aangevuld als volgt : « Geen enkel rechtsmiddel kan worden aangewend tegen een in België gewezen beslissing houdende de niet-terugkeer op grond van artikel 11, 6, van de in artikel 1322bis, 3°, bedoelde Verordening van de Raad.

Geen enkel rechtsmiddel kan worden aangewend tegen een beslissing houdende bepaling van de maatregelen tot bescherming op grond van artikel 11, 4, van de in artikel 1322bis, 3°, bedoelde Verordening van de Raad.

Geen enkel rechtsmiddel kan worden aangewend tegen een beschikking gewezen door de voorzitter van de rechtbank op grond van artikel 1322decies, § 5. »

Art. 10.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1322nonies ingevoegd, luidende : «

Art. 1322nonies.§ 1. De beslissing houdende de niet-terugkeer van het kind, gewezen in België op grond van het Verdrag van 's-Gravenhage en van de in artikel 1322bis, 3°, bedoelde Verordening van de Raad, alsook de stukken die als bijlage gaan, welke overeenkomstig artikel 11, 6, van bedoelde Verordening moeten worden toegezonden aan het bevoegde gerecht of aan de Centrale Autoriteit van de lidstaat waarin het kind onmiddellijk voor de ongeoorloofde overbrenging of de ongeoorloofde niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had, worden door de griffier binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de datum van de uitspraak toegezonden aan de Belgische Centrale Autoriteit. § 2. Enkel deze Centrale Autoriteit is gemachtigd om de overzending van de stukken aan de bevoegde overheden van de verzoekende Staat te waarborgen. »

Art. 11.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1322decies ingevoegd, luidende : «

Art. 1322decies.§ 1. De beslissing houdende de niet-terugkeer van het kind, gewezen in het buitenland, alsook de documenten die als bijlage gaan, toegezonden aan de Belgische Centrale Autoriteit overeenkomstig artikel 11, 6, van de in artikel 1322bis, 3°, bedoelde Verordening van de Raad, worden bij ter post aangetekende brief toegezonden aan de griffier van de rechtbank van eerste aanleg die zitting houdt ter zetel van het hof van beroep in wiens rechtsgebied het kind onmiddellijk voor zijn ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had. § 2. Vanaf de ontvangst van de stukken en uiterlijk binnen drie werkdagen brengt de griffier de informatie bedoeld in artikel 11, 7, van de in § 1 bedoelde Verordening van de Raad bij gerechtsbrief ter kennis aan de partijen en aan het openbaar ministerie. De gerechtsbrief bevat de volgende vermeldingen : 1° de tekst van artikel 11 van de in artikel 1322bis, 3°, bedoelde Verordening van de Raad;2° een verzoek aan de partijen om de conclusies binnen drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving bij de griffie neer te leggen.Deze neerlegging maakt het geschil aanhangig bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg. § 3. Indien ten minste een van de partijen conclusies neerlegt, roept de griffier de partijen onmiddellijk op voor de eerste dienstige terechtzitting. § 4. De aanhangigmaking bij de voorzitter van de rechtbank leidt tot de opschorting van de procedures ingesteld voor de hoven en rechtbanken waarbij een geschil inzake ouderlijke verantwoordelijkheid of een daarmee samenhangend geschil aanhangig is gemaakt. § 5. Ingeval de partijen binnen de termijn omschreven in § 2, 2°, geen opmerkingen naar voren brengen, wijst de voorzitter van de rechtbank een beschikking waarin zulks wordt vastgesteld. De griffier brengt die beschikking ter kennis van de partijen, van de Centrale Autoriteit en van het openbaar ministerie. § 6. De beslissing gewezen over het gezag over het kind op grond van artikel 11, 8, van de in § 1 bedoelde Verordening van de Raad, kan op verzoek van een van de partijen tevens betrekking hebben op het omgangsrecht, ingeval in de beslissing de terugkeer van het kind naar België zou worden bevolen. § 7. De griffier brengt de in § 6 bedoelde beslissing bij gerechtsbrief ter kennis van de partijen, van het openbaar ministerie en van de Belgische Centrale Autoriteit. § 8. Enkel de Belgische Centrale Autoriteit is gemachtigd om de overzending te waarborgen van de beslissing en van de stukken die als bijlage gaan aan de bevoegde overheden van de Staat waarin de beslissing houdende de niet-terugkeer werd gewezen. § 9. Voor de toepassing van artikel 11, 7 en 8, van de in § 1 bedoelde Verordening van de Raad, wordt het kind gehoord overeenkomstig artikel 42, 2, a), van bovengenoemde Verordening en Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken. »

Art. 12.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1322undecies ingevoegd, luidende : «

Art. 1322undecies.In de beslissing waarin de terugkeer van het kind wordt bevolen op grond van artikel 12 van het Verdrag van 's-Gravenhage of van artikel 11, 8, van de Verordening van de Raad bedoeld in artikel 1322bis, 3°, bepaalt de voorzitter van de rechtbank de nadere regels betreffende de tenuitvoerlegging van zijn beslissing, rekening houdend met het belang van het kind, en wijst, indien hij zulks nodig acht, de personen aan die gemachtigd zijn de deurwaarder te vergezellen voor de tenuitvoerlegging ervan. »

Art. 13.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1322duodecies ingevoegd, luidende : «

Art. 1322duodecies.§ 1. Voor de toepassing van artikel 11, 4, van de in artikel 1322bis, 3°, bedoelde Verordening van de Raad, maakt het openbaar ministerie, op vraag van de Belgische Centrale Autoriteit, de zaak aanhangig bij de jeugdrechtbank van de plaats waar het kind voor zijn ongeoorloofde overbrenging of ongeoorloofde niet-terugkeer zijn gewone verblijfplaats had. § 2. De beslissing gewezen door de jeugdrechtbank en de documenten die als bijlage gaan moeten binnen drie werkdagen te rekenen vanaf de uitspraak aan de Belgische Centrale Autoriteit worden toegezonden. § 3. Enkel deze Centrale Autoriteit is gemachtigd om de overzending van de stukken aan de bevoegde overheden van de verzoekende Staat te waarborgen. ».

Art. 14.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1322terdecies ingevoegd, luidende : «

Art. 1322terdecies.Voor de toepassing van artikel 2 van het Europees Verdrag van Luxemburg van 20 mei 1980 betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen inzake het gezag over kinderen en betreffende het herstel van het gezag over kinderen, van artikel 6 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen en van artikel 53 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000, is de bevoegde Centrale Autoriteit de Federale Overheidsdienst Justitie. »

Art. 15.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 1322quaterdecies ingevoegd, luidende : «

Art. 1322quaterdecies.§ 1. Met het oog op de toepassing van de artikelen 55, d) en 56, 1 tot 3, van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/ 2000, zendt de Belgische Centrale Autoriteit, te weten de Federale Overheidsdienst Justitie, de verzoeken die haar zijn bezorgd door het gerecht van een andere lidstaat over aan de bevoegde gemeenschapsinstantie. § 2. Met het oog op de toepassing van artikel 56, 4, van de in § 1 bedoelde Verordening, zendt de Belgische Centrale Autoriteit de informatie die haar is bezorgd door het gerecht van een andere lidstaat over aan de bevoegde gemeenschapsinstantie. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zijn met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 mei 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Gewone zitting 2006-2007 Kamer van volksvertegenwoordigers. Stukken. - Wetsontwerp, 51-3002/001. - Amendementen, 51-3002/002. - Verslag, 51-3002/003. - Text aangenomen door de commissie (art. 77 van de Grondwet), 51-3002/004. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat (art. 77 van de Grondwet), 51-3002/005.

Zie ook : Integraal verslag nr. 283 : 25 april 2007.

Senaat.

Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, 3-2435, nr. 1. - Amendementen, 3-2435, nr. 2. - Verslag, 3-2435, nr. 3. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, 3-2435, nr. 4.

Zie ook : Handelingen van de Senaat : 3-216 - 26 april 2007.

^