gepubliceerd op 30 november 2011
Wet houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999 betreffende de identificatieprocedure via DNA onderzoek in strafzaken
7 NOVEMBER 2011. - Wet houdende wijziging van het Wetboek van strafvordering en van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA onderzoek in strafzaken (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van strafvordering
Art. 2.Artikel 44ter van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 44ter.Voor de toepassing van dit Wetboek, wordt verstaan onder : 1° DNA-profiel : een alfanumerieke code die specifiek is voor ieder individu en die uitsluitend wordt bepaald op basis van niet-coderende sequenties van het genetische erfgoed;2° referentiestaal : de haarwortels, de wangslijmvlies- of bloedcellen genomen op een persoon om zijn DNA-profiel op te stellen;3° vergelijking van DNA-profielen : de vergelijking van genetische profielen van aangetroffen sporen met genetische profielen verkregen van referentiestalen of hun onderlinge vergelijkingen;4° laboratorium : DNA-onderzoekslaboratorium dat aan de door de Koning bepaalde erkenningsvoorwaarden voldoet;5° nationale DNA-gegevensbanken : de nationale DNA-gegevensbanken « Criminalistiek » en « Veroordeelden », die het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie beheert;6° beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken : de persoon verantwoordelijk voor het beheer van de nationale DNA-gegevensbanken binnen het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie;7° buitenlandse DNA-gegevensbanken : de DNA-gegevensbanken opgericht en beheerd door andere Staten van de Europese Unie en door landen waarmee een verdrag is afgesloten dat in de uitwisseling van DNA-profielen voorziet met het oog op de strafprocedure;8° DNA-codenummer : het unieke referentienummer toegekend door de nationale cel waardoor het mogelijk is om een DNA-profiel in verband te brengen met de naam van een persoon.»
Art. 3.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 44quater ingevoegd, luidende : «
Art. 44quater.§ 1. De procureur des Konings kan, bij een met redenen omklede beslissing, een deskundige verbonden aan een laboratorium aanwijzen, om : 1° het DNA-profiel op te stellen van de aangetroffen sporen, 2° in voorkomend geval, de DNA-profielen van de aangetroffen sporen onderling te vergelijken. De deskundige zorgt ervoor dat hij een voldoende groot deel van het staal bewaart om een tegenonderzoek mogelijk te maken. Blijkt dat onmogelijk te zijn, dan maakt hij daarvan melding in zijn verslag.
Wanneer de deskundige erin slaagt een voldoende groot deel van het aangetroffen spoor te bewaren om een tegenonderzoek mogelijk te maken, zorgt hij ervoor dat het gedurende maximaal dertig jaar wordt bewaard, tenzij de bevoegde magistraat een andere bewaartermijn beveelt. § 2. De deskundige zendt een met redenen omkleed verslag over de uitvoering van zijn opdracht over aan de procureur des Konings binnen een maximumtermijn van een maand na de ontvangst van zijn opdracht en van de overtuigingsstukken.
De procureur des Konings kan evenwel een bijkomende onderzoekstermijn toestaan op een met redenen omkleed verzoek van de deskundige. § 3. Binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag en behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, zendt de deskundige ambtshalve de verkregen DNA-profielen over aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 1, 3 en 4 van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.
Hij zendt eveneens de volgende gegevens over : 1° het notitienummer van het strafdossier;2° de naam en de gegevens van de magistraat belast met het strafdossier;3° de naam en de gegevens van het laboratorium waar de DNA-profielen werden opgesteld, alsook de referenties van het deskundigendossier en van de DNA-profielen;4° de biologische aard van de onderzochte stalen;5° het geslacht van de persoon waarvan het DNA-profiel is opgesteld;6° in voorkomend geval, het positieve verband tussen de verkregen DNA-profielen;7° in voorkomend geval, het DNA-codenummer.»
Art. 4.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 44quinquies ingevoegd, luidende : «
Art. 44quinquies.§ 1. De procureur des Konings kan mits schriftelijke toestemming van een persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en tegen wie aanwijzingen van schuld bestaan bij het plegen van de feiten van de zaak waarmee hij belast is, of bij het plegen van gelijkaardige feiten het afnemen van een referentiestaal op deze persoon bevelen.
Deze toestemming kan alleen op geldige wijze worden gegeven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, hem vooraf in kennis heeft gesteld van : 1° de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt gevraagd;2° het bestaan van aanwijzingen van zijn schuld bij het plegen van de feiten van de zaak waarmee hij belast is, of bij het plegen van gelijkaardige feiten;3° in voorkomend geval, de vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen;4° de eenmalige vergelijking van zijn DNA-profiel met de in de nationale DNA-gegevensbanken opgeslagen DNA-profielen;5° het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank « Criminalistiek » indien de vergelijking van DNA-profielen een positief verband aantoont met de in de 3° of 4° bedoelde DNA-profielen;6° in geval van het opslaan van zijn DNA-profiel, de systematische vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen opgeslagen in de nationale en buitenlandse DNA-gegevensbanken;7° in geval van een positief verband met een van de profielen van het 6°, het opslaan van dit verband. Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene. § 2. De procureur des Konings vordert een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, of een arts om een hoeveelheid wangslijmvlies of haarwortels af te nemen.
Voor het afnemen van bloed kan hij alleen een arts vorderen.
Van de afname wordt een proces-verbaal opgesteld door de officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. § 3. Indien de in § 1 bedoelde persoon de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt, dan dient hij zich voor de toepassing van de §§ 1 en 2 te laten begeleiden door minstens een van zijn ouders, door een advocaat of door een andere meerderjarige persoon van zijn keuze. § 4. De procureur des Konings wijst een deskundige verbonden aan een laboratorium aan om : 1° het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen;2° in voorkomend geval, de vergelijking van dat DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen uit te voeren. § 5. De deskundige zendt een met redenen omkleed verslag over de uitvoering van zijn opdracht over aan de procureur des Konings binnen een maximumtermijn van een maand na de ontvangst van zijn opdracht en van de overtuigingsstukken.
De procureur des Konings kan evenwel een bijkomende onderzoekstermijn toestaan op een met redenen omkleed verzoek van de deskundige. § 6. De uitslag van de vergelijking van de DNA-profielen wordt volgens de nadere regels bepaald door de Koning, ter kennis gebracht van de betrokkene.
Deze laatste kan, binnen vijftien dagen na de kennisgeving, van de procureur des Konings eisen dat hij een tegenonderzoek doet uitvoeren door een door de betrokkene aangewezen deskundige die verbonden is aan een laboratorium.
Het tegenonderzoek wordt verricht aan de hand van een nieuw van de betrokkene afgenomen referentiestaal en aan de hand van het deel van het aangetroffen spoor dat bij het aanvankelijke onderzoek niet werd gebruikt en, bij gebreke daarvan, aan de hand van het uit het spoor geëxtraheerde DNA en, bij gebreke daarvan, aan de hand van het door de eerste deskundige opgestelde DNA-profiel van het spoor.
De met het tegenonderzoek belaste deskundige zendt zijn verslag over aan de procureur des Konings binnen een maximumtermijn van een maand na de ontvangst van zijn opdracht en de overtuigingsstukken. De uitslag van het tegenonderzoek wordt, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, ter kennis gebracht van de betrokkene.
De kosten van het tegenonderzoek, begroot overeenkomstig de reglementering inzake gerechtskosten in strafzaken, worden voorgeschoten door de betrokkene. Indien het tegenonderzoek de uitslag van het aanvankelijke onderzoek niet bevestigt, wordt het door de betrokkene voorgeschoten bedrag door de Staat terugbetaald. § 7. Behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, zendt de deskundige die de opdracht heeft gekregen om het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen in toepassing van § 4, 1°, ambtshalve het DNA-profiel binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag door aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 2 tot 4 van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.
Hij zendt eveneens de erop betrekking hebbende gegevens opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid over. § 8. Onverminderd § 7, en behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de procureur des Konings, zendt de deskundige die de opdracht heeft gekregen om de in § 4, 2°, bedoelde vergelijking te maken en die een positief verband heeft aangetoond, ambtshalve het DNA-profiel van het referentiestaal binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag, over aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 1, 3 en 4, van de voornoemde wet.
Hij zendt eveneens de erop betrekking hebbende gegevens opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid, van dezelfde wet over. § 9. Behoudens andersluidende beslissing van de procureur des Konings vernietigt de deskundige het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, uiterlijk zes maanden na de overzending van zijn verslag. »
Art. 5.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 44sexies ingevoegd, luidende : «
Art. 44sexies.§ 1. De procureur des Konings kan mits schriftelijke toestemming van de betrokken persoon die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en die niet bedoeld is in artikel 44quinquies, het afnemen van een referentiestaal bevelen.
Deze toestemming kan alleen op geldige wijze worden gegeven als de procureur des Konings of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, hem vooraf in kennis heeft gesteld van : 1° de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt gevraagd;2° de vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen.3° het feit dat zijn DNA-profiel niet wordt overgezonden aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, om er te worden vergeleken of er te worden opgeslagen. Van die informatie wordt melding gemaakt in de schriftelijke toestemming van de betrokkene. § 2. De afname, het opstellen van het DNA-profiel van het referentiestaal, de vergelijking van de DNA-profielen, de overzending van de uitslag aan de procureur des Konings, de kennisgeving van de uitslag aan de betrokkene, het tegenonderzoek en de vernietiging van het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, worden verricht overeenkomstig artikel 44quinquies, §§ 2 tot 6 en § 9.
De hoedanigheid van de persoon wordt meegedeeld aan de met de vergelijking van de DNA-profielen belaste deskundige. »
Art. 6.Artikel 90undecies van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 90undecies.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 56, § 1, derde lid, van dit Wetboek, kan de onderzoeksrechter bevelen dat een referentiestaal onder dwang wordt afgenomen van een persoon tegen wie er aanwijzingen van schuld bestaan bij het plegen van feiten waarvoor hij geadieerd is, indien de feiten strafbaar zijn met een maximumstraf van vijf jaar gevangenisstraf of met een zwaardere straf.
In zijn met redenen omklede beschikking die hij meedeelt aan de procureur des Konings, vermeldt de onderzoeksrechter : 1° de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt bevolen;2° het bestaan van aanwijzingen van zijn schuld bij het plegen van feiten waarvoor hij geadieerd is;3° de noodzaak om dwang te gebruiken;4° in voorkomend geval, de vergelijking van het DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen;5° de eenmalige vergelijking van het DNA-profiel met de in de nationale DNA-gegevensbanken opgeslagen DNA-profielen;6° in geval van een positief verband met een van de profielen bedoeld in de 4° of 5°, het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank « Criminalistiek »;7° in geval van het opslaan van het DNA-profiel, de systematische vergelijking van zijn DNA-profiel met de DNA-profielen opgeslagen in de nationale en buitenlandse DNA-gegevensbanken;8° in geval van een positief verband met een van de profielen bedoeld in het 7°, het opslaan van dit verband. De onderzoeksrechter hoort vooraleer hij de afname onder dwang beveelt, de persoon die er het voorwerp van moet uitmaken, en stelt hem in kennis van de 1° tot 8° opgesomd in het tweede lid.
Van de redenen van de eventuele weigering van de afname of van de instemming van de betrokkene met die maatregel, wordt door de onderzoeksrechter melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor. § 2. De onderzoeksrechter vordert een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, of een arts om een hoeveelheid wangslijmvlies of haarwortels af te nemen.
Voor het afnemen van bloed kan hij alleen een arts vorderen.
Van de afname wordt een proces-verbaal opgesteld door de officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.
Indien de maatregel onder fysieke dwang moet worden uitgevoerd, wordt die dwang uitgeoefend door politieambtenaren onder het bevel van een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. In dat geval is de bloedafname verboden. § 3. Indien de in § 1 bedoelde persoon de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt, dan dient hij zich voor de toepassing van de §§ 1 en 2 te laten begeleiden door minstens een van zijn ouders, door een advocaat of door een ander meerderjarige persoon van zijn keuze. § 4. De onderzoeksrechter wijst een deskundige verbonden aan een laboratorium aan om : 1° het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen;2° in voorkomend geval, de vergelijking van dat DNA-profiel met de DNA-profielen van de in het kader van die zaak aangetroffen sporen uit te voeren. § 5. De deskundige zendt een met redenen omkleed verslag over de uitvoering van zijn opdracht over aan de onderzoeksrechter binnen een maximumtermijn van een maand na de ontvangst van zijn opdracht en van de overtuigingsstukken.
De onderzoeksrechter kan evenwel een bijkomende onderzoekstermijn toestaan op een met redenen omkleed verzoek van de deskundige. § 6. Behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de onderzoeksrechter, zendt de deskundige die de opdracht heeft gekregen om het DNA-profiel van het referentiestaal op te stellen in toepassing van § 4, 1°, ambtshalve het DNA-profiel binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag door aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 2 tot 4, van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken.
Hij zendt eveneens de erop betrekking hebbende gegevens opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid, over. § 7. Onverminderd § 6, en behoudens een met redenen omklede andersluidende beslissing van de onderzoeksrechter, zendt de deskundige die de opdracht heeft gekregen om de in § 4, 2°, bedoelde vergelijking te maken en die een positief verband heeft aangetoond, ambtshalve het DNA-profiel van het referentiestaal binnen vijftien dagen na de overzending van zijn verslag, over aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, met het oog op de toepassing van artikel 5quater, §§ 1, 3 en 4, van de voornoemde wet.
Hij zendt eveneens de erop betrekking hebbende gegevens opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid, van dezelfde wet over. § 8. De kennisgeving van de resultaten aan de betrokkene, het tegenonderzoek, alsmede de vernietiging van de referentiestalen en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 44quinquies, §§ 6 en 9. »
Art. 7.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 90duodecies ingevoegd, luidende : «
Art. 90duodecies.§ 1. Indien de feiten waarvoor hij geadieerd is, strafbaar zijn met een maximumstraf van vijf jaar gevangenisstraf of met een zwaardere straf, en hij over aanwijzingen beschikt dat de betrokkene een directe band heeft met het gerechtelijk onderzoek, kan de onderzoeksrechter bevelen dat een referentiestaal onder dwang wordt afgenomen van een persoon die niet bedoeld is in artikel 90undecies.
In zijn met redenen omklede beschikking, die hij meedeelt aan de procureur des Konings, vermeldt de onderzoeksrechter : 1° de omstandigheden van de zaak in het kader waarvan de afname wordt bevolen;2° de noodzaak om dwang te gebruiken;3° de vergelijking van het DNA-profiel met de DNA-profielen van de aangetroffen sporen in het kader van de zaak;4° het feit dat het DNA-profiel niet wordt overgezonden aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, om er te worden vergeleken of er te worden opgeslagen. § 2. De onderzoeksrechter hoort vooraleer hij de afname onder dwang beveelt, de persoon die er het voorwerp van moet uitmaken, en stelt hem in kennis van de 1° tot 4° opgesomd in § 1, tweede lid.
Van de redenen van de eventuele weigering van de afname of van de instemming van de persoon met die maatregel wordt door de onderzoeksrechter melding gemaakt in het proces-verbaal van verhoor. § 3. De afname, het opstellen van het DNA-profiel van het referentiestaal, de vergelijking van DNA-profielen, de overzending van de uitslag aan de onderzoeksrechter, de kennisgeving van de uitslag aan de betrokkene, het tegenonderzoek en de vernietiging van het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, worden verricht overeenkomstig artikel 90undecies, §§ 2 tot 5 en § 8.
De hoedanigheid van de persoon wordt meegedeeld aan de met de vergelijking van de DNA-profielen belaste deskundige. »
Art. 8.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 158quinquies ingevoegd, luidende : «
Art. 158quinquies.De rechtbank kan, om de waarheid aan de dag te brengen, op vordering van de procureur des Konings, op verzoek van een van de partijen of ambtshalve de procureur des Konings uitnodigen om een onderzoeksrechter te vorderen om te laten overgaan tot : 1° het opstellen van het DNA-profiel van de aangetroffen sporen, en in voorkomend geval, een vergelijking van DNA-profielen, met toepassing van artikel 44quater;2° de afname van een referentiestaal van de beklaagde, het opstellen van het DNA-profiel van dat staal, en in voorkomend geval, een vergelijking van DNA-profielen, met toepassing van artikel 90undecies;3° de afname van een referentiestaal van een andere persoon, het opstellen van het DNA-profiel van dat staal en in voorkomend geval, een vergelijking van DNA-profielen met toepassing van artikel 90duodecies.»
Art. 9.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 190quater ingevoegd, luidende : «
Art. 190quater.De rechtbank kan, om de waarheid aan de dag te brengen, op vordering van de procureur des Konings, op verzoek van een van de partijen of ambtshalve de procureur des Konings uitnodigen om een onderzoeksrechter te vorderen om te laten overgaan tot : 1° het opstellen van het DNA-profiel van de aangetroffen sporen, en in voorkomend geval een vergelijking van DNA-profielen, met toepassing van artikel 44quater;2° de afname van een referentiestaal van de beklaagde, het opstellen van het DNA-profiel van dat staal, en in voorkomend geval, een vergelijking van DNA-profielen, met toepassing van artikel 90undecies;3° de afname van een referentiestaal van een andere persoon, het opstellen van het DNA-profiel van dat staal en in voorkomend geval, een vergelijking van DNA-profielen met toepassing van artikel 90duodecies.» HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken
Art. 10.Artikel 2 van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder : 1° DNA-profiel : een alfanumerieke code die specifiek is voor ieder individu en die bepaald wordt uitsluitend op basis van niet-coderende sequenties van het genetische erfgoed;2° referentiestaal : de haarwortels, de wangslijmvlies- of bloedcellen genomen op een persoon om zijn DNA-profiel op te stellen;3° vergelijking van DNA-profielen : de vergelijking van genetische profielen van aangetroffen sporen met genetische profielen verkregen van referentiestalen of hun onderlinge vergelijkingen;4° laboratorium : DNA-onderzoekslaboratorium dat aan de door de Koning bepaalde erkenningsvoorwaarden voldoet;5° nationale DNA-gegevensbanken : de DNA-gegevensbanken « Criminalistiek » en « Veroordeelden », die het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie beheert;6° buitenlandse DNA-gegevensbanken : de DNA-gegevensbanken opgericht en beheerd door andere Staten van de Europese Unie en door landen waarmee een verdrag is afgesloten dat in de uitwisseling van DNA-profielen voorziet met het oog op de strafprocedure;7° contactpunt : een nationaal contactpunt aangeduid door iedere lidstaat overeenkomstig artikel 15 van het Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit, of door andere landen waarmee een verdrag is afgesloten dat in de uitwisseling van DNA-profielen voorziet;8° DNA-codenummer : het unieke referentienummer toegekend door de nationale cel waardoor het mogelijk is om een DNA-profiel in verband te brengen met de naam van een persoon;9° beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken : de persoon verantwoordelijk voor het beheer van de nationale DNA-gegevensbanken binnen het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie;10° geautomatiseerde bevraging : een online toegangsprocedure om buitenlandse DNA-gegevensbanken te raadplegen;11° DNA-linkgegevens : het DNA-profiel en een kenmerk.»
Art. 11.Artikel 3 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 3.DNA-onderzoek en de vergelijking van DNA-profielen mogen enkel uitgevoerd worden in strafzaken teneinde de bij misdrijven betrokken personen direct of indirect te kunnen identificeren, met het oog op het opheffen van de vermoedens die rusten op andere personen of om hun onschuld te bewijzen. »
Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 3bis ingevoegd, luidende : «
Art. 3bis.§ 1. Binnen het openbaar ministerie wordt een nationale cel opgericht die verantwoordelijk is voor het toekennen van de DNA-codenummers. De nationale cel staat onder het gezag van een magistraat van het openbaar ministerie die daartoe een opdracht krijgt en aangeduid wordt door de minister van Justitie op advies van het College van procureurs-generaal, voor een termijn van vijf jaar. Deze termijn is tweemaal hernieuwbaar.
Op voorstel van het College van procureurs-generaal kan de Minister van Justitie een einde maken aan de opdracht van deze magistraat wegens tekortkomingen aan zijn verplichtingen.
Deze magistraat beschikt over de bevoegdheden van een procureur des Konings in het kader van de wetgevende bepalingen inzake DNA-onderzoek in strafzaken.
Aan deze nationale cel wordt gerechtspersoneel zoals bedoeld in deel II, boek I, titel III, van het Gerechtelijk Wetboek ter beschikking gesteld. Het gerechtspersoneel aan wie aldus opdracht is gegeven, blijft van zijn wedde met de eraan verbonden voordelen genieten. § 2. Overeenkomstig de artikelen 44quater, 44quinquies en 90undecies van het Wetboek van strafvordering en de artikelen 4, 5, 5bis en 5ter van deze wet, bestaat de opdracht van de nationale cel in de coördinatie van de activiteiten onderworpen aan de centralisatie en aan het beheer van de DNA-codenummers, meer bepaald : 1° het toekennen van de DNA-codenummers;2° het beheren van een gegevensbank die de met de DNA-codenummers gecorreleerde administratieve gegevens bevat;3° de coördinatie en het beheer van de uitwisseling en overdracht van informatie in verband met de vergelijkingen van gegevens geregistreerd in de nationale DNA-gegevensbanken tussen de dienst die de nationale DNA-gegevensbanken beheert, de betrokken magistraten en de erkende laboratoria;4° de coördinatie en het beheer van de referentiestalen en de opdrachten inzake DNA-onderzoek met betrekking tot veroordeelden;5° het opstellen van pro justitia's waaruit de overeenstemming van het DNA-codenummer en de naam van de betrokken persoon blijkt;6° het adviseren van het College van procureurs-generaal inzake het strafrechtelijk beleid met betrekking tot de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken. § 3. Het DNA-codenummer zoals omschreven in artikel 2 wordt toegekend door de nationale cel aan elk referentiestaal dat op verzoek van de procureur des Konings of van de onderzoeksrechter wordt afgenomen overeenkomstig de artikelen 44quinquies en 90undecies van het Wetboek van strafvordering en artikel 5 van deze wet, voordat met het DNA-onderzoek wordt gestart. »
Art. 13.Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 4.§ 1. Binnen het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie wordt een DNA-gegevensbank « Criminalistiek » opgericht.
Deze DNA-gegevensbank bevat : 1° de DNA-profielen van de in strafzaken aangetroffen sporen, overgezonden overeenkomstig artikel 44quater, § 3, van het Wetboek van strafvordering;2° de DNA-profielen van referentiestalen, overgezonden overeenkomstig de artikelen 44quinquies, § 8, en 90undecies, § 7, van hetzelfde Wetboek;3° de DNA-profielen van referentiestalen waarvoor een positief verband is vastgesteld overeenkomstig artikel 5quater, § 2, tweede lid, van deze wet;4° voor elk van de DNA-profielen bedoeld in de punten 1 tot 3, de gegevens die opgesomd zijn in artikel 44quater, § 3, tweede lid, van hetzelfde Wetboek;5° de gegevens bedoeld in de artikelen 5quater, § 3, en 8, § 3, van deze wet. De DNA-profielen van referentiestalen bedoeld in de 2° en 3°, kunnen in de DNA-gegevensbank « Criminalistiek » enkel opgeslagen worden onder hun DNA-codenummer. § 2. De DNA-profielen en de in dit artikel bedoelde gegevens die daarop betrekking hebben, worden op bevel van het openbaar ministerie gewist uit de DNA-gegevensbank « Criminalistiek » wanneer de bewaring ervan in de gegevensbank niet of niet meer nuttig is voor de strafprocedure.
De DNA-profielen en de gegevens die daarop betrekking hebben, worden in elk geval uit de gegevensbank gewist, naar gelang van het geval : 1° op geautomatiseerde wijze, wat de niet-geïdentificeerde DNA-profielen betreft, dertig jaar na de opname ervan in de gegevensbank;2° op bevel van het openbaar ministerie, wat de geïdentificeerde DNA-profielen betreft, zodra in het dossier waarvoor het DNA-profiel verkregen is een rechterlijke beslissing is genomen die in kracht van gewijsde is getreden. Een persoon die het voorwerp heeft uitgemaakt van een vrijspraak of een buitenvervolgingstelling die in kracht van gewijsde is getreden, kan de procureur des Konings vragen om de onmiddellijke vernietiging te bevelen van zijn DNA-profiel en de daarbij behorende gegevens. »
Art. 14.Artikel 5 van dezelfde wet, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 5.§ 1. Binnen het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie wordt een DNA-gegevensbank « Veroordeelden » opgericht.
Deze DNA-gegevensbank bevat de DNA-profielen van alle personen die voor het plegen van een van de misdrijven, bedoeld in het derde lid, door een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden, zijn veroordeeld tot een werkstraf, een gevangenisstraf of een zwaardere straf, of ten aanzien van wie een interneringsmaatregel is gelast.
De misdrijven die het opslaan in de DNA-gegevensbank met zich meebrengen, zijn die welke bedoeld zijn in : 1° de artikelen 136bis tot 136septies, van het Strafwetboek;2° de artikelen 137 tot 141, van hetzelfde Wetboek;3° de artikelen 322 tot 324ter, van hetzelfde Wetboek;4° artikel 347bis, van hetzelfde Wetboek;5° de artikelen 372 tot 378, van hetzelfde Wetboek;6° de artikelen 379, 380, §§ 1 tot 5, en 381, van hetzelfde Wetboek;7° artikel 383bis, §§ 1 en 3, van hetzelfde Wetboek;8° de artikelen 393 tot 397, van hetzelfde Wetboek;9° de artikelen 400 en 401, van hetzelfde Wetboek;10° artikel 417ter en 417quater, van het van hetzelfde Wetboek;11° de artikelen 428 tot 430, van hetzelfde Wetboek;12° de artikelen 433sexies tot 433octies, van hetzelfde Wetboek;13° de artikelen 467, eerste lid, 471 tot 475, van hetzelfde Wetboek;14° artikel 477sexies, van hetzelfde Wetboek;15° de artikelen 518, 531 en 532, van hetzelfde Wetboek;16° de artikelen 77ter, 77quater en 77quinquies, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;17° artikel 2bis, § 3, b, en § 4, b, van de wet van 24 februari 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/1921 pub. 17/12/2004 numac 2004000617 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, ontsmettingsstoffen of antiseptica. - Duitse vertaling sluiten betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica. De veroordeling voor een poging tot het plegen van een van deze misdrijven brengt eveneens het opslaan in de DNA-gegevensbank met zich mee.
De gegevens met betrekking tot de voormelde DNA-profielen, die opgesomd zijn in de artikelen 5bis, tweede lid, 5ter, § 3, tweede lid, 5quater, § 3, en 8, § 3, worden eveneens in de DNA-gegevensbank opgeslagen.
De DNA-profielen van referentiestalen kunnen in de gegevensbank « Veroordeelden » enkel opgeslagen worden onder hun DNA-codenummer. § 2. De DNA-profielen en de gegevens die daarop betrekking hebben, worden dertig jaar na het opslaan ervan automatisch verwijderd uit de DNA-gegevensbank « Veroordeelden », tenzij de bevoegde magistraat een kortere termijn heeft bepaald.
Zij worden eveneens verwijderd ingeval de veroordeelde of geïnterneerde, die verzet heeft gedaan binnen de buitengewone termijn van verzet, wordt vrijgesproken van de misdrijven waardoor het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank « Veroordeelden » werd verantwoord, of ingeval de beslissing tot veroordeling of internering wordt vernietigd ingevolge een herzieningsprocedure. »
Art. 15.In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 5bis ingevoegd, luidende : «
Art. 5bis.Indien na raadpleging van de nationale cel blijkt dat het DNA-profiel van de veroordeelde of geïnterneerde reeds is opgesteld, wordt deze laatste door de procureur des Konings bij gerechtsbrief ter kennis gebracht van : 1° het opslaan van zijn DNA-profiel in de DNA-gegevensbank « Veroordeelden »;2° de systematische vergelijking van zijn DNA-profiel met opgeslagen DNA-profielen in de nationale en buitenlandse DNA-gegevensbanken;3° in geval van een positief verband met een van de DNA-profielen bedoeld in het 2°, het opslaan van dit verband. Het laboratorium zendt op bevel van de procureur des Konings het DNA-profiel van de veroordeelde of de geïnterneerde en de gegevens die erop betrekking hebben en die zijn opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid van het Wetboek van strafvordering, over aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, om opgeslagen te worden in de DNA-gegevensbank « Veroordeelden ». »
Art. 16.In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 5ter ingevoegd, luidende : «
Art. 5ter.§ 1. Indien na raadpleging van de nationale cel blijkt dat het DNA-profiel van de veroordeelde of geïnterneerde nog niet is opgesteld, beveelt de procureur des Konings, desnoods onder dwang, de afname van een referentiestaal van deze persoon.
Voor de afname deelt de procureur des Konings, of een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, de betrokkene de gegevens mee bedoeld in artikel 5bis, eerste lid. § 2. De procureur des Konings vordert een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, of een arts om dat staal af te nemen.
Voor het afnemen van bloed kan hij alleen een arts vorderen.
Van de afname wordt een proces-verbaal opgesteld door de officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings.
Indien de maatregel onder fysieke dwang moet worden uitgevoerd, wordt die dwang uitgeoefend door politieambtenaren onder het bevel van een officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. In dat geval is de bloedafname verboden. § 3. De procureur des Konings wijst een deskundige verbonden aan een laboratorium aan om het DNA-profiel op te stellen van het referentiestaal.
De deskundige zendt ambtshalve, binnen een maximumtermijn van een maand na ontvangst van zijn opdracht en van het referentiestaal, het verkregen DNA-profiel en de gegevens die erop betrekking hebben en die zijn opgesomd in artikel 44quater, § 3, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, over aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken, om opgeslagen te worden in de DNA-gegevensbank « Veroordeelden ».
De deskundige vernietigt onmiddellijk het referentiestaal en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten. »
Art. 17.In dezelfde wet wordt een artikel 5quater ingevoegd, luidende : «
Art. 5quater.§ 1. Bij ontvangst, slaat de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde, de DNA-profielen op die hem zijn overgezonden overeenkomstig de artikelen 44quater, § 3, 44quinquies, § 8, 90undecies, § 7, van het Wetboek van strafvordering en de artikelen 5bis, tweede lid, en 5ter, § 3, tweede lid, van deze wet en vergelijkt ze met de DNA-profielen opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken. § 2. De beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde vergelijkt de hem overeenkomstig de artikelen 44quinquies, § 7, 90undecies, § 6, van het Wetboek van strafvordering overgezonden DNA-profielen éénmalig met de DNA-profielen opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken.
Indien een positief verband wordt vastgesteld, wordt het desbetreffende DNA-profiel opgeslagen in de DNA-gegevensbank. § 3. Indien de vergelijking bedoeld in § 1 of § 2 een positief verband aantoont, worden de volgende gegevens opgeslagen bij het relevante DNA-profiel : 1° het positieve verband;2° in voorkomend geval, het DNA-codenummer. § 4. Binnen een maximumtermijn van vijftien dagen na ontvangst van de in de §§ 1 en 2 bedoelde profielen, brengt de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde ambtshalve verslag uit over het resultaat van de vergelijking van de DNA-profielen aan de bevoegde magistraten : 1° via een omstandige kennisgeving indien deze een positief verband opleverde;2° via een eenvoudige kennisgeving indien de vergelijking negatief was. Deze kennisgeving wordt langs schriftelijke weg overgezonden aan de betrokken magistraat.
De kennisgeving dient via de nationale cel te gebeuren wanneer bij de vergelijking een positief verband werd vastgesteld met een DNA-codenummer.
In dit geval stelt de nationale cel een pro justitia op zoals bedoeld in artikel 3bis, § 2, 5°, teneinde de naam mee te delen van de betrokken persoon aan wie het uit de vergelijking gebleken DNA-codenummer is toegekend. Hij voegt deze pro justitia toe aan de schriftelijke kennisgeving van de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde en zendt deze documenten onverwijld over aan de vorderende magistraat.
In voorkomend geval kunnen enkel de bevoegde magistraten via de nationale cel kennis nemen van de identiteit van de persoon op wie het relevante DNA-profiel dat is opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken betrekking heeft en beslissen dit aan te wenden in een strafonderzoek. »
Art. 18.In artikel 6 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « het DNA-onderzoek, in de zin van artikel 44ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering » vervangen door de woorden « het resultaat van de vergelijking van DNA-profielen »;2° in § 2, 2°, worden de woorden « het DNA-onderzoek, in de zin van artikel 44ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering » vervangen door de woorden « het resultaat van de vergelijking van DNA-profielen »;3° in § 2 wordt het 3° vervangen door wat volgt : « 3° hetzij de aangetroffen sporen of de referentiestalen en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten, gebruikt heeft voor andere doeleinden dan de strafprocedure »;4° in § 3 worden de woorden « een DNA-onderzoek in de zin van artikel 44ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering » vervangen door de woorden « een vergelijking van DNA-profielen ».
Art. 19.In artikel 7 van dezelfde wet, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De Koning bepaalt de samenstelling en het statuut van het personeel en de organisatie van de nationale cel, evenals de wijze waarop de aangetroffen sporen worden behandeld, referentiestalen worden afgenomen, referentiestalen en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten worden bewaard, vernietigd en het DNA-onderzoek ervan wordt uitgevoerd, een tegenonderzoek wordt uitgevoerd, de erkenningsvoorwaarden waaraan Belgische en buitenlandse laboratoria moeten voldoen, alsmede de nadere regels van de kennisgeving, het opslaan, verwerken en aanwenden van de DNA-profielen opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken. »
Art. 20.Artikel 8 van dezelfde wet wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 8.§ 1. De beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde heeft de exclusieve bevoegdheid om in strafzaken DNA-linkgegevens opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken uit te wisselen met buitenlandse contactpunten teneinde geautomatiseerde bevragingen en vergelijkingen van DNA-profielen uit te voeren. § 2. Ter opsporing van strafbare feiten kunnen buitenlandse contactpunten DNA-linkgegevens opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken op geautomatiseerde wijze bevragen met het oog op de vergelijking van DNA-profielen. Deze geautomatiseerde bevraging mag uitsluitend in individuele gevallen.
Ter opsporing van strafbare feiten mag de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde de niet-geïdentificeerde DNA-profielen meedelen aan buitenlandse contactpunten met het oog op vergelijking met DNA-linkgegevens geregistreerd in de buitenlandse DNA-gegevensbanken. De mededeling en de vergelijking gebeuren op geautomatiseerde wijze.
Indien bij een geautomatiseerde bevraging of vergelijking wordt vastgesteld dat een verstrekt DNA-profiel een positief verband vertoont met een DNA-profiel opgeslagen in de nationale DNA-gegevensbanken, deelt de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde langs geautomatiseerde weg de DNA-linkgegevens mee waarmee een positief verband is vastgesteld.
Indien geen positief verband kan worden vastgesteld, wordt zulks geautomatiseerd meegedeeld. § 3. Onverminderd het bepaalde in § 2, derde lid, zendt de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde de volgende gegevens binnen een maximumtermijn van vijftien dagen vanaf de bevestiging van het positieve verband over aan het buitenlandse contactpunt : 1° het DNA-profiel van het aangetroffen spoor, van de veroordeelde of de geïnterneerde;2° de referenties van dat DNA-profiel;3° de naam en de gegevens van het bevoegde parket;4° het referentienummer van het dossier bij het Nationaal Instituut voor Criminologie en criminalistiek;5° in voorkomend geval, het DNA-codenummer; met uitzondering van enig ander gegeven.
De beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken of zijn gemachtigde brengt het bevoegde parket op de hoogte van het positieve verband binnen een maximumtermijn van vijftien dagen vanaf de bevestiging van het verband en deelt hem de volgende gegevens mee : 1° de door het buitenlandse contactpunt meegedeelde gegevens betreffende dat DNA-profiel;2° het land vanwaar het DNA-profiel afkomstig is;3° de naam en de gegevens van het buitenlandse contactpunt;4° in voorkomend geval, het DNA-codenummer. § 4. Het positieve verband en de gegevens bedoeld in § 3, tweede lid, 1° tot 3°, worden samen opgeslagen met het relevante DNA-profiel. § 5. Onverminderd de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, ziet de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken toe op de naleving van de in deze wet bepaalde voorschriften met betrekking tot de bescherming en de verwijdering van de met de buitenlandse contactpunten uitgewisselde gegevens, en brengt hierover jaarlijks verslag uit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »
Art. 21.In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 8bis ingevoegd, luidende : «
Art. 8bis.De aangestelde deskundigen verbonden aan een laboratorium mogen enkel de vergelijkingen van de DNA-profielen uitvoeren waarvoor zij een specifieke opdracht ontvingen.
Onverminderd het eerste lid kunnen de laboratoria de gegevens van het DNA-onderzoek bewaren met behulp van een elektronisch archief met als doel in alle gevallen de traceerbaarheid ervan te kunnen waarborgen voor gerechtelijke doeleinden. Deze gegevens worden na dertig jaar verwijderd, tenzij de bevoegde magistraat een kortere termijn heeft bepaald.
Enkel het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie is bevoegd om de in verschillende dossiers verkregen DNA-profielen van aangetroffen sporen en DNA-profielen van referentiestalen op te slaan in de nationale DNA-gegevensbanken en te vergelijken, zulks overeenkomstig de artikelen 5quater en 8. »
Art. 22.In dezelfde wet wordt een nieuw artikel 8ter ingevoegd, luidende : «
Art. 8ter.De bepalingen van artikel 5 zijn eveneens van toepassing op personen die wegens het plegen van een van de strafbare feiten bedoeld in artikel 5, § 1, derde en vierde lid, door een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden, zijn veroordeeld tot een werkstraf, gevangenisstraf of een zwaardere straf, of op personen ten aanzien van wie een interneringsmaatregel is bevolen, voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, en die de straf of maatregel ondergaan of nog moeten ondergaan.
In dit geval wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 5bis en 5ter.
In voorkomend geval wordt van deze personen tijdens hun vrijheidsbeneming als gevolg van de veroordeling of de interneringsmaatregel een DNA-profiel opgesteld. » HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 23.§ 1. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze wet, vernietigen de laboratoria de referentiestalen en de daaruit afgeleide stalen die DNA bevatten en die zij bewaard hebben sinds de inwerkingtreding van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken, voor wat betreft de dossiers waarin hun opdracht beëindigd is. § 2. De bepalingen van artikel 5quater van de wet van 22 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/03/1999 pub. 20/05/1999 numac 1999009419 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-analyse in strafzaken type wet prom. 22/03/1999 pub. 24/06/1999 numac 1999009736 bron ministerie van justitie Wet betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken sluiten betreffende de identificatieprocedure via DNA-onderzoek in strafzaken zijn onmiddellijk van toepassing op alle DNA-profielen die zijn overgezonden aan de beheerder van de nationale DNA-gegevensbanken voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
Art. 24.De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 7 november 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota (1) Zitting 2010/2011. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken. - Wetsontwerp, 53-1504 - Nr. 1. - Amendementen, 53-1504 - Nr. 2. - Verslag, 53-1504 - Nr.3. - Tekst aangenomen door de commissie, 53-1504 - Nr. 4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, 53-1504 - Nr. 5.
Integraal verslag. - 20 juli 2011.
Zitting 2011/2012.
Senaat.
Stukken. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, 5-1186 - Nr. 1.