Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 mei 1999
gepubliceerd op 28 juli 1999

Wet tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen

bron
ministerie van binnenlandse zaken, ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu en ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999000428
pub.
28/07/1999
prom.
04/05/1999
ELI
eli/wet/1999/05/04/1999000428/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 MEI 1999. - Wet tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de nieuwe gemeentewet

Art. 2.Artikel 12, § 1, van de nieuwe gemeentewet, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 mei 1989, wordt vervangen als volgt : « § 1. De gemeenteraadsleden ontvangen geen wedde.

Zij trekken presentiegeld als zij deelnemen aan de vergaderingen van de gemeenteraad en aan de vergaderingen van de commissies en van de afdelingen.

Het bedrag van het presentiegeld wordt vastgesteld door de gemeenteraad.

Het presentiegeld bedraagt minimum 1 500 frank en mag niet meer bedragen dan het presentiegeld dat de provincieraadsleden trekken als zij deelnemen aan de vergaderingen van de provincieraad, verhoogd of verlaagd volgens de geldende regels van de koppeling aan het indexcijfer. »

Art. 3.In artikel 19, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 december 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. het eerste lid wordt vervangen door de volgende leden : « De wedden van de burgemeesters worden vastgesteld door toepassing van de volgende coëfficiënten op het hoogste bedrag uit de in artikel 28 vastgestelde weddenschaal van de gemeentesecretaris van de betrokken gemeente : 1° gemeenten van 5 000 inwoners en minder : 75 %;2° gemeenten van 5 001 tot 10 000 inwoners : 80 %;3° gemeenten van 10 001 tot 20 000 inwoners : 85 %;4° gemeenten van 20 001 tot 50 000 inwoners : 95 %;5° gemeenten van 50 001 tot 80 000 inwoners : 105 %;6° gemeenten van meer dan 80 000 inwoners : 120 %. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de wedden van de burgemeesters van gemeenten tot 80 000 inwoners vermeerderen, zonder dat deze vermeerdering evenwel voor gevolg kan hebben dat deze wedden meer zouden bedragen dan 120 % van het hoogste bedrag uit de in artikel 28 vastgestelde weddenschaal van de gemeentesecretaris van de betrokken gemeente.

De wedden, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden verhoogd of verlaagd overeenkomstig de voor de wedde van de gemeentesecretaris geldende regels van de koppeling aan het indexcijfer.

De wedden van de schepenen worden vastgesteld op 60 % of 75 % van die van de burgemeester van de betrokken gemeente, naargelang de bevolking van de gemeente lager of gelijk aan, dan wel hoger dan 50 000 inwoners is. »;

B. in het tweede lid, dat het vijfde lid wordt, worden de woorden « het eerste lid » vervangen door de woorden « het eerste, tweede en vierde lid »;

C. in het vierde lid, dat het zevende lid wordt, worden de woorden « overeenkomstig het eerste en het tweede lid » vervangen door de woorden « overeenkomstig de vorige leden ».

Art. 4.In artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 december 1989, wordt een § 1bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 1bis. Het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen worden door de Koning vastgesteld. ».

Art. 5.Artikel 19 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 december 1989, wordt aangevuld met een § 4, luidend als volgt : « § 4. Indien de burgemeesters en schepenen niet krachtens een ander sociaal of beroepsstatuut beschermd zijn door het stelsel van sociale zekerheid, zijn zij onderworpen aan het stelsel van sociale zekerheid van de krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst genomen werknemers en aan de bepalingen die daarop van toepassing zijn, met uitzondering van de pensioenregeling.

De Koning stelt de nadere regels vast die voor de tenuitvoerlegging van deze bepaling vereist zijn. ». HOOFDSTUK III. - Wijziging van de wet van 8 december 1976 tot regeling van het pensioen van sommige mandatarissen en van dat van hun rechtverkrijgenden

Art. 6.Artikel 5, § 4, van de wet van 8 december 1976 tot regeling van het pensioen van sommige mandatarissen en van dat van hun rechtverkrijgenden, vervangen bij de wet van 22 januari 1981, wordt aangevuld door het volgende lid : « In afwijking van het eerste lid, wordt, voor de pensioenen die reeds zijn ingegaan op datum van de inwerkingtreding van de wet van 4 mei 1999 tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen, geen rekening gehouden met de verhogingen van de basisjaarwedde die voortvloeien uit die wet; die pensioenen blijven gekoppeld aan de evolutie van het maximum van de weddeschaal van de referentiegraad waarvan gebruik werd gemaakt voor de inwerkingtreding van diezelfde wet. Hetzelfde geldt voor de overlevingspensioenen die ingaan na de voormelde datum, indien dat pensioen volgt op een rustpensioen als bedoeld in onderhavig lid. ». HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding

Art. 7.Deze wet treedt in werking bij de eerstvolgende algehele vernieuwing van de gemeenteraden, met uitzondering van artikel 5, waarvan de Koning de datum van inwerkingstreding bepaalt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1997-1998. Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Wetsvoorstel, nr. 1-989/1. - Amendement, nr. 1-989/2. - Verslag, nr. 1-989/3. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-984/4. - Amendementen, nr. 1-989/5. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer, nr. 1-989/6.

Handelingen van de Senaat. - Bespreking en aanneming, vergadering van 16 juli 1998.

Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheid. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 1684/1.

Gewone zitting 1998-1998.

Kamer van Volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. - Amendementen, nrs. 1684/2 en 3. - Verslag, nr. 1684/4. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1684/5. - Amendement, nr. 1684/6. - Aanvullend verslag, nr. 1684/7. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1684/8. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1684/9.

Handelingen van de Kamer. - Bespreking en aanneming, vergaderingen van 9, 24 en 25 februari 1999.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp geamendeerd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, nr. 1-989/7. - Amendement, nr. 1-989/8. - Verslag, nr. 1-989/9. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-989/10. - Beslissing om in te stemmen met het door de Kamer van Volksvertegenwoordigers geamendeerde ontwerp, nr. 1-989/11.

Handelingen van de Senaat. - Bespreking en aanneming, vergadering van 25 maart 1999.

^