Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 november 2000
gepubliceerd op 30 november 2000

Koninklijk besluit tot vaststelling van het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2000000919
pub.
30/11/2000
prom.
16/11/2000
ELI
eli/besluit/2000/11/16/2000000919/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe uitvoering te geven aan artikel 19, § 1bis, van de nieuwe gemeentewet, ingevoegd door de wet van 4 mei 1999 tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen (1).

Artikel 19, § 1bis, van de nieuwe gemeentewet bepaalt dat de Koning het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen vaststelt.

Voor wat betreft de wijze van berekening werd verkozen te verwijzen naar twee reeds bestaande koninklijke besluiten, meer bepaald : - het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur; - het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt. 1. Het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur. Dit is het systeem voor de berekening van het vakantiegeld voor de ambtenaren. Voor de toepassing ervan op het vakantiegeld van de burgemeesters en schepenen moet men rekening houden met het volgende : a) Het uitgangspunt is dat elke mandataris geacht wordt volledige prestaties te leveren voor de gemeente, ongeacht de grootte ervan (artikel 2 van het besluit).Onder volledige prestaties dient te worden verstaan : prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit in beslag neemt. b) Het vakantiegeld kan in principe slechts toegekend worden wanneer de mandataris gedurende het voorgaande jaar prestaties heeft geleverd uit hoofde van zijn mandaat.Het is dan ook nodig dat in de gemeenteraadsbeslissing uitdrukkelijk wordt vermeld wanneer het besluit ingaat, eventueel met terugwerkende kracht. Het is in ieder geval aangewezen dat het besluit ingaat op 1 januari van een jaar. Op die manier kan de referteperiode eenvoudiger bepaald worden. Het principe is dat vakantiegeld slechts kan toegekend worden op grond van prestaties in het voorgaande kalenderjaar. Er moet bijgevolg ook duidelijkheid bestaan over welk jaar het refertejaar is. c) Gelijkgestelde perioden : Het principe is dat alleen de afwezigheden die bezoldigd zijn in aanmerking worden genomen bij de berekening van het bedrag van het vakantiegeld.De onbezoldigde periodes van `verhindering' overeenkomstig de regeling uitgewerkt in art. 20 N.G.W. zijn uitgesloten. d) Cumulatieregeling : Twee of meer vakantiegelden met inbegrip van deze verkregen in toepassing van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie, kunnen niet gecumuleerd worden boven een bedrag overeenkomend met het hoogste vakantiegeld dat bekomen wordt wanneer de vakantiegelden van al de uitgeoefende ambten of activiteiten berekend worden op basis van de volledige prestaties. Gezien de verwijzing naar het koninklijk besluit van 30 januari 1979 voor de berekening van het vakantiegeld van de mandataris is het logisch dat deze cumulatiegrens ook geldt voor de mandataris. Wanneer de mandataris met andere woorden uit hoofde van een andere activiteit een hoger vakantiegeld geniet, zal het vakantiegeld uit hoofde van zijn mandaat verminderen. e) Art.11bis van het koninklijk besluit bepaalt dat er op het wijzigbaar gedeelte van het vakantiegeld een inhouding moet gebeuren.

Het bedrag van die inhouding bedraagt momenteel 13,07 %.

Door de uitdrukkelijke verwijzing naar het koninklijk besluit moet ook bij de berekening van het vakantiegeld van mandatarissen deze inhouding van 13,07 % gebeuren. Deze inhouding wordt doorgestort aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de Plaatselijke en Provinciale Overheden. f) Aanvullend vakantiegeld schoolverlater : Hoewel dit eerder uitzonderlijk zal zijn, is het volgens het koninklijk besluit van 30 januari 1979 mogelijk dat een mandataris (jonger dan 25 jaar) en die binnen de vier maanden na het beëindigen van studies een mandaat opneemt toch een aanvullend vakantiegeld voor jonge schoolverlaters ontvangt.g) Vakantiegeld bij uitdiensttreding : er wordt vakantiegeld uitbetaald tijdens de maand volgend op de datum van ontslagneming, pensionering, overlijden of afzetting. De verwijzing naar het koninklijk besluit van 30 januari 1979 vereist de toepassing van deze beginselen bij de berekening van het vakantiegeld van mandatarissen. 2. Het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt. Voor de toepassing ervan op de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen dient met het volgende te worden rekening gehouden : a) `Volledige prestaties' : de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volkomen in beslag neemt. Het verdient aanbeveling om ook hier ervan uit te gaan dat elke mandataris voltijds presteert als mandataris. b) `Verwijzingsperiode' : de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 september van het in aanmerking genomen jaar. Dezelfde definitie kan gehanteerd worden voor de berekening van de eindejaarspremie voor mandatarissen. c) Gelijkgestelde periodes : Ook hier geldt als algemeen principe dat voor de berekening van de eindejaarspremie alleen wordt rekening gehouden met de periodes die bezoldigd zijn.De onbezoldigde periodes van `verhindering' bepaald in art. 20 NGW moeten uitgesloten worden. d) Cumulatieregeling : wanneer de personeelsleden twee of meer ambten in de openbare sector cumuleren die volledige of onvolledige prestaties behelzen, mag het bedrag van de eindejaarstoelagen dat hun in hoofde daarvan wordt toegekend niet hoger liggen dan het bedrag dat overeenstemt met de hoogste toelage die verkregen wordt wanneer de toelagen van alle ambten berekend worden op basis van volledige prestaties. Gezien de uitdrukkelijke verwijzing naar het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 is het logisch dat deze cumulatieregeling ook wordt toegepast bij de berekening van de eindejaarspremie voor mandatarissen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE _______ Nota (1) Belgisch Staatsblad van 28 juli 1999. ADVIES RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 9 mei 2000 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen », heeft op 25 oktober 2000 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid 1. Men schrijve « gecodificeerd bij », « bekrachtigd bij » en « ingevoegd bij » in plaats van « gecodificeerd door », « bekrachtigd door » en « ingevoegd door ».2. In de Franse tekst schrijve men « 19, § 1erbis », in plaats van « 19, § 1bis, ».3. Artikel 148 van de nieuwe gemeentewet levert geen rechtsgrond op voor het ontwerp.Naar dat artikel dient dus niet te worden verwezen.

Tweede en derde lid Het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur, noch het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt levert een rechtsgrond op voor het ontwerp. Die besluiten worden bovendien niet gewijzigd, noch opgeheven bij het ontwerp. Er moet dus niet naar worden verwezen.

Dispositief Artikel 1 Luidens het verslag aan de Koning dient te worden gepreciseerd dat het vakantiegeld en de eindejaarspremie een integrerend deel zijn van de bezoldiging van burgemeesters en schepenen opdat op die inkomsten inhoudingen worden gedaan en ze in aanmerking worden genomen voor de berekening van de pensioenen of voor « de eventuele verhoging van wedde in toepassing van artikel 19 van de nieuwe gemeentewet ».

Artikel 19, § 1bis, van de nieuwe gemeentewet bepaalt dat de Koning het vakantiegeld en de eindejaarspremie van burgemeesters en schepenen vaststelt. Deze bepaling machtigt de Koning niet om te bepalen of dit vakantiegeld en die eindejaarspremie beschouwd moeten worden als bezoldigingen voor de toepassing van andere wetsbepalingen.

Inzonderheid de bedragen waarop inhoudingen moeten worden gedaan, alsmede de wedden die in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van de pensioenen van burgemeesters en schepenen worden vastgesteld bij de wet van 8 december 1976 tot regeling van het pensioen van sommige mandatarissen en van dat van hun rechtverkrijgenden.

Artikel 1 dient bijgevolg te vervallen.

Artikel 2 1. De verwijzing naar artikel 12, § 1 van de nieuwe gemeentewet moet vervangen worden door een verwijzing naar artikel 19, § 1, van dezelfde wet.2. Voorgesteld wordt te schrijven « overeenkomstig de regels respectievelijk vastgesteld in » in plaats van « volgens de regels van respectievelijk » en de onderdelen van de opsomming met « 1° » en « 2° » te nummeren in plaats van met « a) » en « b) ». Artikel 3 Het zou beter zijn in de Nederlandse tekst « gezagsdrager » te schrijven in plaats van « mandataris ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, eerste voorzitter;

Y. Kreins; P. Quertainmont, staatsraden;

F. Delperee; J.-M. Favresse, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, toegevoegd griffier.

Het versalg werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

G. Martou, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De griffier, De eerste voorzitter, J. Gielissen. J.-J. Stryckmans.

16 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de nieuwe gemeentewet, gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 24 juni 1988 en bekrachtigd bij de wet van 26 mei 1989, inzonderheid op artikel 19, § 1bis, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het vakantiegeld en de eindejaarspremie worden berekend op de wedde, zoals vastgesteld in artikel 19, § 1, van de nieuwe gemeentewet en volgens de regels vastgesteld respectievelijk door : 1° het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur;2° het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt elke mandataris geacht volledige prestaties te leveren.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking bij de eerstvolgende algehele vernieuwing van de gemeenteraden.

Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 november 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^