gepubliceerd op 03 juni 2000
Omzendbrief. - Koninklijk besluit van 29 maart 2000 houdende nadere regels aangaande de verhoging van het presentiegeld van gemeenteraadsleden en van de wedde van burgemeesters en schepenen
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN
12 MEI 2000. - Omzendbrief. - Koninklijk besluit van 29 maart 2000 houdende nadere regels aangaande de verhoging van het presentiegeld van gemeenteraadsleden en van de wedde van burgemeesters en schepenen
Aan mevrouw de Provinciegouverneur, Aan mevrouw de Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de heren Provinciegouverneurs, Ter informatie : Aan het College van burgemeester en schepenen Aan de Gemeenteraadsleden Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw, Mijnheer de Schepen, Mevrouw, Mijnheer het Gemeenteraadslid, De wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de artikelen 12 en 19, § 1 van de nieuwe gemeentewet (1) kent aan de gemeente de bevoegdheid toe om : - het presentiegeld van een gemeenteraadslid te verhogen, indien het gemeenteraadslid over andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen beschikt, die verminderd worden omwille van dat presentiegeld.
De wet van 4 mei 1999 stelt twee voorwaarden : 1. het betrokken gemeenteraadslid moet daar zelf om verzoeken; 2. de som van de presentiegelden, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, mag niet hoger zijn dan de wedde van een schepen van een gemeente met 50.000 inwoners. - de wedde van een burgemeester of schepen te verhogen indien deze burgemeester of schepen beschikt over andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen, die verminderd worden omwille van de wedde die hij geniet als schepen of als burgemeester.
Ook hier worden volgende voorwaarden toegevoegd : 1. de betrokken burgemeester of schepen moet daar zelf om verzoeken; 2. de wedde van de burgemeester of schepen, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde respectievelijk van een burgemeester of schepen van een gemeente met 50.000 inwoners.
De wetgever geeft de Koning de opdracht te bepalen hoe de gemeente te werk moet gaan om het inkomensverlies dat de burgemeester, schepen of gemeenteraadslid lijdt te compenseren. Zulks is gebeurd bij het koninklijk besluit van 29 maart 2000 houdende nadere regels aangaande de verhoging van het presentiegeld van gemeenteraadsleden en van de wedde van burgemeesters en van schepenen (2).
Daartoe werd het volgende systeem uitgewerkt : A. Wijze van aanvragen 1. Het gemeenteraadslid dat een verhoging van zijn presentiegeld wenst te genieten, richt zijn aanvraag aan het college van burgemeester en schepenen.De aanvraag gebeurt bij aangetekende brief. Bij deze aanvraag voegt het gemeenteraadslid : a. een attest van de gemeenteontvanger waarin vermeld wordt : - hetzij het totale brutobedrag van de presentiegelden die hem toegekend zijn tijdens het jaar dat voorafgaat aan de indiening van de aanvraag; - hetzij, als het gemeenteraadslid minder dan een jaar geleden in dienst getreden is, het bedrag dat verkregen wordt door het gemiddeld maandelijks bedrag van de presentiegelden met twaalf te vermenigvuldigen.
Het door de gemeenteontvanger afgeleverde attest vermeldt ook het aantal vergaderingen van de raad waaraan het betrokken gemeenteraadslid heeft deelgenomen tijdens de beschouwde periode. b. een attest van elk van de instellingen die de andere wettelijke of reglementaire wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen uitbetalen, en die verminderd of geschrapt worden omdat het gemeenteraadslid een presentiegeld ontvangt. Het attest moet vermelden : - het bedrag van de vermindering; - de verhoging van presentiegeld waarin mag worden voorzien opdat het betrokken gemeenteraadslid, juist omwille van de verhogingen, geen verder inkomensverlies zou lijden. De Raad van State heeft immers opgemerkt dat de verhogingen van presentiegeld die door de gemeente zullen worden toegekend, op hun beurt een verdere vermindering van die vervangingsinkomens tot gevolg kunnen hebben, wat een reden kan opleveren om wederom een verzoek om verhoging te doen om dat nieuwe inkomensverlies dat door de betrokkene is geleden, te compenseren.
Het gevaar bestaat, volgens de Raad van State, dat de procedure steeds wordt overgedaan totdat het bedrag dat overeenstemt met het vervangingsinkomen door de gemeente ten laste wordt genomen. 2. Ook de wedde van burgemeesters en schepenen van gemeenten met minder dan 50.000 inwoners kan verhoogd worden. Daartoe moet de aanvraag aan het college van burgemeester en schepen gericht worden, eveneens per aangetekende brief.
Bij die aanvraag voegt de burgemeester of de schepen : a. een attest van de gemeenteontvanger waarin vermeld wordt : - hetzij het totale bedrag van de brutowedde die zij ontvangen hebben tijdens het jaar dat voorafgaat aan de indiening van de aanvraag; - hetzij, als de burgemeester of de schepen minder dan een jaar geleden indienstgetreden is, het bedrag dat verkregen wordt door het bruto maandelijks bedrag van de wedde van burgemeester of schepen te vermenigvuldigen met twaalf.
Als de burgemeester of de schepen bovendien op basis van artikel 19, § 1, vierde lid, van de nieuwe gemeentewet een vermindering van zijn wedde gekregen heeft, vermeldt het attest bovendien het bedrag van die vermindering. b. een attest van elk van de instellingen die de andere wettelijke of reglementaire wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen uitbetalen, en die verminderd of geschrapt worden omdat de burgemeester of de schepen een wedde ontvangt. Het attest moet vermelden : - het bedrag van de vermindering; - als de aanvrager een vermindering van zijn wedde als burgemeester of schepen gekregen heeft, het aanvullende deel van de wedde als burgemeester of schepen waarvan de betrokken gezagsdrager afstand zou moeten doen om het volledige voordeel van zijn andere wettelijke of reglementaire wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen te kunnen behouden; - de verhoging van de wedde waarin moet worden voorzien opdat de betrokken schepen of burgemeester, juist omwille van deze verhoging, geen verder inkomensverlies zou lijden. Ook hier is de reden de bovenvermelde opmerking van de Raad van State.
B. Afhandeling van de aanvraag a. Procedure 1.Het college van burgemeester en schepenen plaatst de aanvraag op de agenda van de eerstvolgende gemeenteraad na de ontvangst van de aanvraag. Het doet een voorstel, dat aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. 2. De raad kan het voorstel goedkeuren, wijzigen of verwerpen.Hij kan ook bijkomende vragen stellen, zowel aan de betrokken mandataris als aan de betrokken betaalinstellingen. Daarna wordt de aanvraag opnieuw op de agenda van de gemeenteraad geplaatst. 3. Het college brengt de beslissing van de raad ter kennis van de betrokkene bij ter post aangetekende brief.b. Datum van uitwerking De verhoging van het presentiegeld of de wedde heeft uitwerking op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de verhoging door de raad is toegekend.c. Wijziging van de situatie van de mandataris Bij wijziging van zijn geldelijke situatie, moet de mandataris dat onmiddellijk aan het college meedelen bij ter post aangetekende brief.d. Inwerkingtreding van het koninklijk besluit De wet van 4 mei 1999 tot wijziging van de artikelen 12 en 19, § 1, van de nieuwe gemeentewet is in werking getreden op 1 augustus 1999. Daarom treedt het koninklijk besluit van 29 maart 2000 houdende nadere regels aangaande de verhoging van het presentiegeld van gemeenteraadsleden en van de wedde van burgemeesters en schepenen ook in werking op die datum.
De mandataris die een beroep wenst te doen op deze wet of koninklijk besluit kan dus een retroactieve aanvraag doen die ten vroegste teruggaat tot 1 augustus 1999. Dit vormt een uitzondering op de regel dat de verhoging van het presentiegeld of de wedde uitwerking heeft op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de verhoging door de raad is toegekend.
C. Algemene opmerking In geval een mandataris verschillende wettelijke of reglementaire wedden, pensioenen, vergoedingen of toelagen geniet, moet hij een attest indienen van elk van de betrokken instellingen.
De eventuele verhoging van presentiegeld of wedde wordt dan berekend op het globale bedrag dat de mandataris ontvangt.
Ik verzoek U het nodige te willen doen om deze omzendbrief te publiceren in het bestuursmemoriaal van de provincie.
Hij zal tevens in het Belgisch Staatsblad verschijnen.
De Minister van Binnenlandse Zaken, A. Duquesne. _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad 28 juli 1999. (2) Belgisch Staatsblad van 13 april 2000.