Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 30 april 2004
gepubliceerd op 17 mei 2004

Omzendbrief met betrekking tot het verblijf en de vestiging van de onderdanen van de nieuwe lid-Staten van de Europese Unie, met name : Cyprus, Malta, de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland, en van hun familieleden, vanaf 1 mei 2004, met name voor de overgangsperiode die door het Toetredingsverdrag wordt voorzien

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2004000277
pub.
17/05/2004
prom.
30/04/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


30 APRIL 2004. - Omzendbrief met betrekking tot het verblijf en de vestiging van de onderdanen van de nieuwe lid-Staten van de Europese Unie, met name : Cyprus, Malta, de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland, en van hun familieleden, vanaf 1 mei 2004, met name voor de overgangsperiode die door het Toetredingsverdrag wordt voorzien


Inhoudstabel I. Inleiding A. Algemeen kader B. Herinnering : toegang tot het grondgebied van het Koninkrijk en kort verblijf II. De onderdanen van Malta, Cyprus, de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland die zich na 1 mei 2004 in België willen vestigen, en hun familieleden A. Om er een economische activiteit uit te oefenen 1. De werknemers in loondienst 1.1. De onderdanen van de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland 1.1.1. Principe 1.1.2. Uitzondering 1.2. De Maltese en Cypriotische onderdanen 2. De zelfstandigen 3.De onderdanen van een nieuwe lidstaat die door een in een lid-Staat van de Europese Unie gevestigd dienstverlenend bedrijf in België worden gedetacheerd 4. De familieleden van de onderdanen van de nieuwe Lidstaten die na 1 mei 2004 in België een economische activiteit willen komen uitoefenen 4.1. De familieleden van een werknemer in loondienst 4.1.1. De familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse werknemer in loondienst 4.1.1.1. Wanneer de werknemer nog geen wettelijke activiteit in loondienst heeft uitgeoefend in België gedurende een periode van 12 maanden of langer 4.1.1.2. Wanneer de werknemer in loondienst een wettelijke activiteit in loondienst heeft uitgeoefend in België gedurende een periode van 12 maanden of langer 4.1.2. Familieleden van een Cypriotische of Maltese werknemer in loondienst 4.2. De familieleden van een zelfstandige 4.3. De familieleden van een onderdaan van een nieuwe lid-Staat die door een in een lid-Staat van de Europese Unie gevestigd dienstverlenend bedrijf in België wordt gedetacheerd B. Andere hypotheses III. De situatie van de onderdanen van Cyprus, Malta, de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland die op 1 mei 2004 op het grondgebied van het Koninkrijk verblijven, evenals hun familieleden A. De onderdanen van Cyprus, Malta, de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland die op 1 mei 2004 reeds op het grondgebied van het Koninkrijk verblijven 1. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat, gemachtigd of toegelaten tot vestiging in België op 1 mei 2004 2.De onderdaan van een nieuwe lid-Staat, gemachtigd of toegelaten tot een verblijf van onbeperkte duur in België op 1 mei 2004 2.1. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister (B.I.V.R.) voor een onbepaalde duur, op grond van zijn hoedanigheid van werknemer in loondienst of zelfstandige 2.2. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een onbepaalde duur op basis van andere omstandigheden dan het uitoefenen van een zelfstandige activiteit of een activiteit in loondienst 3. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die op 1 mei 2004 gemachtigd is tot een verblijf van bepaalde duur in België 3.1. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die, in de hoedanigheid van werknemer in loondienst, sinds een periode van 12 maanden of langer houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur 3.2. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die houder is van een B.I.V.R. voor een bepaalde duur op basis van een Associatie-overeenkomst die werd afgesloten met de Europese Gemeenschappen en hun Lidstaten en op basis van de omzendbrief van 22 december 1999 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor bepaalde onderdanen van Centraal- en Oost-Europa die een economische activiteit anders dan in loondienst wensen uit te oefenen in het Rijk of er een vennootschap wensen op te richten 3.2.1. Indien hij al meer dan 6 maanden houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur 3.2.2. Indien hij sinds minder dan 6 maanden houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur en indien hij alle vereiste documenten voor de uitoefening van het beroep heeft overgelegd 3.2.3. Indien hij sinds minder dan 6 maanden houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur en niet alle vereiste documenten voor de uitoefening van het beroep heeft overgelegd 3.3. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur, in de hoedanigheid van zelfstandige die over een beroepskaart beschikt 3.4. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die in de hoedanigheid van buitenlandse student houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister 3.5. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die op basis van andere omstandigheden dan het uitoefenen van een activiteit in loondienst of een zelfstandige activiteit houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur 4. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die op 1 mei 2004 over een attest van immatriculatie beschikt 4.1. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die als familielid van een Belg voor 1 mei 2004 een aanvraag tot vestiging heeft ingediend en die als gevolg van dit feit houder is van een attest van immatriculatie (model A) dat voor 5 maanden geldig is 4.2. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die als familielid van een Europese onderdaan of een Zwitser voor 1 mei 2004 een aanvraag tot vestiging heeft ingediend en die als gevolg van dit feit houder is van een attest van immatriculatie (model A) dat voor 5 maanden geldig is 4.3. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die als familielid van een Europese student op 1 mei 2004 houder is van een attest van immatriculatie (model A) 4.4. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die op basis van andere omstandigheden dan de in de voornoemde punten bedoelde omstandigheden over een attest van immatriculatie beschikt 5. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die voorlopig in België verblijft (onder aankomstverklaring, als kandidaat-vluchteling) of illegaal in België verblijft 6.De onderdaan van een nieuwe lid-Staat wiens aanvraag tot verblijf of tot vestiging het voorwerp heeft uitgemaakt van een weigering en die een verzoek tot herziening heeft ingediend voor 1 mei 2004 B. De familieleden van de in punt A bedoelde onderdanen van de nieuwe Lidstaten 1. De familieleden die na 1 mei 2004 in België aankomen 2.De familieleden die op 1 mei 2004 reeds in België verblijven 2.1. De familieleden van een werknemer in loondienst die op 1 mei 2004 in België verblijft 2.1.1. Het familielid van een werknemer in loondienst aan wie een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen werd afgeleverd 2.1.2. Het familielid van een werknemer in loondienst die de vestiging heeft aangevraagd en die, in afwachting daarvan, houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister 2.1.3. Het familielid van een werknemer in loondienst die beschikt over een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur 2.2. De familieleden van onderdanen van nieuwe Lidstaten, andere dan werknemers in loondienst, die op 1 mei 2004 in België verblijven 2.2.1. Het familielid van een onderdaan van een nieuwe lid-Staat die in het bezit is van een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen 2.2.2. Het familielid van een onderdaan van een nieuwe lid-Staat die de vestiging heeft aangevraagd maar nog niet in het bezit is van een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen IV. Bijzondere bepalingen I. Inleiding A. Algemeen kader Op 16 april 2003 hebben de vijfentwintig staatshoofden en regeringsleiders van de Lidstaten van de Europese Unie en de nieuwe Lidstaten het toetredingsverdrag, dat de toetreding van tien nieuwe staten tot de Europese Unie op 1 mei 2004 officieel vastlegt, ondertekend.

Om het goed functioneren van de interne markt en de voortzetting van het beleid van de Europese Unie te waarborgen, wordt voorzien dat de nieuwe Lidstaten overgangsperiodes in acht zullen nemen om hen toe te laten alle communautaire mechanismen over te nemen.

Het Toetredingsverdrag voorziet verder dat de huidige Lidstaten tot aan het einde van de periode van twee jaar na de datum van de toetreding, nationale maatregelen of maatregelen die uit bilaterale overeenkomsten voortvloeien zullen kunnen toepassen die de toegang van onderdanen van de nieuwe Lidstaten tot hun arbeidsmarkt regelen.

Het Verdrag voorziet ook dat de huidige Lidstaten deze maatregelen zullen kunnen toepassen tot op het einde van de periode van vijf jaar na de datum van de toetredingen en zelfs tot op het einde van de periode van 7 jaar indien hun arbeidsmarkt ernstig wordt verstoord of ernstige verstoringen dreigt te ondergaan.

Deze maatregelen gelden echter niet voor de inwoners van Cyprus en Malta. Voor hen voorziet het Verdrag geen overgangsperiode met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers.

Men mag ook niet uit het oog verliezen dat het gaat om een overgangsperiode die betrekking heeft op de toegang tot de arbeidsmarkt. De overgangsperiode heeft geen betrekking op het recht van verblijf van andere categorieën van personen die geen werknemers zijn.

Voor alle duidelijkheid, de door het Verdrag voorziene overgangsperiode heeft enkel betrekking op werknemers in loondienst en heeft geen betrekking op zelfstandigen en dienstverleners.

De inwerkingstelling van deze overgangsperiode met betrekking tot het verblijf in België van de bedoelde personen wordt verzekerd door het koninklijk besluit van 25 april 2004 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Deze omzendbrief heeft een dubbel doel.

Enerzijds expliciteert hij het administratieve regime dat van toepassing is op de onderdanen van de tien nieuwe Lidstaten die naar België willen komen tijdens de overgangsperiode die van 1 mei 2004 tot 30 april 2006 zal duren, onder voorbehoud van een eventuele verlenging van de overgangsperiode onder de door het Verdrag voorziene voorwaarden.

Anderzijds regelt hij de situatie van de onderdanen van de nieuwe Lidstaten die zich op 1 mei 2004 reeds op het grondgebied van het Koninkrijk bevinden.

Alle bijkomende preciseringen met betrekking tot een specifieke situatie kunnen worden verkregen bij de Dienst Vreemdelingenzaken : -voor individuele gevallen : - Bureau Lang Verblijf 02-274 60 33 (N) of 02-274 60 39 (F); - Bureau Gezinshereniging 02-274 60 11 (N) of 02-274 60 14 (F); - Bureau Verzoeken tot herziening 02-205 55 62. - voor alle juridische vragen : Studiebureau : 02-206 19 22 (N) of 02-206 19 23 (F).

B. Herinnering : toegang tot het grondgebied van het Koninkrijk en kort verblijf Vanaf 1 mei 2004 kunnen de burgers van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie op het grondgebied van de andere Lidstaten van de Europese Unie, met name België, reizen op overlegging van hun nationale identiteitskaart of hun geldig paspoort (1) De specimens van de identiteitskaarten die afgegeven worden door de nieuwe Lidstaten aan hun onderdanen zijn consulteerbaar of zullen binnenkort consulteerbaar zijn op de site « GemCom » van de Dienst Vreemdelingenzaken (www.dofi.fgov.be/gemcom). Bij twijfel over een dergelijk document is het echter raadzaam met de Dienst Vreemdelingenzaken contact op te nemen.

De burgers van de nieuwe Lidstaten die naar België komen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden en die niet logeren in een logementshuis dat onderworpen is aan de wetgeving betreffende de controle der reizigers moeten zich, binnen acht werkdagen nadat ze het Rijk zijn binnengekomen, laten inschrijven bij het gemeentebestuur van de plaats waar ze logeren (2). Ze ontvangen van het gemeentebestuur van de plaats waar ze logeren een document overeenkomstig het model van de bijlage 3 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Dit document is gedurende ten hoogste drie maanden geldig vanaf de datum van binnenkomst in het Koninkrijk (3).

II. De onderdanen van Malta, Cyprus, de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland die zich na 1 mei 2004 in België willen vestigen, en hun familieleden A. Om er een economische activiteit uit te oefenen 1. De werknemers in loondienst 1.1. De onderdanen van de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland 1.1.1. Principe De overgangsperiode is van toepassing op alle bovenvermelde onderdanen die na 1 mei 2004 een activiteit in loondienst willen uitoefenen in België.

In dit verband werd de reglementering met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers gewijzigd zodat deze onderdanen onderworpen blijven aan de verplichting om een arbeidskaart B te bekomen.

De onderdaan van één van deze acht nieuwe Lidstaten die op 1 mei 2004 in het buitenland verblijft en die in België een activiteit in loondienst wil uitoefenen zal daartoe dus voorafgaandelijk gemachtigd moeten worden, overeenkomstig artikel 9 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (4).

Deze afwijking van de reglementering die op EG-vreemdelingen van toepassing is, kan teruggevonden worden in het nieuwe artikel 69sexies, § 1, nieuw van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Binnen een periode van acht dagen nadat hij het grondgebied heeft betreden moet de werknemer zich laten inschrijven bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats en zal hij een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister ontvangen dat geldig is voor de duur van de machtiging tot verblijf, die zal worden beperkt tot de duur van de voorziene activiteit (5). 1.1.2. Uitzondering Het Verdrag bepaalt echter ook dat de betrokken onderdanen toegang moeten krijgen tot de arbeidsmarkt na een regelmatige en ononderbroken arbeidsperiode van 12 maanden of meer.

Artikel 69sexies, § 2, nieuw, van het bovenvermeld koninklijk besluit van 8 oktober 1981 bepaalt dus dat zij na deze arbeidsperiode een vestigingsaanvraag kunnen indienen bij het gemeentebestuur van hun verblijfplaats. In dit verband wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6), inzonderheid naar hoofdstuk I, A. Op de in deze omzendbrief vermelde procedure zijn er echter twee uitzonderingen : - Het enige bewijs dat de werknemer moet leveren om zijn aanvraag tot vestiging te staven is het bewijs dat hij gedurende een regelmatige en ononderbroken periode van 12 maanden of meer effectief een wettelijke activiteit in loondienst heeft uitgeoefend in België [(vernieuwing van de arbeidskaart bij dezelfde werkgever, oud arbeidscontract en oude arbeidskaart (of bewijs dat men is vrijgesteld van een arbeidskaart), loonfiches,...). - Bovendien moet deze werknemer gedurende de termijn van vijf maanden, in de loop waarvan hij dit bewijs moet leveren, zonodig in het bezit blijven van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister.

De geldigheidsduur van deze verblijfstitel kan eventueel worden verlengd tot op het einde van de periode van 5 maanden na de indiening van de aanvraag tot vestiging.

Belangrijke opmerking : Wanneer de verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen aan de betrokkene wordt afgegeven, moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van dit document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » Voor een eventuele beslissing tot weigering van vestiging, zie punt III, A, 3.1., van deze omzendbrief. 1.2. De Maltese en Cypriotische onderdanen Aangezien de overgangsperiode niet van toepassing is op deze onderdanen wordt op hen, vanaf 1 mei 2004, de communautaire wetgeving betreffende het vrij verkeer van werknemers toegepast. Bijgevolg worden de nationale wettelijke en reglementaire bepalingen die deze communautaire wetgeving uitvoeren vanaf 1 mei 2004 op hen toegepast.

Er wordt in dit verband dan ook verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6), inzonderheid naar hoofdstuk I, A, en hoofdstuk II, A. 2. De zelfstandigen Aangezien de overgangsperiode niet van toepassing is op zelfstandigen kan elke onderdaan van een nieuwe lid-Staat die na 1 mei 2004 in België een zelfstandige activiteit wil uitoefenen vanaf deze datum het verblijf of de vestiging aanvragen onder dezelfde voorwaarden als de zelfstandigen die onderdaan zijn van een huidige lid-Staat van de Europese Unie. Bijgevolg wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden, alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6), inzonderheid naar de hoofdstukken I, A, en II, A. Belangrijke opmerking : Wanneer een attest van immatriculatie model B of de verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen aan een onderdaan van de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen of Estland die een zelfstandige activiteit ontplooit, wordt afgegeven, moet door middel van een getypte tekst de volgende vermelding worden aangebracht, al naargelang het geval op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van het attest van immatriculatie of op de keerzijde van de (blauwe) verblijfskaart : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » 3. De onderdanen van een nieuwe lid-Staat die door een in een lid-Staat van de Europese Unie gevestigd dienstverlenend bedrijf in België worden gedetacheerd De Toetredingsovereenkomst voorziet in een overgangsperiode waarin het vrij verlenen van diensten, dat een tijdelijk verkeer van werknemers impliceert, wordt beperkt.Deze overgangsperiode heeft echter enkel betrekking op Oostenrijk en Duitsland.

Bijgevolg kunnen de ondernemingen van de nieuwe Lidstaten zonder enige beperking diensten verlenen in België.

De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die in het kader van een dienstverlening wordt gedetacheerd in België door een in een (huidige of nieuwe) lid-Staat van de Europese Unie gevestigde onderneming, kan in België werken zonder over een arbeidskaart te beschikken (7).

Voorbeelden van dergelijke situaties : - Een Poolse onderneming die diensten verleent in België en waarvan de werknemers allemaal Polen zijn. - Een Franse onderneming die diensten verleent in België en waarvan bepaalde werknemers Polen zijn. - Een Poolse onderneming die diensten verleent in België en waarvan de werknemers Polen of Tsjechen zijn.

Artikel 69sexies, § 3, nieuw, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen schrijft voor dat de procedure bepaald bij artikel 48 van hetzelfde besluit op deze werknemers van toepassing is.

Dit betekent dat op voorlegging van het bewijs van de dienstverlening die hij voor rekening van zijn onderneming uitvoert, van een attest van detachering afgeleverd door de sociale zekerheidskas van het land van herkomst (formulier E 101 : rechten geldig voor een jaar en formulier E 102 : bij verlenging van de detachering) en eventueel zijn machtiging tot arbeid in de lidstaat van herkomst (8), en op vertoon van de documenten vereist voor zijn binnenkomst in het Koninkrijk, het gemeentebestuur aan deze werknemer overhandigt : - indien de voorziene duur van de prestatie langer is dan 3 maanden, een attest van immatriculatie (model B) met een geldigheidsduur gelijk aan de duur van de prestatie, vermeerderd met 15 dagen; - indien de voorziene duur van de prestatie korter is dan of gelijk is aan 3 maanden, een document conform het model van bijlage 22 (nieuw) van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981. (Opmerking : deze bijlage is aangevuld met de categorie van de werknemer die voor rekening van een dienstverrichtende EG-vreemdeling een activiteit van maximum drie maanden komt uitoefenen) Belangrijke opmerking : Indien een attest van immatriculatie in dit verband wordt uitgereikt aan een gedetacheerde werknemer, die een onderdaan is van de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen of Estland, moet de volgende vermelding worden aangebracht, door middel van een getypte tekst op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van het attest van immatriculatie : « Gedetacheerd in het kader van een EG-dienstverlening. » 4. De familieleden van de onderdanen van de nieuwe Lidstaten die na 1 mei 2004 in België een economische activiteit willen komen uitoefenen Het recht op verblijf van de familieleden van de onderdanen van de nieuwe Lidstaten die na 1 mei 2004 een economische activiteit in België komen uitoefenen is onmiddellijk van toepassing. Er moet immers een onderscheid worden gemaakt tussen de beperkingen die worden toegepast op het vrij verkeer omwille van professionele doeleinden en het recht op verblijf.

De betrokken familieleden zijn de familieleden opgesomd in artikel 40, § 3, van de wet van 15 december 1980 : 1. de echtgenoot van de werknemer;2. zijn bloedverwanten in de nederdalende lijn of die van zijn echtgenoot, die jonger zijn dan 21 jaar of die te hunnen laste zijn;3. zijn bloedverwanten in de opgaande lijn of die van zijn echtgenoot, die te hunnen laste zijn;4. de echtgenoot van de personen bedoeld in 2 en 3. 4.1. De familieleden van een werknemer in loondienst 4.1.1. De familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse werknemer in loondienst 4.1.1.1. Wanneer de werknemer nog geen wettelijke activiteit in loondienst heeft uitgeoefend in België gedurende een periode van 12 maanden of langer De familieleden van deze werknemer in loondienst kunnen het verblijf op grond van de gezinshereniging slechts aanvragen indien de werknemer een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister heeft verkregen op basis van een arbeidskaart.

De procedure van hun verblijfsaanvraag wordt beschreven in artikel 69septies, nieuw, van het bovenvermeld koninklijk besluit van 8 oktober 1981. Zij moeten zich aanbieden bij het gemeentebestuur van hun verblijfplaats om de volgende drie formaliteiten te vervullen : - het bewijs voorleggen van hun bloed- of aanverwantschap met de werknemer; - de documenten voorleggen die vereist zijn voor hun binnenkomst in het Koninkrijk (9); - een verblijfsaanvraag indienen conform het model van de nieuwe bijlage 22bis bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Wat de voorwaarde van de ontvankelijkheid van de aanvraag betreft, te weten het bewijs van de bloed- of aanverwantschap met de werknemer, wordt verwezen naar Hoofdstuk I, B, 2, b, van de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede de vreemde familieleden van Belgische onderdanen (6).

Wanneer de vreemdeling deze ontvankelijkheidsvoorwaarde vervult en de vereiste documenten voorlegt om het Koninkrijk binnen te komen, schrijft het gemeentebestuur hem in het vreemdelingenregister in en overhandigt het hem een attest van immatriculatie, model A of B, naargelang de vreemdeling de nationaliteit van een lid-Staat van de Europese Economische ruimte bezit of niet. Dit attest van immatriculatie is vijf maanden geldig vanaf de datum van afgifte.

Opmerkingen over het afgegeven attest van immatriculatie : - op een attest van immatriculatie model B moet door middel van een getypte tekst de volgende vermelding worden aangebracht, op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van dit document : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. »; - bij een attest van immatriculatie, model A, wijkt het nieuwe artikel 69nonies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 af van de algemene regel dat de woorden « Minister van Tewerkstelling en Arbeid of » moeten worden geschrapt (10); voor de familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse werknemer in loondienst moeten deze woorden dus niet worden geschrapt.

Het familielid moet zich bij het gemeentebestuur aanbieden ten vroegste een maand na het indienen van zijn verblijfsaanvraag en ten laatste voor het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn attest van immatriculatie om zich de beslissing inzake de verblijfsaanvraag te laten betekenen.

Wanneer het familielid zich bij het gemeentebestuur aanbiedt en de Minister of de Dienst Vreemdelingenzaken een positieve beslissing heeft genomen of nog geen beslissing heeft genomen, moet het gemeentebestuur de betrokkene inschrijven in het vreemdelingenregister en hem een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister overhandigen.

Op te merken is dat bij ontstentenis van een onderrichting op het ogenblik dat de vreemdeling zich bij het gemeentebestuur aanbiedt, dit gemeentebestuur nog altijd contact kan opnemen met de Dienst Vreemdelingenzaken opdat een beslissing wordt genomen die nog dezelfde dag aan de vreemdeling kan worden betekend.

De Minister of de Dienst Vreemdelingenzaken kunnen ook van oordeel zijn dat bijkomend onderzoek nodig is naar de geldigheid van de documenten die de bloed- of aanverwantschap van de werknemer met de vreemdeling aantonen of naar de vestiging van de vreemdeling met de werknemer.

In dit geval moet hij de vreemdeling daarvan verwittigen en hem de datum laten weten waarop hij zich bij het gemeentebestuur moet aanbieden om zich de beslissing te laten betekenen. Deze datum mag niet vallen na de datum van het verstrijken van het attest van immatriculatie.

Wanneer het familielid zich op die datum bij het gemeentebestuur aanbiedt en de Minister of de Dienst Vreemdelingenzaken een positieve beslissing heeft genomen of nog geen beslissing heeft genomen, moet het gemeentebestuur de betrokkene inschrijven in het vreemdelingenregister en hem een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister overhandigen.

De Minister of de Dienst Vreemdelingenzaken weigert het verblijf van een familielid als de opgelegde voorwaarden voor het verblijf niet zijn vervuld. Dat is het geval als er geen sprake is van gezamenlijke vestiging van het familielid met de werknemer of wanneer wordt vastgesteld dat sommige familieleden niet beantwoorden aan de voorwaarde van ten laste van de werknemer of van zijn echtgenoot te zijn.

De beslissing tot weigering van verblijf wordt getroffen conform het model van bijlage 14 bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 en moet in principe vergezeld zijn van een bevel om het grondgebied te verlaten. 4.1.1.2. Wanneer de werknemer in loondienst een wettelijke activiteit in loondienst heeft uitgeoefend in België gedurende een periode van 12 maanden of langer Artikel 69octies, § 1, nieuw van het voornoemd koninklijk besluit van 8 oktober 1981 verwijst met betrekking tot dit onderwerp naar de algemene regels die van toepassing zijn op de famillie van een EG-werknemer.

De toe te passen procedure wordt beschreven in de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van Belgische onderdanen, inzonderheid Hoofdstuk 1, punt B, 2 (11).

Indien de werknemer in loondienst die men vervoegt, een vestigingsaanvraag heeft ingediend, ontvangen de familieleden zonodig een attest van immatriculatie met dezelfde geldigheidsduur als het bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister waarvan de werknemer houder is. Indien de werknemer in loondienst die men vervoegt, houder is van een verblijfskaart van onderdaan van een EEG-lidstaat, ontvangen zijn familieleden zonodig een attest van immatriculatie dat 5 maanden geldig is vanaf de datum van afgifte.

Belangrijke opmerkingen : Bij een attest van immatriculatie model A, wijkt het nieuwe artikel 69nonies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 af van de algemene regel dat de woorden « Minister van Tewerkstelling en Arbeid of » moeten worden geschrapt (10) : voor de familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse werknemer in loondienst moeten deze woorden dus niet worden geschrapt.

Bij de afgifte van een attest van immatriculatie model B, een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen aan de betrokkenen, moet de volgende vermelding worden aangebracht, door middel van een getypte tekst en, naar gelang van het geval, op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van het attest van immatriculatie of op de keerzijde van de verblijfskaart (blauw) of de identiteitskaart voor vreemdelingen : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » 4.1.2. Familieleden van een Cypriotische of Maltese werknemer in loondienst De familieleden die na 1 mei 2004 in België een Cypriotische of Maltese werknemer in loondienst willen komen vervoegen, kunnen vanaf die datum het verblijf of de vestiging aanvragen onder dezelfde voorwaarden als de familieleden van een onderdaan van een andere EEG-lid-Staat.

Bijgevolg wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen, inzonderheid naar hoofdstuk I, B en hoofdstuk II, B (11). 4.2. De familieleden van een zelfstandige De familieleden die na 1 mei 2004 een zelfstandige die onderdaan is van een nieuwe lid-Staat willen komen vervoegen, mogen vanaf die datum het verblijf of de vestiging aanvragen onder dezelfde voorwaarden als de familieleden van een onderdaan van een andere EEG-lid-Staat.

Bijgevolg wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen, inzonderheid naar Hoofdstuk I, B en Hoofdstuk II, B (11).

Belangrijke opmerkingen : Wat het eventueel afgeleverd attest van immatriculatie model A betreft, wijkt het nieuwe artikel 69nonies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 af van de algemene regel dat de woorden « Minister van Tewerkstelling en Arbeid of » moeten worden geschrapt (10) : voor de familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse werknemer in loondienst moeten deze woorden dus niet worden geschrapt.

Bij de afgifte van een attest van immatriculatie model B, een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen aan de betrokkenen moet de volgende vermelding worden aangebracht, door middel van een getypte tekst en, naar gelang van het geval, op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van het attest van immatriculatie of op de keerzijde van de verblijfskaart (blauw) of de identiteitskaart voor vreemdelingen : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » 4.3. De familieleden van een onderdaan van een nieuwe lid-Staat die door in een lid-Staat van de Europese Unie gevestigd dienstverlenend bedrijf in België wordt gedetacheerd Het nieuwe artikel 69octies, § 2 van het voornoemd koninklijk besluit van 8 oktober 1981 verwijst met betrekking tot dit onderwerp naar de algemene regels die van toepassing zijn op de familie van een EG-dienstverlener.

De familieleden van een onderdaan die in België wordt gedetacheerd door een in een lid-Staat van de Europese Unie gevestigd bedrijf, ontvangen een attest van immatriculatie of een document conform het model van bijlage 22 bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1981. Er wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (11), inzonderheid naar de punten A, 3 en B, van hoofdstuk II. Belangrijke opmerkingen : - bij een attest van immatriculatie, model A, dat eventueel uitgereikt wordt, dient er aan herinnerd te worden dat het nieuwe artikel 69nonies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 afwijkt van de algemene regel dat de woorden « Minister van Tewerkstelling en Arbeid of » moeten worden geschrapt (10); voor de familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse gedetacheerde werknemer moeten deze woorden dus niet worden geschrapt. - bij de afgifte van een attest van immatriculatie model B of een bijlage 22 (nieuw) aan de familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse gedetacheerde werknemer, moet de volgende vermelding worden aangebracht, door middel van een getypte tekst op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van het attest van immatriculatie of op de keerzijde van de bijlage 22 (nieuw), al naargelang het geval : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » B. Andere hypotheses De onderdanen van de tien nieuwe Lidstaten die na 1 mei 2004 naar België willen komen zonder er een economische activiteit uit te oefenen en hun familieleden kunnen vanaf deze datum het verblijf of de vestiging aanvragen onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van een andere EEG-lid-Staat.

Bijgevolg wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6), inzonderheid de hoofdstukken III en IV, evenals naar de omzendbrief van 21 oktober 2002 betreffende de aanvraag tot verblijf of vestiging in het Koninkrijk, ingediend op basis van artikel 40 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging of de verwijdering van vreemdelingen door de familieleden van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte of van een Belg, die niet in het bezit zijn van de vereiste documenten om het Belgisch grondgebied te mogen betreden (12) Wat het eventueel afgeleverd attest van immatriculatie model A betreft, wijkt het nieuwe artikel 69nonies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 af van de algemene regel dat de woorden « Minister van Tewerkstelling en Arbeid of » moeten worden geschrapt (10) : voor de familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse werknemer in loondienst moeten deze woorden dus niet worden geschrapt.

Bij de afgifte van een attest van immatriculatie model B, een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen aan de betrokkenen moet de volgende vermelding worden aangebracht, door middel van een getypte tekst en, naargelang van het geval, op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van het attest van immatriculatie of op de keerzijde van de verblijfskaart (blauw) of de identiteitskaart voor vreemdelingen : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » III. De situatie van de onderdanen van Cyprus, Malta, de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland die op 1 mei 2004 op het grondgebied van het Koninkrijk verblijven, evenals hun familieleden A. De onderdanen van Cyprus, Malta, de Tsjechische Republiek, Slovakije, Letland, Slovenië, Polen, Hongarije, Litouwen en Estland die op 1 mei 2004 reeds op het grondgebied van het Koninkrijk verblijven 1. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat, gemachtigd of toegelaten tot vestiging in België op 1 mei 2004 De onderdaan van een nieuwe lid-Staat, die gemachtigd of toegelaten werd tot vestiging in België en die dus in principe over een identiteitskaart voor vreemdelingen beschikt, kan vanaf 1 mei 2004 aan het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats een verblijfskaart van een onderdaan van een EEG-lid-Staat vragen.Om zijn aanvraag te ondersteunen zal hij een nationale identiteitskaart of een nationaal paspoort moeten overleggen.

In afwachting van de ontvangst van deze verblijfskaart blijft de onderdaan in het bezit van de vestigingstitel waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was.

Het is niet nodig om de Dienst Vreemdelingenzaken te raadplegen met betrekking tot de afgifte van deze verblijfskaart. Deze verblijfskaart heeft een geldigheidsduur van 5 jaar vanaf de datum van afgifte. 2. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat, gemachtigd of toegelaten tot een verblijf van onbeperkte duur in België op 1 mei 2004 2.1. De onderdaan die houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister (B.I.V.R.) voor een onbepaalde duur, op grond van zijn hoedanigheid van werknemer in loondienst of zelfstandige Vanaf 1 mei 2004 kan hij de vestiging aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats (aanvraag tot vestiging B bijlage 19). Om zijn aanvraag te ondersteunen zal hij een identiteitskaart of een nationaal paspoort moeten overleggen.

De erkenning van zijn recht op vestiging in België is aan geen enkele andere voorwaarde onderworpen. Het is dus niet nodig om de Dienst Vreemdelingenzaken te raadplegen met betrekking tot de afgifte van deze verblijfskaart.

Men kan echter contact opnemen met de Dienst Vreemdelingenzaken indien er twijfel bestaat met betrekking tot het B.I.V.R. dat als verblijfsvergunning dient en aan de betrokkene in zijn hoedanigheid van werknemer in loondienst of zelfstandige werd toegekend.

De aanvrager moet zich op de door het gemeentebestuur vastgelegde dag bij het gemeentebestuur aanbieden om zijn verblijfskaart van een onderdaan van een EEG-lid-Staat in ontvangst te nemen. In afwachting van de ontvangst van deze verblijfskaart blijft hij in het bezit van de verblijfstitel waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was. Deze wachttermijn mag echter niet langer dan een maand duren. 2.2. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een onbepaalde duur op basis van andere omstandigheden dan het uitoefenen van een zelfstandige activiteit of een activiteit in loondienst Hij kan een aanvraag tot vestiging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, overeenkomstig de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede de vreemde familieleden van Belgische onderdanen (6), met als enige verschil dat hij tijdens het onderzoek van de aanvraag in het bezit blijft van zijn B.I.V.R. en dat de eventuele beslissing tot weigering van vestiging in geen geval kan worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten. 3. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die op 1 mei 2004 gemachtigd is tot een verblijf van bepaalde duur in België 3.1. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die, in de hoedanigheid van werknemer in loondienst, sinds 12 maanden of meer houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur Vanaf 1 mei 2004 kan hij in de hoedanigheid van werknemer in loondienst de vestiging aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats (aanvraag tot vestiging B bijlage 19). Om zijn aanvraag te ondersteunen zal hij een nationale identiteitskaart of een nationaal paspoort moeten overleggen.

In dit opzicht wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6), inzonderheid Hoofdstuk I, A. Er zijn echter twee uitzonderingen op de in deze omzendbrief beschreven procedure : - Het enige bewijs dat de werknemer moet leveren om zijn aanvraag tot vestiging te staven is het bewijs dat hij gedurende een regelmatige en ononderbroken periode van 12 maanden of meer effectief een wettelijke activiteit in loondienst heeft uitgeoefend in België [(vernieuwing van de arbeidskaart bij dezelfde werkgever, oud arbeidscontract en oude arbeidskaart (of bewijs dat men is vrijgesteld van een arbeidskaart), loonfiches,...). - De werknemer blijft zonodig beschikken over een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister gedurende de termijn van vijf maanden in de loop waarvan hij het bewijs moet leveren. De geldigheidsduur van deze titel kan eventueel worden verlengd voor een maximale termijn van 5 maanden na de datum van de aanvraag tot vestiging.

De betrokkene kan eveneens, in een andere hoedanigheid, een aanvraag tot vestiging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, overeenkomstig de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6). In dit geval wordt zijn bewijs tot inschrijving in het vreemdelingenregister, indien het vervalt voor het einde van de termijn van 5 maanden na de aanvraag van de vestiging, verlengd voor deze termijn.

Twee belangrijke opmerkingen : - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. »; - indien een beslisssing tot weigering van vestiging wordt genomen, in het geval dat de betrokkene in de hoedanigheid van werknemer in loondienst of een andere hoedanigheid een aanvraag tot vestiging heeft ingediend, moet deze beslissing : ? niet worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten indien het B.I.V.R. nog steeds geldig is; ? worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten, overeenkomstig het model van de bijlage 13ter van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, indien het B.I.V.R. niet wordt verlengd of vernieuwd. Dit bevel om het grondgebied te verlaten kan, naar gelang van het geval, gelijktijdig met de beslissing tot weigering van vestiging worden betekend of na die beslissing. 3.2. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die houder is van een B.I.V.R. voor een bepaalde duur op basis van een Associatie-overeenkomst die werd afgesloten met de Europese Gemeenschappen en hun Lidstaten en op basis van de omzendbrief van 22 december 1999 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor bepaalde onderdanen van Centraal- en Oost-Europa die een economische activiteit anders dan in loondienst wensen uit te oefenen in het Rijk of er een vennootschap wensen op te richten (13). 3.2.1. Indien hij al meer dan 6 maanden houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur Vanaf 1 mei 2004 kan hij de vestiging aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats (aanvraag tot vestiging B bijlage 19). Om zijn aanvraag te ondersteunen zal hij een nationale identiteitskaart of een nationaal paspoort moeten overleggen.

De erkenning van zijn recht op vestiging in België is aan geen enkele andere voorwaarde onderworpen. Het is dus niet nodig om de Dienst Vreemdelingenzaken te raadplegen met betrekking tot de afgifte van deze verblijfskaart.

De aanvrager moet zich op de door het gemeentebestuur vastgelegde dag bij het gemeentebestuur aanbieden om zijn verblijfskaart van een onderdaan van een EEG-lid-Staat in ontvangst te nemen. In afwachting van de ontvangst van deze verblijfskaart blijft hij in het bezit van de B.I.V.R. waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was. Deze wachttermijn mag echter niet langer dan een maand duren. Indien zijn bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor het einde van de wachttermijn vervalt, wordt het bewijs voor de noodzakelijke duur verlengd.

Bij de afgifte van de verblijfskaart moet de volgende vermelding door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » 3.2.2. Indien hij sinds minder dan 6 maanden houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur en indien hij alle vereiste documenten voor de uitoefening van het beroep heeft overgelegd Vanaf 1 mei 2004 kan hij de vestiging aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats (aanvraag tot vestiging B bijlage 19). Om zijn aanvraag te ondersteunen zal hij een nationale identiteitskaart of een nationaal paspoort moeten overleggen.

Om na te gaan of alle vereiste documenten wel degelijk werden overgelegd moet het gemeentebestuur de Dienst Vreemdelingenzaken raadplegen (Bureau Lang Verblijf : 02-274 60 33 (N) of 02-274 60 39 (F)).

De aanvrager moet zich op de door het gemeentebestuur vastgelegde dag bij het gemeentebestuur aanbieden om zijn verblijfskaart van een onderdaan van een EEG-lid-Staat in ontvangst te nemen.

In afwachting van de ontvangst van deze verblijfskaart blijft hij in het bezit van het B.I.V.R. waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was. Deze wachttermijn mag echter niet langer dan een maand duren.

Indien zijn B.I.V.R. voor het einde van de wachttermijn vervalt, wordt het voor de noodzakelijke duur verlengd.

Twee belangrijke opmerkingen : - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd, moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. »; - indien een beslissing tot weigering van vestiging wordt genomen, gelden de volgende twee bepalingen : ? de beslissing moet niet worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten indien het B.I.V.R. nog steeds geldig is; ? de beslissing moet worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten, overeenkomstig het model van de bijlage 13ter van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, indien het B.I.V.R. niet wordt verlengd of vernieuwd. Dit bevel om het grondgebied te verlaten kan, naar gelang van het geval, gelijktijdig met de beslissing tot weigering van vestiging worden betekend of na die beslissing. 3.2.3. Indien hij sinds minder dan 6 maanden houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur en niet alle vereiste documenten voor de uitoefening van het beroep heeft overgelegd Vanaf 1 mei 2004 kan hij de vestiging aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats (aanvraag tot vestiging B bijlage 19). Om zijn aanvraag te ondersteunen zal hij een nationale identiteitskaart of een nationaal paspoort moeten overleggen.

Er wordt verwezen naar de procedure die wordt beschreven in de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6), inzonderheid de hoofdstukken I, A of III. Indien zijn B.I.V.R. voor het einde van deze termijn van 5 maanden vervalt, wordt het voor de noodzakelijke duur verlengd.

Twee belangrijke opmerkingen : - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd, moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. »; - indien een beslisssing tot weigering van vestiging wordt genomen, in het geval dat de betrokkene in de hoedanigheid van werknemer in loondienst of een andere hoedanigheid een aanvraag tot vestiging heeft ingediend, moet deze beslissing : ? niet worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten indien het B.I.V.R. nog steeds geldig is; ? worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten, overeenkomstig het model van de bijlage 13ter van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, indien het B.I.V.R. niet wordt verlengd of vernieuwd. Dit bevel om het grondgebied te verlaten kan, naar gelang van het geval, gelijktijdig met de beslissing tot weigering van vestiging worden betekend of na die beslissing. 3.3. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur, in de hoedanigheid van zelfstandige die over een beroepskaart beschikt 14 Vanaf 1 mei 2004 kan hij de vestiging aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats (aanvraag tot vestiging B bijlage 19). Om zijn aanvraag te ondersteunen zal hij een nationale identiteitskaart of een nationaal paspoort moeten overleggen.

De erkenning van zijn recht op vestiging in België is aan geen enkele andere voorwaarde onderworpen. Het is dus niet nodig om de Dienst Vreemdelingenzaken te raadplegen met betrekking tot de afgifte van deze verblijfskaart.

De aanvrager moet zich op de door het gemeentebestuur vastgelegde dag bij het gemeentebestuur aanbieden om zijn verblijfskaart van een onderdaan van een EEG-lid-Staat in ontvangst te nemen. In afwachting van de ontvangst van deze verblijfskaart blijft hij in het bezit van het B.I.V.R. waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was.

Deze wachttermijn mag echter niet langer dan een maand duren.

Indien zijn B.I.V.R. voor het einde van de wachttermijn vervalt, wordt het voor de noodzakelijke duur verlengd.

Belangrijke opmerking : Indien de verblijfskaart wordt afgeleverd moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » 3.4. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die in de hoedanigheid van buitenlandse student houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister Vanaf 1 mei 2004 kan hij op basis van artikel 55 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 het verblijf aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats. Om zijn aanvraag te ondersteunen zal hij een nationale identiteitskaart of een nationaal paspoort moeten overleggen.

Voor het einde van de derde maand na de aanvraag moet hij het bewijs leveren dat hij beschikt over een ziekteverzekering die de risico's in België dekt.

Indien hij dit bewijs voor het einde van deze periode van drie maanden levert, ontvangt hij van het gemeentebestuur de verblijfskaart van een onderdaan van een EEG-lid-Staat, die geldig is voor de duur van de opleiding en die hoogstens een jaar geldig is.

In afwachting van de ontvangst van deze verblijfskaart blijft de onderdaan in het bezit van het B.I.V.R. waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was. Indien het B.I.V.R. voor het einde van de periode van drie maanden na de aanvraag vervalt, wordt het voor de noodzakelijke duur verlengd.

De eventuele beslissing tot weigering van verblijf (conform het model van bijlage 14 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981) : - moet niet worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten indien het B.I.V.R. nog steeds geldig is; - moet worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten, overeenkomstig het model van bijlage 33bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, indien het B.I.V.R. niet wordt verlengd of vernieuwd. Dit bevel om het grondgebied te verlaten kan na de beslissing tot weigering van verblijf worden betekend.

Indien de betrokkene wacht op de vervaldag van zijn bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister om het verblijf aan te vragen op basis van artikel 55 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, moet hij alle documenten overleggen die worden vereist door deze bepaling zodat hij een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen die geldig is voor de duur zijn studies kan verkrijgen (15).

Indien hij op basis van een andere hoedanigheid van een verblijfstitel wil genieten, kan hij een aanvraag tot vestiging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, overeenkomstig de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6). In dit geval wordt het B.I.V.R., indien het vervalt vooraleer de vestigingstitel wordt verkregen, voor de noodzakelijke duur verlengd.

Belangrijke opmerking : In alle gevallen waarin de verblijfskaart wordt afgegeven moet door middel van een getypte tekst de volgende vermelding op de keerzijde van het document worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » 3.5. De onderdaan die op basis van andere omstandigheden dan het uitoefenen van een activiteit in loondienst of een zelfstandige activiteit houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur.

Indien hij een activiteit in loondienst wil uitoefenen moet hij hiertoe voorafgaandelijk gemachtigd worden. Bijgevolg wordt verwezen naar punt A, 1 van het tweede deel van deze omzendbrief.

Indien hij op basis van een andere hoedanigheid van een verblijfstitel wil genieten, kan hij een aanvraag tot vestiging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, overeenkomstig de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6).

In dit geval wordt zijn B.I.V.R., indien het vervalt vooraleer de verblijfskaart wordt afgegeven, voor de noodzakelijke duur verlengd.

Twee belangrijke opmerkingen : - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. »; - indien een beslissing tot weigering van vestiging wordt genomen moet die beslissing : ? niet worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten indien het B.I.V.R. nog steeds geldig is; ? worden vergezeld van een bevel om het grondgebied te verlaten, overeenkomstig het model van bijlage 13ter van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, indien het B.I.V.R. niet wordt verlengd of vernieuwd. Dit bevel om het grondgebied te verlaten kan, naargelang van het geval, gelijktijdig met de beslissing tot weigering van vestiging worden betekend of na die beslissing. 4. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die op 1 mei 2004 over een attest van immatriculatie beschikt. 4.1. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die als familielid van een Belg voor 1 mei 2004 een aanvraag tot vestiging heeft ingediend en die als gevolg van dit feit houder is van een attest van immatriculatie (model A) dat voor 5 maanden geldig is Bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats kan hij kosteloos een attest van immatriculatie (model B) met dezelfde vervaldatum verkrijgen. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van het attest ontvangt hij een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen, behalve in het geval van andersluidende instructies van de Dienst Vreemdelingenzaken. In dit verband wordt verwezen naar hoofdstuk V van de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6).

Indien hij op basis van een andere hoedanigheid van een verblijfstitel wil genieten, kan hij een nieuwe aanvraag tot vestiging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, overeenkomstig de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen. In dit geval : - kan hij bij zijn gemeentebestuur kosteloos een attest van immatriculatie (model B) krijgen, met een geldigheidsduur van 5 maanden; - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden »; 4.2. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die als familielid van een Europese onderdaan of een Zwitser voor 1 mei 2004 een aanvraag tot vestiging heeft ingediend en die als gevolg van dit feit houder is van een attest van immatriculatie (model A) dat voor 5 maanden geldig is Bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats kan hij kosteloos een attest van immatriculatie (model B) met dezelfde vervaldatum verkrijgen. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van het attest ontvangt hij een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen (familielid van een Zwitser), behalve in het geval van andersluidende instructies van de Dienst Vreemdelingenzaken. In dit verband wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6), en meer bepaald de punten B van de hoofdstukken I, II en III voor een familielid van een Europese onderdaan of de omzendbrief van 11 juli 2002 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor Zwitserse onderdanen en hun familieleden voor een familielid van een Zwitser (16).

Indien hij op basis van een andere hoedanigheid van een verblijfstitel wil genieten, kan hij een nieuwe aanvraag tot vestiging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, overeenkomstig de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen. In dit geval : - kan hij bij zijn gemeentebestuur kosteloos een attest van immatriculatie (model B) krijgen, met een geldigheidsduur van 5 maanden; - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun famileleden. »; 4.3. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die als familielid van een Europese student op 1 mei 2004 houder is van een attest van immatriculatie (model A) Bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats kan hij kosteloos een attest van immatriculatie (model B) met dezelfde vervaldatum verkrijgen. Voor het vervolg van de procedure wordt verwezen naar hoofdstuk IV van de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6).

Indien hij op basis van een andere hoedanigheid van een verblijfstitel wil genieten kan hij een nieuwe aanvraag tot vestiging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, overeenkomstig de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen. In dit geval : - kan hij bij zijn gemeentebestuur kosteloos een attest van immatriculatie (model B) krijgen, met een geldigheidsduur van 5 maanden; - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. »; 4.4. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die op basis van andere omstandigheden dan de in de voornoemde punten bedoelde omstandigheden over een attest van immatriculatie beschikt Indien hij een activiteit in loondienst wil uitoefenen wordt verwezen naar punt II, A, 1, van deze omzendbrief.

Indien hij op basis van een andere hoedanigheid van een verblijfstitel wil genieten kan hij een aanvraag tot vestiging indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, overeenkomstig de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen (6). In dit geval kan hij bij zijn gemeentebestuur kosteloos een attest van immatriculatie (model B) krijgen, met een geldigheidsduur van 5 maanden.

Twee belangrijke opmerkingen : - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. »; - in het geval van een beslissing tot weigering van vestiging moet er steeds contact worden opgenomen met de Dienst Vreemdelingenzaken met betrekking tot het eventueel bevel om het grondgebied te verlaten dat deze beslissing moet vergezellen. 5. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat die voorlopig in België verblijft (onder aankomstverklaring, als kandidaat-vluchteling) of illegaal in België verblijft (17) 5.1. Indien hij een activiteit in loondienst wil uitoefenen, wordt verwezen naar punt II.A, 1, van deze omzendbrief. 5.2. Indien hij op basis van een andere hoedanigheid de vestiging aanvraagt, wordt verwezen naar de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede betreffende de verblijfsvoorwaarden voor de vreemde familieleden van de Belgische onderdanen.

Twee belangrijke opmerkingen : - indien de verblijfskaart wordt afgeleverd moet door middel van een getypte tekst op de keerzijde van het document de volgende vermelding worden aangebracht : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. »; - in het geval van een beslissing tot weigering van vestiging moet er steeds contact worden opgenomen met de Dienst Vreemdelingenzaken met betrekking tot het eventueel bevel om het grondgebied te verlaten dat deze beslissing moet vergezellen. 6. De onderdaan van een nieuwe lid-Staat wiens aanvraag tot verblijf of tot vestiging het voorwerp heeft uitgemaakt van een weigering en die een verzoek tot herziening heeft ingediend voor 1 mei 2004 In dit geval moet de betrokken gemeente contact opnemen met de Dienst Vreemdelingenzaken (Bureau Verzoeken tot herziening : 02-205 55 62). B. De familieleden van de in punt A bedoelde onderdanen van de nieuwe Lidstaten 1. De familieleden die na 1 mei 2004 in België aankomen Er wordt verwezen naar punt II, A, 4, van deze omzendbrief. 2. De familieleden die op 1 mei 2004 reeds in België verblijven 2.1. De familieleden van een werknemer in loondienst die op 1 mei 2004 in België verblijft 2.1.1. Het familielid van een werknemer in loondienst aan wie een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen werd afgeleverd 2.1.1.1. Indien hij, in toepassing van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen houder is van een attest van immatriculatie dat gedurende een jaar geldig is, kan hij, kosteloos, aan het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats vragen dat zijn attest van immatriculatie wordt vervangen door een attest van immatriculatie (model A of model B).

In dit geval is hij verplicht een vestigingsaanvraag in te dienen overeenkomstig het model van de bijlage 19 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Het nieuwe attest van immatriculatie dat wordt uitgereikt is 5 maanden geldig vanaf de vervanging. De geldigheidsduur van dit nieuw attest van immatriculatie zal echter niet langer mogen zijn dan een jaar, te rekenen vanaf de datum van afgifte van het oorspronkelijk attest van immatriculatie.

De Dienst Vreemdelingenzaken moet onmiddellijk op de hoogte worden gebracht van de vestigingsaanvraag en de vervanging van het attest van immatriculatie.

Met betrekking tot de controle van het samenleven (18) moet er een onderscheid worden gemaakt tussen drie gevallen : - indien geen enkele controle plaatsvond voor 1 mei 2004 heeft de latere controle betrekking op de gezamenlijke vestiging van de echtgenoten en niet op de samenwoonst aangezien het familielid binnen het toepassingsgebied van artikel 40 en niet meer van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 valt. - indien de controle van de samenwoonst voor 1 mei 2004 plaatsvond en die controle een positief resultaat opleverde, levert de gemeente bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het attest van immatriculatie een van de hierna vermelde documenten af aan de betrokkene, tenzij de Dienst Vreemdelingenzaken een andersluidende instructie stuurt. - indien de controle van de samenwoonst voor 1 mei 2004 plaatsvond, maar een negatief resultaat opleverde, moet de gemeente contact opnemen met de Dienst Vreemdelingenzaken (Bureau Gezinshereniging : 02-274 60 11 (N) of 02-274 60 14 (F)).

Behalve in het geval van andersluidende instructies van de Dienst Vreemdelingenzaken, ontvangt de betrokkene, naar gelang van het geval of hij al dan niet over de nationaliteit van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte beschikt, een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen en dit na de vervaldag van het nieuw attest van immatriculatie.

Indien hij de vervanging van zijn attest van immatriculatie niet heeft gevraagd, vindt de uitreiking plaats ten laatste op de vervaldag van het attest van immatriculatie dat aan hem werd afgeleverd en dat een jaar geldig is. Indien de betrokkene zich ten laatste op die datum aanbiedt bij het gemeentebestuur, dient hij een aanvraag vestiging in te dienen overeenkomstig het model van de bijlage 19 bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.

Twee belangrijke preciseringen met betrekking tot de afgeleverde documenten : - Wat het eventueel afgeleverd attest van immatriculatie model A betreft, wijkt het nieuwe artikel 69nonies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 af van de algemene regel dat de woorden « Minister van Tewerkstelling en Arbeid of » moeten worden geschrapt (10) : voor de familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse werknemer in loondienst moeten deze woorden dus niet worden geschrapt; - Bij de afgifte van een attest van immatriculatie model B, een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen aan de betrokkenen, moet de volgende vermelding worden aangebracht door middel van een getypte tekst en, naar gelang van het geval, op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van het attest van immatriculatie of op de keerzijde van de verblijfskaart (blauw) of de identiteitskaart voor vreemdelingen : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » 2.1.1.2 Indien hij in toepassing van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, kan hij vanaf 1 mei 2004 de vestiging aanvragen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats (aanvraag tot vestiging - bijlage 19).

De erkenning van zijn recht op vestiging in België is aan geen enkele andere voorwaarde onderworpen. Het is dus niet nodig om de Dienst Vreemdelingenzaken te raadplegen met betrekking tot de afgifte van deze verblijfskaart.

De aanvrager moet zich op de door het gemeentebestuur vastgelegde dag bij het gemeentebestuur aanbieden om zijn verblijfskaart van een onderdaan van een EEG-lid-Staat of zijn identiteitskaart voor vreemdelingen in ontvangst te nemen. In afwachting van de ontvangst van deze verblijfskaart blijft hij in het bezit van het B.I.V.R. waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was. Deze wachttermijn mag echter niet langer dan een maand duren. Indien zijn B.I.V.R. voor het einde van de wachttermijn vervalt, wordt het voor de noodzakelijke duur verlengd. 2.1.2. Het familielid van een werknemer in loondienst die de vestiging heeft aangevraagd en die, in afwachting daarvan, houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister 2.1.2.1. Indien hij in toepassing van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen houder is van een attest van immatriculatie dat geldig is voor een jaar, zijn de in punt 2.1.1.1. geformuleerde regels eveneens van toepassing.

Het enige verschil is dat de situatie van het familielid wordt verbonden aan de situatie van de werknemer in loondienst die de vestiging heeft aangevraagd. Dit betekent dat, behalve in het geval van andersluidende instructies van de Dienst Vreemdelingenzaken, op de vervaldag van het attest van immatriculatie aan het familielid, naar gelang van het geval, ofwel een B.I.V.R. wordt afgeleverd, indien de werknemer met wie hij wordt herenigd in het bezit van een B.I.V.R. blijft, ofwel een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen, naargelang van zijn nationaliteit, indien aan de werknemer die hij vervoegt een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen wordt afgeleverd. 2.1.2.2. Indien hij in toepassing van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen houder is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister.

De betrokkene kan een vestigingsaanvraag indienen bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft.

De erkenning van zijn recht op vestiging in België is aan geen enkele andere voorwaarde onderworpen. Het is dus niet nodig om de Dienst Vreemdelingenzaken te raadplegen met betrekking tot de afgifte van deze verblijfskaart.

De aanvrager moet zich op de door het gemeentebestuur vastgelegde dag bij het gemeentebestuur aanbieden om zich een beslissing te laten betekenen. In afwachting hiervan, blijft de betrokkene in het bezit van het B.I.V.R. waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was.

Deze wachttermijn mag echter niet langer dan een maand duren.

Op het einde van de procedure : - blijft de betrokkene ofwel houder van dit B.I.V.R. indien de werknemer die hij vervoegt in het bezit blijft van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister; - ofwel ontvangt hij, indien de werknemer die hij vervoegt een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen ontvangt, al naargelang het geval, dezelfde verblijfskaart of een identiteitskaart voor vreemdeling. 2.1.3. Het familielid van een werknemer in loondienst die beschikt over een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor een bepaalde duur 2.1.3.1. Indien hij op 1 mei 2004 een gezinsherenigingsprocedure lopend heeft in toepassing van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en hij in het bezit is van een attest van immatriculatie dat voor een jaar geldig is, kan hij, kosteloos, aan het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats vragen om zijn attest van immatriculatie te laten vervangen door een attest van immatriculatie (model A of model B) dat in principe 5 maanden geldig is vanaf de datum van de vervanging. De geldigheidsduur van dit nieuw attest van immatriculatie mag echter niet langer zijn dan een jaar, te rekenen vanaf de datum van afgifte van het oorspronkelijk attest van immatriculatie.

De Dienst Vreemdelingenzaken moet zonder uitstel op de hoogte worden gebracht van deze vervanging.

Met betrekking tot de controle van het samenleven (18), moet er een onderscheid worden gemaakt tussen drie gevallen : - Indien voor 1 mei 2004 geen enkele controle plaatsvond heeft de latere controle betrekking op de gezamenlijke vestiging van de echtgenoten en niet op de samenwoonst aangezien het familielid binnen het toepassingsgebied van artikel 40 en niet meer van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 valt. - Indien de controle van de samenwoonst voor 1 mei 2004 plaatsvond en een positief resultaat opleverde, levert de gemeente, behalve in het geval van andersluidende instructies van de Dienst Vreemdelingenzaken, een B.I.V.R. af aan de betrokkene bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het attest van immatriculatie. - Indien de controle van de samenwoonst vóór 1 mei 2004 plaatsvond, maar een negatief resultaat opleverde, moet de gemeente contact opnemen met de Dienst Vreemdelingenzaken (Bureau Gezinshereniging : 02-274 60 11 (N) of 02-274 60 14 (F)).

Behalve in het geval van andersluidende instructies van de Dienst Vreemdelingenzaken, wordt aan de betrokkene een B.I.V.R. afgeleverd op de vervaldag van dit nieuw attest van immatriculatie.

Indien hij de vervanging van zijn attest van immatriculatie niet heeft gevraagd, vindt de uitreiking plaats ten laatste op de vervaldag van het attest van immatriculatie dat aan hem werd afgeleverd en dat een jaar geldig is.

Twee belangrijke preciseringen met betrekking tot de afgeleverde documenten : - Wat het eventueel afgeleverd attest van immatriculatie model A betreft, wijkt het nieuwe artikel 69nonies van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 af van de algemene regel dat de woorden « Minister van Tewerkstelling en Arbeid of » moeten worden geschrapt (10) : voor de familieleden van een Tsjechische, Slovaakse, Letse, Sloveense, Poolse, Hongaarse, Litouwse of Estse werknemer in loondienst moeten deze woorden dus niet worden geschrapt; - Bij de afgifte van een attest van immatriculatie model B aan de betrokkenen moet de volgende vermelding worden aangebracht, door middel van een getypte tekst, op de laatste regels van zijde 4 (achtereenvolgende verblijfplaatsen) van het attest van immatriculatie : « Informatie : gedurende de overgangsperiode van 01-05-2004 tot 30-04-2006 en onder voorbehoud van een eventuele verlenging van deze periode, blijft de houder van dit document, voor het uitoefenen van een activiteit in loondienst, onderworpen aan de overgangsbepalingen betreffende de tewerkstelling van werknemers die onderdaan zijn van de nieuwe Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden. » 2.1.3.2. Indien hij in toepassing van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen op 1 mei 2004 in het bezit is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister blijft hij houder van dit bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister. 2.2. De familieleden van onderdanen van nieuwe Lidstaten, andere dan werknemers in loondienst, die op 1 mei 2004 in België verblijven. 2.2.1. Het familielid van een onderdaan van een nieuwe lid-Staat die in het bezit is van een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen.

De in punt 2.1.1. geformuleerde regels zijn eveneens van toepassing op deze situatie. 2.2.2. Het familielid van een onderdaan van een nieuwe lid-Staat die de vestiging heeft aangevraagd maar nog niet in het bezit is van een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen 2.2.2.1. Indien hij in toepassing van artikel 10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen houder is van een attest van immatriculatie dat voor een jaar geldig is, zijn de in punt 2.1.1.1. geformuleerde regels eveneens van toepassing.

Het enige verschil is dat de situatie van het familielid wordt verbonden aan de situatie van de onderdaan van een nieuwe lid-Staat die de vestiging heeft aangevraagd. Dit betekent dat, behalve in het geval van andersluidende instructies van de Dienst Vreemdelingenzaken, op de vervaldag van het attest van immatriculatie aan het familielid, naar gelang van het geval, ofwel een B.I.V.R. wordt afgeleverd, indien de werknemer die hij vervoegt in het bezit van een B.I.V.R. blijft, ofwel een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een identiteitskaart voor vreemdelingen, naargelang van zijn nationaliteit, indien aan de vreemdeling die hij vervoegt een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen wordt afgeleverd. 2.2.2.2. Indien hij op 1 mei 2004 in het bezit is van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister De betrokkene kan een vestigingsaanvraag indienen bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft.

De erkenning van zijn recht op vestiging in België is aan geen enkele andere voorwaarde onderworpen. Het is dus niet nodig om de Dienst Vreemdelingenzaken te raadplegen met betrekking tot de afgifte van deze verblijfskaart.

De aanvrager moet zich op de door het gemeentebestuur vastgelegde dag bij het gemeentebestuur aanbieden om zich een beslissing te laten betekenen. In afwachting hiervan, blijft de betrokkene in het bezit van het B.I.V.R. waarvan hij op het moment van de aanvraag houder was.

Deze wachttermijn mag echter niet langer dan een maand duren.

Op het einde van de procedure : - blijft de betrokkene ofwel houder van dit B.I.V.R. indien de vreemdeling die hij vervoegt in het bezit blijft van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister; - ofwel ontvangt hij, indien de vreemdeling die hij vervoegt een verblijfskaart van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Gemeenschappen ontvangt, al naargelang het geval, dezelfde verblijfskaart of een identiteitskaart voor vreemdeling.

IV. Bijzondere bepalingen A. Deze omzendbrief is vanaf 1 mei 2004 van toepassing.

B. De omzendbrief van 22 december 1999 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor bepaalde onderdanen van Centraal- en Oost-Europa die een economische activiteit anders dan in loondienst wensen uit te oefenen in het Rijk of er een vennootschap wensen op te richten (19) is vanaf 1 mei 2004 niet meer van toepassing op Poolse, Hongaarse, Slovaakse, Tsjechische, Estse, Letse en Litouwse onderdanen.

Brussel, op 30 april 2004.

De minister van Binnenlandse Zaken P. DEWAEL Nota's (1)Artikel 41 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. (2) Artikel 41bis van dezelfde wet.(3) Artikel 65 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.(4) De modaliteiten voor de toepassing van deze bepaling worden uitdrukkelijk geformuleerd in de omzendbrief van 19 februari 2003 over de toepassing van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.(5) Artikelen 12 en 13 van de bovenvermelde wet van 15 december 1980 en artikel 69sexies, § 1, 2e lid, nieuw, van het bovenvermeld koninklijk besluit van 8 oktober 1981.(6) Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1998.(7) Toepassing van het arrest Rush Portuguesa van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Zaak 113/89 van 27 maart 1990).(8) In de bovenvermelde tweede en derde voorbeelden moet de Poolse werknemer van een Franse onderneming bewijzen dat hij de vergunning om in Frankrijk (dat ook de overgangsperiode toepast) te werken heeft verkregen en de Tsjechische werknemer van een Poolse onderneming moet bewijzen dat hij een vergunning heeft om in Polen te werken;deze vereiste is er daarentegen niet voor een Poolse werknemer van een Poolse onderneming. (9) Zie hierover de omzendbrief van 21 oktober 2002 betreffende de aanvraag tot verblijf of tot vestiging in het Koninkrijk, ingediend op grond van artikel 40 van de wet van 15 december 1980 door de familieleden van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte of van een Belg, die niet in het bezit zijn van de documenten vereist voor hun binnenkomst op het Belgisch grondgebied (Belgisch Staatsblad van 29 oktober 2002).(10) Deze algemene regel wordt uitdrukkelijk geformuleerd in Hoofdstuk VI, 2, van de omzendbrief van 14 juli 1998 betreffende de verblijfsvoorwaarden voor EG-vreemdelingen en hun familieleden alsmede de vreemde familieleden van Belgische onderdanen.(11) Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1998.Zie eveneens de omzendbrief van 21 oktober 2002 betreffende de aanvraag tot verblijf of vestiging in het Koninkrijk, ingediend op basis van artikel 40 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen door de familieleden van een onderdaan van een lid-Staat van de Europese Economische Ruimte of van een Belg, die niet in het bezit zijn van de vereiste documenten om het Belgisch grondgebied te mogen betreden (Belgisch Staatsblad van 29 oktober 2002). (12) Belgisch Staatsblad van 29 oktober 2002.(13) Belgisch Staatsblad van 4 februari 2000. Dit type associatie-overeenkomst werd afgesloten met Polen, Hongarije, Slovakije, Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen en Slovenië. De associatie-overeenkomst is echter nog niet van toepassing voor de laatstgenoemde staat. (14) De zogenaamde « PECO »-associatie-overeenkomsten zijn niet van toepassing : - op de diensten in het kader van het luchtverkeer, het vervoer over de binnenwateren en cabotage in het zeevervoer; - op de gebieden en de sectoren die worden uitgesloten door de verschillende associatie-overeenkomsten in bijlage I van de « PECO »-omzendbrief van 22 december 1999; - op de activiteiten die, zelfs indien dit enkel occasioneel gebeurt, verbonden zijn met de uitoefening van het openbaar gezag.

De associatie-overeenkomst tussen de EU en Slovenië is trouwens nog niet van kracht geworden. (15) Drie types documenten zijn vereist : - het bewijs van inschrijving in een onderwijsinstelling die wordt georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de overheid om er, als hoofdbezigheid, een beroepsopleiding te volgen; - de verzekering, door middel van een verklaring of op een andere minstens gelijkaardige wijze, dat de student over toereikende bestaansmiddelen beschikt zodat hij niet ten laste valt van de overheid; - het bewijs dat hij over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België dekt. (16) Belgisch Staatsblad van 9 augustus 2002.(17) Ongeacht de duur van dit illegaal verblijf.(18) In dit opzicht wordt verwezen naar de omzendbrief van 8 juli 1999 betreffende het verslag van samenwoonst of van gezamenlijke vestiging dat opgesteld wordt in het kader van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de omzendbrief van 30 september 1997 betreffende het verlenen van een verblijfsmachtiging op basis van samenwoonst in het kader van een duurzame relatie. (19) Belgisch Staatsblad van 4 februari 2000.

^