Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 22 december 1999
gepubliceerd op 04 februari 2000

Omzendbrief betreffende de verblijfsvoorwaarden voor bepaalde onderdanen van Centraal- en Oost-Europa die een economische activiteit anders dan in loondienst wensen uit te oefenen in het Rijk of er een vennootschap wensen op te richten

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2000000020
pub.
04/02/2000
prom.
22/12/1999
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


22 DECEMBER 1999. - Omzendbrief betreffende de verblijfsvoorwaarden voor bepaalde onderdanen van Centraal- en Oost-Europa die een economische activiteit anders dan in loondienst wensen uit te oefenen in het Rijk of er een vennootschap wensen op te richten


Aan de Dames en Heren Burgemeesters van het Rijk.

De bedoeling van deze omzendbrief is : - toelichting te verschaffen aangaande de Overeenkomsten waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lidstaten, enerzijds, en Polen, Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Slowakije, Tsjechië, Estland, Letland en Litouwen, anderzijds, (PECO-landen) en waarbij een recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten anders dan in loondienst in de Lidstaten alsmede het recht er vennootschappen op te richten wordt gegarandeerd; - uitleg te verschaffen aangaande de verblijfsvoorwaarden van de PECO-onderdanen die een economische activiteit anders dan in loondienst wensen uit te oefenen in het Rijk of er een vennootschap wensen op te richten alsmede aangaande de toepasselijke procedures.

I. ASSOCIATIE-OVEREENKOMSTEN MET DE PECO-LANDEN A. Inwerkingtreding - E.U. - POLEN : ondertekend op 16 december 1991 (publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, wetgeving (PB.L.), nr. 348 van 31 december 1993), goedgekeurd door de wet van 18 maart 1993 (Belgisch Staatsblad, 21 september 1993), in werking getreden op 1 februari 1994; - E.U. - HONGARIJE : ondertekend op 16 december 1991 (PB.L., nr. 347 van 31 december 1993), goedgekeurd door de wet van 18 maart 1993 (Belgisch Staatsblad, 21 september 1993), in werking getreden op 1 februari 1994; - E.U. - ROEMENIE : ondertekend op 1 februari 1993 (PB.L., nr. 357 van 31 december 1994), goedgekeurd door de wet van 29 november 1994 (Belgisch Staatsblad, 12 juni 1997), in werking getreden op 1 februari 1995; - E.U. - BULGARIJE : ondertekend op 8 maart 1993 (PB.L., nr. 358 van 31 december 1994), goedgekeurd door de wet van 29 november 1994 (Belgisch Staatsblad, 12 juni 1997), in werking getreden op 1 februari 1995; - E.U. - SLOWAKIJE : ondertekend op 4 oktober 1993 (PB.L., nr. 359 van 31 december 1994), goedgekeurd door de wet van 30 november 1994 (Belgisch Staatsblad, 5 februari 1998), in werking getreden op 1 februari 1995; - E.U. - TSJECHIE : ondertekend op 4 oktober 1993 (PB.L., nr. 360 van 31 december 1994), goedgekeurd door de wet van 30 november 1994 (Belgisch Staatsblad, 5 februari 1998), in werking getreden op 1 februari 1995; - E.U. - ESTLAND : ondertekend op 12 juni 1995 (PB.L., nr. 68 van 9 maart 1998), goedgekeurd door de wet van 13 april 1997, in werking getreden op 1 februari 1998; - E.U.- LETLAND : ondertekend op 12 juni 1995 (PB.L., nr. 26 van 2 februari 1998), goedgekeurd door de wet van 13 april 1997, in werking getreden op 1 februari 1998; - E.U. - LITOUWEN : ondertekend op 12 juni 1995 (PB.L., nr. 51 van 20 februari 1998), goedgekeurd door de wet van 13 april 1997, in werking getreden op 1 februari 1998; - E.U.-SLOVENIE: ondertekend op 10 juni 1996 (PB.L.,nr. 51 van 26 februari 1999), goedgekeurd door de wet van 9 februari 1998 (Belgisch Staatsblad, 7 oktober 1999), in werking getreden op 1 februari 1999.

Voor wat betreft de Associatie-overeenkomst met Hongarije dient de aandacht erop gevestigd te worden dat de artikels die betrekking hebben op het recht op toegang tot en de uitoefening van economische activiteiten anders dan in loondienst in de Lidstaten alsmede het recht er vennootschappen op te richten, pas in werking getreden zijn op 1 februari 1999.

Voor wat betreft de Associatie-overeenkomsten met Estland, Letland, Litouwen en Slovenië, is het zo dat de artikels die betrekking hebben op het recht op toegang tot en de uitoefening van economische activiteiten anders dan in loondienst in de Lidstaten alsmede het recht er vennootschappen op te richten, in werking zullen treden op 31 december 1999 voor de drie Baltische Staten en op 1 februari 2005 voor Slovenië.

B. Toepassingsgebied B.1. De in punt A vermelde Associatie-overeenkomsten verschaffen de PECO-onderdanen een recht op toegang tot een uitoefening van economische activiteiten anders dan in loondienst in het Rijk alsmede het recht er vennootschappen op te richten.

Onder economische activiteiten anders dan in loondienst dient begrepen te worden, activiteiten die niet uitgeoefend worden in ondergeschikt verband (bijv. handelaars, vrije beroepen,...).

B.2. De in punt A vermelde Associatie-overeenkomsten zijn niet van toepassing : Ratione personae - op personen die arbeid in ondergeschikt verband (wensen te komen) verrichten; - op personen die gedeeltelijk een beroepsbezigheid als zelfstandige (wensen te komen) uitoefenen en gedeeltelijk arbeid in ondergeschikt verband (wensen te komen) verrichten.

Ratione materiae - op diensten in het kader van het luchtverkeer, het vervoer over de binnenwateren en cabotage in het zeevervoer; - op gebieden en aangelegenheden die uitgesloten worden door de diverse Associatie-overeenkomsten (zie bijlage I); - op werkzaamheden die verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag, zelfs indien ze slechts geschieden voor een bepaalde aangelegenheid.

C. Concrete gevolgen voor de PECO-onderdaan C.1. Vrijstelling van de verplichting om in het bezit te zijn van een beroepskaart In dit verband kan verwezen worden naar het koninklijk besluit van 28 november 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1980 tot vrijstelling van bepaalde categorieën van vreemdelingen van de verplichting houder te zijn van een beroepskaart voor de uitoefening van een zelfstandige beroepsactiviteit (Belgisch Staatsblad, 18 januari 1996).

Voor de duidelijkheid dient vermeld te worden dat de onderdanen van Polen, Hongarije, Roemenië, Bulgarije, Tsjechië, Slowakije, Letland (vanaf 31 december 1999), Litouwen (vanaf 31 december 1999) en Estland (vanaf 31 december 1999) die in het Rijk een economische activiteit anders dan in loondienst wensen te komen uitoefenen of er een vennootschap wensen te komen oprichten, niet in het bezit moeten zijn van een beroepskaart. Zij moeten daarvoor dus niet gevestigd zijn in de zin van artikel 14 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

De onderdanen van Estland, Letland en Litouwen die de hoger vermelde activiteiten wensen te komen uitoefenen in het Rijk zijn dus tot 30 december 1999 onderworpen aan de verplichting houder te zijn van een beroepskaart.

C.2. Machtiging tot voorlopig verblijf op grond van de artikelen 9 en 13 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Aan de in punt C.1 vermelde PECO-onderdanen wordt een machtiging tot voorlopig verblijf (M.V.V.) voor zes maanden toegekend indien de gevraagde documenten worden overgemaakt (zie infra) en de betrokkenen zich niet bevinden in één der in artikel 3, eerste lid, 5° tot 8°, van de wet van 15 december 1980 voorziene gevallen.

Na inzage van het binnenkomstdocument voorzien van de M.V.V. levert het gemeentebestuur een bewijs tot inschrijving in het vreemdelingenregister af (B.I.V.R.), waarvan de duur overeenstemt met de duur van het gemachtigd verblijf zoals aangeduid op de M.V.V. Het B.I.V.R. wordt verlengd en vernieuwd voor zover de nodige documenten worden overgemaakt voor het vervallen van de geldigheidsduur ervan.

Er wordt een einde gesteld aan het verblijf van de PECO-onderdaan indien hij de aan zijn verblijf gestelde voorwaarden niet naleeft.

De toegang tot en het verblijf in het Rijk wordt dus juridisch gezien georganiseerd als een machtiging tot verblijf, geldig voor beperkte duur, namelijk zes maanden (combinatie artikel 9 en artikel 13 van de wet van 15 december 1980).

Dit systeem laat toe om een einde te stellen aan het verblijf van de vreemdeling indien hij binnen de gestelde termijn van zes maanden niet de nodige formaliteiten vervuld heeft om als zelfstandige aan de slag te kunnen gaan, zoals bijvoorbeeld de inschrijving in het handels- of ambachtsregister en de inschrijving als BTW-belastingplichtige.

Het verdere verblijf in het Rijk wordt juridisch gezien eveneens georganiseerd als een tijdelijk verblijf (artikel 13 van de wet van 15 december 1980), dat afhankelijk gemaakt wordt van het vervullen van de basisvoorwaarde, namelijk het uitoefenen van zelfstandige activiteiten. Wanneer blijkt dat aan de basisvoorwaarde voldaan wordt, zal het B.I.V.R. telkens met een jaar verlengd worden. Indien daaraan niet voldaan wordt, dient de betrokken vreemdeling het land te verlaten.

De bovenvermelde regeling strekt ertoe om de verplichtingen die werden aangegaan in het kader van de diverse Associatie-akkoorden met de PECO-landen, te honoreren, zonder nochtans alle controlemogelijkheden op de activiteiten van de PECO-onderdanen te verliezen.

Hoofdzaak is dat de betrokkenen gedurende de periode dat ze zelfstandige activiteiten uitoefenen, beschikken over een verblijfsvergunning, ook al heeft deze gedurende een bepaalde termijn een voorlopig karakter.

Het voorgestelde verblijfssysteem laat de overheid toe om op een gefundeerde wijze na te gaan of er wel degelijk zelfstandige activiteiten worden uitgevoerd door de PECO-onderdanen.

De overheid dient over een zekere controleperiode te beschikken om misbruiken op te sporen, meer bepaald het verrichten van arbeid in ondergeschikt verband onder een zelfstandigenstatuut.

Een definitieve verblijfsvergunning wordt dan ook enkel toegekend op een ogenblik dat de PECO-onderdanen bewezen hebben dat zij op een regelmatige en duurzame wijze zelfstandige activiteiten uitoefenen in België.

II. ORGANISATIE VAN HET VERBLIJF VAN DE PECO-ONDERDANEN A. Diverse categorieën van peco-onderdanen Er dient voor wat betreft de verblijfsvoorwaarden een onderscheid gemaakt te worden tussen de volgende vier categorieën van PECO-onderdanen: - Eerste categorie PECO-onderdanen die in niet-georganiseerd verband een economische activiteit anders dan in loondienst wensen te komen uitoefenen op het Belgisch grondgebied. - Tweede categorie PECO-onderdanen die in België activiteiten als zaakvoerder-vennoot (bestuurder-vennoot) wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd. - Derde categorie PECO-onderdanen die in België activiteiten als werkend vennoot wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd. - Vierde categorie PECO-onderdanen die een vennootschap wensen op te richten in België.

B. Eigenlijke verblijfsprocedure B.1. Eerste fase : toegang tot het Rijk via een machtiging tot voorlopig verblijf (M.V.V.), geldig voor zes maanden Deze M.V.V. dient overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van de wet van 15 december 1980, aangevraagd te worden in de Belgische diplomatieke of consulaire post die bevoegd is voor de verblijfplaats of de plaats van oponthoud van de vreemdeling in het buitenland.

Ten einde deze M.V.V. voor beperkte duur te bekomen, dient de PECO-onderdaan bepaalde documenten over te leggen, die afhankelijk zijn van de categorie waartoe de PECO-onderdaan behoort.

Indien de PECO-onderdanen de hieronder beschreven formaliteiten vervullen, zal er een M.V.V. (nationaal visum, type D) met de vermelding « M.V.V. voor zes maanden, zelfstandige activiteit in kader van een Associatie-overeenkomst », aangebracht worden in hun paspoort.

B.1.1. Eerste categorie : PECO-onderdanen die in niet-georganiseerd verband een economische activiteit anders dan in loondienst wensen te komen uitoefenen op het Belgisch grondgebied (zie organigram in bijlage II) Ten einde een M.V.V. voor beperkte duur te bekomen, dienen zij de volgende documenten over te leggen: - een geldig nationaal paspoort; - een vestigingsgetuigschrift of een distributieattest of een attest afgeleverd door het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat er voor de zelfstandige activiteit die de vreemdeling verklaart te zullen ondernemen, geen vestigingsgetuigschrift of distributieattest vereist is; - een getuigschrift ten bewijze van de basiskennis van het bedrijfsbeheer en een getuigschrift ten bewijze van de beroepsbekwaamheid, afgeleverd door de bevoegde Kamer van Ambachten en Neringen of een attest uitgaande van de Kamer van Ambachten en Neringen waaruit blijkt dat men (voorlopig) vrijgesteld is van bovenvermeld(e) getuigschrift(en) (1); - een attest van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat de zelfstandige activiteit niet uitgesloten is door de toepasselijke Associatie-overeenkomst; - een medisch attest waaruit blijkt dat betrokkene niet lijdt aan één der ziektes of gebreken vermeld in de bijlage bij de wet van 15 december 1980; - een attest van goed gedrag en zeden.

B.1.2. Tweede categorie : PECO-onderdanen die in België activiteiten als zaakvoerder-vennoot (bestuurder-vennoot) wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd (zie organigram in bijlage III).

Ten einde een M.V.V. voor beperkte duur te bekomen, dienen zij de volgende documenten over te leggen : - een geldig nationaal paspoort; - oprichtingsakte van de vennootschap (met o.m. vermelding zetel, maatschappelijk doel van de vennootschap) waarin de PECO-onderdaan activiteiten als zaakvoerder/bestuurder zal uitoefenen; - een attest van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat de zelfstandige activiteit van de vennootschap niet uitgesloten is door de toepasselijke Associatie-overeenkomst; - een uittreksel uit de statuten van de vennootschap of een andere akte waaruit blijkt dat de PECO-onderdaan als zaakvoerder/bestuurder werd aangesteld; - een getuigschrift ten bewijze van de basiskennis van het bedrijfsbeheer en een getuigschrift ten bewijze van de beroepsbekwaamheid, afgeleverd door de bevoegde Kamer van Ambachten en Neringen of een attest uitgaande van de Kamer van Ambachten en Neringen waaruit blijkt dat men (voorlopig) vrijgesteld is van bovenvermeld(e) getuigschrift(en); - een uittreksel uit het register der vennoten of enig ander document waaruit blijkt dat de PECO-onderdaan een vennoot is (zo niet dient de zaakvoerder/bestuurder beschouwd te worden als een bezoldigd werknemer); - een document uitgaande van de vennootschap waaruit blijkt dat de aandelen op een legale wijze werden overgedragen aan de PECO-onderdaan en dat er voldaan werd aan de condities inzake de volstortingsplicht; - een document uitgaande van de vennootschap waarin de bezoldigingen aangegeven worden die de PECO-onderdaan zal ontvangen voor zijn activiteiten als zaakvoerder/bestuurder; - een medisch attest waaruit blijkt dat betrokkene niet lijdt aan één der ziektes of gebreken vermeld in de bijlage bij de wet van 15 december 1980; - een attest van goed gedrag en zeden.

B.1.3. Derde categorie: PECO-onderdanen die in België activiteiten als werkend vennoot wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd (zie organigram in bijlage IV).

Ten einde een M.V.V. voor beperkte duur te bekomen, dienen zij de volgende documenten voor te leggen : - een geldig nationaal paspoort; - oprichtingsakte van de vennootschap (met o.m. vermelding zetel, maatschappelijk doel van de vennootschap) waarin de PECO-onderdaan activiteiten als werkend vennoot zal uitoefenen; - een attest van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat de zelfstandige activiteit van de vennootschap niet uitgesloten is door de toepasselijke Associatie-overeenkomst; - een getuigschrift ten bewijze van de basiskennis van het bedrijfsbeheer en een getuigschrift ten bewijze van de beroepsbekwaamheid, afgeleverd door de bevoegde Kamer van Ambachten en Neringen of een attest uitgaande van de Kamer van Ambachten en Neringen waaruit blijkt dat men (voorlopig) vrijgesteld is van bovenvermeld(e) getuigschrift(en); - een uittreksel uit het register der vennoten of enig ander document waaruit blijkt dat de PECO-onderdaan een vennoot is; - een document uitgaande van de vennootschap waaruit blijkt dat de aandelen op een legale wijze werden overgedragen aan de PECO-onderdaan en dat er voldaan werd aan de condities inzake de volstortingsplicht; - een document uitgaande van de vennootschap waarin nadere specificaties gegeven worden aangaande de activiteiten die de PECO-onderdaan in de vennootschap zal uitoefenen; - een document uitgaande van de vennootschap waarin de bezoldigingen aangegeven worden die de PECO-onderdaan zal ontvangen voor zijn activiteiten als werkend vennoot; - een medisch attest waaruit blijkt dat betrokkene niet lijdt aan één der ziektes of gebreken vermeld in de bijlage bij de wet van 15 december 1980; - een attest van goed gedrag en zeden.

B.1.4. Vierde categorie : PECO-onderdanen die een vennootschap wensen op te richten in België (zie organigram in bijlage V).

Ten einde een M.V.V. voor beperkte duur te bekomen, dienen deze vreemdelingen de volgende documenten voor te leggen : - een geldig nationaal paspoort; - een vestigingsgetuigschrift of een distributieattest of een attest afgeleverd door het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat er voor de zelfstandige activiteit die de vreemdeling verklaart te zullen ondernemen, geen of voorlopig (2) geen vestigingsgetuigschrift of distributieattest vereist is; - een attest van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat de zelfstandige activiteit niet uitgesloten is door de toepasselijke Associatie-overeenkomst; - een getuigschrift ten bewijze van de basiskennis van het bedrijfsbeheer en een getuigschrift ten bewijze van de beroepsbekwaamheid, afgeleverd door de bevoegde Kamer van Ambachten en Neringen of een attest uitgaande van de Kamer van Ambachten en Neringen waaruit blijkt dat men (voorlopig) vrijgesteld is van bovenvermeld(e) getuigschrift(en); - een medisch attest waaruit blijkt dat betrokkene niet lijdt aan één der ziektes of gebreken vermeld in de bijlage bij de wet van 15 december 1980; - een attest van goed gedrag en zeden.

B.2. Tweede fase : afgifte van een bewijs tot inschrijving in het vreemdelingenregister Bij aankomst in het Rijk dient de vreemdeling zich overeenkomstig artikel 12, vierde lid, van de wet van 15 december 1980, binnen de acht werkdagen aan te bieden bij de gemeente die hem op vertoon van zijn paspoort, voorzien van de M.V.V. voor beperkte duur, zal inschrijven in het vreemdelingenregister en hem in het bezit zal stellen van een bewijs tot inschrijving in het vreemdelingenregister (B.I.V.R.), geldig voor zes maanden. Ook op dit document dient de vermelding « zelfstandige activiteit in kader van een Associatie-overeenkomst » te figureren.

B.3. Derde fase : formaliteiten die door de vreemdeling dienen vervuld te worden ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een tweede periode van zes maanden De PECO-onderdaan die een M.V.V. voor beperkte duur bekomen heeft met het oog op het verrichten van zelfstandige activiteiten in het Rijk, dient bepaalde formaliteiten te vervullen, die afhangen van de categorie waartoe de PECO-onderdaan behoort.

Tijdens de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat uitgereikt werd voor een eerste periode van zes maanden, dient de vreemdeling namelijk voor het einde van de vijfde maand via de bevoegde gemeente (d.w.z. de gemeente waar hij is ingeschreven in het vreemdelingenregister) aan de Dienst Vreemdelingenzaken de nodige documenten over te maken waaruit blijkt dat hij de onderstaande formaliteiten vervuld heeft. Het B.I.V.R. zal dan verlengd worden, voor zover de nodige documenten werden overgemaakt, en voor zover de PECO-onderdaan daadwerkelijk de betrokken zelfstandige activiteit uitoefent.

B.3.1. Eerste categorie : PECO-onderdanen die in niet-georganiseerd verband een economische activiteit anders dan in loondienst wensen te komen uitoefenen op het Belgisch grondgebied (zie organigram in bijlage II) B.3.1.1. Te vervullen formaliteiten Ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een tweede periode van zes maanden, dienen deze PECO-onderdanen de volgende formaliteiten te vervullen en ervan de bewijzen te leveren: - een BTW-nummer aanvragen, tenzij zij vrijgesteld zijn van deze verplichting (artikel 50 van de wet van 3 juli 1969 houdende invoering van het wetboek van de belasting op de toegevoegde waarde); - zich laten inschrijven in het handels- of ambachtsregister (artikelen 4 en 8 van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 tot coördinering van de wetten betreffende het handelsregister), tenzij zij vrijgesteld zijn van deze verplichting; - zich aansluiten bij een erkende sociale verzekeringskas voor zelfstandigen.

Indien de betrokkene vrijgesteld is van de verplichting een BTW-nummer aan te vragen, dient hij een attest over te leggen van het plaatselijk BTW-controlekantoor waarin dit bevestigd wordt.

Indien de betrokkene vrijgesteld is van de verplichting zich in te schrijven in het handels- of ambachtsregister, dient hij een attest over te leggen van het Ministerie van Middenstand waarin dit bevestigd wordt.

B.3.1.2. Einde van het verblijf De PECO-vreemdeling wordt na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat uitgereikt werd voor een periode van zes maanden, in het bezit gesteld van een bevel om het grondgebied te verlaten (artikel 13 van de wet van 15 december 1980) indien hij : - de nodige documenten niet overgemaakt heeft; - geen zelfstandige activiteiten uitoefent; - arbeid verricht in ondergeschikt verband; - ten laste is van het OCMW. B.3.2. Tweede categorie : PECO-onderdanen die in België activiteiten als zaakvoerder-vennoot (bestuurder-vennoot) wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd (zie organigram in bijlage III).

B.3.2.1. Te vervullen formaliteiten Ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een tweede periode van zes maanden, dienen deze PECO-onderdanen zich aan te sluiten bij een erkende sociale verzekeringskas voor zelfstandigen en daarvan het bewijs te leveren.

B.3.2.2. Einde van het verblijf De betrokken vreemdeling dient na afloop van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat uitgereikt werd voor een periode van zes maanden, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten (artikel 13 van de wet 15 december 1980) indien hij : - het nodige attest van aansluiting bij een erkende sociale verzekeringskas voor zelfstandigen niet overgemaakt heeft; - geen activiteiten als zaakvoerder/bestuurder uitoefent; - arbeid verricht in ondergeschikt verband; - ten laste is van het OCMW. B.3.3. Derde categorie: PECO-onderdanen die in België activiteiten als werkend vennoot wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd (zie organigram in bijlage IV).

B.3.3.1. Te vervullen formaliteiten Ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een tweede periode van zes maanden, dienen deze PECO-onderdanen zich aan te sluiten bij een erkende sociale verzekeringskas voor zelfstandigen en daarvan het bewijs te leveren.

B.3.3.2. Einde van het verblijf De betrokken vreemdeling dient na afloop van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat uitgereikt werd voor een periode van zes maanden, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten (artikel 13 van de wet van 15 december 1980) indien hij : - het nodige attest van aansluiting bij een erkende sociale verzekeringskas voor zelfstandigen niet overgemaakt heeft; - geen activiteiten als werkend vennoot uitoefent; - arbeid verricht in ondergeschikt verband; - ten laste is van het OCMW. B.3.4. Vierde categorie : PECO-onderdanen die een vennootschap (3) wensen op te richten in België (zie organigram in bijlage V).

B.3.4.1. Te vervullen formaliteiten Ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een tweede periode van zes maanden, dienen deze PECO-onderdanen de volgende formaliteiten te vervullen en de volgende documenten over te maken: - opstellen oprichtingsakte en statuten (opgemaakt bij authentieke akte of onderhandse akte al naargelang van het geval, artikelen 4 tot en met 8 van de Vennootschappenwet); - uit de statuten dient te blijken dat de PECO-onderdaan als zaakvoerder/vennoot (bestuurder/vennoot) is aangesteld (zie de door de diverse Associatie-overeenkomsten opgelegde vereiste van (daadwerkelijke) zeggenschap over de vennootschap); - een uittreksel uit het register der vennoten of enig ander document waaruit blijkt dat de PECO-onderdaan een vennoot is (zo niet dient de zaakvoerder/bestuurder beschouwd te worden als een bezoldigd werknemer); - een document uitgaande van de vennootschap waarin de bezoldigingen aangegeven worden die de PECO-onderdaan zal ontvangen voor zijn activiteiten als zaakvoerder/bestuurder; - overmaken ontvangstbewijs waaruit blijkt dat de nodige uittreksels uit de oprichtingsakte binnen de voorziene termijn werden neergelegd bij de bevoegde griffie van de rechtbank van koophandel (artikel 10 § 1 van de Vennootschappenwet); - inschrijving van de vennootschap in het handelsregister (artikelen 4 en 9 van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 tot coördinering van de wetten betreffende het handelsregister); deze inschrijving dient te geschieden voor de aanvang van de handelsbedrijvigheid, tegelijkertijd met de neerlegging van de oprichtingsakte; - aanvragen BTW-nummer voor de vennootschap, tenzij de vennootschap daarvan vrijgesteld is; - aansluiting bij een erkende sociale verzekeringskas voor zelfstandigen.

Indien de vennootschap vrijgesteld is van de verplichting een BTW-nummer aan te vragen, dient de PECO-onderdaan een attest over te leggen van het plaatselijke BTW-controlekantoor waarin dit bevestigd wordt.

B.3.4.2. Einde van het verblijf De betrokken vreemdeling dient na afloop van de geldigheidsduur van de B.I.V.R. dat uitgereikt werd voor een periode van zes maanden, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten (artikel 13 van de wet van 15 december 1980) indien hij : - de nodige documenten niet overgemaakt heeft; - geen activiteiten als zaakvoerder/bestuurder uitoefent; - arbeid verricht in ondergeschikt verband; - ten laste is van een OCMW. B.4. Vierde fase : voorwaarden die door de PECO-onderdaan moeten vervuld worden ten einde een verlenging van het B.I.V.R. te bekomen voor een eerste en een tweede aanvullende periode van een jaar In principe dient het B.I.V.R. van de PECO-onderdaan na afloop van de tweede termijn van zes maanden, verlengd te worden met aanvullende periodes van een jaar, voor zover de vereiste documenten worden overgelegd en voor zover nog steeds voldaan wordt aan de basisvoorwaarde voor het verblijf in het Rijk, namelijk het uitoefenen van zelfstandige activiteiten. * Eerste verlenging van het B.I.V.R. voor een aanvullende periode van een jaar Ten einde deze verlenging van het B.I.V.R. te bekomen, dienen de vreemdelingen tijdens de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een tweede periode van zes maanden, voor het einde van de vijfde maand via de bevoegde gemeente (d.w.z. de gemeente waar hij is ingeschreven in het vreemdelingenregister) aan de Dienst Vreemdelingenzaken bepaalde documenten over te maken, die afhangen van de categorie waartoe de PECO-onderdaan behoort.

B.4.1. Eerste categorie : PECO-onderdanen die in niet-georganiseerd verband een economische activiteit anders dan in loondienst wensen uit te oefenen in België (zie organigram in bijlage II) B.4.1.1. Te vervullen formaliteiten Ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een eerste aanvullende periode van een jaar, dienen deze PECO-onderdanen de volgende formaliteiten te vervullen: - een attest overmaken uitgaande van het BTW-controlekantoor waaruit blijkt dat zij de verschuldigde BTW (die maandelijks of per kwartaal verschuldigd is) betaald hebben of waaruit blijkt dat zij genieten van de wettelijke vrijstellingsregeling; - een attest overmaken uitgaande van een erkende sociale verzekeringskas voor zelfstandigen waaruit blijkt dat zij de sociale bijdragen (die per kwartaal verschuldigd zijn) hebben betaald of een attest uitgaande van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat zij genieten van de wettelijke vrijstellingsregeling of waaruit blijkt dat de procedure tot het bekomen van een vrijstelling hangende is.

Indien deze documenten niet overgelegd worden, dient de Dienst Vreemdelingenzaken in geval van twijfel omtrent het reële en zelfstandige karakter van de activiteiten, onmiddellijk het bevoegde gemeentebestuur (d.w.z. van de plaats waar de betrokkene is ingeschreven in het handels- of ambachtsregister) en/of de Sociale Inspectie en/of het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen (RSVZ) de opdracht te geven om na te gaan of de vreemdeling wel degelijk zelfstandige activiteiten uitoefent.

De gemeente/Sociale Inspectie/RSVZ maakt daarvan een verslag op en zendt een exemplaar ervan naar de Dienst Vreemdelingenzaken. Indien dit verslag negatief is, dient er een bevel om het grondgebied te verlaten, uitgereikt te worden na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. (d.w.z. na het verstrijken van de tweede periode van zes maanden).

B.4.1.2. Einde van het verblijf In ieder geval voldoet een vreemdeling niet meer aan de basisvoorwaarde inzake verblijf en dient derhalve, na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een tweede periode van zes maanden, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten, indien : - het faillissement wordt uitgesproken; - de zelfstandige activiteiten worden stopgezet; - nieuwe zelfstandige activiteiten worden aangevat zonder de nodige vergunningen (en de oude activiteiten werden stopgezet); - de betrokkene geschrapt wordt uit het handels- of ambachtsregister; - de betrokkene arbeid verricht in ondergeschikt verband; - de betrokkene ten laste is van een OCMW;

B.4.2. Tweede categorie: PECO-onderdanen die in België activiteiten als zaakvoerder-vennoot (bestuurder-vennoot) wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd (zie organigram in bijlage III) B.4.2.1. Te vervullen formaliteiten Ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een eerste aanvullende periode van een jaar, dient de PECO-onderdaan een attest over te maken uitgaande van een erkende sociale kas voor zelfstandigen waaruit blijkt dat hij zijn sociale bijdragen (die per kwartaal verschuldigd zijn) heeft betaald of een attest uitgaande van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat hij geniet van de wettelijke vrijstellingsregeling of waaruit blijkt dat de procedure tot het bekomen van een vrijstelling hangende is.

Indien deze documenten niet overgelegd worden, dient de Dienst Vreemdelingenzaken in geval van twijfel omtrent het reële karakter van de activiteiten of in geval van twijfel omtrent de activiteiten van de betrokkene als zaakvoerder/bestuurder, onmiddellijk het bevoegde gemeentebestuur (d.w.z. van de plaats waar de vennootschap is ingeschreven in het handelsregister of waar de maatschappelijke zetel van de vennootschap is gevestigd) en/of de Sociale Inspectie en/of de RSVZ de opdracht te geven om na te gaan of de vreemdeling wel degelijk activiteiten als zaakvoerder/bestuurder uitoefent.

De gemeente/Sociale Inspectie/RSVZ maakt daarvan een verslag op en zendt een exemplaar ervan naar de Dienst Vreemdelingenzaken. Indien dit verslag negatief is, dient er een bevel om het grondgebied te verlaten, uitgereikt te worden na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. (d.w.z. na het verstrijken van de tweede periode van zes maanden).

B.4.2.2. Einde van het verblijf In ieder geval voldoet een vreemdeling niet meer aan de basisvoorwaarde inzake verblijf en dient derhalve, na het verstrijken van geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een tweede periode van zes maanden, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten, indien : - door een rechtbank de nietigverklaring van de vennootschap wordt uitgesproken wegens niet naleving van de oprichtingsvoorwaarden (artikel 13 ter tot 13 quinquies van de Vennootschappenwet); - de vennootschap hetzij van rechtswege (bijv. wegens het verstrijken van de duurtijd van de tijdelijke vennootschap) hetzij vrijwillig, hetzij gerechtelijk ontbonden en vereffend wordt; - het faillissement van de vennootschap wordt uitgesproken; - de PECO-onderdaan als zaakvoerder/bestuurder wordt afgezet of ontslag neemt; - de PECO-onderdaan wel nog zaakvoerder/bestuurder, maar geen vennoot meer is (in dit geval dient de betrokkene immers beschouwd te worden als een bezoldigd werknemer); - de betrokkene in theorie activiteiten als zaakvoerder/bestuurder uitoefent in de vennootschap, maar in feite arbeid verricht in ondergeschikt verband (4); de betrokkene ten laste is van een OCMW. B.4.3. Derde categorie : PECO-onderdanen die in België activiteiten als werkend vennoot wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd (zie organigram in bijlage IV) B.4.3.1. Te vervullen formaliteiten Ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een eerste aanvullende periode van een jaar, dient de PECO-onderdaan een attest over te maken uitgaande van een erkende sociale kas voor zelfstandigen waaruit blijkt dat hij zijn sociale bijdragen (die per kwartaal verschuldigd zijn) heeft betaald of een attest uitgaande van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat hij geniet van de wettelijke vrijstellingsregeling of waaruit blijkt dat de procedure tot het bekomen van een vrijstelling hangende is.

Indien deze documenten niet overgelegd worden, dient de Dienst Vreemdelingenzaken in geval van twijfel omtrent het reële karakter van de activiteiten of in geval van twijfel omtrent de activiteiten van de betrokkene als werkend vennoot, onmiddellijk het bevoegde gemeentebestuur (d.w.z. van de plaats waar de vennootschap is ingeschreven in het handelsregister of waar de maatschappelijke zetel van de vennootschap is gevestigd) en/of de Sociale Inspectie en/of de RSVZ de opdracht te geven om na te gaan of de vreemdeling wel degelijk activiteiten als werkend vennoot uitoefent.

De gemeente/Sociale Inspectie/RSVZ maakt daarvan een verslag op en zendt een exemplaar ervan naar de Dienst Vreemdelingenzaken. Indien dit verslag negatief is, dient er een bevel om het grondgebied te verlaten, uitgereikt te worden na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. (d.w.z. na het verstrijken van de tweede periode van zes maanden).

B.4.3.2. Einde van het verblijf In ieder geval voldoet een vreemdeling niet meer aan de basisvoorwaarde inzake verblijf en dient derhalve, na het verstrijken van geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een tweede periode van zes maanden, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten, indien : - door een rechtbank de nietigverklaring van de vennootschap wordt uitgesproken wegens niet naleving van de oprichtingsvoorwaarden (artikel 13 ter tot 13 quinquies van de Vennootschappenwet); - de vennootschap hetzij van rechtswege (bijv. wegens het verstrijken van de duurtijd van de tijdelijke vennootschap) hetzij vrijwillig, hetzij gerechtelijk ontbonden en vereffend wordt; - het faillissement van de vennootschap wordt uitgesproken; - de PECO-onderdaan enkel nog aandelen bezit van de vennootschap en er geen activiteiten meer uitoefent; - de PECO-onderdaan al zijn aandelen overdraagt; - de betrokkene in theorie activiteiten als werkend vennoot uitoefent maar in feite arbeid verricht in ondergeschikt verband (4); - de betrokkene ten laste is van een OCMW. B.4.4. Vierde categorie : PECO-onderdanen die een vennootschap wensen op te richten in België (zie organigram in bijlage V) B.4.4.1. Te vervullen formaliteiten Ten einde een verlenging te bekomen van het B.I.V.R. voor een eerste aanvullende periode van een jaar, dient de PECO-onderdaan een attest over te maken uitgaande van een erkende sociale kas voor zelfstandigen waaruit blijkt dat hij zijn sociale bijdragen (die per kwartaal verschuldigd zijn) heeft betaald of een attest uitgaande van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat hij geniet van de wettelijke vrijstellingsregeling of waaruit blijkt dat de procedure tot het bekomen van een vrijstelling hangende is.

Indien de zelfstandige activiteit van de PECO-onderdaan bestaat uit de overname van een onderneming, dient hij bovendien binnen de zes maanden aan te tonen dat hij over de nodige getuigschriften beschikt.

Indien deze documenten niet overlegd worden, dient de Dienst Vreemdelingenzaken in geval van twijfel omtrent het reële karakter van de activiteiten of in geval van twijfel omtrent de activiteiten van de betrokkene als zaakvoerder/bestuurder, onmiddellijk het bevoegde gemeentebestuur (d.w.z. van de plaats waar de vennootschap is ingeschreven in het handelsregister of waar de maatschappelijke zetel van de vennootschap is gevestigd) en/of de Sociale Inspectie en/of de RSVZ de opdracht te geven om na te gaan of de vreemdeling wel degelijk activiteiten als zaakvoerder/bestuurder uitoefent.

De gemeente/Sociale Inspectie/RSVZ maakt daarvan een verslag op en zendt een exemplaar ervan naar de Dienst Vreemdelingenzaken. Indien dit verslag negatief is, dient er een bevel om het grondgebied te verlaten, uitgereikt te worden na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. (d.w.z. na het verstrijken van de tweede periode van zes maanden).

B.4.4.2. Einde van het verblijf In ieder geval voldoet een vreemdeling niet meer aan de basisvoorwaarde inzake verblijf en dient derhalve, na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een tweede periode van zes maanden, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten, indien : - door een rechtbank een nietigverklaring wordt uitgesproken wegens niet naleving van de oprichtingsvoorwaarden (artikel 13ter tot 13quinquies van de Vennootschappenwet); - de vennootschap hetzij van rechtswege (bijv. wegens het verstrijken van de duurtijd van de tijdelijke vennootschap) hetzij vrijwillig, hetzij gerechtelijk ontbonden en vereffend wordt; - het faillissement van de vennootschap wordt uitgesproken; - de PECO-onderdaan als zaakvoerder of bestuurder wordt afgezet of ontslag neemt; - de PECO-onderdaan wel nog zaakvoerder of bestuurder, maar geen vennoot meer is (in dit geval dient de betrokkene immers beschouwd te worden als een bezoldigd werknemer); - de betrokkene in theorie activiteiten als zaakvoerder/bestuurder uitoefent in de vennootschap, maar in feite arbeid verricht in ondergeschikt verband (4); - de betrokkene ten laste is van een OCMW. * Tweede verlenging van het B.I.V.R. voor een aanvullende periode van een jaar Ten einde deze verlenging te bekomen, dienen de vreemdelingen tijdens de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een eerste aanvullende periode van een jaar, voor het einde van de elfde maand, via de bevoegde gemeente (d.w.z. de gemeente waar hij is ingeschreven in het vreemdelingenregister) aan de Dienst Vreemdelingenzaken de in de punten B.4.1.1. tot B.4.4.1. (zie eerste verlenging) vermelde attesten over te maken. Het B.I.V.R. zal slechts verlengd worden voor zover er wel degelijk zelfstandige activiteiten uitgeoefend worden.

Indien deze attesten niet overgemaakt worden, dient er gehandeld te worden overeenkomstig de in de punten B.4.1.1 tot B.4.4.1 (zie eerste verlenging) vermelde richtlijnen.

Voorts wordt een vreemdeling geacht niet meer aan de basisvoorwaarde inzake zijn verblijf te voldoen in de in de punten B.4.1.2. tot B.4.4.2. (zie eerste verlenging) vermelde gevallen.

Zo nodig dient de vreemdeling, na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een eerste aanvullende periode van een jaar, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten.

B.5. Vijfde fase : voorwaarden die door de PECO-onderdaan vervuld moeten worden ten einde een vernieuwing van het B.I.V.R. te bekomen voor een derde aanvullende periode van een jaar en ten einde een verlenging van het B.I.V.R. te bekomen voor een vierde aanvullende periode van een jaar.

Het B.I.V.R. van de PECO-onderdaan dient vernieuwd te worden voor een derde aanvullende periode van een jaar en verlengd te worden voor een vierde aanvullende periode van een jaar, dit op voorwaarde dat de vreemdeling nog steeds voldoet aan de basisvoorwaarde inzake het verblijf, namelijk het uitoefenen van zelfstandige activiteiten.

Ten einde deze vernieuwing en verlenging van het B.I.V.R. te bekomen, dient de vreemdeling één maand voor het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. (d.w.z. één maand voor het verstrijken van het B.I.V.R. dat respectievelijk verlengd werd voor een tweede aanvullende periode van een jaar en vernieuwd werd voor een derde aanvullende periode van een jaar), bepaalde documenten over te maken, die afhangen van de categorie waartoe de PECO- onderdaan behoort.

B.5.1. Te vervullen formaliteiten B.5.1.1. Eerste categorie : PECO-onderdanen die in niet-georganiseerd verband een economische activiteit anders dan in loondienst wensen uit te oefenen in het Rijk (zie organigram in bijlage II) Deze PECO-onderdanen dienen naast de in punt B.4.1.1. (zie eerste verlenging) vermelde documenten, een kopie van het aanslagbiljet voor personenbelasting over te maken, waarop de categorie « winsten van nijverheid, handels- of landbouwbedrijven » of « baten » (vrije beroepen) dient te figureren, waaruit men kan afleiden dat de vreemdeling zelfstandige activiteiten uitoefent.

B.5.1.2. Tweede categorie: PECO-onderdanen die in België activiteiten als zaakvoerder-vennoot (bestuurder-vennoot) wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd (zie organigram in bijlage III) Deze PECO-onderdanen dienen naast de in punt B.4.2.1. (zie eerste verlenging) vermelde attesten, een kopie van het aanslagbiljet van personenbelasting over te maken, waarop de categorie « bezoldigingen van bedrijfsleiders » dient te figureren, waaruit men kan afleiden dat de vreemdeling zelfstandige activiteiten uitoefent.

B.5.1.3. Derde categorie : PECO-onderdanen die in België activiteiten als werkend vennoot wensen uit te oefenen in een vennootschap die reeds opgericht werd (zie organigram in bijlage IV) Deze PECO-onderdanen dienen naast de in punt B.4.3.1. (zie eerste verlenging) vermelde attesten, een kopie van het aanslagbiljet voor personenbelasting over te maken, waarop de categorie « bezoldigingen van bedrijfsleiders » dient te figureren, waaruit men kan afleiden dat de vreemdeling zelfstandige activiteiten uitoefent.

Bij werkende vennoten die op zelfstandige basis werken, maar geen leidinggevende activiteiten ontwikkelen, zal er gelet worden op de vermelding « winsten of baten » op het aanslagbiljet.

B.5.1.4. Vierde categorie : PECO-onderdanen die een vennootschap wensen op te richten in België (zie organigram in bijlage V) Deze PECO-onderdanen dienen naast de in punt B.4.4.1. (zie eerste verlenging) vermelde attesten, een kopie van het aanslagbiljet voor personenbelasting over te maken, waarop de categorie « bezoldigingen van bedrijfsleiders » dient te figureren, waaruit men kan afleiden dat de vreemdeling zelfstandige activiteiten uitoefent.

B.5.2. Einde van het verblijf Voor de hypothese waarin de vreemdeling er niet in slaagt om de hierboven vermelde documenten over te leggen, kan verwezen worden naar de opmerkingen vermeld in de punten B.4.1.1. tot B.4.4.1. (zie eerste verlenging).

Voorts wordt een vreemdeling geacht niet meer aan de basisvoorwaarde inzake zijn verblijf te voldoen in de in de punten B.4.1.2. tot B.4.4.2. (zie eerste verlenging) vermelde hypotheses.

Zo nodig dient de vreemdeling, na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. (d.w.z. na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd of vernieuwd werd voor hetzij een tweede hetzij een derde aanvullende periode van een jaar), in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten.

B.6. Zesde fase : toekenning van de machtiging tot verblijf voor onbeperkte duur in het Rijk.

De PECO-onderdaan verkrijgt de mogelijkheid om een machtiging tot voorlopig verblijf voor onbeperkte duur te bekomen op het moment dat de vreemdeling bewezen heeft dat hij op duurzame wijze zelfstandige activiteiten uitoefent.

Na vijf jaar verblijf zal de Dienst Vreemdelingenzaken dan ook instructies verschaffen aan het bevoegd gemeentebestuur om de vermelding « tijdelijk verblijf » die voorkomt op het B.I.V.R. te schrappen, dit voor zover natuurlijk nog altijd aan de basisvoorwaarde inzake het verblijf voldaan wordt.

Dit betekent in concreto dat een PECO-onderdaan na vijf jaar (= 6 ma + 6 ma + 12 ma + 12 ma + 12 ma + 12 ma), de mogelijkheid verkrijgt om in het bezit gesteld te worden van een definitieve verblijfsvergunning.

Ten einde een B.I.V.R. voor onbeperkte duur te bekomen, dient de vreemdeling één maand voor de afloop van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een vierde aanvullende periode van een jaar, de in de punten B.5.1.1. tot B.5.1.4. vermelde documenten over te maken.

Voor de hypothese waarin de vreemdeling er niet in slaagt om de vereiste documenten over te leggen, kan verwezen worden naar de opmerkingen vermeld in punt B.5.2.

Voorts wordt een vreemdeling geacht niet meer aan de basisvoorwaarde inzake zijn verblijf te voldoen in de in punt B.5.2.vermelde hypotheses.

Zo nodig dient de vreemdeling, na het verstrijken van de geldigheidsduur van het B.I.V.R. dat verlengd werd voor een vierde aanvullende periode van een jaar, in het bezit gesteld te worden van een bevel om het grondgebied te verlaten.

III. EINDOPMERKINGEN A. Wijziging en uitbreiding van zelfstandige activiteiten op een ogenblik dat nog geen definitieve verblijfsvergunning bekomen werd.

A.1. Wijziging van de zelfstandige activiteiten Het is de PECO-onderdaan toegestaan om tijdens zijn verblijf in België andere zelfstandige activiteiten te gaan uitoefenen dan deze waarvoor hij initieel een voorlopige verblijfsvergunning bekomen had.

Hij dient hiervoor echter wel de nodige formaliteiten te vervullen (nieuw vestigingsgetuigschrift of distributieattest of attest afgeleverd door het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat er voor de zelfstandige activiteit die de vreemdeling verklaart te zullen ondernemen, geen vestigingsgetuigschrift of distributieattest vereist is, nieuw attest van het Ministerie van Middenstand waaruit blijkt dat de zelfstandige activiteit niet uitgesloten is door de toepasbare Associatie-overeenkomst, nieuwe inschrijving in het handels- of ambachtsregister, nieuw BTW-nummer,...).

Wat zijn verblijfstoestand betreft, dient benadrukt te worden dat de betrokkene opnieuw een termijn van vijf jaar dient te doorlopen alvorens hij in aanmerking kan komen voor een definitieve verblijfsvergunning (zie punt II). Hij dient immers opnieuw te bewijzen dat hij op een duurzame wijze de nieuw aangevatte zelfstandige activiteiten zal uitoefenen.

A.2. Uitbreiding van de zelfstandige activiteiten De PECO-onderdaan kan ervoor opteren om naast de zelfstandige activiteiten waarvoor hij initieel een voorlopige verblijfsvergunning bekomen had, andere zelfstandige activiteiten aan te vatten.

Voor deze nieuwe activiteiten dient hij echter wel de nodige formaliteiten te vervullen (zie supra). 1. Indien deze nieuwe activiteiten accessoir zijn t.a.v. de oorspronkelijke zelfstandige activiteiten waarvoor een voorlopige verblijfsvergunning bekomen werd, dient de betrokkene niet opnieuw een termijn van vijf jaar te doorlopen om een definitieve verblijfsvergunning te bekomen.

De toekenning van de definitieve verblijfsvergunning zal m.a.w. afhangen van het duurzaam karakter van de oorspronkelijk aangevatte zelfstandige activiteiten, zijnde de hoofdactiviteiten. 2. Indien deze nieuwe zelfstandige activiteiten, de hoofdactiviteiten worden en de oorspronkelijk aangevatte activiteiten ten accessoire titel uitgeoefend worden, spreekt het voor zich dat de betrokkene opnieuw een termijn van vijf jaar dient te doorlopen alvorens in aanmerking te komen voor een definitieve verblijfsvergunning (zie punt II). Hij dient immers opnieuw te bewijzen dat hij op een duurzame wijze de nieuw aangevatte zelfstandige activiteiten zal uitoefenen.

B. Toepassing van de omzendbrief over de toepassing van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980 en de regularisatie van bijzondere situaties PECO-onderdanen die tijdens hun regelmatig en legaal verblijf voor korte duur in het Rijk, de formaliteiten vervullen die recht geven op de afgifte van een M.V.V., kunnen op basis van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980, een statuutswijziging vragen.

In dit kader kan verwezen worden naar de omzendbrief van 15 december 1998 betreffende de toepassing van artikel 9, derde lid, van de wet en de regularisatie van bijzondere situaties (Belgisch Staatsblad 19 december 1998). In deel I, punt 2.1. van deze omzendbrief wordt gesteld dat buitengewone omstandigheden vermoed worden aanwezig te zijn, wanneer alle voorwaarden vervuld zijn om een verblijfsvergunning te bekomen, en wanneer de aanvraag voor het bekomen van de machtiging tot verblijf wordt ingediend op een ogenblik dat de betrokkene hier nog legaal verblijft.

De omzendbrief geeft als voorbeeld van voorwaarden die vervuld zijn om een verblijfsvergunning te bekomen: de inschrijving als student, het bekomen van een arbeidskaart of beroepskaart en het vervullen van de reglementering inzake samenwoonst.

De bovenvermelde redenering geldt ook voor PECO-onderdanen die tijdens hun kort verblijf, de nodige documenten overmaken die recht geven op de afgifte van een M.V.V. Elke inlichting aangaande het onderwerp van deze omzendbrief kan verkregen worden: 1) bij de Dienst Vreemdelingenzaken (tel.02/206.13.00): - bureau visa (voor de individuele gevallen die een aanvraag tot het bekomen van een machtiging tot voorlopig verblijf hebben ingediend); - bureau AN (voor de andere individuele gevallen); - studiebureau (voor elke vraag van juridische aard). 2) bij het Ministerie van Middenstand, Dienst Beroepskaarten: - Mevr.K. De Bruecker (tel.: 02/208.51.48); - Mr. R. Luystermans (tel.:02/208.51.40).

Brussel, 22 december 1999.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS _______ Nota's (1) Zie programmawet van 10/2/1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap (Belgisch Staatsblad, 21/2/1998).(2) Van het getuigschrift waaruit blijkt dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan, zijn voorlopig vrijgesteld de overnemers van een onderneming gedurende een jaar volgend op deze overname (artikel 10, § 1, 1°, van de wet van 15 december 1970 op de uitoefening van beroepswerkzaamheden in de kleine en grote handels- en ambachtsondernemingen).(3) Er wordt vanuit gegaan dat het vennootschappen met rechtspersoonlijkheid betreft.(4) Indien de betrokkene door de fiscus beschouwd wordt als een bezoldigd werknemer is dit een belangrijk indicatief element voor de Dienst Vreemdelingenzaken

Bijlage I LIJST VAN SECTOREN UITGESLOTEN DOOR DE ASSOCIATIE-OVEREENKOMSTEN In alle Associatie-overeenkomsten worden de diensten in het kader van het luchtverkeer, het vervoer over de binnenwateren en cabotage in het zeevervoer uitgesloten. Verder worden in de Associatie-overeenkomst m.b.t. Hongarije de volgende activiteiten uitgesloten : - landbouw, bosbouw en visserij, de verwerking van landbouw-, bosbouw, -en visserijproducten alsmede diensten i.v.m. landbouw, bosbouw en visserij en met de producten daarvan niet inbegrepen; - eigendom, verkoop, langlopende huur of gebruiksrecht van vastgoed, grond en nationale hulpbronnen; - juridische diensten, adviesverlening aan bedrijven, onder meer over relevante juridische aspecten, niet inbegrepen; - organisatie van kansspelen, weddenschappen, loterijen en soortgelijke activiteiten.

Voorts sluit de Associatie-overeenkomst met Polen, de volgende activiteiten uit : - aankoop en verkoop van natuurlijke hulpbronnen; - aankoop en verkoop van landbouwgrond en bossen.

In de Associatie-overeenkomsten met Tsjechië en Slowakije zijn de volgende sectoren uitgesloten : - aankoop en verkoop van natuurlijke hulpbronnen; - aankoop en verkoop van landbouwgrond en bossen; - monumenten en gebouwen met een culturele en historische waarde.

In de Associatie-overeenkomst met Bulgarije zijn de rechtshandelingen betreffende onroerend goed in grensgebieden in overeenstemming met de in bepaalde Lidstaten van de Gemeenschap geldende wetgeving, uitgesloten.

In de Associatie-overeenkomst met Roemenië worden de wettelijke besluiten aangaande onroerend goed in grensgebieden in overeenstemming met de in bepaalde Lidstaten geldende wetgeving, uitgesloten.

In de Associatie-overeenkomsten met Estland, Letland en Litouwen tenslotte geldt hetzelfde voorbehoud, maar dit mag niet worden toegepast op een wijze die onverenigbaar is met de meest begunstigingsclausule.

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^