gepubliceerd op 10 april 2001
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de modaliteiten van de storting van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, aan de sectorale fondsen van de privé non-profit sector
7 MAART 2001. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de modaliteiten van de storting van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, aan de sectorale fondsen van de privé non-profit sector (1)
De Minister van Werkgelegenheid, De Minister van Sociale Zaken, De Minister van Volksgezondheid, Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 35, § 5, derde lid, vervangen bij de wetten van 26 maart 1999 en 24 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, inzonderheid op artikel 2, vijfde lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 april 1998 en 3 mei 1999;
Gelet op het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de modaliteiten van de storting van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, aan de sectorale fondsen van de privé non-profit sector, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 6 juli 1999, 10 januari 2000 en 8 juni 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 december 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 17 januari 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegend dat het dwingend is dat de werkgevers van de privé non-profit sector vanaf 1 januari 2001 de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid kunnen blijven genieten en dat de arbeidsplaatsen gecreëerd in dit kader moeten behouden blijven en met dit doel de nodige middelen aan de sectoriële fondsen zonder discontinuïteit moeten toegekend worden, Besluit :
Artikel 1.Artikel 2 van het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de modaliteiten van de storting van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit-sector, aan de sectorale fondsen van de privé non-profit sector, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 6 juli 1999, 10 januari 2000 en 8 juni 2000, wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.Voor het eerste semester van het jaar 2001, stort de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan de sectorale fondsen de volgende bedragen : - Fonds Sociale Maribel voor de privé-ziekenhuizen : 48 247 039,53 EUR; - Fonds Sociale Maribel voor de erkende rusthuizen en de rust- en verzorgingstehuizen van de privé-sector : 21 641 457,96 EUR; - Fonds Sociale Maribel revalidatiecentra : 1 304 285,58 EUR; - Fonds Maribel social des centres de revalidation : 502 002,98 EUR; - Fonds Sociale Maribel voor de sector opvang van kinderen : 1 635 111,89 EUR; - Fonds Maribel social pour le secteur des milieux d'accueil d'enfants : 1 183 251,57 EUR; - Fonds Sociale Maribel voor de thuisverzorging sector : 3 872 512,08 EUR; - Fonds Sociale Maribel voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten : 2 369 384,90 EUR; - Fonds Maribel social pour les établissements et les services de santé : 1 651 826,11 EUR; - Fonds Maribel social pour les établissements et les services de santé bicommunautaires : 1 484 107,55 EUR; - Fonds Sociale Maribel voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp : 6 176 769,15 EUR; - Fonds Maribel social R.W. - R.B. - C.G. : 3 039 682,80 EUR; - Fonds Sociale Maribel voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap : 15 227 807,95 EUR; - Fonds sectoriel Mirabel : 8 744 419,30 EUR; - Sociaal Fonds Sociale Maribel van de sociaal-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap : 5 968 705,92 EUR; - Fonds Social Maribel Social du secteur socioculturel des Communautés française et germanophone : 5 923 174,08 EUR; - V.Z.W. Sociaal Maribel Fonds voor de « entreprises d'insertion » die de vorm van v.z.w. hebben en de sociale werkplaatsen van de privé sector : 1 588 427,34 EUR; - Fonds Sociale Maribel voor de instellingen en diensten behorend tot de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die ressorteren onder het paritair comité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen : 97 403,56 EUR; - Fonds social bruxellois `Maribel social' voor de bevordering van de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen : 958 206,74 EUR; - Vlaams Sociaal Fonds voor de bevordering van de tewerkstelling in de ondernemingen voor beschutte tewerkstelling : 8 740 769,81 EUR; - Sociaal Fonds ter bevordering van de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen : 3 612 565,50 EUR. »
Art. 2.Het artikel dat in de eerste rij van onderstaande tabel worden vermeld, heeft betrekking op dit ministerieel besluit. Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de eerste kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van dit koninklijk besluit tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de tweede kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2001.
Brussel, 7 maart 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 29 juni 1981, Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981; Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999;
Wet van 24 december 1999, Belgisch Staatsblad van 27 januari 2000;
Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.
Koninklijk besluit van 16 april 1998, Belgisch Staatsblad van 24 april 1998.
Koninklijk besluit van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 9 juni 1999.
Ministerieel besluit van 4 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 24 juni 1999.
Ministerieel besluit van 6 juli 1999, Belgisch Staatsblad van 20 juli 1999.
Ministerieel besluit van 10 januari 2000, Belgisch Staatsblad van 24 maart 2000.
Ministerieel besluit van 8 juni 2000, Belgisch Staatsblad van 13 juli 2000.