gepubliceerd op 13 juli 2000
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de modaliteiten van de storting van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, aan de sectorale fondsen van de privé non-profit sector
8 JUNI 2000. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de modaliteiten van de storting van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, aan de sectorale fondsen van de privé non-profit sector (1)
De Minister van Werkgelegenheid, De Minister van Sociale Zaken, De Minister van Volksgezondheid, Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 35, § 5, derde lid, vervangen bij de wetten van 26 maart 1999 en 24 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, inzonderheid op artikel 2, vijfde lid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 april 1998 en 3 mei 1999;
Gelet op het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de modaliteiten van de storting van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, aan de sectorale fondsen van de privé non-profit sector, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 6 juli 1999 en 10 januari 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 april 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 mei 2000;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegend dat het dwingend is dat de werkgevers van de privé non-profit sector vanaf 1 juli 2000 de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid kunnen blijven genieten en dat de arbeidsplaatsen gecreëerd in dit kader moeten behouden blijven en met dit doel de nodige middelen aan de sectoriële fondsen zonder discontinuïteit moeten toegekend worden; dat tevens de verhoogde bijdragevermindering in de non-profit sector zo spoedig mogelijk moet toekomen bij deze fondsen om hen in staat te stellen bijkomende banen te creëren, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1, tweede lid van het ministerieel besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de modaliteiten van de storting van de forfaitaire vermindering, bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, aan de sectorale fondsen van de privé non-profit sector, wordt vervangen als volgt : « Artikel. 1. Deze bepaling is van toepassing vanaf 1 juli 2000 op de sector van de beschutte werkplaatsen ten belope van het in artikel 2 vermelde bedrag. Voor de sector van de gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, is deze bepaling van toepassing vanaf 1 juli 1999. » Art.2. Artikel 2 van het hetzelfde besluit gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 6 juli 1999 en 10 januari 2000 wordt vervangen als volgt : «
Art. 2.Voor het tweede semester van het jaar 2000, stort de Rijksdienst voor sociale zekerheid aan de sectorale fondsen de volgende bedragen : - Fonds Sociale Maribel voor de privé-ziekenhuizen : 1 934 795 250 frank; - Fonds Sociale Maribel voor de erkende rusthuizen en de rust- en verzorgingstehuizen van de privé-sector : 867 759 750 frank; - Fonds Sociale Maribel revalidatiecentra : 52 289 250 frank; - Fonds Maribel social des centres de revalidation : 20 111 250 frank; - Fonds Sociale Maribel voor de sector opvang van kinderen : 65 565 000 frank; - Fonds Maribel social pour le secteur des milieux d'accueil d'enfants : 47 406 750 frank; - Fonds Sociale Maribel voor de thuisverzorging sector : 155 263 500 frank; - Fonds Sociale Maribel voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten : 94 999 500 frank; - Fonds Maribel social pour les établissements et les services de santé : 66 239 250 frank; - Fonds Maribel social pour les établissements et les services de santé bicommunautaires : 59 287 500 frank; - Fonds Sociale Maribel voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp : 247 682 250 frank; - Fonds Maribel social R.W. - R.B. - C.G. : 121 876 500 frank; - Fonds Sociale Maribel voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap : 610 661 250 frank; - Fonds sectoriel Mirabel : 350 656 500 frank; - Sociaal Fonds Sociale Maribel van de sociaal-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap : 238 382 250 frank; - Fonds social Maribel social du secteur socioculturel des Communautés française et germanophone : 236 754 750 frank; - V.Z.W. Sociaal Maribel Fonds voor de « entreprises d'insertion » die de vorm van v.z.w. hebben en de sociale werkplaatsen van de privé sector : 62 612 250 frank; - Fonds Sociale Maribel voor de instellingen en diensten behorend tot de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die ressorteren onder het paritair comité van de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen : 3 882 750 frank; - Fonds social pour la Promotion de l'Emploi dans les entreprises de travail adapté : 27 419 000 frank; - Sectoraal fonds betreffende de sociale maribel voor de beschutte werkplaatsen bevoegd voor het Brussels Gewest en Vlaanderen vanaf de oprichting : 54 428 500 frank. » De bedragen die overeenkomen met de dotaties van het eerste semester 2000, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 10 januari 2000 tot wijziging van voorliggend besluit, worden beschouwd als definitief.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2000.
Brussel, 8 juni 2000.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Volksgezondheid, Mevr. M. AELVOET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 29 juni 1981, Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981; Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999;
Wet van 24 december 1999, Belgisch Staatsblad van 27 januari 2000;
Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.
Koninklijk besluit van 16 april 1998, Belgisch Staatsblad van 24 april 1998.
Koninklijk besluit van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 9 juni 1999.
Ministerieel besluit van 4 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 24 juni 1999.
Ministerieel besluit van 6 juli 1999, Belgisch Staatsblad van 20 juli 1999.
Ministerieel besluit van 10 januari 2000, Belgisch Staatsblad van 24 maart 2000.