Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 juni 2003
gepubliceerd op 18 juli 2003

Koninklijk besluit betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003014189
pub.
18/07/2003
prom.
29/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/29/2003014189/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 JUNI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen;

Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 28 juli 1987 en op artikel 3 zoals gewijzigd bij de wet van 3 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1993 betreffende het opleidingsgetuigschrift voor bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke, andere dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 juni 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 11 juli 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 12 juli 2002 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 34960/4, gegeven op 20 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen bij de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van Onze Minister belast met Mobiliteit en Vervoer en van Onze Minister van Economie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit zet de richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lid-Staten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg om in Belgisch recht.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « ADR » : het Europees Verdrag betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en zijn bijlagen, ondertekend te Genève op 30 september 1957 en goedgekeurd bij de wet van 10 augustus 1960; 2° « klassen » : de klassen van gevaarlijke goederen opgesomd in paragraaf 2.1.1.1 van bijlage A bij het ADR; 3° « gevaarlijke goederen » : de goederen die als gevaarlijke goederen gedefinieerd worden in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR, met uitzondering van die welke behoren tot de klasse 7; 4° « MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig » : de MEGC, tank, vaste tank, afneembare tank, mobiele tank, tankcontainer, transporteenheid, batterijvoertuig gedefinieerd in afdeling 1.2.1 van bijlage A bij het ADR; 5° « bevoegde overheid » : - de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, wanneer het gaat om de gevaarlijke stoffen van klasse 1; - de Minister tot wiens bevoegdheid het Vervoer behoort, wanneer het gaat om de gevaarlijke stoffen van de anderen klassen; 6° « gemachtigde van de Minister tot wiens bevoegdheid het Vervoer behoort » : de leidinggevende ambtenaar van de federale overheidsdienst tot wiens bevoegdheid het vervoer van gevaarlijke goederen andere dan die van de klasse 1 behoort;7° « gemachtigde van de Minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoort » : het hoofd van de dienst der springstoffen van de federale overheidsdienst die het vervoer van gevaarlijke goederen van klasse 1 onder zijn bevoegdheid heeft. HOOFDSTUK II. - Opleidingsgetuigschrift

Art. 3.§ 1. De bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke goederen over de weg vervoeren - in vaste of afneembare tanks met een inhoud van meer dan 1 000 liter, - in batterijvoertuigen met een totale inhoud van meer dan 1 000 liter, - in tankcontainers, mobiele tanks of MEGC's met een individuele inhoud van meer dan 3 000 liter, moeten houder zijn van een opleidingsgetuigschrift van categorie II, behalve wanneer een vrijstelling van paragraaf 1.1.3 van bijlage A bij het ADR van toepassing is. § 2. De bestuurders van transporteenheden die goederen van klasse 1 over de weg vervoeren in grotere hoeveelheden dan die bedoeld in paragraaf 1.1.3.6 van bijlage A bij het ADR, moeten houder zijn van een opleidingsgetuigschrift van categorie III. § 3. De bestuurders van voertuigen - die gevaarlijke goederen over de weg vervoeren, - met een maximaal toegelaten massa van meer dan 3 500 kg, en - die niet beoogd worden in paragraaf 1 en 2, moeten houder zijn van een opleidingsgetuigschrift van categorie I, behalve wanneer een vrijstelling van hoofdstuk 1.1.3 van bijlage A bij het ADR van toepassing is.

Art. 4.De opleidingsgetuigschriften worden opgesteld conform het model in bijlage I en hebben een geldigheid van vijf jaar.

Een opleidingsgetuigschrift van categorie I is geldig voor de klassen 2, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1, 6.2, 8 en 9 anders dan in tanks.

Een opleidingsgetuigschrift van categorie II is geldig voor de klassen 2, 3, 4.1, 4.2, 4.3, 5.1, 5.2, 6.1, 6.2, 8 en 9 in tanks.

Een opleidingsgetuigschrift van categorie III is geldig voor de klasse 1.

Eenzelfde opleidingsgetuigschrift kan verschillende categorieën combineren.

Elk opleidingsgetuigschrift afgeleverd door de bevoegde overheid van een Verdragspartij van het ADR of door een door die overheid erkende instelling, volgens het model weergegeven in paragraaf 8.2.2.8.3 van bijlage B bij het ADR, wordt tijdens zijn gehele geldigheidsduur aanvaard. HOOFDSTUK III. - Opleiding

Art. 5.Om het opleidingsgetuigschrift te behalen, moet de kandidaat een initiële opleiding krijgen en slagen voor het overeenstemmend examen.

De voornaamste doelstellingen van de opleiding zijn de aandacht van de bestuurders te vestigen op de risico's verbonden aan het vervoer van gevaarlijke stoffen en hun de nodige grondbeginselen bij te brengen om de kansen op een incident te minimaliseren en om - indien zich toch een incident mocht voordoen - hen toe te laten de voor zichzelf, voor de bevolking en voor het milieu vereiste veiligheidsmaatregelen te nemen en de gevolgen van het incident te beperken.

De individuele praktische oefeningen moeten ingepast worden in de theoretische opleiding en tenminste eerste hulp, brandbestrijding en de bij een incident of ongeval te nemen maatregelen omvatten.

Art. 6.§ 1. Voor het behalen van een opleidingsgetuigschrift van categorie I bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit een basiscursus, die de in bijlage II aangegeven stof omvat. § 2. Voor het behalen van een opleidings-getuigschrift van categorie II bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit : - de in § 1 beoogde basiscursus, en - de specialisatiecursus voor tankvervoer die de in bijlage III aangegeven stof omvat. § 3. Voor het behalen van een opleidings-getuigschrift van categorie III bestaat de in artikel 5 beoogde initiële opleiding uit : - de in § 1 beoogde basiscursus, en - de specialisatiecursus die de in bijlage IV aangegeven stof omvat. § 4. De bevoegde overheid of haar gemachtigde bepaalt de nadere regelen met betrekking tot de praktische organisatie van de opleiding per omzendbrief.

Art. 7.Op initiatief van de in artikel 15 bedoelde examencommissie wordt voor elke in artikel 6 beoogde cursus een leerboek opgesteld en door haar goedgekeurd. Het wordt gebruikt door de in artikel 8 bedoelde instellingen, die een exemplaar ter beschikking stellen aan elke kandidaat die bij hen de desbetreffende cursus volgt.

De cursussen kunnen gegeven worden met behulp van elke andere didactische methode, de informatie- en communicatietechnologie inbegrepen. HOOFDSTUK IV. - Erkenning en verplichtingen van de instellingen die het onderricht verstrekken

Art. 8.De bevoegde overheid erkent de instellingen die de in artikel 6 gedefinieerde basiscursus en/of één of de beide specialisatiecursussen verstrekken en schorst of trekt in voorkomend geval de erkenning weer in.

De bevoegde overheid maakt de erkenning, de schorsing en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad .

Art. 9.Om erkend te kunnen worden voor het verstrekken van de in artikelen 5 en 21 bedoelde opleiding moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden : 1° het statuut bezitten van : - scholingscentrum opgericht door de openbare macht of door de instellingen die er van afhangen, of - onderwijsinstelling opgericht of erkend door de Gemeenschappen, of - private instelling opgericht als vereniging zonder winstgevend doel, of - officiële beroepsvereniging;2° de initiële en bijscholingscursussen waarvoor de erkenning wordt gevraagd, enkel op het Belgisch grondgebied verstrekken;3° beschikken over een gepaste infrastructuur, inzonderheid lokalen en gronden, alsook het lesmateriaal dat nodig is om de initiële- en bijscholingsopleiding te verstrekken voor groepen van ten minste 10 personen;4° niet meer dan 30 kandidaten per cyclus aanvaarden;5° het bedrag van het inschrijvingsrecht dat aan de deelnemers wordt gevraagd zodanig berekenen dat het slechts de kosten dekt veroorzaakt door de opleiding, en op eenvoudig verzoek van de in artikel 2 genoemde gemachtigde alle gegevens overleggen die tot de bepaling van dit bedrag hebben geleid;6° ten minste één maand vooraf de in artikel 2 genoemde gemachtigde in lichten omtrent de datum, de plaats en de taal van iedere initiële of bijscholingsopleiding.

Art. 10.§ 1. De aanvraag tot erkenning van instellingen die de cursussen verstrekken wordt ingediend, volgens het geval, ofwel bij de gemachtigde van de Minister tot wiens bevoegdheid het Vervoer behoort ofwel bij de gemachtigde van de Minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoort. § 2. Deze aanvraag dient de volgende gegevens te bevatten : 1° de benaming, het statuut en het adres van de instelling;2° een lijst van de cursussen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd en een gedetailleerd leerplan dat de onderwezen onderwerpen preciseert en het tijdschema en de geplande lesmethodes aangeeft;3° de lijst van de personen die de voornoemde cursussen zullen geven, met opgaaf, voor elk van hen, van de volgende gegevens : - naam, voornamen, volledig adres en nummer van de identiteitskaart of van het paspoort; - de kwalificaties van de lesgevers en de domeinen waarin ze werkzaam zijn; - de aard van zijn juridische band met de instelling die de aanvraag indient; 4° de taal of talen waarin de cursussen verstrekt zullen worden;5° een beschrijving van de infrastructuur en van het lesmateriaal dat ter beschikking staat, met opgave van het adres van de lokalen, de ligging van de gronden, alsook de aard en de hoeveelheid van het gebruikte lesmateriaal;6° het bedrag van het inschrijvingsrecht dat aan de deelnemers zal gevraagd worden;7° een verklaring waarin de instelling zich verbindt om te voldoen aan de voorwaarden van artikel 9, 2°, 4°, 5° en 6°. § 3. De instelling brengt de in § 1 bedoelde gemachtigde onmiddellijk op de hoogte van elke wijziging van de in § 2 omschreven gegevens.

Art. 11.§ 1. De erkenning van de instelling die : - ofwel niet meer voldoet aan de in artikel 9 voorziene vereisten, - ofwel de verplichtingen van dit besluit of van de ministeriële besluiten genomen krachtens dit besluit of van de haar verstrekte instructies niet correct naleeft, kan voor een termijn van minstens twee maanden en hoogstens zes maanden geschorst worden nadat de verantwoordelijke van de instelling de mogelijkheid heeft gehad om zich te verantwoorden.

Indien er ondanks een voorafgaande schorsingsmaatregel wordt vastgesteld dat de in eerste lid genoemde voorwaarden nog altijd niet nageleefd worden, wordt de erkenning van de instelling ambtshalve ingetrokken.

Gedurende de schorsingsperiode of na de intrekkingsbeslissing mag geen enkele opleiding beginnen. § 2. De intrekking wordt per aangetekend schrijven aan de instelling betekend.

Art. 12.De instellingen bedoeld in artikel 8, houden een jaarregister waarin per volgnummer worden vermeld : de identiteit van de ingeschreven kandidaten, de inschrijvingsdatum, de datum van de gegeven lessen met vermelding, zonder enig wit vlak of leemte, van de aanwezigheid of afwezigheid van de kandidaten. Een kolom moet worden bestemd voor eventuele opmerkingen.

Deze gegevens kunnen ook opgeslagen worden op dragers voor geïnformatiseerde dataverwerking.

Deze gegevens worden gedurende ten minste zes jaar bewaard. HOOFDSTUK V. - Voorwaarden gesteld aan de personen die het onderricht verstrekken

Art. 13.§ 1. De personen die het praktisch onderricht verstrekken betreffende de eerste hulp en de maatregelen die moeten getroffen worden bij incident of ongeval, moeten aan volgende voorwaarden voldoen : 1° volle 21 jaar oud zijn;2° van goed gedrag en zeden zijn. § 2. De personen die het praktisch onderricht verstrekken bedoeld in punt o) van bijlage II moeten bovendien in het bezit zijn van een geldig Europees brevet van eerste hulp, goedgekeurd in 1993 door de maatschappijen van het Rode Kruis van de landen van de Europese Unie, of van een ander ten minste gelijkwaardig diploma.

De gemachtigde van de Minister tot wiens bevoegdheid het Vervoer behoort, bepaalt welke diploma's gelijkwaardig zijn. HOOFDSTUK VI. - Examens

Art. 14.Op het examen moet de kandidaat aantonen de kennis, het inzicht en de vaardigheden te bezitten die nodig zijn om het beroep van bestuurder van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren te kunnen uitoefenen, zoals aangeleerd in de basiscursus.

Het in artikel 5 beoogd examen gaat over dezelfde leerstof als de overeenstemmende initiële opleiding en bestaat uit één of meerdere testen. Iedere test stemt overeen met een van de in artikel 6 voorgeschreven cursussen. Om te slagen voor het examen moet de kandidaat ten minste 50 % van de punten behalen voor iedere test.

Art. 15.§ 1. Een examencommissie voor klasse 1 en een examencommissie voor de andere klassen worden aangesteld. § 2. De examencommissies bestaan uit : 1° een voorzitter, deze is de in artikel 2 aangeduide gemachtigde, 2° een door de voorzitter aangeduide ondervoorzitter, 3° vijf door de voorzitter aangeduide ambtenaren, 4° een door de voorzitter aangeduide secretaris. De examencommissies beraadslagen op geldige wijze als ten minste de helft van de leden aanwezig is.

De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter of bij zijn afwezigheid door de ondervoorzitter.

De beslissingen van de examencommissies worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering beslissend. § 3. De examencommissie voor klasse 1 houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de in artikel 6, § 3, beoogde specialisatiecursus. De examencommissie voor de andere klassen houdt zich bezig met de testen die betrekking hebben op de in artikel 6, § 1, beoogde basiscursus en op de in artikel 6, § 2, beoogde specialisatiecursus. § 4. De examencommissies stellen de vragen op voor de testen.

Ze stellen de procedures en regels vast met betrekking tot : - de examenzittingen; - de inschrijving van de kandidaten voor de testen; - de keuze van de vragen en de verbetering van de antwoorden; - het mededelen van de resultaten van de testen.

Ze duiden de verbeteraars aan.

Art. 16.§ 1. De bevoegde overheid mag instellingen erkennen om de examencommissie bij te staan voor de materiële organisatie van de testen.Deze instellingen zijn toegelaten om de inschrijvingskosten voor de testen te innen bij de kandidaten. De inschrijvingskosten dekken de kosten van de organisatie en van de verbetering. De inschrijving voor de testen is slechts ontvankelijk als de inschrijvingskosten betaald zijn. Deze zijn slechts terugbetaalbaar in geval van overmacht.

De bevoegde overheid maakt de erkenning en het intrekken ervan bekend in het Belgisch Staatsblad . § 2. De bevoegde overheid of de examencommissie bepaalt de overige nadere regelen met betrekking tot de examens.

Art. 17.De erkenningvoorwaarden voor de in artikel 16 bedoelde instelling - hierna « examencentrum » genoemd - zijn de volgende : 1° opgericht zijn door de openbare macht of door de instellingen die er van afhangen, of een onderwijsinstelling zijn, opgericht of erkend door de Gemeenschappen;2° geen opleidingsactiviteit uitoefenen zoals bedoeld in de artikelen 5 en 21;3° een ervaring van ten minste 3 jaar bezitten in het organiseren van examens in het algemeen;4° beantwoorden aan het lastenboek waarin de rechten en de plichten van het examencentrum zijn opgenomen, zoals vastgesteld door de bevoegde examencommissie;5° over personeel beschikken dat een toereikende kennis bezit op het gebied van het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Art. 18.De erkenning van het examencentrum dat : - ofwel niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van artikel 17, - ofwel de verplichtingen van onderhavig besluit of van de ministeriele besluiten genomen krachtens dit besluit of van de haar door de examencommissie verstrekte instructies niet correct naleeft, wordt ambtshalve ingetrokken nadat de verantwoordelijke van het centrum de mogelijkheid werd geboden om zich te verantwoorden. HOOFDSTUK VII. - Afgifte van de opleidingsgetuigschriften

Art. 19.De opleidingsgetuigschriften worden afgegeven door de in artikel 15 beoogde examencommissie bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1.

De in artikel 6, § 3, gedefinieerde opleidingsgetuigschriften van categorie III vormen een uitbreiding van geldigheid van de opleidingsgetuigschriften van categorie I gedefinieerd in artikel 6, § 1, en worden door de examencommissie bedoeld in alinea 1 afgegeven op basis van een attest van de examencommissie bevoegd voor klasse 1. Dit attest, conform het model in bijlage V, wordt binnen een termijn van maximum twee weken overgemaakt.

De Minister tot wiens bevoegdheid het Vervoer behoort of de examencommissie bevoegd voor de andere klassen dan klasse 1 bepaalt de overige nadere regelen met betrekking tot de afgifte van de opleidingsgetuigschriften.

Art. 20.§ 1. Als het opleidingsgetuigschrift is verloren gegaan, gestolen, beschadigd, onleesbaar geworden of vernield, kan een duplicaat aangevraagd worden bij de gemachtigde van de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort. § 2. Om een duplicaat te verkrijgen : - doet de houder bij de dichtstbijgelegen politiedienst aangifte van het verlies, van de diefstal of van de vernietiging van zijn getuigschrift en hij voegt bij zijn aanvraag het attest van die aangifte; - dient het te vervangen getuigschrift bij de aanvraag om een duplicaat gevoegd te worden als dit wordt aangevraagd om een andere reden dan diefstal, verlies of vernietiging. § 3. Het opleidingsgetuigschrift dat vervangen werd door een duplicaat verliest zijn geldigheid.

Indien de houder, nadat hem een duplicaat is afgegeven, opnieuw in het bezit komt van het gestolen of verloren opleidingsgetuigschrift, dient hij dit onmiddellijk terug te bezorgen aan de overheid die het heeft afgegeven. § 4. Op elk duplicaat wordt de vermelding « DUPLICATA » op duidelijke wijze aangebracht. HOOFDSTUK VIII. - Verlenging van het opleidingsgetuigschrift

Art. 21.De geldigheid van het opleidingsgetuigschrift wordt telkenmale met vijf jaar verlengd indien de houder in de loop van het jaar dat aan de vervaldag van het getuigschrift voorafgaat een bijscholingsopleiding heeft gevolgd en geslaagd is in de bijhorende controletest. Enkel de categorieën waarvoor het getuigschrift geldig is komen hiervoor in aanmerking.

De nieuwe geldigheidsperiode vangt aan vanaf de vervaldatum van het getuigschrift.

Art. 22.De bijscholingsopleiding heeft tot doel de basisopleiding op te frissen en de kennis van de bestuurders up-to-date te brengen. Ze heeft onder meer betrekking op de nieuwigheden : - op technisch gebied, - op juridisch gebied, en - op het gebied van de te vervoeren stoffen.

De voorschriften die van toepassing zijn op de initiële opleiding zijn bij analogie van toepassing op de bijscholingsopl eiding; de voorschriften die van toepassing zijn op het examen zijn bij analogie van toepassing op de controletest. HOOFDSTUK IX. - Controlebepalingen

Art. 23.De door de Minister tot wiens bevoegdheid het vervoer behoort of door zijn gemachtigde genoemde ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van dit besluit, van de ministeriële besluiten genomen krachtens dit besluit en de onderrichtingen van de minister of diens gemachtigde wat betreft de andere klassen dan klasse 1.

De ambtenaren van de dienst der springstoffen van de federale overheidsdienst die het vervoer van gevaarlijke goederen van klasse 1 onder zijn bevoegdheid heeft waken over de toepassing van de voorschriften van dit besluit, de ministeriële besluiten genomen krachtens dit besluit en de onderrichtingen van de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren of diens gemachtigde voor wat klasse 1 betreft.

De ambtenaren krachtens of door dit artikel gemachtigd, zijn eveneens belast met : - het toezicht op de naleving en het vaststellen van de overtredingen van de voorwaarden die door de bevoegde overheid werden vastgesteld voor het erkennen van de in artikel 8, beoogde instellingen; - het vaststellen of de voorwaarden voor de schorsing of het intrekken van de erkenning vervuld zijn.

Art. 24.§ 1. De overtredingen van de besluiten vermeld in artikel 23, eerste lid, worden gestraft met de straffen gesteld in artikel 2, § 1, van de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg. § 2. De overtredingen van de besluiten vermeld in artikel 23, tweede lid, worden gestraft met de straffen gesteld in de artikelen 5 tot 9 van de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmede geladen tuigen. HOOFDSTUK X. - Overgangsbepalingen

Art. 25.§ 1. De opleidingsgetuigschriften die voor het van kracht worden van dit besluit afgegeven werden blijven tot hun vervaldag geldig. § 2. Bij de verlenging van de geldigheid van de getuigschriften of bij hun vervanging door een duplicaat worden, vanaf het in voege treden van dit besluit, de opleidingsgetuigschriften van de : - categorieën A, B en C aangezien als opleidingsgetuigschriften van categorie II; - categorie D aangezien als opleidingsgetuigschriften van categorie I en III. § 3. Voor de opleidingen in uitvoering op de datum van het in voege treden van dit besluit, gebeuren de examens overeenkomstig het koninklijk besluit van 26 maart 1993 betreffende het opleidingsgetuigschrift voor bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke, andere dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren. § 4. De erkenningen bedoeld in artikel 8, voor het in voege treden van dit besluit afgeleverd, blijven geldig. De voorwaarden vastgesteld in artikel 9 en in het bijzonder ten 4° zijn er nochtans van toepassing op.

Voor de opleidingscursussen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen van klasse 1, is vanaf 1 januari 2005 een erkenning volgens de bepalingen van dit besluit vereist. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 26.Het koninklijk besluit van 26 maart 1993, betreffende het opleidingsgetuigschrift voor bestuurders van transporteenheden die gevaarlijke, andere dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren, wordt opgeheven.

Art. 27.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004 met uitzondering van artikelen 15 tot en met 18 die in werking treden op de dag van bekendmaking van dit besluit.

Art. 28.Onze Minister belast met Mobiliteit en Vervoer en Onze Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, Ch. PICQUE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, Ch. PICQUE

Bijlage II De basiscursus van de initiële opleiding dient ten minste de volgende onderwerpen te behandelen : a) algemene voorschriften die op het vervoer van gevaarlijke goederen van toepassing zijn;b) belangrijkste gevaarstypes;c) informatie over de bescherming van het milieu door het toezicht op het vervoer van afvalstoffen;d) gepaste preventie- en veiligheidsmaatregelen voor de verschillende gevaarstypes; e) gedrag na een ongeval (eerste-hulpverlening, verkeersveiligheid, basiskennis betreffende het gebruik van de beschermingsuitrusting, enz.); f) etikettering en gevaarssignalisatie;g) wat een bestuurder moet doen en niet mag doen bij het vervoer van gevaarlijke goederen;h) functie en werking van de technische uitrusting van de voertuigen;i) samenladingsverboden in éénzelfde voertuig of in éénzelfde laadkist;j) te nemen voorzorgen tijdens het laden en het lossen van de gevaarlijke goederen;k) algemene informatie betreffende de burgerlijke aansprakelijkheid;l) informatie over multimodaal vervoer;m) de manipulatie en de stouwing van colli;n) een individuele praktische oefening inzake brandbestrijding;o) een individuele praktische oefening inzake eerste hulp;p) individuele praktische oefeningen die ten minste de bij een incident of ongeval te nemen maatregelen omvatten. De punten f) , h) en j) worden beperkt tot hetgeen geldt voor de in artikel 3, § 3, van dit besluit beoogde transporten.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, Ch. PICQUE

Bijlage III De specialisatiecursus van de initiële opleiding voor het verkrijgen van het opleidingsgetuigschrift van categorie II dient tenminste de volgende onderwerpen te behandelen, specifiek toegespitst op de in artikel 3, § 1, van dit besluit beoogde transporten : a) rijgedrag van de voertuigen, inclusief de bewegingen van de lading;b) specifieke voorschriften met betrekking tot de voertuigen;c) algemene theoretische kennis van de verschillende laad- en losinrichtingen van de voertuigen; d) bijkomende specifieke bepalingen betreffende het gebruik van deze voertuigen (keuringsdocumenten, kenmerken, signalisatie en etikettering, enz.).

Gezien om te worden gevoegd bij Ons koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, Ch. PICQUE

Bijlage IV De specialisatiecursus van de initiële opleiding voor het verkrijgen van het opleidingsgetuigschrift van categorie III dient tenminste de volgende onderwerpen te behandelen, specifiek toegespitst op in de artikel 3, § 2, van dit besluit beoogde transporten : a) gevaren eigen aan de ontplofbare en pyrotechnische stoffen en voorwerpen;b) de onderverdelingen binnen de klasse 1;c) specifieke voorschriften betreffende het laden, lossen en vervoer van goederen van klasse 1;d) specifieke voorschriften betreffende de voertuigen EXII en EXIII voor het vervoer van goederen van klasse 1;e) de nationale reglementeringen die betrekking hebben op het vervoer van goederen van klasse 1. Gezien om te worden gevoegd bij Ons koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren.

Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, Ch. PICQUE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren Gegeven te Brussel, 29 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^