FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

29 DECEMBER 1992. - Koninklijk besluit nr. 48 met betrekking tot de levering van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Btw-Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Btw-Wetboek. - Officieuze coördinatie in het Duits

De hierna volgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits van het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van nieuwe vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek (Belgisch Staatsblad van 31 december 1992), zoals het achtereenvolgens werd gewijzigd bij : - het koninklijk besluit van 22 november 1994 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 4, 8, 18, 24, 31, 46, 48 en 50 inzake belasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 1 december 1994, err. van 9 december 1994); - het koninklijk besluit van 25 februari 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/02/1996 pub. 23/09/2014 numac 2014000723 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit nr. 47 tot regeling van de controle van de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde verschuldigd ter zake van de levering, intracommunautaire verwerving en invoer van vervoermiddelen, in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek. - Officieuze coördinatie in het Duits type koninklijk besluit prom. 25/02/1996 pub. 10/08/2007 numac 2007000568 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit nr. 54 met betrekking tot de andere regeling van entrepot dan douane-entrepot bedoeld in artikel 39quater van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling sluiten tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3, 4, 7, 18, 31, 41, 44, 48 en 50, inzake belasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996); - het koninklijk besluit van 16 juni 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/06/2003 pub. 27/06/2003 numac 2003003371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3, 4, 14, 48 en 51 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde sluiten tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3, 4, 14, 48 en 51 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 27 juni 2003); - het koninklijk besluit van 20 februari 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/02/2004 pub. 27/02/2004 numac 2004003110 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 2, 3, 4, 7, 8, 19, 23, 24, 31, 46, 47, 48, 50 en 53 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde sluiten tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 2, 3, 4, 7, 8, 19, 23, 24, 31, 46, 47, 48, 50 en 53 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004); - het koninklijk besluit van 24 augustus 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 24/08/2005 pub. 09/09/2005 numac 2005003680 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 18, 46, 47 en 48 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde type koninklijk besluit prom. 24/08/2005 pub. 19/12/2005 numac 2005022774 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van diverse koninklijke besluiten sluiten tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 18, 46, 47 en 48 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 9 september 2005, err. van 27 september 2005); - het koninklijk besluit van 21 februari 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/02/2010 pub. 26/02/2010 numac 2010003098 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek (Belgisch Staatsblad van 26 februari 2010, err. van 7 mei 2010).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door de Centrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

MINISTERIUM DER FINANZEN 29. DEZEMBER 1992 - Königlicher Erlass Nr.48 über die Lieferung [von Fahrzeugen im Sinne von Artikel 8bis § 2 Nr. 1 [des Mehrwertsteuergesetzbuches]] unter den in Artikel 39bis [des Mehrwertsteuergesetzbuches] erwähnten Bedingungen [Überschrift abgeändert durch Art. 6 des K.E. vom 24. August 2005 (B.S. vom 9. September 2005) und Art. 1 des K.E. vom 21. Februar 2010 (B.S. vom 26. Februar 2010)] Artikel 1 - Steuerpflichtige, die nicht zur Einreichung der [in Artikel 53 § 1 Absatz 1 Nr. 2] des Gesetzbuches erwähnten Erklärung verpflichtet sind, müssen für jede Lieferung eines neuen Fahrzeugs im Sinne von Artikel 8bis § 2 des Gesetzbuches, die sie unter den Bedingungen von Artikel 39bis des Gesetzbuches bewirken, eine Erklärung beim Mehrwertsteueramt, in dessen Amtsbereich sie ihren Wohn- oder Gesellschaftssitz haben, abgeben. [Mitglieder einer Mehrwertsteuereinheit im Sinne von Artikel 4 § 2 des Gesetzbuches, die nicht zur Einreichung der in Artikel 53 § 1 Absatz 1 Nr. 2 des Gesetzbuches erwähnten Erklärung verpflichtet ist, müssen ebenfalls gemäß den in Absatz 1 vorgesehenen Bedingungen und Modalitäten für jede Lieferung eines solchen neuen Fahrzeugs eine Erklärung abgeben.] [Art. 1 Abs. 1 abgeändert durch Art. 26 des K.E. vom 20. Februar 2004 (B.S. vom 27. Februar 2004); Abs. 2 eingefügt durch Art. 2 des K.E. vom 21. Februar 2010 (B.S. vom 26. Februar 2010)] Art. 2 - Die in Artikel 1 erwähnte Erklärung muss in zweifacher Ausfertigung auf einem Formular erstellt werden, dessen Muster vom Minister der Finanzen oder von seinem Beauftragten festgelegt wird.

Sie muss binnen fünfzehn Tagen ab dem Lieferdatum beim Mehrwertsteueramt eingereicht werden.

Art. 3 - [ § 1 - Steuerpflichtige und Mitglieder einer Mehrwertsteuereinheit im Sinne von Artikel 4 § 2 des Gesetzbuches, die zur Einreichung der in Artikel 53 § 1 Absatz 1 Nr. 2 des Gesetzbuches erwähnten Erklärung verpflichtet sind, müssen für jedes Kalenderquartal, in dem sie eine oder mehrere innergemeinschaftliche Lieferungen von neuen Fahrzeugen im Sinne von Artikel 8bis § 2 des Gesetzbuches unter den Bedingungen von Artikel 39bis Nr. 2 des Gesetzbuches bewirken, die für die Mehrwertsteuer zuständige Verwaltung davon in Kenntnis setzen, und zwar spätestens am zwanzigsten Tag des Monats nach dem Kalenderquartal, auf das die Lieferung sich bezieht, anhand einer Liste, die folgende Angaben enthält: 1. Namen oder Gesellschaftsnamen des Lieferers der Güter, Adresse seines Verwaltungs- oder Gesellschaftssitzes und in Artikel 50 des Gesetzbuches erwähnte Mehrwertsteueridentifikationsnummer, 2.Datum der Rechnung und fortlaufende Nummer, unter der sie im Rechnungsausgangsbuch eingetragen ist, 3. Bestimmungsmitgliedstaat, 4.Namen oder Gesellschaftsnamen und Adresse des Käufers, 5. Wert der Güter und des Zubehörs, 6.Beschreibung der Güter: a) für Landfahrzeuge: Marke, Typ, Hubraum (cc) und/oder Leistung (kW), b) für Wasserfahrzeuge: Länge in Metern, c) für Luftfahrzeuge: Gewicht beim Aufstieg in kg, 7.Datum der ersten Inbetriebnahme, wenn es vor dem Rechnungsdatum liegt, 8. Anzahl Kilometer, Fahrtstunden beziehungsweise Flugstunden, 9.Fahrgestellnummer oder Identifizierungsnummer des Fahrzeugs. § 2 - Diese Liste muss auf elektronischem Wege bei der zu diesem Zweck vom Minister der Finanzen oder von seinem Beauftragten eingerichteten elektronischen Adresse eingereicht werden.

Der Minister der Finanzen oder sein Beauftragter regelt die Modalitäten der Anwendung von Absatz 1. § 3 - Steuerpflichtige und Mitglieder einer Mehrwertsteuereinheit werden von der Pflicht zur elektronischen Einreichung befreit, solange sie selbst oder gegebenenfalls die Person, die zur Einreichung der vorerwähnten Liste bevollmächtigt ist, nicht über die zur Erfüllung dieser Pflicht erforderlichen Informatikmittel verfügen.

Der Minister der Finanzen oder sein Beauftragter regelt die Anwendung von Absatz 1 und die Formalitäten, die bei einer Befreiung zu erledigen sind. § 4 - Der Minister der Finanzen oder sein Beauftragter kann in besonderen Fällen in Grenzen und gemäß Modalitäten, die er festlegt, von der Verpflichtung zur Einreichung der in § 1 erwähnten Liste abweichen; in diesen Fällen wird diese Liste durch eine andere Art der Inkenntnissetzung ersetzt.] [Art. 3 ersetzt durch Art. 3 des K.E. vom 21. Februar 2010 (B.S. vom 26. Februar 2010)] Art.4 - [Motorbetriebene Landfahrzeuge im Sinne von Artikel 8bis § 2 Nr. 1 des Gesetzbuches, die unter den Bedingungen von Artikel 39bis des Gesetzbuches geliefert werden und für die bei der Direktion für Fahrzeugzulassungen (DIV) ein Zulassungsantrag eingereicht wird, müssen spätestens am Ende des dritten Monats nach dem der Zulassung dorthin befördert werden.

Für diese Fahrzeuge können nur ein Kennzeichen für vorübergehende Zulassungen und eine dazugehörende Zulassungsbescheinigung, die einen besonderen Vermerk über den steuerrechtlichen Status des Fahrzeugs enthält, beantragt werden.

Für motorbetriebene Landfahrzeuge im Sinne von Artikel 8bis § 2 Nr. 1 des Gesetzbuches, die unter den Bedingungen von Artikel 39bis des Gesetzbuches geliefert werden und für die gemäß den Vorschriften über die Zulassung von Motorfahrzeugen Formalitäten zur Festlegung des gemeinschaftlichen Charakters dieser Fahrzeuge zu erledigen sind, muss der Verkäufer - wenn für diese Fahrzeuge keinerlei Zulassungsantrag eingereicht wird - den bei der Direktion für Fahrzeugzulassungen (DIV) angesiedelten Zolldienst auf die vom Minister der Finanzen oder von seinem Beauftragten vorgeschriebene Weise davon in Kenntnis setzen.] [Art. 4 ersetzt durch Art. 7 des K.E. vom 24. August 2005 (B.S. vom 9.

September 2005)] [Art. 4bis - [...]] [Art. 4bis eingefügt durch Art. 29 des K.E. vom 22. November 1994 (B.S. vom 1. Dezember 1994) und aufgehoben durch Art. 8 des K.E. vom 24. August 2005 (B.S. vom 9. September 2005)] Art. 5 - [Wird ein neues Fahrzeug im Sinne von Artikel 8bis § 2 des Gesetzbuches unter den Bedingungen von Artikel 39bis des Gesetzbuches von einem Steuerpflichtigen, der nicht zur Einreichung der [in Artikel 53 § 1 Absatz 1 Nr. 2] des Gesetzbuches erwähnten Erklärung verpflichtet ist, oder von einem Steuerpflichtigen, der nur für die Ausübung des Rechts auf Vorsteuerabzug nach Artikel 45 § 1 Nr. 4 des Gesetzbuches zur Einreichung dieser Erklärung verpflichtet ist, geliefert, entsteht das Recht auf Abzug der Steuer auf Lieferung, Einfuhr oder innergemeinschaftlichen Erwerb dieses Fahrzeugs in Abweichung von Artikel 2 des Königlichen Erlasses Nr. 3 vom 10.

Dezember 1969 erst zu dem Zeitpunkt, zu dem die Lieferung dieses Fahrzeugs unter den Bedingungen von Artikel 39bis des Gesetzbuches erfolgt.] [Art. 5 ersetzt durch Art. 30 des K.E. vom 22. November 1994 (B.S. vom 1. Dezember 1994) und abgeändert durch Art.28 des K.E. vom 20.

Februar 2004 (B.S. vom 27. Februar 2004)] Art. 6 - Damit der in Artikel 1 erwähnte Steuerpflichtige und der Steuerpflichtige, der nur für die Ausübung des Rechts auf Vorsteuerabzug nach Artikel 45 § 1 Nr. 4 des Gesetzbuches zur Einreichung der [in Artikel 53 § 1 Absatz 1 Nr. 2] des Gesetzbuches erwähnten Erklärung verpflichtet ist, ihr Recht auf Vorsteuerabzug ausüben können, müssen sie: 1. die Rechnungen oder Dokumente erwähnt in Artikel 3 des Königlichen Erlasses Nr.3 vom 10. Dezember 1969 und die anderen Dokumente in Bezug auf das neue Fahrzeug, deren Führung, Erstellung oder Ausstellung durch oder in Ausführung des Gesetzbuches vorgeschrieben ist, besitzen, 2. den Nachweis erbringen, dass das gelieferte Fahrzeug zum Zeitpunkt seiner Lieferung ein neues Fahrzeug im Sinne von Artikel 8bis § 2 Nr. 2 des Gesetzbuches war, 3. den Nachweis erbringen, dass das neue Fahrzeug unter den in Artikel 39bis des Gesetzbuches vorgesehenen Bedingungen geliefert worden ist.] Dieser Nachweis kann auf die vom Minister der Finanzen oder von seinem Beauftragten festgelegte Weise erbracht werden. [Art. 6 Abs. 1 ersetzt durch Art. 31 des K.E. vom 22. November 1994 (B.S. vom 1. Dezember 1994); Abs. 1 einleitende Bestimmung abgeändert durch Art. 29 des K.E. vom 20. Februar 2004 (B.S. vom 27. Februar 2004)] Art. 7 - Der in Artikel 1 erwähnte Steuerpflichtige erhält die Steuer, für die das Recht auf Vorsteuerabzug gemäß Artikel 5 entstanden ist und gemäß Artikel 6 ausgeübt werden kann, auf dem Wege der Erstattung zurück.

Sind die in Artikel 6 erwähnten Bedingungen zum Zeitpunkt der Einreichung der in Artikel 1 erwähnten Erklärung erfüllt, gilt die Erklärung als Erstattungsantrag. [[Der Erstattungsantrag muss vor Ablauf des dritten Kalenderjahres nach dem Jahr, in dem der Anspruch auf Erstattung der Steuer entstanden ist, eingereicht werden]; er ist entweder beim Leiter des Mehrwertsteueramtes, in dessen Amtsbereich der Steuerpflichtige seinen Wohn- oder Gesellschaftssitz hat, wenn der Steuerpflichtige zur Einreichung der in Artikel 53ter Nr. 1 des Gesetzbuches erwähnten Erklärung verpflichtet ist, oder bei dem gemäß Artikel 9 des Königlichen Erlasses Nr. 4 vom 29. Dezember 1969 zuständigen Beamten, wenn der Steuerpflichtige ein anderer in Artikel 1 erwähnter Steuerpflichtiger ist, einzureichen.] Die Erstattung erfolgt gemäß [Artikel 12 § 2] des Königlichen Erlasses Nr. 4 vom 29. Dezember 1969. [Art. 7 Abs. 3 ersetzt durch Art. 32 Buchstabe a) des K.E. vom 22.

November 1994 (B.S. vom 1. Dezember 1994) und abgeändert durch Art. 12 des K.E. vom 16. Juni 2003 (B.S. vom 27. Juni 2003); Abs. 4 abgeändert durch Art. 32 Buchstabe b) des K.E. vom 22. November 1994 (B.S. vom 1.

Dezember 1994)] Art. 8 - Vorliegender Erlass tritt am 1. Januar 1993 in Kraft.

Art. 9 - Unser Minister der Finanzen ist mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt.