gepubliceerd op 01 oktober 1997
Koninklijk besluit betreffende het Comité voor het toekennen van het Europese milieukeurmerk
29 AUGUSTUS 1997. Koninklijk besluit betreffende het Comité voor het toekennen van het Europese milieukeurmerk
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van een Comité voor het toekennen van het Europese milieukeurmerk, inzonderheid op de artikelen 1, § 2, en 2;
Gelet op verordening (EEG) nr. 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren;
Gelet op de Beschikking 93/517/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 september 1993 betreffende een standaardcontract over de gebruiksvoorwaarden voor het communautaire milieukeurmerk;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 september 1996;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 18 december 1996;
Gelet op de betrokkenheid van de Gewestregeringen in het kader van de Interministeriële Conferentie Leefmilieu van 19 maart 1996;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van onderhavig besluit dient te worden verstaan onder : « Comité » : het Comité opgericht door de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van een Comité voor de toekenning van het Europese milieukeurmerk; « Europees milieukeurmerk » : het Europese milieukeurmerk dat is ingesteld door verordening (EEG) nr. 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren; « Verordening" : verordening (EEG) nr. 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren; « Geaccrediteerde instelling » : instelling die geaccrediteerd is met toepassing van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen alsmede van beproevingslaboratoria. HOOFDSTUK II. - Opdrachten
Art. 2.§ 1. Het Comité heeft tot taak de toekenning, het toezicht op het gebruik en de intrekking van het Europese milieukeurmerk overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 10 van de Verordening. § 2. In het kader van zijn opdracht kan het Comité een voorstel tot bepaling van een nieuwe productengroep waarvoor een Europees milieukeurmerk kan worden aangevraagd, aan de Europese Commissie voorleggen.
Art. 3.Het is de taak van het Comité om informatie over het Europese miliekeurmerk te verstrekken aan consumenten en ondernemingen. HOOFDSTUK III. - Procedure
Art. 4.§ 1. De aanvraag om een Europees milieukeurmerk wordt in tweevoud ingediend bij het secretariaat van het Comité, op het adres van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. § 2. De aanvraag dient vergezeld te gaan van het bewijs van betaling van het bedrag voor de behandeling van het dossier betreffende de aanvraag tot toekenning van het keurmerk als bedoeld in artikel 4 van de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van een Comité voor het toekennen van het Europese milieukeurmerk. § 3. Het dossier omvat alle inlichtingen, studies en tests van het product die nodig zijn voor de beoordeling van de overeenstemming met de criteria waaraan de producten van de groep waartoe het behoort, moeten voldoen.
Wanneer het Comité van mening is dat bijkomende informatie nodig is, mag het het onderzoek van de milieubeoordeling van het product en van de overeenstemming met de milieucriteria die zijn vastgesteld voor de productengroep waartoe het behoort, met toestemming van de aanvrager en op zijn kosten, aan een geaccrediteerde instelling toevertrouwen.
Art. 5.§ 1. Wanneer het Comité beslist het Europese milieukeurmerk toe te kennen brengt het de aanvrager hiervan bij een ter post aangetekend schrijven op de hoogte en stelt de Europese Commissie van zijn beslissing in kennis volgens de in artikel 10, § 3 van de Verordening bepaalde procedure.
Behalve wanneer de Europese Commissie binnen dertig dagen volgend op de in de vorige paragraaf bedoelde kennisgeving bezwaar maakt tegen de beslissing tot toekenning van een Europees milieukeurmerk, sluit het Comité met de gebruiker van het Europese milieukeurmerk een contract als bepaald in de Beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 september 1993 betreffende een standaardcontract over de gebruiksvoorwaarden voor het communautair milieukeurmerk. § 2. Wordt de aanvraag tot het toekennen van een Europees milieukeurmerk afgewezen, dan maakt het Comité zijn beslissing aan de aanvrager en aan de Europese Commissie bekend. De aanvrager wordt bij een ter post aangetekend schrijven verwittigd.
Art. 6.Wanneer het Comité van oordeel is dat de houder in strijd met de gebruiksvoorwaarden of met de bepalingen van dit contract handelt, is het gerechtigd de aan de houder verleende vergunning voor het gebruik van de milieukeur op te schorten of om deze in te trekken en de nodige maatregelen te treffen om te verhinderen dat de houder de milieukeur nog blijft gebruiken. HOOFDSTUK IV. - Comité
Art. 7.§ 1. Het Comité is samengesteld uit : a) twee leden aangewezen door de Minister of Staatssecretaris die het Leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft;b) een lid aangewezen door de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft;c) drie leden aangewezen door hun respectieve gewestregering;d) twee leden gekozen uit de kandidaten die zijn voorgedragen door de organisaties voor de bescherming van het leefmilieu, die in de Nationale Raad voor Duurzame Ontwikkeling zitting hebben;e) twee leden gekozen uit de kandidaten die zijn voorgedragen door de representatieve organisaties ter verdediging van de verbruikers, die in de Raad voor het Verbruik zitting hebben;f) twee leden gekozen uit de kandidaten die zijn voorgedragen door de representatieve organisaties van de productie, de distributie, de landbouw en de middenstand, die in de Raad voor het Verbruik zitting hebben;g) twee leden gekozen uit de kandidaten die zijn voorgedragen door de representatieve organisaties van de werknemers, die in de Raad voor het Verbruik zitting hebben. § 2. De leden worden voor vijf jaar benoemd door de Minister of Staatssecretaris die het Leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft. Hun mandaat is hernieuwbaar.
Op dezelfde wijze worden evenveel plaatsvervangende leden benoemd als er gewone leden in het Comité zijn. § 3. De voorzitter en de ondervoorzitter worden aangewezen onder de leden van het Comité respectievelijk door de Minister of Staatssecretaris die het Leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft. § 4. Het Comité kan deskundigen uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen.
Art. 8.Het secretariaat van het Comité wordt waargenomen door ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Art. 9.Het Comité stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Ministers of Staatssecretarissen die het Leefmilieu en Economische Zaken onder hun bevoegdheid hebben.
Art. 10.§ 1. De werkingskosten, de reiskosten en het presentiegeld vallen ten laste van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. § 2. De leden bedoeld in artikel 6 hebben recht op de terugbetaling van hun reiskosten en op presentiegeld overeenkomstig de bepalingen van respectievelijk het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en het besluit van de Regent van 15 juli 1946 tot vaststelling van de vergoedingen toegekend aan de leden van de permanente commissies die van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu afhangen.
Voor de toepassing van die bepalingen worden zij gelijkgesteld met de ambtenaren van de rangen 15 tot 17. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 11.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, behoudens de bepalingen van hoofdstuk III, die in werking zullen treden op dezelfde dag als het besluit tot uitvoering van artikel 4 van de wet van 14 juli 1994 inzake de oprichting van een Comité voor het toekennen van het europese milieukeurmerk.
Art. 12.Onze Minister van Economie en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 29 augustus 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA De Staatssecretaris voor Leefmilieu, J. PEETERS