gepubliceerd op 03 april 2020
Koninklijk besluit tot de actualisering van het KB/WIB 92 inzake de roerende voorheffing
27 MAART 2020. - Koninklijk besluit tot de actualisering van het KB/WIB 92 inzake de roerende voorheffing
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De in dit ontwerp geviseerde bepalingen van artikel 105, eerste lid, 1° van het KB/WIB 92 luiden momenteel als volgt: "1° onder "financiële instellingen of ermede gelijkgestelde ondernemingen, behalve die welke vóór 1 januari 1990 in vereffening zijn gesteld": a) de in België gevestigde kredietinstellingen bedoeld in de wet op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen van 22 maart 1993 evenals de Nationale Bank van België; [...] e) de kapitalisatieondernemingen die onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit nr.43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatie-ondernemingen; f) de in België gevestigde hypotheekbanken die onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit nr.225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of onderworpen aan de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; g) de vennootschappen die uitsluitend of hoofdzakelijk de financiering van verkopen op afbetaling ten doel hebben en onder de toepassing vallen van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;h) de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van deze vennootschappen, die tot uitvoering van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet krediet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken;i) de Belgische verzekeringsondernemingen die binnenlandse vennootschappen zijn en de Belgische inrichtingen van buitenlandse verzekeringsondernemingen;j) de Nationale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen die onder de toepassing vallen van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van gewestelijke investeringsmaatschappijen; k) de vennootschappen voor huisvestingskrediet zijnde de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Société régionale Wallonne du logement, de Brusselse Gewestelijke Huisvestings-maatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij en de door hen erkende maatschappijen, de coöperatieve vennootschappen "Vlaams Woning-fonds van de grote gezinnen", "Woningfonds van de Bond der kroostrijke gezinnen van België", "Fonds du Logement des familles nombreuses de Wallonie" en "Woningfonds van de gezinnen van het Brusselse Gewest", zomede de door het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waalse Gewest erkende vennootschappen die uitsluitend ten doel hebben leningen toe te staan voor het bouwen, het aankopen of het inrichten van sociale woningen, kleine landeigendommen of daarmede gelijkgestelde woningen, of voor de uitrusting daarvan met geschikt meubilair;".
Deze bepalingen bevatten elk op zich verwijzingen naar opgeheven bepalingen op. Hierdoor dringt een actualisatie van deze bepalingen zich op. a) Art.105, eerste lid, 1°, a), KB/WIB 92 In artikel 105, eerste lid, 1°, a), KB/WIB 92 wordt op dit ogenblik verwezen naar de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen. Deze verwijzing is evenwel achterhaald, aangezien deze wet ondertussen werd opgeheven en op dit ogenblik wordt vervangen door de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen.
Hierdoor beoogt dit ontwerp om de bestaande verwijzing naar de voormelde wet van 22 maart 1993 te vervangen door de verwijzing naar de voormelde wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten.
Art. 105, eerste lid, 1°, e), KB/WIB 92 Het koninklijk besluit van 20 maart 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2007 pub. 23/04/2007 numac 2007011129 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 27bis van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen sluiten tot uitvoering van artikel 27bis van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen heeft het voormelde koninklijk besluit nr. 43 opgeheven met uitwerking vanaf 31 december 2007.
Het statuut van de kapitalisatieondernemingen werd dus ruim tien jaar geleden opgeheven en de bij deze opheffing voorziene overgangsbepalingen zijn ondertussen uitgedoofd. Hierdoor is het aangewezen om de verwijzing ernaar op te heffen.
Art. 105, eerste lid, 1°, f) - g), KB/WIB 92 Het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen, evenals de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, werden opgeheven bij artikel 53 van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek VII "Betalings- en kredietdiensten" in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen.
Het statuut van de kredietgevers inzake hypothecair krediet werd geïntegreerd in het Wetboek economisch recht. Hierdoor wordt deze bepaling aangepast door te verwijzen naar de in dat Wetboek opgenomen relevante artikelen.
De wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet werd eveneens opgeheven bij artikel 53 van de voornoemde wet van 19 april 2014.
Het statuut van de kredietgever inzake consumentenkrediet werd samen met het statuut van de kredietgevers inzake hypothecair krediet geïntegreerd in het Wetboek economisch recht. Hierdoor werd er voor geopteerd om deze ook in het KB/WIB 92 gezamenlijk te behandelen.
Art. 105, eerste lid, 1°, h), KB/WIB 92 Krachtens artikel 16 van het koninklijk besluit van 23 december 1996Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 04/02/2014 numac 2014000075 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 23/12/1996 pub. 17/11/2015 numac 2015000648 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten tot wijziging van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen en van diverse andere bepalingen, wat betreft de Nationale Kas voor Beroepskrediet, zijn de kredietverenigingen die toegetreden zijn tot het net van het beroepskrediet niet meer onderworpen aan de toezichtsbevoegdheid van het prudentiële type van de NV Beroepskrediet. Deze bevoegdheid wordt sindsdien uitsluitend uitgeoefend door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA). Deze verenigingen vallen dus onder het toepassingsgebied van de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen. Deze bepaling is bijgevolg overbodig geworden waardoor deze kan worden opgeheven.
Art. 105, eerste lid, 1°, j), KB/WIB 92 Er wordt voorgesteld om, de verwijzing naar de Nationale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen, te actualiseren, rekening houdend enerzijds met het gewijzigd opschrift van de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en anderzijds met de bevoegdheid van het Vlaams decreet van 7 mei 2004 betreffende de investeringsmaatschappijen.
Art. 105, eerste lid, 1°, k), KB/WIB 92 Het landschap van de sociale huisvesting is sinds de laatste aanpassing van artikel 105 KB/WIB 92 grondig gewijzigd, waardoor een actualisatie van deze bepaling noodzakelijk is.
Vooreerst zijn enkele van de in deze bepaling vermelde vennootschappen of instellingen van naam veranderd. Zo werd de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij omgevormd tot de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, en werden de namen van het Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen en de Société régionale wallonne du Logement eenvoudig afgekort tot respectievelijk het Vlaams Woningfonds en de Société wallonne du Logement.
Vervolgens werd in deze bepaling nog het Woningfonds van de Bond der kroostrijke gezinnen van België vermeld, die ten gevolge van de regionalisering van de huisvestingsbevoegdheid ondertussen is opgegaan in haar gewestelijke rechtsopvolgers. Hierdoor is het niet meer nodig om deze nog expliciet te vermelden.
Daarnaast heeft het Waalse Gewest ook een nieuwe vennootschap van publiek recht opgericht, met name de Société wallonne du Crédit social, die tot doel heeft om sociale hypothecaire en andere kredieten te verlenen. Het is dan ook noodzakelijk om deze nieuw opgerichte vennootschap expliciet te vermelden.
Bovendien moet in deze bepaling ook rekening gehouden worden met enkele beleidsmatige wijzigingen. Zo werd de Vlaamse Wooncode aangepast zodat de nieuwe lokale huisvestingsmaatschappijen sinds deze aanpassing door de Vlaamse Regering worden erkent en dus niet meer door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen. In het Vlaamse Gewest werd vervolgens ook de bevoegdheid gedelegeerd aan de energiehuizen om te voorzien in energieleningen ten gunste van bepaalde sociale groepen. Ook in het Waalse Gewest werkt de nieuwe Société wallonne du Crédit social nauw samen met lokale partners die op eigen initiatief kredieten kunnen afsluiten. Aangezien deze ook thuis horen in het toepassingsgebied van deze bepaling is het nodig om de omschrijving hieraan aan te passen.
Teneinde de leesbaarheid van deze bepaling te vergroten, wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vennootschappen of entiteiten die beogen sociale huisvesting te realiseren en anderzijds vennootschappen of entiteiten die tot doel hebben om te voorzien in een aanbod van sociale leningen.
Art. 116, KB/WIB 92 In gevolge advies 66.916/3 van de Raad van State wordt de in het ontwerp voorgestelde wijziging aan artikel 116, 2°, KB/WIB 92, geschrapt teneinde het budget-neutrale karakter van dit koninklijk besluit te behouden. Vervolgens werd in navolging van dit advies achtereenvolgens het advies van de Inspecteur van Financiën en de akkoordbevinding van de minister van Begroting gevraagd en verkregen.
Dit is, Sire, de draagwijdte van het ontwerp van besluit dat U wordt voorgelegd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO
ADVIES 66.916/3 van 13 februari 2020 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot actualisering van het KB/WIB 92 inzake de roerende voorheffing' Op 16 januari 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot actualisering van het KB/WIB 92 inzake de roerende voorheffing'.
Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 11 februari 2020. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Koen Muylle, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Astrid Truyens, griffier.
Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, eerste auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 13 februari 2020.
Bij het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit zijn enkel de volgende opmerkingen te maken. 1. In een van de consideransen in de aanhef van het ontwerp wordt gesteld "dat dit besluit op zich geen enkele budgettaire weerslag heeft".Het ontwerp geeft echter uitvoering aan artikel 266 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (hierna: WIB 92), dat handelt over het verzaken aan de inning van de roerende voorheffing. Alvast voor zover het ertoe strekt om in artikel 116, 2°, van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 `tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' (hierna: KB/WIB 92) verwijzingen toe te voegen naar de artikelen 285 en 288 van het WIB 92, en aldus de verzaking aan de inning van de roerende voorheffing met betrekking tot de in de artikelen 17 en 90, eerste lid, 6° en 11°, van het WIB 92 vermelde inkomsten, andere dan dividenden van Belgische oorsprong, ook van toepassing te maken op aan institutionele beveks en institutionele bevaks verleende of toegekende inkomsten, heeft het een financiële weerslag. Krachtens de artikelen 5 en 14 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 `betreffende de administratieve en begrotingscontrole' zal het derhalve moeten worden onderworpen aan het advies van de inspecteur van Financiën en aan de voorafgaande akkoordbevinding van de minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort. Van het vervullen van die vormvereisten zal bovendien melding moeten worden gemaakt in de aanhef. 2. De aanhef telt vier leden waarin een verantwoording wordt gegeven voor het nemen van het besluit, terwijl bij het ontwerp ook een verslag aan de Koning is gevoegd.Dat verzwaart onnodig de aanhef en is bovendien weinig zinvol, aangezien die verantwoording uit dat verslag dient te blijken (1). De in de aanhef opgenomen overwegingen dienen dan ook geschrapt te worden.
De griffier, A. Truyens De voorzitter, J. Baert _______ Nota (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, Raad van State, 2008, nr.39, te raadplegen op de internetsite van de Raad van State (www.raadvst-consetat.be).
27 MAART 2020. - Koninklijk besluit tot actualisering van het KB/WIB 92 inzake de roerende voorheffing FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 266;
Gelet op het KB/WIB 92;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 februari 2020;
Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 20 maart 2020;
Gelet op het advies nr. 66.916/3 van de Raad van State gegeven op 13 februari 2020 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 105, eerste lid, 1°, van het KB/WIB 92, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1) in de bepaling onder a) worden de woorden "de wet op het statuut en het toezicht op de kredietinstellingen van 22 maart 1993" vervangen door de woorden "de wet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003234 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand enenergie, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf, de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de wet van 21 december 2009 op het statuut van de betalingsinstellingen en van de instellingen voor elektronisch geld, de toegang tot het bedrijf van betalingsdienstaanbieder en tot de activiteit van uitgifte van elektronisch geld en de toegang tot betalingssystemen, de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en de wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijkezekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten type wet prom. 25/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014003194 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen sluiten op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen";2) de bepaling onder e) wordt opgeheven; 3) de bepaling onder f) wordt vervangen als volgt: "f) de in België gevestigde kredietgevers inzake hypothecair krediet en krediegevers inzake consumentenkrediet die bij toepassing van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, afdeling 2 en 3, van het Wetboek economisch recht, gemachtigd zijn om het bedrijf van kredietgever inzake consumentenkrediet of van kredietgever inzake hypothecair krediet op het Belgisch grondgebied uit te oefenen;"; 4) de bepaling onder g) wordt opgeheven;5) de bepaling onder h) wordt opgeheven; 6) de bepaling onder j) wordt vervangen als volgt: "j) de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen die onder de wet van 2 april 1962 betreffende de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen vallen, zomede die welke onder het Vlaams decreet van 7 mei 2004 betreffende de investeringsmaatschappijen van de Vlaamse overheid vallen;"; 7) de bepaling onder k) wordt vervangen als volgt: "k) de hierna volgende vennootschappen voor huisvestingskrediet: - de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, de Société wallonne du Logement, de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij en de door hen of de door de bevoegde regering erkende lokale sociale huisvestingsmaatschappijen; - het Vlaams Woningfonds, de Société wallonne du Crédit social, de Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie en het Woningfonds van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zomede de door het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waalse Gewest erkende vennootschappen of instellingen die tot doel hebben leningen toe te staan voor de aankoop van een bouwgrond, voor de aankoop, het bouwen, het verbouwen, het renoveren of het inrichten van een gezinswoning, alsmede voor de uitrusting daarvan met geschikt meubilair of voor de uitvoering van energiebesparende maatregelen;";
Art. 2.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 27 maart 2020.
FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO