Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 december 2022
gepubliceerd op 24 februari 2023

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2023200900
pub.
24/02/2023
prom.
26/12/2022
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, beoogt een aanpassing van de reglementering van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen en meewerkende echtgenoten met een tweeledig doel: - met het oog op het waarborgen van een uniformiteit tussen het stelsel van de werknemers en het stelsel van de zelfstandigen wordt in het kader van de uitoefening van een activiteit met toelating van de adviserend arts tijdens de arbeidsongeschiktheid de huidige regeling van het stelsel van de werknemers in het stelsel van de zelfstandigen geïmplementeerd inzake zowel de concrete aangifteformaliteiten (vraag tot toelating) als de gevolgen wanneer de zelfstandige deze concrete aangifteformaliteiten niet naleeft; - dezelfde principes over de uitvoering van een activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het "RSZ-besluit" van 28 november 1969 (activiteit in de sport- en socioculturele sector) in uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, worden toegepast op de activiteit in het kader van niet-rechtstreekse toegankelijke zorg en ondersteuning voor een persoon met een handicap die wordt gefinancierd via een persoonlijk assistentiebudget (overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) of via een persoonsvolgend budget (overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap) in uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd.

In het licht van het advies nr. 72.567/2 van 19 december 2022 van de Raad van State en gelet op de gemaakte opmerkingen, wordt hierna enige toelichting gegeven.

Zo stelt de Raad van State dat het aan de opsteller van het ontwerp toekomt om de redenen aan te voeren die redelijkerwijs kunnen rechtvaardigen waarom deze afwijking beperkt blijft tot categorieën van personen die slechts aan de wetgeving van één bepaalde federale entiteit onderworpen zijn wat betreft de voormelde uitoefening van een activiteit in het kader van niet-rechtstreekse toegankelijke zorg en ondersteuning voor een persoon met een handicap die wordt gefinancierd via een persoonlijk assistentiebudget of via een persoonsvolgend budget in uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd.

Er moet worden opgemerkt dat de toekenning van het persoonlijk assistentiebudget en het persoonsvolgend budget enkel in de Vlaamse Gemeenschap gebeurt. Het spreekt voor zich dat indien andere deelentiteiten van de federale staat een gelijkaardige regeling zouden voorzien, deze afwijking van toepassing op deze twee budgetten in de Vlaamse Gemeenschap, ook op deze regeling van toepassing zou zijn.

Meer concreet wordt een activiteit in het kader van niet-rechtstreekse toegankelijke zorg en ondersteuning voor een persoon met een handicap die wordt verricht op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid, niet beschouwd als een beroepsbezigheid, voor zover deze activiteit een loutere voortzetting is van de uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd. De loutere voortzetting van de activiteit in het kader van de niet-rechtstreekse toegankelijke zorg en ondersteuning voor een persoon met een handicap op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid verhindert dus de erkenning van de staat van arbeidsongeschiktheid niet. Wat de voortzetting van de uitoefening van deze activiteit vanaf de tweede dag arbeidsongeschiktheid betreft, moet de gerechtigde deze activiteit aangeven en de toelating aan de adviserend arts vragen binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de aangifte van de arbeidsongeschiktheid. Deze toelating kan effectief slechts ten vroegste vanaf de tweede dag van de periode van arbeidsongeschiktheid worden verstrekt.

Als de sociaal verzekerde na het sluiten en effectief uitvoeren van de overeenkomst die activiteiten in het kader van niet-rechtstreekse toegankelijke zorg en ondersteuning voor een persoon met een handicap tot voorwerp heeft, arbeidsongeschikt wordt, zou het namelijk uitermate onbillijk zijn om een onmiddellijke stopzetting van die activiteiten te eisen. Niet zelden wordt deze zorg en ondersteuning immers verleend aan een partner of een kind die/dat onder hetzelfde dak als de arbeidsongeschikte sociaal verzekerde woont.

In vergelijking met de tabel met de geconsolideerde tekst die in het dossier met de adviesaanvraag is gevoegd, dient verder te worden opgemerkt dat het wel degelijk de bedoeling van de opsteller van het ontwerp was om een nieuw vierde lid in plaats van een nieuw vijfde lid in artikel 19 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 in te voegen. Dit is op inhoudelijk vlak meer opportuun omdat deze nieuwe regeling gelijkaardig is aan hetgeen al is bepaald voor de activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het "RSZ-besluit" van 28 november 1969 die in het derde lid van artikel 19 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 wordt omschreven.

Voor het overige is het koninklijk besluit aangepast rekening houdend met de opmerkingen van de Raad van State geformuleerd in zijn advies 72.567/2 van 19 december 2022.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL De minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 72.567/2 van 19 december 2022 over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten' Op 21 november 2022 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice eersteminister en Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's en Landbouw, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 19 december 2022. De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, kamervoorzitter, Patrick RONVAUX en Christine HOREVOETS, staatsraden, Christian BEHRENDT en Jacques ENGLEBERT, assessoren, en Béatrice DRAPIER, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Anne VAGMAN, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Patrick RONVAUX. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 19 december 2022.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten 'op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP AANHEF De leden drie tot zeven moeten geordend worden in de chronologische volgorde van de vormvereisten waarnaar daarin verwezen wordt, eindigend met het recentste, namelijk het advies van de Raad van State.

DISPOSITIEF Artikel 1 1. Bij artikel 1, waarbij in artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 'houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten' een nieuw vijfde lid ingevoegd wordt, wordt [1] een afwijkende regeling ingesteld voor personen die een activiteit uitoefenen "in het kader van niet rechtstreekse toegankelijke zorg en ondersteuning voor een persoon met een handicap die wordt gefinancierd via een persoonlijk assistentiebudget overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of via een persoonsvolgend budget overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap". Die regeling, die inhoudt dat de activiteit in kwestie niet als een beroepsbezigheid beschouwd wordt voor zover ze een "loutere voortzetting" is van de uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, wordt op exact dezelfde wijze georganiseerd als die waarin artikel 19, derde lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 voorziet voor personen die een activiteit uitoefenen bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 'tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders'.

Uit het dossier dat aan de afdeling Wetgeving overgezonden is, valt evenwel niet af te leiden om welke reden aldus een nieuwe afwijking in het vooruitzicht gesteld wordt bovenop die waarin het derde lid van artikel 19 reeds voorziet.

De steller van het ontwerp moet de redenen kunnen op geven die redelijkerwijze kunnen verantwoorden waarom die afwijking alleen geldt voor categorieën van personen die onder de wetgeving van één enkele welbepaalde deelentiteit vallen.

Artikel 2 moet in het licht van deze opmerking herzien worden.

Een vergelijkbare opmerking geldt, mutatis mutandis, voor het ontworpen artikel 23bis/1, § 1, tweede lid, 2° (artikel 4 van het ontwerp). 2. De nieuwe afwijking die in het vooruitzicht gesteld wordt voor zelfstandigen, bestaat thans niet ten gunste van werknemers, die onder een afwijkende regeling vallen die tot nog toe identiek is aan die van zelfstandigen krachtens artikel 100, § 1, tweede tot vijfde lid, van de wet van 14 juli 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/07/1994 pub. 20/11/2008 numac 2008000938 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen van het jaar 2007 type wet prom. 14/07/1994 pub. 19/12/2008 numac 2008001027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 08/10/2010 numac 2010000576 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 04/03/2011 numac 2011000117 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 25/01/2012 numac 2012000022 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 10/07/2014 numac 2014000464 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 14/07/1994 pub. 20/03/2015 numac 2015000138 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten 'betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen'. Er wordt akte genomen van het feit dat het volgens het dossier de bedoeling is om te voorzien in vergelijkbare wijzigingen in de regeling voor werknemers.

Artikel 2 1. Artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971, zoals dat vervangen is bij het koninklijk besluit van 21 april 2007, is andermaal vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 23/06/2015 numac 2015202918 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 26/06/2015 numac 2015203006 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten en is niet gewijzigd bij een koninklijk besluit van 30 juli 2018. De inleidende zin van artikel 2 moet dan ook als volgt gesteld worden : "In artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 23/06/2015 numac 2015202918 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 26/06/2015 numac 2015203006 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : (...)". 2. Bij de bepaling onder 1° van voorliggend artikel wordt het woord "na" in het eerste lid van artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 niet opgeheven. Zo blijft, ondanks de opheffing van het adjectief "voorafgaande", het idee bestaan dat de betrokkene zijn activiteit pas mag hervatten nß de toelating van de adviserend arts, wat niet strookt met de bedoeling van de steller van het ontwerp.

In plaats van het woord "voorafgaande" gewoon te schrappen, dient men de woorden "na de voorafgaande toelating van de adviserend arts" in het eerste lid van het te wijzigen artikel 23 te vervangen door de woorden "met de toelating van de adviserend arts".

Een vergelijkbare opmerking geldt voor artikel 3, 1°.

Artikel 3 Artikel 23bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 is niet gewijzigd bij een besluit van 30 juli 2018.

De inleidende zin van artikel 3 moet dus gesteld worden als volgt : "In artikel 23bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 23/06/2015 numac 2015202918 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 26/06/2015 numac 2015203006 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht : (...)".

DE GRIFFIER B. DRAPIER DE VOORZITTER P. VANDERNOOT _______ Nota [1] Zoals blijkt uit de tabel die samen met het dossier inzake de adviesaanvraag overgezonden is en waarin de huidige tekst van artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 vergeleken wordt met die welke zou voortvloeien uit de inwerkingtreding van dit ontwerp, zou het lid dat bij artikel 1 van het ontwerp in voornoemd artikel 19 ingevoegd wordt, het vijfde lid vormen van dat artikel. Bijgevolg dienen op het einde van de inleidende zin van artikel 1 de woorden "tussen het derde en het vierde lid" vervangen te worden door de woorden "tussen het vierde en het vijfde lid".

26 DECEMBER 2022. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 86, § 3, gewijzigd bij de wetten van 22 augustus 2002, 29 maart 2012 en 7 mei 2019;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 21 september 2022;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 oktober 2022;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 21 oktober 2022;

Gelet op het advies nr. 72.567/2 van de Raad van State, gegeven op 19 december 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Zelfstandigen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2022, wordt tussen het derde en het vierde lid een lid ingevoegd, luidende : "Een activiteit in het kader van niet-rechtstreekse toegankelijke zorg en ondersteuning voor een persoon met een handicap die wordt gefinancierd via een persoonlijk assistentiebudget overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of via een persoonsvolgend budget overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap en die wordt verricht op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid, wordt echter niet beschouwd als een beroepsbezigheid, voor zover deze activiteit een loutere voortzetting is van de uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd.".

Art. 2.In artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 23/06/2015 numac 2015202918 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 26/06/2015 numac 2015203006 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 juli 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "na de voorafgaande toelating van de adviserend arts" vervangen door de woorden "met de toelating van de adviserend arts";2° in het tweede lid worden de woorden "voorafgaandelijk deze hervatting" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 23bis/1, § 1, de hervatting van de beroepsactiviteit bij zijn verzekeringsinstelling aangeven en";3° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 3.In artikel 23bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 23/06/2015 numac 2015202918 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 26/06/2015 numac 2015203006 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 juli 2018 en 12 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "na de voorafgaande toelating van de adviserend arts" vervangen door de woorden "met de toelating van de adviserend arts";2° in het tweede lid worden de woorden "voorafgaandelijk deze hervatting" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 23bis/1, § 1, de hervatting van de activiteit bij zijn verzekeringsinstelling aangeven en";3° het derde lid wordt opgeheven;4° het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 23bis/1 ingevoegd, luidende : "Art. 23bis/1. § 1. De gerechtigde moet elke hervatting van de activiteit tijdens de arbeidsongeschiktheid bedoeld in artikel 23 of artikel 23bis uiterlijk op de eerste werkdag die onmiddellijk aan die hervatting voorafgaat bij zijn verzekeringsinstelling aangeven en binnen dezelfde termijn bij de adviserend arts van zijn verzekeringsinstelling een aanvraag tot toelating indienen om die activiteit tijdens de arbeidsongeschiktheid uit te oefenen. De aangifte van de hervatting van de activiteit tijdens de arbeidsongeschiktheid, evenals de aanvraag tot toelating aan de adviserend arts worden door de gerechtigde via éénzelfde formulier bij zijn verzekeringsinstelling ingediend.

De in het vorige lid bedoelde formaliteiten worden echter geacht te zijn verricht op de eerste werkdag die de hervatting van de activiteit voorafgaat : 1° indien de gerechtigde die, tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid, een activiteit bedoeld in artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot en met 7°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders heeft verricht in uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de aangifte van de arbeidsongeschiktheid de uitoefening van deze activiteit bij zijn verzekeringsinstelling aangeeft en een aanvraag tot toelating indient om die activiteit overeenkomstig artikel 23bis tijdens de arbeidsongeschiktheid uit te oefenen;2° indien de gerechtigde die, tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid, een activiteit in het kader van niet-rechtstreekse toegankelijke zorg en ondersteuning voor een persoon met een handicap die wordt gefinancierd via een persoonlijk assistentiebudget overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap of via een persoonsvolgend budget overeenkomstig het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en ondersteuning voor personen met een handicap heeft verricht in uitvoering van een overeenkomst die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief is uitgevoerd, binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de aangifte van de arbeidsongeschiktheid de uitoefening van deze activiteit bij zijn verzekeringsinstelling aangeeft en een aanvraag tot toelating indient om die activiteit tijdens de arbeidsongeschiktheid uit te oefenen. § 2. De adviserend arts van de verzekeringsinstelling moet zijn beslissing nemen uiterlijk de dertigste werkdag te rekenen vanaf de eerste dag van de hervatting van de activiteit tijdens de arbeidsongeschiktheid bedoeld in paragraaf 1, eerste lid of uiterlijk de dertigste werkdag te rekenen vanaf de aangifte en de aanvraag tot toelating bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.

Het formulier met de toelating of de weigering om de activiteit overeenkomstig artikel 23 of artikel 23bis tijdens de arbeidsongeschiktheid te hervatten, wordt binnen zeven kalenderdagen vanaf de beslissing aan de gerechtigde als kennisgeving via de post toegestuurd. Als de adviserend arts met het oog op het nemen van zijn beslissing een geneeskundig onderzoek heeft uitgevoerd, kan het formulier na afloop van het geneeskundig onderzoek aan de gerechtigde worden overhandigd.

Die toelating waarin de aard, het volume en de voorwaarden tot uitoefening van die activiteit nader worden gepreciseerd, wordt in het geneeskundig en administratief dossier van de betrokkene bij de verzekeringsinstelling geborgen.

De verzekeringsinstelling bezorgt de gegevens met betrekking tot de toelating bedoeld in artikel 23 of artikel 23bis via een elektronisch bericht aan het Rijksinstituut. § 3. Wanneer de gerechtigde de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde formaliteit laattijdig, maar binnen een termijn van 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de hervatting van een activiteit heeft vervuld, worden de overeenkomstig artikel 28bis berekende uitkeringen toegekend met een vermindering van 10 procent die op het dagbedrag van de uitkering wordt toegepast tot en met de dag waarop het in paragraaf 1, eerste lid bedoelde formulier is verzonden, waarbij de poststempel bewijskracht heeft, of dit formulier aan de verzekeringsinstelling is bezorgd.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt de gerechtigde geacht het formulier op de vijfde werkdag voorafgaandelijk de dag van aanbrenging van de poststempel, of op de dag van ondertekening van dit formulier indien die na de voormelde vijfde werkdag ligt, te hebben verzonden.

In dit kader worden alle dagen van het jaar, behalve de zondagen en de wettelijke feestdagen, als werkdagen beschouwd.

De uitkeringen worden zonder vermindering toegekend vanaf de eerste werkdag die volgt op de dag waarop de in het eerste lid bedoelde formaliteiten zijn vervuld.

Als de gerechtigde de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde formaliteiten binnen een termijn van meer dan 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de hervatting van een activiteit heeft vervuld, zijn de bepalingen van artikel 23ter van toepassing tot de datum waarop de beslissing van de adviserend arts uitwerking heeft. § 4. De gerechtigde aan wie een beslissing tot weigering van de toekenning van de toelating om een activiteit te hervatten ter kennis wordt gebracht of een beslissing ter kennis wordt gebracht die een einde aan de staat van arbeidsongeschiktheid stelt, geniet tijdens de periode die de ingangsdatum van de bovenbedoelde beslissingen voorafgaat, uitkeringen die zijn berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 28bis of paragraaf 3, eerste tot derde lid, als hij de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde formaliteiten laattijdig, maar binnen een termijn van 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de werkhervatting heeft vervuld.

Als de gerechtigde de in paragraaf 1, eerste lid bedoelde formaliteiten binnen een termijn van meer dan 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de hervatting van een activiteit heeft vervuld, zijn de bepalingen van artikel 23ter van de gecoördineerde wet van toepassing tot de datum waarop de beslissing van de adviserend arts uitwerking heeft.".

Art. 5.In artikel 23ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 november 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/11/2000 pub. 07/12/2000 numac 2000022852 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen sluiten, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 juli 2011 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 23/06/2015 numac 2015202918 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten type koninklijk besluit prom. 11/06/2015 pub. 26/06/2015 numac 2015203006 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten, wordt het woord "voorafgaande" opgeheven.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023 en is van toepassing op de hervattingen van een activiteit bedoeld in artikel 23 of artikel 23bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten die ten vroegste op 1 januari 2023 aanvatten, evenals op de verlengingen, met een begindatum ten vroegste op 1 januari 2023, van de toelatingen om een dergelijke activiteit tijdens de arbeidsongeschiktheid uit te oefenen.

Art. 7.De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Ciergnon, 26 december 2022.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE De Minister van Zelfstandigen, D. CLARINVAL

^