gepubliceerd op 05 december 2008
Koninklijk besluit houdende regeling inzake de subsidiëring van de vereniging zonder winstoogmerk « Boeddhistische Unie van België » - « Union bouddhique belge »
20 NOVEMBER 2008. - Koninklijk besluit houdende regeling inzake de subsidiëring van de vereniging zonder winstoogmerk « Boeddhistische Unie van België » - « Union bouddhique belge »
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 1 juni 2008 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2008;
Gelet op de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 139;
Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot 58;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 april 1968 tot inrichting en coördinatie van de controles op de toekenning en op de aanwending van de toelagen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de memorie van toelichting met betrekking tot de wet van 24 julli 2008 houdende diverse bepalingen in het volgende voorziet : « Dit artikel is in de eerste plaats een voorbereidende etappe. Het strekt ertoe de structurering van het Boeddhisme door te voeren door in de eerste plaats een specifieke subsidie aan de Boeddhistische Unie van België te verlenen. Er zal dus een tweede wetgevende stap nodig zijn om de definitieve structuur van het Boeddhisme op ons grondgebied tot regel te verheffen. Een vergelijkbaar schema als dat wat gevolgd werd voor de erkenning van de niet- confessionele levensbeschouwing wordt gekozen : ten eerste verkreeg de vrijzinnigheid een subsidiëring via een VZW op grond van de wet van 23 januari 1981 waarvan het koninklijk besluit van 8 november 1988 de modaliteiten van de werkings- en personeelskosten bepaalde en daarna volgde de erkenning zelf bij de wet van 21 juni 2002.
Zodoende wordt een subsidie van 150.000 euro ingeschreven in het wetsontwerp van de algemene begroting van de FOD Justitie voor het dienstjaar 2008.
De vereiste bedragen wat deze structurering betreft, worden jaarlijks op de begroting van de FOD Justitie ingeschreven... ».
Overwegende dat, wat de structurering van het Boeddhisme in België betreft, schrijft de Boeddhistische Unie van België, op 30 september 2008 wat volgt : « Gelijktijdig met het kiezen voor een erkenning binnen het kader van de filosofische niet-confessionele gemeenschappen, hebben de boeddhisten van België hun intentie bekendgemaakt - naar het voorbeeld van de vrijzinnigheid - om zich territoriaal te organiseren op basis van provincies. De vertaling op het gebied van structuren die de morele hulp bieden welke door vele medeburgers wordt verwacht, dient uiteraard nog opgemaakt te worden. Deze prioritaire opdracht bestaat in wezen uit twee luiken.
Het gaat met name om : het inventariseren van de bestaande groepen op het terrein, het aanknopen van contacten met deze groepen en de opvolging ervan, het voorbereiden van de voorwaarden voor het lidmaatschap die beantwoorden aan de eventuele nieuwe eisen verbonden aan een toekomstige erkenning, het organiseren van besprekingen om aldus lokale structuren te installeren naar het voorbeeld van wat, onder meer, bij de vrijzinnigheid gebeurt en het creëren van een nationale permanente structuur die geschikt is om gemandateerd te worden als vertegenwoordiging van het geheel van boeddhisten naar de autoriteiten toe.
Wat de morele steun betreft, stellen wij een belangrijke vraag vast vanwege verschillende categorieën van personen (particulieren met bestaansmoeilijkheden, zieken, gevangenen...) die op zoek zijn naar een niet-theïstische spiritualiteit tijdens belangrijke momenten in hun leven. Deze vraag beantwoorden veronderstelt het bestaan van lokaal goed georganiseerde centra, personeel dat is opgeleid voor de verschillende soorten publiek en plaatsen om mensen te ontvangen. Deze voorwaarden zijn vandaag verre van ingevuld. Wij zullen onder meer de erkenningscriteria moeten definiëren voor de raadgevers, belast met het verlenen van morele steun, de procedure voor de erkenning van deze raadgevers moeten opmaken en tevens moeten waken over het behoud van de kwaliteit van hun dienstverlening, met name door het organiseren van permanente vorming.
Deze initiatieven zijn bedoeld om het kwaliteitsniveau te verzekeren van de morele steun, die voldoende garanties biedt aan de betrokken autoriteiten ».
Overwegende dat de wet van 1 juni 2008 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2008, inzonderheid de begroting Justitie, programma 59/3, in een bedrag van 150.000 euro heeft voorzien;
Overwegende dat, met het oog op voornoemde opdrachten, de financiering van de Boeddhistische Unie van België verder dient te worden verzekerd omdat een regeling slechts mogelijk is na erkenning van het boeddhisme in België;
Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is een overgangsregeling onder de vorm van een subsidie te behouden;
Overwegende dat de Boeddhistische Unie van België het financieel plan op 20 september 2007 aan de FOD Justitie heeft overgezonden;
Overwegende dat de toegekende middelen de Boeddhistische Unie van België de mogelijkheid moeten bieden in de meest noodzakelijke uitgaven in het kader van de werking ervan te voorzien;
Gelet op het advies van de Boeddhistische Unie van België van 21 oktober 2008;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 7 november 2008;
Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Binnen de grenzen van de begroting zijn de bepalingen van dit besluit van toepassing op de vereniging zonder winstoogmerk « Boeddhistische Unie van België » - « Union Bouddhique Belge », waarvan de zetel gevestigd is te 1000 Brussel, Vorstlaan 117/7, hierna « de vereniging » genoemd.
Art. 2.Op voorstel van de vereniging bepaalt de minister van Justitie ieder jaar welke uitgaven van de vereniging noodzakelijk zijn voor de structurering van het boeddhisme, zulks overeenkomstig de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen.
De uitgaven betreffen : 1° de kosten voor het onderhoud en van de administratieve ondersteuning, nodig voor de coördinatie van de organisatie en werking van de niet-confessionele morele dienstverlening, verbonden aan een algemeen secretariaat en de hieraan inherente uitgaven;2° de kosten die noodzakelijk zijn voor de niet-confessionele morele dienstverlening, te weten de kosten van de gebouwen en de delen van de gebouwen, gebruikt door een algemeen secretariaat, de personeelskosten en de kosten inherent aan de coördinatie en de werking van de niet-confessionele morele dienstverlening.
Art. 3.De subsidie moet worden uitgetrokken op artikel 59-313303 van de sectie 59 - Boeddhisme - van de begroting van de FOD Justitie.
Art. 4.Op grond van het gunstig advies van de inspecteur van Financiën wordt de aan de vereniging toegekende subsidie uitbetaald in drie schijven : de eerste schijf ten bedrage van 45 % in de loop van de maand januari van het betrokken jaar, een tweede schijf ten bedrage van 45 % in de loop van de maand juli van dat jaar, een derde schijf ten bedrage van 10 % nadat de bewijsstukken betreffende de uitgaven van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft aan de minister van Justitie zijn voorgelegd en deze stukken zijn gecontroleerd.
Wat het dienstjaar 2008 betreft, zal de som in een schijf ten bedrage van 90 % uitbetaald worden.
De schijf van 10 % van de toegekende subsidie wordt aan de vereniging zonder winstoogmerk « Boeddhistische Unie van België » uitbetaald na goedkeuring van de rekeningen betreffende het dienstjaar 2008.
Art. 5.De subsidie dekt inzonderheid het geheel of een deel van de bezoldiging van het personeel, van de huurprijs en de kosten voor inrichting van lokalen, van de kosten voor de aanschaffing van de nodige uitrusting en benodigdheden, alsook van alle andere kosten die betrekking hebben op de structurering van het boeddhisme in België.
Art. 6.Alle personeelskosten worden binnen de grenzen van de subsidie gedekt, rekening houdend met de privaatrechtelijke toestand van het betrokken personeel en onder de in artikel 7 bepaalde voorwaarden.
Art. 7.De bezoldigingen van het personeel die in aanmerking komen voor de berekening van de subsidie mogen niet hoger zijn dan : a) secretaris-generaal 38.880,00 - 51.360,00 24 jaarlijkse verhogingen - 520,00 b) adjunct-secretaris-generaal 35.880,00 - 48.360,00 24 jaarlijkse verhogingen - 520,00 c) hoofdsecretaris 28.880,00 - 41.360,00 26 jaarlijkse verhogingen - 480,00 d) secretaris hoofd van dienst 25.880,00 - 38.360,00 26 jaarlijkse verhogingen - 480,00 e) secretaris 20.903,00 - 33.124,00 3 jaarlijkse verhogingen - 620,00 7 tweejaarlijkse verhogingen - 793,00 3 tweejaarlijkse verhogingen - 918,00 4 driejaarlijkse verhogingen - 514,00 f) adjunct-secretaris 1e kl. 17.274,00 - 25.688,00 3 jaarlijkse verhogingen - 253,00 1 tweejaarlijkse verhoging - 293,00 1 tweejaarlijkse verhoging - 391,00 2 tweejaarlijkse verhogingen - 673,00 9 tweejaarlijkse verhogingen - 625,00 g) adjunct-secretaris 2e kl. 15.122,00 - 22.509,00 3 jaarlijkse verhogingen - 669,00 2 tweejaarlijkse verhogingen - 595,00 2 tweejaarlijkse verhogingen - 421,00 9 tweejaarlijkse verhogingen - 372,00 h) technisch secretaris 13.999,32 - 18.166,15 3 jaarlijkse verhogingen - 218,66 5 tweejaarlijkse verhogingen - 213,50 8 tweejaarlijkse verhogingen - 349,05 i) autonoom consulent 28.880 - 41.360,00 26 jaarlijkse verhogingen - 480,00 j) gedelegeerd consulent 25.880,00 - 38.360,00 26 jaarlijkse verhogingen - 480,00 k) consulent-assistent 15.122,00 - 22.509,00 3 jaarlijkse verhogingen - 669,00 2 tweejaarlijkse verhogingen - 595,00 2 tweejaarlijkse verhogingen - 421,00 9 tweejaarlijkse verhogingen - 372,00 Die weddenschalen worden aangepast aan de verplichtingen die aan de werkgever worden opgelegd ingevolge de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten en de collectieve overeenkomsten voor bedienden.
De secretarissen-generaal, de adjunct-secretarissen-generaal, de hoofdsecretarissen, de secretarissen hoofd van dienst, de autonome consulenten en de gedelegeerde consulenten dienen houder te zijn van een diploma tweede cyclus universitair onderwijs (licentiaat of master), voor één van de functies van secretaris, adjunct-secretaris of consulent-assistent komen in aanmerking de diploma's hogere studies, tot slot voor de technische secretarissen komen in aanmerking de diploma's lager secundair onderwijs.
Art. 8.Voor de berekening van de in de vereniging verworven anciënniteit worden de volgens weddenschaal A33, A32, A22, A21, A11, BT3, BI1, BA1 en DT3 bezoldigde initiële ambten beschouwd als ambten die overeenkomen met het niveau A, B, C, en D bij het rijkspersoneel.
Bovendien, op voorstel van de Boeddhistische Unie van België, houdt de minister van Justitie rekening met de anciënniteit die hij nuttig acht voor de uitoefening van het ambt.
Art. 9.De uitgaven inzake bijdragen en vergoedingen mogen niet hoger zijn dan die welke zouden voortvloeien uit de toepassing van de voor het rijkspersoneel geldende regeling, inzonderheid met betrekking tot volgende bepalingen : het koninklijk besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden en tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten; het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2002; het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 juni 2006; het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2004.
Art. 10.De begroting van de vereniging wordt, voor 20 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop zij betrekking heeft, in drievoud, overgezonden aan de FOD Justitie.
Art. 11.De rekeningen van de vereniging worden, voor 10 april van het jaar volgend op het jaar waarop zij betrekking hebben, in drievoud, met alle bewijsstukken overgezonden aan de FOD Justitie.
Art. 12.De begroting en de jaarrekeningen worden opgemaakt overeenkomstig de door de minister van Justitie na advies van de Boeddhistische Unie van België vastgestelde bepalingen.
De boekhouding en alle boekhoudkundige stukken van de vereniging worden gehouden overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, gewijzigd bij de wet van 2 mei 2002 met als opschrift « wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen » voor het gedeelte van deze wet dat van toepassing is op kleine VZW's.
De boekhouding wordt gehouden op basis van een boekhoudkundig plan dat een gedetailleerde analyse van de boekhoudkundige verrichtingen mogelijk maakt.
Dat plan zal op hetzelfde tijdstip als de rekeningen en de begroting aan de FOD Justitie worden bezorgd.
Art. 13.Het financieel boekjaar komt overeen met het burgerlijk jaar.
Art. 14.De naam van de personen aan wie een delegatie van handtekening is verleend om de Boeddhistische Unie van België op financieel vlak te verbinden, wordt aan de FOD Justitie bezorgd, samen met kopieën van bewijsstukken.
Art. 15.Voor alle boekhoudkundige verrichtingen met betrekking tot uitgaven is een bevel tot betaalbaarstelling nodig ondertekend door de voorzitter en medeondertekend door de secretaris. Dit bevel tot betaalbaarstelling, waaraan de originele bewijsstukken worden vastgemaakt, wordt aan de penningmeester bezorgd die, na controle van de wettelijkheid ervan, alleen en op eigen verantwoordelijkheid instaat voor de betaling van de uitgaven.
Voor alle boekhoudkundige verrichtingen met betrekking tot inkomsten is een invorderingsstaat nodig ondertekend door de voorzitter en medeondertekend door de secretaris. De invorderingsstaat, waaraan de bewijsstukken worden vastgemaakt, wordt aan de penningmeester bezorgd met het oog op de inning ervan.
Voor de volgende boekhoudkundige verrichtingen is geen invorderingsstaat of bevel tot betaalbaarstelling vereist : verrichtingen die uitsluitend betrekking hebben op overdrachten van tresorie van een rekening naar een andere; voor rekening van derden uitgevoerde verrichtingen, zoals betalingen aan de RSZ of aan de FOD Financiën wat bedrijfsvoorheffing betreft; verrichtingen die bij vergissing of ten onrechte werden uitgevoerd op de rekening van de vereniging en die de penningmeester moet terugbetalen.
De bewijsstukken van de hierboven vermelde verrichtingen worden bij de rekeningen gevoegd.
Art. 16.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 17 augustus 2008.
Art. 17.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 november 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, J. VANDEURZEN