Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 december 2012
gepubliceerd op 31 december 2012

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2012003370
pub.
31/12/2012
prom.
19/12/2012
ELI
eli/besluit/2012/12/19/2012003370/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Inleiding Onderhavig ontwerp vervolledigt de omzetting van Richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna « btw-richtlijn ») wat de factureringsregels betreft, bij de wet van 17 december 2012 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 december 2012), met inwerkingtreding op 1 januari 2013.

Genomen in uitvoering van de artikelen 53, § 2, vijfde lid, 53decies, § 2, 54, eerste lid en 60, § 6, derde lid, van het Wetboek, worden meer bepaald de artikelen 220bis, 221, lid 1 (verplichting tot uitreiking van een factuur - bijzonder geval), 226ter en 238, lid 1, b) (vereenvoudigde factuur), artikel 222 (termijn voor uitreiking van facturen), de artikelen 226, 226bis en 230 (verplichte vermeldingen op de facturen) en artikel 243 (samenvattende opgaven), van de btw-richtlijn omgezet. Draagwijdte van de bepalingen. - Toelichting bij de artikelen Termijn voor de uitreiking van de facturen Artikel 6 van het ontwerp vervangt artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 1 met het oog op de omzetting van artikel 222 van de btw-richtlijn inzake de uitreikingstermijn van facturen.

De wijziging beoogt de harmonisatie van de uitreikingstermijn van facturen met betrekking tot alle handelingen, zowel nationale als intracommunautaire, met als referentiepunt de vijftiende dag van de maand na die waarin het belastbare feit heeft plaats gevonden of na die waarin de belasting opeisbaar wordt over de prijs of een deel ervan.

Op grond van artikel 222, eerste alinea, van de btw-richtlijn moet voor de vrijgestelde intracommunautaire leveringen van goederen en intracommunautaire diensten waarvoor de belasting verschuldigd is door de afnemer van de diensten, de factuur worden uitgereikt uiterlijk op de vijftiende dag van de maand volgend op die waarin het belastbare feit zich heeft voorgedaan (tijdstip waarop de levering van de goederen of de diensten worden verricht).

Deze bepaling betreffende de intracommunautaire leveringen van goederen bedoeld in artikel 39bis van het Wetboek wordt omgezet door artikel 4, § 2, van het besluit.

Voor de andere handelingen (in hoofdzaak de nationale handelingen), kunnen de lidstaten op grond van artikel 222, tweede alinea, zelf al dan niet een termijn voor de uitreiking van facturen opleggen. In België wordt aldus een termijn opgelegd waarbinnen een factuur wordt uitgereikt. Volgens artikel 4, § 1, van het besluit is dit de vijftiende dag van de maand na die waarin de belasting overeenkomstig de artikelen 16, § 1, 17, § 1, 22, § 1 en 22bis, van het Wetboek opeisbaar is geworden over de prijs of een deel ervan.

Paragraaf 3 van hetzelfde artikel 4 wordt in dezelfde zin aangepast om rekening te houden met artikel 22, § 2, van het Wetboek in verband met diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, en diensten waarvoor de belasting is verschuldigd door de ontvanger van de dienst en die gedurende een periode langer dan één jaar geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode.

Paragraaf 4 van voornoemd artikel 4 harmoniseert in dezelfde zin de termijn waarin het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek het bijzonder stuk moet uitreiken wanneer hij goederen of diensten verschaft aan een ander lid.

De uitreikingstermijn wordt aangepast in artikel 9 van het besluit (artikel 13 van het ontwerp) voor de uitreiking van een stuk (wachtdocument) door de medecontractant die schuldenaar is van de belasting ingevolge een intracommunautaire verwerving van goederen alsook in de gevallen waarbij de belasting wordt verlegd overeenkomstig artikel 51, § 2, eerste lid, van het Wetboek en de artikelen 20 (werken in onroerende staat), 20bis (leveringen van goud) en 20ter (overdrachten van broeikasgasemissierechten) van het koninklijk besluit nr. 1.

Vermeldingen op de facturen en andere stukken Artikel 8 van het ontwerp zet artikel 226 van de btw-richtlijn om dat betrekking heeft op de vermeldingen die verplicht moeten voorkomen op elke uitgereikte factuur.

De wijzigingen aangebracht in artikel 5 van het besluit hebben voornamelijk betrekking op de aanpassing van de tekst van een aantal vermeldingen (punten 1, 5 en 9, van paragraaf 1) en de invoeging van andere vermeldingen (punten 9bis, 9ter, 10bis en 10ter).

De wijziging aangebracht in artikel 5, § 1, 9°, van het besluit zet artikel 230 van de btw-richtlijn om en heeft betrekking op de nationale munteenheid waarin het totaalbedrag van de te betalen of te herziene belasting moet worden uitgedrukt op de factuur. Gelet op artikel 53decies, § 1, van het Wetboek, dat artikel 219bis van de btw-richtlijn omzet, dienen deze bedragen voortaan te worden uitgedrukt in de nationale munteenheid van de lidstaat die de regels bepaalt die van toepassing zijn op de uitreiking van facturen.

Wanneer de belasting verschuldigd is door de medecontractant, vervangt de vermelding « Btw verlegd » de vermelding « Belasting te voldoen door de medecontractant » die vroeger in België verplicht was. Wanneer de medecontractant de factuur uitreikt in naam en voor rekening van de leverancier of de dienstverrichter, moet de vermelding « factuur uitgereikt door de afnemer » worden aangebracht.

Deze bepalingen maken het voorwerp uit van de punten 9bis en 9ter van voormeld artikel 5, § 1.

De punten 10bis en 10ter van hetzelfde artikel 5, § 1, hebben betrekking op de nieuwe vermeldingen die moeten worden aangebracht wanneer de bijzondere regeling voor reisbureaus van toepassing is of de bijzondere regeling voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten.

Er dient nog worden aan toegevoegd dat de vermelding « Btw verlegd » ook moet worden vermeld op de facturen die betrekking hebben op handelingen als bedoeld in de artikelen 20 (werken in onroerende staat), 20bis (leveringen van goud) en 20ter (overdrachten van broeikasgasemissierechten), waarvoor de belasting verschuldigd is door de medecontractant (artikelen 22, 23 en 24 van het ontwerp).

Bewaring van stukken, andere dan facturen en boeken Bijzondere bepaling Artikel 8, nieuw, van koninklijk besluit nr. 1 laat bovendien toe dat door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde een kortere bewaringstermijn wordt toegestaan, in de gevallen waarin het bewaren van stukken, andere dan facturen en boeken, aanleiding geeft tot ernstige moeilijkheden.

Vereenvoudigde facturen Artikel 17 van het ontwerp dat de artikelen 220bis, 226ter en 238, lid 1, b), van de btw-richtlijn omzet, die de toepasselijke regels inzake de vereenvoudigde factuur bepalen, vervangt artikel 13 van koninklijk besluit nr. 1 door nieuwe bepalingen die verduidelijken in welke gevallen de belastingplichtige een vereenvoudigde factuur mag uitreiken en welke de minimale vermeldingen zijn die deze dan moet bevatten.

Zo mag een vereenvoudigde factuur uitgereikt worden : 1° wanneer het bedrag van de factuur, exclusief btw, niet hoger dan 100 euro is;2° wanneer, onder de voorwaarden te bepalen door de Minister van Financiën, de handels- of administratieve praktijken van de betrokken bedrijfssector of de technische voorwaarden waaronder die facturen worden uitgereikt de naleving bemoeilijken van alle bedoelde verplichtingen;3° wanneer het een verbeterend stuk betreft, in welk geval dit document een specifieke en ondubbelzinnige verwijzing naar de oorspronkelijke factuur moet bevatten, samen met de specifieke vermelding van de aangebrachte wijzigingen. Wat de vermeldingen betreft die de vereenvoudigde factuur moet bevatten, zoals voorzien in artikel 13, tweede lid, van het besluit, dat artikel 226ter van de btw-richtlijn omzet, maakt België gebruik van de mogelijkheid geboden door artikel 227 van deze richtlijn, om de vermelding te eisen van het btw-identificatienummer van de verkrijger of de ontvanger.

Overige bepalingen Artikel 1 van onderhavig besluit vormt de omzetting van artikel 221, nieuw, van de Richtlijn 2006/112/EG (artikel 3 van het ontwerp).

Artikel 3 van het ontwerp heft de bepaling op die het voorwerp uitmaakte van artikel 1, § 2, oud (verzending van facturen langs elektronische weg, mits aanvaarding door de medecontractant) van het besluit. Deze bepaling heeft niet langer een bestaansreden, gelet op artikel 53, § 2, van het Wetboek met betrekking tot de verplichting een factuur uit te reiken, waar in het vierde lid wordt verduidelijkt dat het gebruik van een elektronische factuur wordt toegestaan mits aanvaarding door de medecontractant.

Artikel 10 van het ontwerp dat artikel 6 van het besluit vervangt, heeft tot doel de bepalingen betreffende de noodzakelijke voorwaarden opdat een factuur kan worden uitgereikt door de medecontractant (self-billing procedure) op te heffen. De regels die terzake van toepassing zijn maken het voorwerp uit van artikel 53, § 2, tweede lid, nieuw, van het Wetboek, dat artikel 224 van de btw-richtlijn omzet en, voor de toepassing van deze procedure in het kader van de btw-eenheid, van artikel 53, § 3, tweede lid, nieuw, van het Wetboek.

Ter herinnering, artikel 53, § 2, tweede lid, nieuw, van het Wetboek voorziet twee voorwaarden opdat de uitreiking van de factuur door de medecontractant, in naam en voor rekening van de leverancier of de dienstverrichter, zou worden toegestaan, namelijk, enerzijds, dat er een voorafgaandelijk akkoord bestaat tussen beide partijen en anderzijds dat ieder factuur het voorwerp uitmaakt van een procedure van aanvaarding door de leverancier of de dienstverrichter.

De contracterende partijen moeten inderdaad zelf onder elkaar de voorwaarden en modaliteiten van het voorafgaandelijk akkoord en van de bedoelde aanvaardingsprocedure bepalen.

Artikel 18 van het ontwerp heft artikel 13bis van het besluit op. Deze bepaling wordt verplaatst naar artikel 21bis (hoofdstuk IV - Andere verplichtingen). Aangezien vanaf 1 januari 2013 een kasticket moet worden uitgereikt aan alle klanten, ongeacht of ze belastingplichtige zijn of niet, is het begrip van de vereenvoudigde factuur uitgereikt door een geregistreerd kassasysteem, zoals thans enkel in het kader van een relatie B to C is voorzien in artikel 13bis, niet meer bruikbaar.

Artikel 21 van het ontwerp heft artikel 17 van het besluit op, wat de leveringen van roerende goederen en de diensten betreft verricht door een belastingplichtige die gewoonlijk aan particulieren goederen levert of diensten verstrekt, waarvoor is bepaald dat de belasting opeisbaar wordt naarmate van de ontvangst van de prijs.

Deze bepaling is nu opgenomen in de artikelen 17, § 3 (leveringen van goederen) en 22bis, tweede lid, van het Wetboek (diensten).

Artikel 25 van het ontwerp legt in het bijzonder de voorwaarden vast voor de uitreiking van een kasticket door de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt alsmede door de traiteur die regelmatig cateringdiensten verricht.

Deze belastingplichtigen zijn ertoe gehouden aan de klant een kasticket uit te reiken overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen voor alle diensten en leveringen van goederen die zij in de uitoefening van hun economische activiteit in de horeca verrichten.

Wanneer evenwel hun jaaromzet, exclusief btw, van de restaurant- en cateringdiensten met uitsluiting van het verschaffen van dranken niet meer bedraagt dan het door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaald bedrag, zijn deze belastingplichtigen ervan ontheven een kasticket uit te reiken maar zijn ze er wel toe gehouden een in artikel 22 van dit besluit bedoelde rekening of ontvangstbewijs uit te reiken.

Artikel 26 van het ontwerp wijzigt in de vereiste zin artikel 22, paragraaf 1, van het besluit, rekening houdend met artikel 21bis, nieuw.

De uitreiking van een factuur of een kasticket door de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt of door de traiteur die regelmatig cateringdiensten verricht, stelt hen vrij van de uitreiking van een in artikel 22, paragraaf 1 bedoelde rekening of ontvangstbewijs.

Artikel 27 van het ontwerp past artikel 23 van het besluit aan om de omzetting te verzekeren van artikel 243, lid 1, nieuw, van de btw-richtlijn, inzake het houden van een register voor de goederen die een belastingplichtige heeft verzonden of vervoerd of voor zijn rekening heeft verzonden of vervoerd voor zijn bedrijfsdoeleinden, naar een andere lidstaat van de Gemeenschap, om een dienst te verrichten voor deze belastingplichtige die betrekking heeft op expertises verricht in deze andere lidstaat.

Artikel 28 van het ontwerp voegt in het besluit een hoofdstuk V « Tijdelijke bepaling » in dat artikel 30bis bevat ingevoegd bij artikel 29 van het ontwerp.

Artikel 21bis, nieuw, van het besluit, ingevoegd bij artikel 25 van het ontwerp, verplicht de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt alsmede de traiteur die regelmatig cateringdiensten verricht aan de belastingplichtige of niet-belastingplichtige klant het kasticket uit te reiken overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen voor alle diensten en leveringen van goederen die zij in de uitoefening van hun economische activiteit in de horeca verrichten.

Rekening houdend met het feit dat de hiervoor bedoelde geregistreerde kassasystemen thans nog niet beschikbaar zijn op de markt, verplicht artikel 30bis, nieuw, van het besluit deze belastingplichtigen om kasticketten te blijven uitreiken door middel van het vóór 1 januari 2014 gebruikte kasregister, of bij gebrek aan een dergelijk kasregister, de rekening of het ontvangstbewijs bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, 2°, van het besluit.

Onderhavige bepaling is van toepassing van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Deze termijn zou moeten toelaten de hiervoor bedoelde kassasystemen te ontwikkelen en op de markt te brengen.

Tenslotte bepaalt artikel 29 van het ontwerp dat deze bepalingen in werking treden op 1 januari 2013, namelijk de datum dat de nieuwe regels inzake facturering van toepassing worden overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE

ADVIES 51.904/1/V VAN 11 SEPTEMBER 2012 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste vakantiekamer, op 30 juli 2012 door de Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 14 september 2012, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde', heeft het volgende advies gegeven : 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Rechtsgrond 2. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit wordt geboden door de artikelen 53octies, § 1, 54, eerste lid, en 60, § 4, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : WBTW). Een voorontwerp van wet 'tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde', waarover de Raad van State heden advies 51.903/1/V geeft, voorziet evenwel in de wijziging van de voornoemde artikelen 53octies, § 1, 54, eerste lid, en 60, § 4.

Aangezien de te wijzigingen bepalingen nog niet in de rechtsorde zijn opgenomen en het voorontwerp van wet zelfs nog niet in het federale Parlement werd besproken, kan de Raad van State, afdeling Wetgeving, niet vooruitlopen op het resultaat van de parlementaire bespreking.

Hij heeft dan ook die ontworpen wijzigingen niet bij zijn onderzoek betrokken. In het geval dat de aan te nemen wet evenwel tot stand zou komen voor het te nemen besluit, zal het ontworpen besluit in voorkomend geval dienen te worden aangepast gelet op die wet. Zo aan de rechtsgrond biedende bepalingen inhoudelijke wijzigingen zouden worden aangebracht die een weerslag kunnen hebben op het ontworpen besluit, dient dat besluit opnieuw om advies te worden voorgelegd aan de Raad van State, afdeling Wetgeving.

Vormvereisten 3. Uit artikel 19/1, § 1, van de wet van 5 mei 1997 'betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' vloeit voort dat in beginsel elk voorontwerp van wet, elk ontwerp van koninklijk besluit en elk voorstel van beslissing dat ter goedkeuring aan de Ministerraad moet worden voorgelegd, aanleiding moet geven tot een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling inzake duurzame ontwikkeling uit te voeren. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat aan dit vormvereiste reeds is voldaan, zodat dergelijk onderzoek wellicht nog dient te gebeuren. Indien uit dit voorafgaande onderzoek zou blijken dat een effectbeoordeling in de zin van artikel 19/2 van dezelfde wet noodzakelijk is, en als gevolg van die effectbeoordeling wijzigingen zouden worden aangebracht in de om advies voorgelegde tekst van het ontwerp, dan zullen deze wijzigingen eveneens om advies aan de Raad van State moeten worden voorgelegd.

Onderzoek van de tekst Aanhef 4. Aangezien de in het eerste lid van de aanhef vermelde wet nog niet in de rechtsorde bestaat en het bovendien gaat om een wijzigende wet, dient dat lid te worden weggelaten.5. Het tweede lid van de aanhef (dat het eerste lid wordt) dient te worden aangepast gelet op hetgeen werd opgemerkt omtrent de rechtsgrond voor het ontworpen besluit.6. Aan de aanhef dient een lid te worden toegevoegd waarin gewag wordt gemaakt van het vervullen van het in artikel 19/1 (of eventueel /2) van de wet van 5 mei 1997 bedoelde vormvereiste. De kamer was samengesteld uit : De heren : J. Smets, staatsraad, voorzitter;

B. Seutin en P. Sourbron, staatsraden;

M. Rigaux, assessor van de afdeling Wetgeving;

Mevr. M. Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. A. Somers, auditeur. (...) De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, J. Smets.

19 DECEMBER 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 17 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 16, vervangen bij de wet van 17 december 2012, artikel 17, vervangen bij de wet van 17 december 2012, artikel 22, vervangen bij de wet van 17 december 2012, artikel 22bis, ingevoegd bij de wet van 17 december 2012, artikel 53, § 2, vervangen bij de wet van 17 december 2012, artikel 53decies, ingevoegd bij de wet van 17 december 2012, artikel 54, eerste lid, vervangen bij de wet van 17 december 2012 en artikel 60, vervangen bij de wet van 17 december 2012;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 6 augustus 2012;

Gelet op het voorgaand onderzoek volgens de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, artikel 19/1, § 1;

Gelet op advies nr. 51.904/1/V van de Raad van State, gegeven op 11 september 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt het opschrift van hoofdstuk 1 vervangen als volgt : « HOOFDSTUK 1. - Facturering ».

Art. 2.In hoofdstuk 1 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 1 ingevoegd die de artikelen 1, 2 en 3 bevat, luidende : « Afdeling 1. - Uit te reiken facturen en op te stellen stukken ».

Art. 3.Artikel 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 december 2009, 19 december 2010 en 23 maart 2011, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.De belastingplichtige, gehouden tot het uitreiken van een factuur op grond van artikel 53, § 2, eerste lid, van het Wetboek, die hierna vermelde leveringen van goederen of diensten verricht voor natuurlijke personen die ze bestemmen voor hun privé-gebruik, reikt een factuur uit wanneer deze handelingen overeenkomstig de artikelen 14, 14bis, 15 en 21bis van het Wetboek in België plaatsvinden, of wanneer, vóór de handeling, de belasting opeisbaar wordt over de gehele of een deel van de prijs van de handeling, bij toepassing van de artikelen 17, § 1, en 22bis, eerste lid, van het Wetboek : 1° de leveringen : a) van voor personen- of goederenvervoer bestemde nieuwe of tweedehandse landvoertuigen, voorzien van een motor met een cilinderinhoud van meer dan 48 kubieke centimeter of met een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt, alsmede hun aanhangwagens, met inbegrip van de auto's voor dubbel gebruik en de kampeerwagens;b) van jachten en plezierboten;c) van vliegtuigen, watervliegtuigen, hefschroefvliegtuigen, zweefvliegtuigen, vrije of bestuurbare luchtballons en andere dergelijke luchtvaartuigen, ongeacht of ze zwaarder of lichter zijn dan de lucht, met of zonder motor;2° de leveringen van goederen bedoeld in artikel 1, § 9, van het Wetboek alsook de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op zulke goederen die niet overeenkomstig artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld;3° de in artikel 20, § 2, vermelde handelingen;4° de leveringen van goederen en de diensten bestemd voor de oprichting van een gebouw bedoeld in artikel 64, § 4, van het Wetboek;5° de verkopen op afbetaling en de huurkopen;6° de leveringen die betrekking hebben op goederen die, gelet op de aard ervan, de wijze waarop zij worden aangeboden, de verkochte hoeveelheden of de toegepaste prijzen, kennelijk bestemd zijn voor een economisch gebruik, alsook de leveringen van goederen van de soort waarin de verkrijger handel drijft of die hij normaal bestemt voor de uitoefening van zijn economische activiteit;7° de leveringen verricht in inrichtingen of op plaatsen die normaal niet toegankelijk zijn voor particulieren;8° de leveringen verricht door voortbrengers- of grossiersbedrijven;9° de leveringen van onderdelen, toebehoren en uitrustingsstukken voor de onder 1° vermelde goederen, alsook de werken, het wassen uitgezonderd, verricht aan deze goederen, met inbegrip van de levering van de goederen die worden verbruikt voor de uitvoering van deze werken, wanneer de prijs, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde, meer bedraagt dan 125 euro;10° de verrichtingen van verhuizing of meubelbewaring en de bij die handelingen behorende prestaties;11° de in artikel 42, § 3, eerste lid, 1° tot 8°, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen en diensten; 12° leveringen van beleggingsgoud, gedefinieerd in artikel 1, § 8, van het Wetboek, waarvan het bedrag meer dan 2.500 euro bedraagt, waaronder beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet-toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals voor handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendoms- of vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud. ».

Art. 4.Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.De belastingplichtige stelt een stuk en een kopie daarvan op voor de in artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen. ».

Art. 5.In hoofdstuk 1 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 2 ingevoegd die het artikel 4 bevat, luidende : « Afdeling 2. - Uitreikingstermijn ».

Art. 6.Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 februari 2004 en 17 mei 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.§ 1. De factuur en het in artikel 3 bedoeld stuk worden respectievelijk uitgereikt of opgesteld uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin de belasting overeenkomstig de artikelen 16, § 1, 17, § 1, 22, § 1 en 22bis, van het Wetboek opeisbaar wordt over het geheel of een deel van de prijs. § 2. Voor de onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek verrichte leveringen van goederen worden de factuur en het in artikel 2 bedoeld stuk respectievelijk uitgereikt of opgesteld uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin de levering werd verricht. § 3. Voor de diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen, bedoeld in artikel 22, § 2, eerste lid, van het Wetboek, wordt het stuk uitgereikt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na het verstrijken van de periode waarop de afrekening of de betaling betrekking heeft.

Voor doorlopende diensten die gedurende een periode langer dan één jaar geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode, bedoeld in artikel 22, § 2, tweede lid, van het Wetboek, wordt het stuk uitgereikt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na het verstrijken van elk kalenderjaar. § 4. Het in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek bedoeld stuk wordt uitgereikt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin het goed of de dienst aan een ander lid werd verschaft.

Evenwel, wanneer de prijs of een deel ervan werd ontvangen vóór de levering van het goed of het verrichten van de dienst, wordt het stuk uitgereikt uiterlijk de vijftiende van de maand na die van de ontvangst van de prijs of een deel ervan. ».

Art. 7.In hoofdstuk 1 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 3 ingevoegd die het artikel 5 bevat, luidende : « Afdeling 3. - Vermeldingen ».

Art. 8.Artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996, 26 november 1998, 20 juli 2000, 2 april 2002, 16 februari 2004, 21 april 2007, 17 mei 2007, 6 april 2008 en 9 december 2009, wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.§ 1. De factuur en het in artikel 2 bedoeld stuk vermelden : 1° de datum waarop ze respectievelijk worden uitgereikt of opgesteld en een opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat deze stukken op eenduidige wijze identificeert, waaronder ze worden ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen van de leverancier of de dienstverrichter;2° de naam of de maatschappelijke benaming van de leverancier van de goederen of van de dienstverrichter, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en zijn in artikel 50 van het Wetboek bedoeld btw-identificatienummer. In het kader van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, worden deze vermeldingen vervangen door de vermeldingen eigen aan het betrokken lid; 2° bis wanneer de schuldenaar de leverancier van de goederen of de dienstverrichter is die niet in België is gevestigd en : a) hij heeft hier te lande een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen overeenkomstig artikel 55, § 1 of § 2, van het Wetboek, de identiteit en het adres van de aansprakelijke vertegenwoordiger en de aanduiding van zijn hoedanigheid;b) hij wordt vertegenwoordigd door een vooraf erkende persoon overeenkomstig artikel 55, § 3, van het Wetboek, de identiteit, het adres en het btw-identificatienummer toegekend aan die persoon en de aanduiding van zijn hoedanigheid;3° de naam of de maatschappelijke benaming, het adres en het in artikel 50 van het Wetboek bedoeld btw-identificatienummer van de medecontractant of, wanneer het in artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek bedoelde leveringen betreft, de naam of de maatschappelijke benaming, het adres en het btw-identificatienummer dat in de lidstaat van bestemming van de goederen aan de belastingplichtige is toegekend;3° bis wanneer de schuldenaar de medecontractant is die niet in België is gevestigd en : a) hij heeft hier te lande een aansprakelijke vertegenwoordiger laten erkennen overeenkomstig artikel 55, § 1 of § 2, van het Wetboek, de identiteit en het adres van de aansprakelijke vertegenwoordiger en de aanduiding van zijn hoedanigheid;b) hij wordt vertegenwoordigd door een vooraf erkende persoon overeenkomstig artikel 55, § 3, van het Wetboek, de identiteit, het adres en het btw-identificatienummer toegekend aan die persoon en de aanduiding van zijn hoedanigheid;4° a) voor de diensten bedoeld in artikel 21, § 2, van het Wetboek, het nummer waaronder de ontvanger voor btw-doeleinden is geïdentificeerd en waaronder hem de dienst werd verstrekt;b) voor de handelingen bedoeld in artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek, het nummer waaronder de ontvanger in een andere lidstaat voor btw-doeleinden is geïdentificeerd;c) in geval van toepassing van het bepaalde in artikel 25ter, § 1, tweede lid, 3°, van het Wetboek, een verwijzing naar de toepassing van die bepaling, het nummer waaronder de belastingplichtige voor btw-doeleinden in een andere lidstaat is geïdentificeerd en waaronder hij de intracommunautaire verwerving en de daarop aansluitende levering van goederen verricht heeft, en het nummer waaronder de bestemmeling van de levering voor btw-doeleinden is geïdentificeerd overeenkomstig artikel 50 van het Wetboek;5° de datum waarop het belastbare feit voor de levering van de goederen of de dienstverrichting heeft plaatsgevonden of de datum van de ontvangst van de prijs of een deel ervan, voorzover die datum vastgesteld is en verschilt van de uitreikingsdatum van de factuur;6° de gegevens die nodig zijn om de handeling te determineren en om het tarief van de belasting vast te stellen, inzonderheid de gebruikelijke benaming van de geleverde goederen en van de verstrekte diensten en hun hoeveelheid alsook het voorwerp van de diensten;7° de in artikel 8bis, § 2, van het Wetboek opgesomde gegevens voor de leveringen van vervoermiddelen bedoeld in artikel 8bis, § 1, van het Wetboek, evenals het merk, het model, de cilinderinhoud, de motorsterkte en het chassisnummer in geval van levering van nieuwe of tweedehandse personenauto's of auto's voor dubbel gebruik en, wanneer het gaat om tweedehandse personenauto's en tweedehandse auto's voor dubbel gebruik, de datum van de eerste inverkeersstelling en, voor de werken, het wassen uitgezonderd, verricht aan motorvoertuigen, de vermelding van de nummerplaat van het voertuig;8° voor elk tarief of elke vrijstelling, de maatstaf van heffing, de eenheidsprijs exclusief belasting, evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien deze niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;9° de vermelding van de tarieven van de belasting en het totaalbedrag van de te betalen of te herziene belasting.Het totaalbedrag van de te betalen of te herziene belasting dient te worden uitgedrukt in de nationale munteenheid van de lidstaat die de toe te passen regels bepaalt voor de uitreiking van de facturen, overeenkomstig artikel 53decies, § 1, van het Wetboek; 9° bis « Btw verlegd » in de plaats van de vermelding van de tarieven en van het totaalbedrag van de verschuldigde belasting wanneer de belasting verschuldigd is door de medecontractant;9° ter « factuur uitgereikt door afnemer », wanneer de medecontractant de factuur uitreikt in naam en voor rekening van de leverancier of de dienstverrichter;10° de vermelding van de betreffende bepaling van de richtlijn of van de overeenkomstige nationale bepaling op grond waarvan de handeling van de belasting is vrijgesteld, of enige andere vermelding dat de handeling is vrijgesteld;10° bis « Bijzondere regeling - reisbureaus », wanneer de bijzondere regeling voor reisbureaus wordt toegepast;10° ter « Bijzondere regeling - gebruikte goederen », « Bijzondere regeling - kunstvoorwerpen », « Bijzondere regeling - voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten », wanneer respectievelijk één van de bijzondere regelingen voor gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten wordt toegepast;11° een verwijzing naar het vroeger uitgereikte stuk of stukken indien voor dezelfde handeling meerdere facturen of stukken worden uitgereikt of opgesteld.De factuur mag de medecontractant niet debiteren voor een bedrag als belasting waarvoor hij reeds eerder werd gedebiteerd; 12° alle andere vermeldingen die worden voorgeschreven ter uitvoering van het Wetboek of de ter uitvoering ervan genomen besluiten. § 1bis. Het in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek bedoeld stuk dient te vermelden : 1° de datum waarop het goed of de dienst werd verstrekt, de prijs of een deel ervan werd ontvangen of voor de doorlopende diensten, de periode waarop de afrekening betrekking heeft;2° de datum waarop het wordt opgesteld en het opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat dit stuk op eenduidige wijze identificeert en waaronder het wordt ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen;3° de naam of de maatschappelijke benaming van het lid van de btw-eenheid dat het goed of de dienst verschaft, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het sub-btw-identificatienummer dat hem krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 6°, van het Wetboek werd toegekend;4° de naam of de maatschappelijke benaming van het lid van de btw-eenheid dat het goed of de dienst ontvangt, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het sub-btw-identificatienummer dat hem krachtens artikel 50, § 1, eerste lid, 6°, van het Wetboek werd toegekend;5° de gegevens die nodig zijn om de handeling te bepalen, inzonderheid de gebruikelijke benaming van de verstrekte goederen en diensten en hun hoeveelheid alsook het voorwerp van de diensten en in voorkomend geval de in paragraaf 1, 7° bedoelde gegevens;6° de eenheidsprijs evenals de eventuele vooruitbetalingskortingen, prijskortingen en -rabatten indien deze niet in de eenheidsprijs zijn begrepen;7° het totaalbedrag van de handeling. § 2. Het in artikel 3, eerste lid, bedoeld stuk bevat de volgende vermeldingen : 1° een opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat het stuk op eenduidige wijze identificeert, waaronder het is ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen;2° de naam of de maatschappelijke benaming van de belastingplichtige en van het lid van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het in artikel 50 van het Wetboek bedoelde btw-identificatienummer;3° de datum van de handeling;4° de in paragraaf 1, 6° en 7°, bedoelde gegevens;5° per tarief, de vermelding van de maatstaf van heffing en het totaalbedrag van de verschuldigde belasting. § 2bis. Het in artikel 3, tweede lid, bedoeld stuk dient te vermelden : 1° de datum waarop de dienst werd ontvangen;2° de datum waarop het wordt opgesteld en het opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat dit stuk op eenduidige wijze identificeert en waaronder het wordt ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen van het lid dat de dienst bedoeld in artikel 19bis van het Wetboek ontvangt;3° de naam of de maatschappelijke benaming van de inrichting van waaruit de dienst wordt verricht en het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel;4° de naam of de maatschappelijke benaming van het lid van de btw-eenheid dat de dienst ontvangt, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en het sub-btw-identificatienummer dat hem krachtens artikel 50, §§ 1, eerste lid, 6° en 2, van het Wetboek werd toegekend;5° de gegevens die nodig zijn om het voorwerp van de dienst te bepalen;6° de normale waarde van de dienst zoals bedoeld in artikel 32 van het Wetboek;7° de vermelding van de tarieven van de belasting en het totaalbedrag van de verschuldigde belasting. § 3. Bij een reeks elektronische facturen die aan dezelfde medecontractant worden overgemaakt of ter beschikking worden gesteld, hoeven de voor de verschillende facturen gelijke vermeldingen slechts één keer te worden opgenomen, voor zover voor elke factuur alle informatie toegankelijk is. ».

Art. 9.In hoofdstuk 1 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 4 ingevoegd die de artikelen 6 tot 12 bevat, luidende : « Afdeling 4. - Andere verplichtingen ».

Art. 10.Artikel 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 mei 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.Bij openbare verkoop van roerende goederen van een gefailleerde belastingplichtige mag de factuur worden vervangen door een door de instrumenterende notaris of gerechtsdeurwaarder op basis van het proces-verbaal van toewijzing opgesteld stuk dat aan de koper wordt uitgereikt, onder de volgende voorwaarden : 1° per toegewezen lot bevatten het proces-verbaal en het stuk de vermeldingen bedoeld in artikel 5, § 1, met uitzondering van het volgnummer in het boek voor uitgaande facturen en, voor leveringen aan overeenkomstig artikel 50 van het Wetboek voor btw-doeleinden geïdentificeerde belastingplichtigen, hun btw-identificatienummer.In het proces-verbaal mogen deze vermeldingen evenwel worden vervangen door een refertenummer dat aan ieder stuk wordt toegekend; 2° een dubbel van het stuk wordt aan de curator overhandigd.».

Art. 11.Artikel 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992, wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.§ 1. In geval van verkoop op proef of van zending op zicht of in consignatie, dient de belastingplichtige, bij de overhandiging of de verzending van de goederen, aan de geadresseerde of de consignataris een stuk uit te reiken waarop worden vermeld, benevens de naam en het adres van de bij de handeling betrokken partijen, een volgnummer dat aan het stuk werd toegekend, de datum van de overhandiging of de verzending van de goederen, de gebruikelijke benaming ervan en de hoeveelheid van de overhandigde of de verzonden goederen.

De in het eerste lid bedoelde belastingplichtige dient eveneens aan de geadresseerde of aan de consignataris een stuk uit te reiken bij de ontvangst van de goederen die hem door laatstgenoemden, geheel of gedeeltelijk, worden teruggegeven. Dit stuk bevat de vermeldingen bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de datum van de overhandiging of van de verzending van de goederen, die wordt vervangen door de datum van ontvangst van de goederen.

De belastingplichtige stelt een kopie op van de stukken bedoeld in het eerste en tweede lid.

De bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing in geval van verkoop op proef of van zending op zicht wanneer de belastingplichtige het in artikel 23 bedoelde register moet aanvullen, of in geval van consignatieverkoop, wanneer hij voor de overdracht van de goederen naar een andere lidstaat met het oog op deze verkoop het in artikel 2 bedoelde stuk moet opstellen.

De factuur, die de belastingplichtige moet uitreiken aan de geadresseerde of de consignataris wanneer deze eigenaar wordt van de goederen, moet verwijzen naar de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken. § 2. Wanneer de belastingplichtige, die goederen op proef verkoopt of ze op zicht of in consignatie zendt, niet in België is gevestigd en niet is onderworpen aan de in paragraaf 1 bedoelde verplichting, is de belastingplichtige die de goederen ontvangt gehouden zelf een stuk op te maken waarop de in paragraaf 1, eerste lid, bedoelde gegevens voorkomen, met uitzondering van de verzendingsdatum die wordt vervangen door de datum van ontvangst van de goederen.

De in het eerste lid bedoelde belastingplichtige, die de goederen heeft ontvangen, dient eveneens een stuk op te stellen bij de gehele of gedeeltelijke teruggave van de goederen. Dit stuk bevat de vermeldingen bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van de datum van ontvangst van de goederen, die wordt vervangen door de datum van hun teruggave.

Wanneer hij eigenaar wordt van de goederen brengt hij op de factuur die aan hem wordt uitgereikt een verwijzing aan naar het opgestelde stuk. ».

Art. 12.Artikel 8 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 mei 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 8.In de gevallen waarin het bewaren van stukken, andere dan facturen en boeken, aanleiding geeft tot ernstige moeilijkheden, kan door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde een kortere bewaringstermijn worden toegestaan. ».

Art. 13.In artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 april 2007 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 mei 2007 en 9 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Behalve in het geval de factuur moet worden uitgereikt door de medecontractant in naam en voor rekening van de belastingplichtige die de goederen levert of de diensten verstrekt, stellen de belastingplichtige en de niet-belastingplichtige rechtspersoon, die overeenkomstig artikel 51, § 1, 2° en § 2, eerste lid, van het Wetboek, of de artikelen 20, 20bis of 20ter, schuldenaar zijn van de belasting, uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin overeenkomstig de artikelen 16, § 1, 17, § 1, 22, § 1, 22bis, eerste lid of 25sexies, § 2, tweede lid, van het Wetboek de belasting opeisbaar wordt, een stuk op wanneer zij nog niet in het bezit zijn van de factuur met betrekking tot de handeling. »; b) in de inleidende zin van paragraaf 2 worden de woorden « in § 1 » vervangen door de woorden « in paragraaf 1 »;c) in paragraaf 2 wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : « 4° a) voor de intracommunautaire verwerving van goederen, de datum waarop krachtens artikel 25sexies, § 1, van het Wetboek het belastbare feit heeft plaatsgevonden;b) voor de in artikel 51, § 2, eerste lid, van het Wetboek, of in artikelen 20, 20bis of 20ter, bedoelde handelingen, de datum waarop de handeling wordt verricht of, wanneer de belasting opeisbaar wordt bij toepassing van artikel 17, § 1, of van artikel 22bis, eerste lid, van het Wetboek, de datum waarop de belasting opeisbaar wordt;»; d) in de bepaling onder 8° van paragraaf 2 worden de woorden « van dit besluit » opgeheven;e) de paragrafen 3 en 4 worden vervangen als volgt : « § 3.De belastingplichtige die schuldenaar is van de belasting ingevolge een door artikel 25quater van het Wetboek met een intracommunautaire verwerving gelijkgestelde handeling en die niet in het bezit is van het transfertdocument opgesteld overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van kracht zijn in de lidstaat van waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, stelt uiterlijk de vijftiende dag van de maand na die waarin de belasting overeenkomstig artikel 25sexies, § 2, tweede lid, van het Wetboek opeisbaar wordt, een stuk op dat de handeling vaststelt en de in paragraaf 2 bedoelde vermeldingen bevat. § 4. Bij de ontvangst van de factuur of het transfertdocument brengen de respectievelijk in paragraaf 1 of in paragraaf 3 bedoelde personen hierop een verwijzing aan naar het respectievelijk in paragraaf 2 of in paragraaf 3 bedoelde stuk, en op die stukken, van een verwijzing naar de factuur of het transfertdocument. ».

Art. 14.In artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1994, 26 juni 2002, 16 februari 2004 en 17 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt : « § 1.De belastingplichtige die leveringen van goederen of diensten verricht, andere dan deze die vrijgesteld zijn door artikel 44 van het Wetboek, waarvoor hij geen recht op aftrek heeft, stelt op de dag zelf van de handeling een stuk op in twee exemplaren voor de voor zijn economische activiteit bestemde goederen en diensten, die hem onder bezwarende titel of om niet worden verstrekt door een niet-belastingplichtige of door een belastingplichtige die niet gehouden is een factuur uit te reiken. »; b) in paragraaf 2 worden de woorden « § 1 » vervangen door de woorden « paragraaf 1 ».

Art. 15.Artikel 12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 november 1994, 16 februari 2004 en 17 mei 2007, wordt vervangen als volgt : «

Art. 12.§ 1. Er wordt een verbeterend stuk in de zin van artikel 53, § 2, derde lid, van het Wetboek, uitgereikt of opgesteld wanneer de factuur of één van de in artikel 53, § 3, eerste lid, van het Wetboek en de artikelen 2, 6, 7, § 1, en 10 bedoelde stukken, na de uitreiking of het opstellen ervan, moeten worden verbeterd.

Onder de in artikel 53, § 2, tweede lid, van het Wetboek bedoelde voorwaarden mag dit stuk worden vervangen door een door de medecontractant opgestelde verbeterende afrekening. § 2. De belastingplichtigen en de niet-belastingplichtige rechtspersonen stellen een verbeterend stuk op wanneer één van de in de artikelen 3, 9, 10 en 11 bedoelde stukken moet worden verbeterd na de inschrijving ervan in de door artikel 14 voorgeschreven boeken. De belastingplichtige vervult dezelfde verplichting wanneer het in artikel 7, § 2, bedoeld stuk moet worden verbeterd. § 3. Het in de paragrafen 1 en 2 bedoeld verbeterend stuk bevat een verwijzing naar de te verbeteren factuur of naar het te verbeteren stuk. De Minister van Financiën regelt hoe het verbeterend stuk moet worden uitgereikt of opgesteld. § 4. De belastingplichtigen stellen een kopie op van de in paragraaf 1 bedoelde verbeterende stukken. § 5. Voor de toepassing van artikel 10, moeten dit verbeterend stuk en de kopie ervan voor akkoord worden ondertekend door beide partijen met vermelding van de hoedanigheid van de ondertekenaars. ».

Art. 16.In hoofdstuk 1 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 5 ingevoegd die het artikel 13 bevat, luidende : « Afdeling 5. - Vereenvoudigde facturen ».

Art. 17.Artikel 13 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 mei 2007 en 9 december 2009, wordt vervangen als volgt : «

Art. 13.De belastingplichtigen mogen een vereenvoudigde factuur uitreiken in de volgende gevallen : 1° wanneer het bedrag van de factuur niet hoger dan 100 euro is, exclusief belasting over de toegevoegde waarde;2° wanneer, onder de voorwaarden te bepalen door de Minister van Financiën, de handels- of administratieve praktijken van de betrokken bedrijfssector of de technische voorwaarden waaronder die facturen worden uitgereikt de naleving bemoeilijken van alle bedoelde verplichtingen;3° wanneer het uitgereikt document of bericht met een factuur wordt gelijkgesteld, overeenkomstig artikel 53, § 2, derde lid, van het Wetboek. De vereenvoudigde factuur moet in elk geval de volgende vermeldingen bevatten : 1° de datum waarop ze is uitgereikt en een opeenvolgend nummer, volgens één of meer reeksen, dat de factuur op eenduidige wijze identificeert, waaronder ze wordt ingeschreven in het boek voor uitgaande facturen van de leverancier of de dienstverrichter;2° de naam of de maatschappelijke benaming van de leverancier of van de dienstverrichter, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel en zijn in artikel 50 van het Wetboek bedoeld btw-identificatienummer of in het kader van de btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, de vermeldingen eigen aan het betrokken lid;3° het in artikel 50 van het Wetboek bedoelde btw-identificatienummer van de verkrijger of de ontvanger, of bij gebreke hieraan, zijn naam of maatschappelijke benaming en volledig adres;4° de identificatie van de aard van de geleverde goederen of verrichte diensten;5° de aanduiding, per tarief, van de maatstaf van heffing en het bedrag van de verschuldigde belasting;6° wanneer het uitgereikte document of bericht met een factuur wordt gelijkgesteld, overeenkomstig artikel 53, § 2, derde lid, van het Wetboek, een specifieke en ondubbelzinnige verwijzing naar de oorspronkelijke factuur, met specifieke vermelding van de aangebrachte wijziging. Het eerste lid mag niet worden toegepast voor de in de artikelen 14, § 3, 15, §§ 1 en 2, 25ter en 39bis van het Wetboek bedoelde handelingen, noch voor de handelingen waarvoor de belasting verschuldigd is door de medecontractant krachtens artikel 51, §§ 2 of 4 van het Wetboek. ».

Art. 18.Artikel 13bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 december 2009, wordt opgeheven.

Art. 19.In de Franse tekst van artikel 14, § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt het eerste lid, vervangen bij het koninklijk besluit van 9 december 2009, vervangen als volgt : « 3° un journal, par siège d'exploitation, dans lequel s'inscrivent les recettes relatives aux opérations pour lesquelles ils n'ont pas d'obligation d'émettre une facture ou le document visé à l'article 53, § 3, alinéa 1er, du Code et pour lesquelles ils n'ont pas émis de facture ou ce document. ».

Art. 20.In artikel 16 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.De belastingplichtigen die in artikel 15, §§ 1 en 2, van het Wetboek bedoelde leveringen van goederen verrichten en die niet de keuze hebben uitgeoefend zoals voorzien in § 1, derde lid, en in § 2, tweede lid, b), van deze bepaling moeten op elk ogenblik in staat zijn om ten behoeve van de ambtenaren van de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen, voor het lopend kalenderjaar het totale bedrag te bepalen van hun leveringen die in aanmerking komen voor de berekening van de drempels bedoeld in artikel 15, § 1, tweede lid, 1°, en § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek. »; b) in paragraaf 2 worden de woorden « in § 1 » vervangen door de woorden « in paragraaf 1 »;c) in paragraaf 3 worden de woorden « § § 1 en 2 » vervangen door de woorden « paragrafen 1 en 2 ».

Art. 21.Artikel 17 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 februari 2004, wordt opgeheven.

Art. 22.In artikel 20 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 april 2008, vervangen als volgt : « § 3. De belastingplichtige die handelingen verricht bedoeld in paragraaf 2, vermeldt op de facturen die hij voor die handelingen uitreikt, noch het tarief, noch het bedrag van de verschuldigde belasting, maar brengt er de vermelding op aan « Btw verlegd ». ».

Art. 23.In artikel 20bis van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 december 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 april 2008, vervangen als volgt : « § 3. De belastingplichtige die handelingen verricht bedoeld in paragraaf 2, vermeldt op de facturen die hij voor die handelingen uitreikt, noch het tarief, noch het bedrag van de verschuldigde belasting, maar brengt er de vermelding op aan « Btw verlegd ». ».

Art. 24.In artikel 20ter van hetzelfde besluit wordt het derde lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 10 januari 2010, vervangen als volgt : « De belastingplichtige die handelingen verricht bedoeld in het tweede lid, vermeldt op de facturen die hij voor die handelingen uitreikt, noch het tarief, noch het bedrag van de verschuldigde belasting, maar brengt er de vermelding op aan « Btw verlegd ». ».

Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een artikel 21bis ingevoegd, luidende : «

Art. 21bis.De exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt alsmede de traiteur die regelmatig cateringdiensten verricht, zijn gehouden aan de belastingplichtige of niet-belastingplichtige klant het kasticket uit te reiken bedoeld in het koninklijk besluit van 30 december 2009 tot het bepalen van de definitie en de voorwaarden waaraan een geregistreerd kassasysteem in de horecasector moet voldoen, voor alle handelingen die zij in de uitoefening van hun economische activiteit verrichten.

Dit kasticket wordt uitgereikt op het tijdstip van de voltooiing van de dienst of van de levering van de goederen en bevat de in artikel 2, punt 4, van voornoemd koninklijk besluit voorziene vermeldingen.

In afwijking van het eerste lid, wanneer de jaaromzet, exclusief belasting over de toegevoegde waarde, met betrekking tot restaurant- en cateringdiensten, met uitsluiting van het verschaffen van dranken, niet meer bedraagt dan het door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde bepaald bedrag, is de bovenbedoelde exploitant of traiteur niet gehouden tot het uitreiken van het kasticket.

Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde worden de toepassingsmodaliteiten bepaald van dit artikel. ».

Art. 26.In artikel 22 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 december 1998, 6 februari 2002, 17 mei 2007, 9 december 2009 en 18 december 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1, eerste lid, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : « 2° het verschaffen van maaltijden en van dranken die bij die maaltijden worden verbruikt, door de exploitant van een inrichting waar maaltijden worden verbruikt of door de traiteur die cateringdiensten verricht onder de voorwaarden bedoeld in artikel 21bis, derde lid;»; b) in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen als volgt : « De belastingplichtige of het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek is er evenwel niet toe gehouden de rekening of het ontvangstbewijs op te maken voor zover hij op het tijdstip van de voltooiing van de dienst een factuur uitreikt waarop de vermeldingen vervat in artikel 5, § 1, zijn aangebracht of een kasticket uitreikt overeenkomstig artikel 21bis.» ; c) paragraaf 9 wordt aangevuld met een lid, luidende : « Door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde worden de toepassingsmodaliteiten bepaald van dit artikel.».

Art. 27.In artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 december 1994, 25 februari 1996 en 17 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : « 2° de verrichting voor de belastingplichtige van een dienst in verband met expertises of werkzaamheden betreffende deze goederen, die daadwerkelijk worden verricht in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen, voor zover de goederen, na expertise of bewerking, opnieuw verzonden worden naar deze belastingplichtige in België van waar zij oorspronkelijk verzonden of vervoerd werden;»; b) in paragraaf 2 worden de woorden « § 1 » vervangen door de woorden « paragraaf 1 ».

Art. 28.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk V ingevoegd, luidende « Tijdelijke bepaling ».

Art. 29.In hoofdstuk V, ingevoegd bij artikel 28, wordt een artikel 30bis ingevoegd, luidende : «

Art. 30bis.In afwijking van artikel 21bis, eerste lid, zijn de exploitant van een inrichting waar regelmatig maaltijden worden verbruikt alsmede de traiteur die regelmatig cateringdiensten verricht ertoe gehouden om van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 kasticketten te blijven uitreiken door middel van het kasregister.

Wanneer een dergelijke belastingplichtige tijdens de voormelde periode dit kasregister in gebruik neemt, is hij ertoe gehouden een kasticket uit te reiken overeenkomstig het eerste lid. Bij gebrek aan een dergelijk kasregister gedurende deze periode, is hij gehouden de rekening of het ontvangstbewijs uit te reiken bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, 2°. ».

Art. 30.Dit besluit voorziet in de omzetting van de punten 3, 14, 15 gedeeltelijk, 16, 17, 19, 24 gedeeltelijk, 25 gedeeltelijk en 26 van artikel 1 van de Richtlijn 2010/45/EU van de Raad van 13 juli 2010 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat de factureringsregels betreft.

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2013.

Art. 32.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 december 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, S. VANACKERE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 17 december 2012, Belgisch Staatsblad van 21 december 2012, 2e editie;

Koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie;

Koninklijk besluit van 22 november 1994, Belgisch Staatsblad van 1 december 1994;

Koninklijk besluit van 23 december 1994, Belgisch Staatsblad van 30 december 1994;

Koninklijk besluit van 25 februari 1996, Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996;

Koninklijk besluit van 26 november 1998, Belgisch Staatsblad van 1 december 1998, 2e editie;

Koninklijk besluit van 16 december 1998, Belgisch Staatsblad van 24 december 1998, 2e editie;

Koninklijk besluit van 30 december 1999, Belgisch Staatsblad van 31 december 1999, 3e editie;

Koninklijk besluit van 20 juli 2000, Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000, 1e editie;

Koninklijk besluit van 6 februari 2002, Belgisch Staatsblad van 15 februari 2002, 1e editie;

Koninklijk besluit van 2 april 2002, Belgisch Staatsblad van 16 april 2002, 2e editie;

Koninklijk besluit van 26 juni 2002, Belgisch Staatsblad van 2 juli 2002, 2e editie;

Koninklijk besluit van 16 februari 2004, Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, 3e editie;

Koninklijk besluit van 21 april 2007, Belgisch Staatsblad van 4 mei 2007;

Koninklijk besluit van 17 mei 2007, Belgisch Staatsblad van 31 mei 2007, 2e editie;

Koninklijk besluit van 6 april 2008, Belgisch Staatsblad van 11 april 2008;

Koninklijk besluit van 9 december 2009, Belgisch Staatsblad van 17 december 2009, 2e editie;

Koninklijk besluit van 18 december 2009, Belgisch Staatsblad van 24 december 2009, 1e editie;

Koninklijk besluit van 10 januari 2010, Belgisch Staatsblad van 18 januari 2010, 1e editie;

Koninklijk besluit van 19 december 2010, Belgisch Staatsblad van 24 december 2010;

Koninklijk besluit van 23 maart 2011, Belgisch Staatsblad van 28 maart 2011;

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^