Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 december 2019
gepubliceerd op 23 december 2019

Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de registers in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, de herzieningen inzake onroerende bedrijfsmiddelen en de niet-proportionele fiscale geldboeten met betrekking tot overtredingen inzake de verplichting tot indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen en de lijst van de intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen, betreft

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2019042858
pub.
23/12/2019
prom.
11/12/2019
ELI
eli/besluit/2019/12/11/2019042858/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 DECEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de registers in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, de herzieningen inzake onroerende bedrijfsmiddelen en de niet-proportionele fiscale geldboeten met betrekking tot overtredingen inzake de verplichting tot indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen en de lijst van de intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen, betreft


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit wijzigt het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : "koninklijk besluit nr. 1"), wat de verplichting betreft om specieke registers bij te houden in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep bedoeld in artikel 12ter van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : "het Wetboek"), ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 3 november 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/11/2019 pub. 13/11/2019 numac 2019042374 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ter omzetting van richtlijn 2019/475 en richtlijn (EU) 2018/1910 (1) sluiten tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ter omzetting van richtlijn (EU) 2019/475 en richtlijn (EU) 2018/1910 (Belgisch Staatsblad van 13 november 2019).

Deze wijzigingen zijn het gevolg van de invoering in het Wetboek van de bijzondere vereenvoudigingsregeling inzake voorraad op afroep die in werking treedt op 1 januari 2020 en die een aantal specifieke verplichtingen met zich meebrengt voor de betrokken belastingplichtigen. Dit ontwerp voert daarom de nodige wijzigingen door in het koninklijk besluit nr. 1 om de verplichtingen om specifieke registers bij te houden in het kader van die bijzondere regeling te concretiseren, zowel voor de goederenbewegingen vanuit België naar een andere lidstaat als voor de goederenbewegingen naar België vanuit een andere lidstaat.

De aanvullende gegevens die in het kader van dezelfde regeling moeten worden meegedeeld aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde door middel van een btw-opgave maken het voorwerp uit van een afzonderlijk en nieuw koninklijk besluit nr. 50 met betrekking tot de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen dat het huidige koninklijk besluit nr. 50 van 9 december 2009 met betrekking tot de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen vervangt met ingang van 1 januari 2020 (hierna respectievelijk : "nieuwe koninklijk besluit nr. 50" en : "koninklijk besluit nr. 50 van 9 december 2009").

Dit ontwerp wijzigt eveneens het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : "koninklijk besluit nr. 3"). Deze wijzigingen betreffen een aantal technische aanpassingen aan de bepalingen die werden gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft (Belgisch Staatsblad, 27 mei 2019) (hierna : " koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten") in uitvoering van de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft sluiten tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffinginzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft (Belgisch Staatsblad, 25 oktober 2018) (hierna : " wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft sluiten") waarbij een optionele belastingheffing voor de verhuur van onroerende goederen uit hun aard werd ingevoerd.

Dit ontwerp wijzigt tenslotte het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : "koninklijk besluit nr. 44"), meer in het bijzonder wat betreft de toepasselijke sancties verbonden aan het niet-vervullen van de verplichting opgelegd door artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek en het voormelde nieuwe koninklijk besluit nr. 50 inzake het indienen van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen. Deze wijziging ligt in het verlengde van de vervanging van het koninklijk besluit nr. 50 van 9 december 2009 met betrekking tot de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen. HOOFDSTUK 1. - Registers in het kader van de regeling inzake voorraden op afroep Artikelen 1 tot 4 De artikelen 2 en 3 van dit ontwerp voegen in het koninklijk besluit nr. 1 de artikelen 24bis en 24ter in. Deze bepalingen geven uitvoering aan artikel 54bis, § 1, derde en vierde lid, van het Wetboek, waarin in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep de principiële verplichting werd ingevoerd om registers bij te houden waarin een aantal gegevens dienen te worden bijgehouden ingevolge de uitgaande en ingaande goederenbewegingen tussen de betrokken lidstaten in het kader van die regeling, respectievelijk te houden door de leverancier en de bestemmeling van de goederen. Deze verplichting strekt ertoe om, in combinatie met de gegevens die moeten worden opgenomen in de btw-opgave van intracommunautaire handelingen, de btw-opgave voorraad op afroep en de btw-aangiften, de betrokken administraties in de verschillende lidstaten een adequate administratieve controle van de correcte toepassing van die regeling te kunnen verzekeren.

Register gehouden door de leverancier van goederen in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep Het register dat overeenkomstig artikel 54bis, § 1, derde lid, van het Wetboek door de leverancier van de goederen in België moet worden gehouden in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep moet het de belastingadministraties mogelijk maken om op een adequate manier de administratieve opvolging te verzekeren van het eerste luik van de handelingen die worden verricht met toepassing van deze regeling, in de situatie dat de goederen vanuit België naar een voorraad op afroep in een andere lidstaat worden verzonden.

Artikel 2 van dit ontwerp verduidelijkt door middel van de invoering van artikel 24bis, § 1, nieuw, in het koninklijk besluit nr. 1 dat de gegevens die moeten worden opgenomen in dat register op een gedetailleerde en exhaustieve wijze zijn opgesomd in artikel 54bis, lid 1, nieuw, van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna : "uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011"), ingevoegd door de uitvoeringsverordening (EU) 2018/1912. Paragraaf 1 van deze nieuwe bepaling verwijst naar het begrip "lidstaat" zonder verdere verwijzing naar de bewoordingen "van de Gemeenschap", overeenkomstig punt 7 van het advies nr. 66.667/3 van 26 november 2019 van de Raad van State.

Het betreft met name de volgende gegevens : -de lidstaat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, en de datum van verzending of vervoer van de goederen; - het btw-identificatienummer van de belastingplichtige voor wie de goederen zijn bestemd, toegekend door de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd; - de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, het btw-identificatienummer van de entrepothouder, het adres van het entrepot waar de goederen bij aankomst worden opgeslagen en de datum van aankomst van de goederen in het entrepot; - de waarde, de beschrijving en de hoeveelheid van de in het entrepot aangekomen goederen; - het btw-identificatienummer van de belastingplichtige die in de in artikel 12ter, § 6, nieuw, van het Wetboek bedoelde omstandigheden de onder het tweede streepje hiervoor bedoelde persoon vervangt; - de maatstaf van heffing, de beschrijving en de hoeveelheid van de geleverde goederen en de datum waarop de levering van de in artikel 12ter, § 3, nieuw, van het Wetboek bedoelde goederen plaatsvindt, en het btw-identificatienummer van de koper; - de maatstaf van heffing, de beschrijving en de hoeveelheid van de goederen, de datum waarop één van de bedoelde omstandigheden zich voordoet en de respectieve grond overeenkomstig artikel 12ter, § 7, nieuw, van het Wetboek; - de waarde, de beschrijving en de hoeveelheid van de teruggezonden goederen en de datum van terugzending van de goederen bedoeld in artikel 12ter, § 5, nieuw, van het Wetboek.

Zoals wordt bepaald in het koninklijk besluit nr. 1 voor de reeds bestaande registers, bepaalt artikel 24bis, § 2, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 dat de registers in het kader van de handelingen verricht door een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, niet door de btw-eenheid zelf maar door elk van de afzonderlijke leden moeten worden bijgehouden ten aanzien van de handelingen die elk van hen aanbelangen.

In punt 4 van bovengenoemd advies nr. 66.667/3 wijst de afdeling Wetgeving van de Raad van State er terecht op dat de leden 3 en 4 van artikel 54bis, § 1, van het Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 8 van voornoemde wet van 3 november 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/11/2019 pub. 13/11/2019 numac 2019042374 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ter omzetting van richtlijn 2019/475 en richtlijn (EU) 2018/1910 (1) sluiten, enkel voorzien in de verplichting tot het bijhouden van de betrokken registers voor belastingplichtigen (met inbegrip bijgevolg van de van btw-eenheden), zonder verwijzing naar de leden van deze btw-eenheden. Bij gebrek aan een toereikende rechtsgrondslag is de Raad van State in haar advies van oordeel dat de artikelen 24bis, § 2 en 24ter, § 2, van koninklijk besluit nr. 1 geen adequate en voldoende rechtsgrond hebben. Artikel 54bis van het Wetboek zal bijgevolg inderdaad zo spoedig mogelijk worden gewijzigd om, zoals het geval is in de artikelen 53quinquies, eerste lid, en 53sexies, § 1, van het Wetboek, te voorzien dat deze verplichting met betrekking tot het bijhouden van de registers waarnaar in deze bepaling wordt verwezen, eveneens van toepassing is op de leden van een btw-eenheid voor de handelingen die hen betreffen. Rekening houdend met deze toekomstige wijziging van het Wetboek wordt de tekst van de artikelen 24bis, § 2, en 24ter, § 2, van het koninklijk besluit nr. 1, zoals voorgelegd aan de Raad van State, gehandhaafd.

Register gehouden door de bestemmeling van de goederen in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep Het register dat overeenkomstig artikel 54bis, § 1, vierde lid, van het Wetboek door de bestemmeling van de goederen in België in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep moet worden bijgehouden, moet het de belastingadministraties mogelijk maken om op een adequate manier de administratieve opvolging te verzekeren van het eerste luik van de handelingen die worden verricht met toepassing van deze regeling, met name de verzending van de goederen in de situatie dat de goederen vanuit een andere lidstaat naar een voorraad op afroep in België worden verzonden.

Artikel 3 van dit ontwerp verduidelijkt door middel van de invoering van artikel 24ter, § 1, nieuw, in het koninklijk besluit nr. 1 dat de gegevens die moeten worden opgenomen in het register op een gedetailleerde en exhaustieve wijze zijn opgesomd in artikel 54bis, lid 2, nieuw, van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011, ingevoegd door de uitvoeringsverordening (EU) 2018/1912.

Het betreft met name de volgende gegevens : - het btw-identificatienummer van de belastingplichtige die goederen overbrengt in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep; - de beschrijving en de hoeveelheid van de voor hem bestemde goederen; - de datum van aankomst in het entrepot van de voor hem bestemde goederen; - de maatstaf van heffing, de beschrijving en de hoeveelheid van de aan hem geleverde goederen en de datum waarop de intracommunautaire verwerving van de goederen bedoeld in artikel 25bis, § 3, nieuw, van het Wetboek plaatsvindt; - de beschrijving en de hoeveelheid van de goederen en de datum waarop de goederen in opdracht van de onder het eerste streepje hiervoor bedoelde belastingplichtige uit het entrepot worden verwijderd; - de beschrijving en de hoeveelheid van de vernietigde of verdwenen goederen en de datum van vernietiging, verlies of diefstal van de voordien in het entrepot aangekomen goederen of de datum waarop de vernietiging of verdwijning van de goederen is vastgesteld.

Wanneer de goederen in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep worden verzonden of vervoerd naar een entrepothouder die niet de belastingplichtige is voor wie de goederen zijn bestemd, hoeft de onder het derde, vijfde en zesde streepje hiervoor bedoelde informatie niet in het register van die belastingplichtige te worden opgenomen.

Zoals wordt bepaald in het koninklijk besluit nr. 1 voor de reeds bestaande registers, bepaalt artikel 24ter, § 2, nieuw, van het koninklijk besluit nr. 1 dat de registers in het kader van de handelingen verricht door een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, niet door de btw-eenheid zelf maar door elk van de afzonderlijke leden moeten worden bijgehouden ten aanzien van de handelingen die elk van hen aanbelangen.

Gemeenschappelijke bepalingen Artikel 1 van dit ontwerp expliciteert dat de bijzondere verplichtingen die op grond van artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 1 reeds bestaan voor de partijen in het geval van consignatiezendingen, niet van toepassing zijn indien de consignatiezendingen binnen het toepassingsgebied zouden vallen van de nieuwe regeling inzake voorraad op afroep. In dat geval zal de administratieve opvolging immers kunnen worden verzekerd aan de hand van de specifieke verplichtingen die worden opgelegd binnen de EU geharmoniseerde regeling (registers en opgave), zodat de bijzondere stukken bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit overbodig zijn.

Artikel 4 van dit ontwerp voorziet om redenen van eenvormigheid dat de inschrijvingen in de nieuwe registers die moeten worden bijgehouden in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, op dezelfde manier moeten gebeuren als voor de andere registers die reeds moeten worden gehouden krachtens het koninklijk besluit nr. 1. Artikel 29, lid 2, van dat koninklijk besluit wordt derhalve in die zin aangepast.

Dit artikel brengt tot slot in de Nederlandse tekst van hetzelfde artikel 29, tweede lid, van het koninklijke besluit nr. 1 een kleine semantische wijziging aan door de woorden "door of vanwege de Minister van Financiën" te vervangen door "de Minister van Financiën of zijn gemachtigde". De subdelegatie waarin deze bepaling voorziet, heeft alleen betrekking op de vaststelling door de administratie van de louter technische kenmerken (op het vlak van de informatica) die de registers die door de belastingplichtigen in een geautomatiseerde vorm zouden worden bijgehouden, moeten hebben. De opmerking van de Raad van State in punt 8 van haar voornoemd advies nr. 66.667/3 over het voorbarige karakter (bij gebrek aan een ministerieel besluit over dit specifieke punt) van een dergelijke subdelegatie, wordt niet gevolgd. HOOFDSTUK 2. - Herzieningen inzake onroerende bedrijfsmiddelen Artikelen 5 en 6 Artikel 5 van dit ontwerp wijzigt artikel 9, § 2, tweede lid, 2° en 3°, van het koninklijk besluit nr. 3 met het oog op de aanpassing van de in die punten opgenomen referentie naar artikel 1, § 9, eerste lid, 1°, van het Wetboek. Deze referentie werd, net zoals in artikel 9, § 2, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit nr. 3, aangepast door het koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten, om rekening te houden met de toevoeging van een tweede lid in artikel 1, § 9, van het Wetboek door de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft sluiten. Om die reden diende de globale verwijzing naar artikel 1, § 9, van het Wetboek immers te worden aangepast.

Daar waar artikel 9, § 2, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit nr. 3 terecht werd aangepast om te verwijzen naar artikel 1, § 9, eerste lid, 1°, van het Wetboek, moet in artikel 9, § 2, tweede lid, 2° en 3°, van het koninklijk besluit nr.3 evenwel enkel worden verwezen naar artikel 1, § 9, eerste lid, van het Wetboek. Zoniet zou de notie van "belasting geheven van onroerende bedrijfsmiddelen" zich niet uitstrekken tot, bijvoorbeeld, de btw geheven van de aankoop van het bijhorend terrein (bij gezamenlijke aankoop met een nieuw gebouw op dat terrein).

De wijziging herstelt aldus de inhoudelijke draagwijdte van de tekst vóór de aanpassing door het koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten.

Artikel 6, 1°, van dit ontwerp wijzigt artikel 20, eerste lid, van het koninklijk besluit nr. 3 en vervangt er de woorden "het recht op aftrek is ontstaan" door de woorden "de bedrijfsmiddelen in gebruik werden genomen". Het koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten heeft het koninklijk besluit nr. 3 gewijzigd wat de aanvang van de herzieningstermijn van de btw ten aanzien van bedrijfsmiddelen betreft. Zowel voor de onroerende bedrijfsmiddelen als voor de andere bedrijfsmiddelen wordt voor de bepaling van de herzieningstermijn voortaan rekening gehouden met de ingebruikneming ervan. De wijziging in artikel 20, eerste lid, van het koninklijk besluit 3 heeft derhalve tot doel rekening te houden met het begrip "ingebruikneming".

Artikel 6, 2°, van dit ontwerp wijzigt artikel 20, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit nr. 3 door in de tekst van beide leden rekening te houden met de verlengde herzieningstermijn van 25 jaar die in artikel 48, § 2, derde lid, van het Wetboek werd ingevoerd door de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft sluiten.

Bij de aanpassing van de bepalingen van het koninklijk besluit nr. 3 door het koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten in uitvoering van voormelde wet, werden het tweede en het derde lid van artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 3, in tegenstelling tot de andere artikelen van dat koninklijk besluit, ten onrechte niet aangepast. Artikel 6, 2°, van dit ontwerp voert deze aanpassing alsnog uit. HOOFDSTUK 3. - Niet-proportionele fiscale geldboeten bij inbreuk op de verplichting om de delen 1 en 2 van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen in te dienen Artikelen 7 en 8 Artikel 53sexies, § 1, 4°, van het Wetboek, voorziet dat vanaf de datum van inwerkingtreding ervan op 1 januari 2020, de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen "het btw-identificatienummer van de belastingplichtige voor wie de goederen zijn bestemd die in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep overeenkomstig de voorwaarden van artikel 12ter, § 2, in de loop van de vorige maand werden verzonden of vervoerd, evenals elke wijziging in de ingediende informatie" zal moeten vermelden. Deze verplichting schrijft zich in in het geheel van maatregelen die beogen de correcte toepassing van de regeling inzake voorraad op afroep mogelijk te maken (zie eveneens hoofdstuk 1 van dit ontwerp).

Het nieuwe koninklijk besluit n° 50 dat op grond van deze bepaling werd genomen voorziet, bovenop de bepalingen die reeds vervat waren in het koninklijk besluit nr. 50 van 9 december 2009, de specifieke modaliteiten van de mededeling van de gegevens in het kader van de bijzondere regeling inzake voorraad op afroep. Dit nieuwe koninklijk besluit nr. 50 zal vanaf 1 januari 2020, twee afzonderlijke delen omvatten, waarvan : - het eerste deel de mededeling betreft van de gegevens met betrekking tot intracommunautaire leveringen en diensten (dit betreft de handelingen die reeds bedoeld waren in het koninklijk besluit nr. 50 van 9 december 2009); - het tweede deel de mededeling betreft van het btw-identificatienummer van de bestemmelingen van de zendingen van goederen in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, evenals de wijzigingen die daarop betrekking hebben.

Punt 2 van de afdeling 1, IV, van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 44 dat het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten vaststelt inzake de belasting over de toegevoegde waarde werd genomen in uitvoering van artikel 70, § 4, van het Wetboek. Het voorziet in een specifiek barema voor de administratieve geldboeten, gemoduleerd in functie van de ernst van de overtredingen, ingeval van inbreuken op de verplichtingen verbonden aan de indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen.

In zijn huidige structuur houdt het barema geen rekening met de verschillende delen van de opgave en laat het meer in het bijzonder niet toe om de niet-indiening of de laattijdige indiening van één van beide delen, wanneer het andere deel wel degelijk binnen de opgelegde termijn is ingediend, op een andere manier te sanctioneren dan door het opleggen van een boete voor onregelmatigheden (ontbrekende gegevens). Die boete is evenwel aanzienlijk lager dan de boete voor de niet-indiening of de laattijdige indiening. Deze lacune zou afbreuk gedaan hebben aan de essentie zelf van die administratieve boeten en hun preventief effect.

Om die reden voorziet artikel 7 van dit ontwerp voortaan in een nieuw sanctiebarema voor inbreuken op de indieningsverplichting van deel 1 en 2 van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen.

Dit nieuwe barema berust op de volgende principes : - de niet-indiening of de laattijdige indiening van één van beide delen maakt voortaan een afzonderlijke inbreuk uit, die als dusdanig kan gesanctioneerd worden; - het barema met betrekking tot de inbreuken in verband met deel 1 van de opgave blijft ongewijzigd ten opzichte van het huidige barema; - het sanctiebarema is lager voor de inbreuken met betrekking tot deel 2 van de opgave, rekening houdend met de minder specifieke en minder gevoelige aard van de over te maken gegevens en met de lagere frauderisico's die aan de regeling inzake voorraad op afroep verbonden zijn; - de boetes opgelegd voor de inbreuken in verband met de twee delen zijn cumuleerbaar binnen de (gecumuleerde) minimum- en maximumgrenzen die al van toepassing zijn volgens het huidige barema. De grenzen gelden evenwel niet voor de boetes inzake niet-indiening of laattijdige indiening van meer dan 6 maanden.

Er wordt van deze wijziging gebruik gemaakt om punt 2 van afdeling 1, IV, van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 44 te herstructuren door voortaan een onderscheid te maken tussen de mededeling van : - enerzijds, de gegevens bedoeld in artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek en het voormelde nieuwe koninklijk besluit nr. 50 (gegevens met betrekking tot de intracommunautaire leveringen van goederen en de intracommunautaire diensten) (punt 2, nieuw, van afdeling 1, IV, vervangen bij artikel 7 van het ontwerp), en - anderzijds, de gegevens bedoeld in artikel 53sexies, § 2, van het Wetboek en in artikel 3 van het koninklijk besluit nr. 48 van 29 december 1992 met betrekking tot de levering van vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek (punt 2bis, nieuw, van afdeling 1, IV, ingevoegd bij artikel 8 van het ontwerp).

Het sanctiebarema die met betrekking tot deze laatste gegevens is vastgesteld, blijft ongewijzigd ten opzichte van het huidige barema. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen Artikelen 9 en 10 Artikel 9 van dit ontwerp bepaalt ten slotte dat de bepalingen opgenomen in hoofdstukken 1 en 3 die de uitvoering vormen van de gewijzigde bepalingen in het Wetboek ingevolgde de invoering van de regeling inzake voorraad op afroep, op dezelfde datum in werking treden als die bepalingen in het Wetboek en de koninklijke besluiten genomen in uitvoering van die bepalingen, met name op 1 januari 2020.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO

ADVIES 66.677/3 VAN 26 NOVEMBER 2019 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT WIJZIGING VAN DE KONINKLIJKE BESLUITEN NRS. 1, 3 EN 44 MET BETREKKING TOT DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE WAT DE REGISTERS IN HET KADER VAN DE REGELING INZAKE VOORRAAD OP AFROEP, DE HERZIENINGEN INZAKE ONROERENDE BEDRIJFSMIDDELEN EN DE NIET-PROPORTIONELE FISCALE GELDBOETEN MET BETREKKING TOT OVERTREDINGEN INZAKE DE VERPLICHTING TOT INDIENING VAN DE BTW OPGAVE VAN DE INTRACOMMUNAUTAIRE HANDELINGEN EN DE LIJST VAN DE INTRACOMMUNAUTAIRE LEVERINGEN VAN NIEUWE VERVOERMIDDELEN, BETREFT" Op 25 oktober 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de registers in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, de herzieningen inzake onroerende bedrijfsmiddelen en de niet-proportionele fiscale geldboeten met betrekking tot overtredingen inzake de verplichting tot indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen en de lijst van de intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen, betreft".

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 19 november 2019. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jeroen Van Nieuwenhove en Koen Muylle, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Astrid Truyens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, Eerste Auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 26 november 2019. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Voorafgaande opmerking 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Strekking van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot wijziging van drie btw-besluiten, namelijk : - het koninklijk besluit nr.1 van 29 december 1992 "met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde" (hierna : koninklijk besluit nr. 1); - het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 "met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde"; - het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 "tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde".

Het gaat om aanpassingen ingevolge de invoering van de bijzondere vereenvoudigingsregeling inzake voorraad op afroep (het nieuwe artikel 12ter van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, (1) hierna : btw-wetboek), om technische aanpassingen en om aanpassingen aan de sanctieregeling.

Rechtsgrond 4. Voor het ontworpen besluit kan rechtsgrond worden gevonden in de artikelen 48, § 2, tweede lid, 49, 2°, 54bis, § 3, en 70, § 4, eerste lid, van het btw-wetboek, behalve wat betreft de ontworpen artikelen 24bis, § 2, en 24ter, § 2, van het koninklijk besluit nr.1 (artikelen 2 en 3 van het ontworpen besluit).

Die ontworpen artikelen houden immers verplichtingen voor de leden van btw eenheden in ("Elk lid van een btw-eenheid"), terwijl artikel 54bis, § 1, derde en vierde lid, van het btw-wetboek de verplichting tot het bijhouden van een register situeert in hoofde van "[i]edere belastingplichtige"). Daarover om toelichting verzocht, antwoordde de gemachtigde het volgende : "De betrokken verwoording is ongewijzigd overgenomen uit de artikelen 23, § 2, 25, § 3, en 28, § 4, van het koninklijk besluit nr. 1 die betrekking hebben op de verschillende reeds bestaande registers.

Met het statuut van de btw-eenheid, waarbij de leden voor de toepassing van de btw-reglementering de hoedanigheid van belastingplichtige verliezen ten voordele van de btw-eenheid waar ze deel van uitmaken, werd in illo tempore ten aanzien van de registerverplichting op het niveau van het btw-wetboek blijkbaar geen rekening gehouden.

Er wordt voorgesteld om het probleem, om redenen van coherentie, op te lossen op dezelfde manier als in artikel 53quinquies, eerste lid, van het btw-wetboek (met betrekking tot de jaarlijkse lijst van de belastingplichtige afnemers) en artikel 53sexies, § 1, van het btw-wetboek (met betrekking tot de opgave van de intracommunautaire handelingen). De inleidende zin van de betrokken leden van artikel 54bis, § 1, van het btw-wetboek zou dan in limine luiden als volgt : `Iedere belastingplichtige, met uitsluiting van de btw-eenheden in de zin van artikel 4, § 2, evenals de leden van een btw-eenheid (...)'.

Er zal verder worden bekeken of desgevallend ook in artikel 54bis, § 2, van het btw-wetboek (machtiging aan de Koning) een gelijkaardige aanpassing moet worden aangebracht.

Deze aanpassing kan worden meegenomen in één van de lopende wetsontwerpen houdende diverse fiscale bepalingen".

Pas nadat het btw-wetboek in die zin is aangepast, zullen de betrokken onderdelen van het ontworpen besluit aangenomen kunnen worden. In de huidige stand van de wetgeving is er immers geen rechtsgrond voor.

Vormvereisten 5. De gemachtigde heeft laten weten dat over het ontwerp advies werd gevraagd aan de Gegevensbeschermingsautoriteit en dat ook om het akkoord van de minister bevoegd voor begroting is verzocht. Indien de aan de Raad van State voorgelegde tekst ten gevolge van het vervullen van de voornoemde vormvereisten nog wijzigingen zou ondergaan, moeten de gewijzigde of toegevoegde bepalingen, ter inachtneming van het voorschrift van artikel 3, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, aan de afdeling Wetgeving worden voorgelegd.

Onderzoek van de tekst Aanhef 6. Indien het begrotingsakkoord wordt bekomen, zal daarvan melding moeten worden gemaakt in de aanhef.Een verwijzing in die zin zal dus moeten worden toegevoegd na het lid waarin melding wordt gemaakt van het advies van de inspecteur van Financiën.

Artikel 2 7. Vermits de Europese Unie in de plaats is getreden van de Europese Gemeenschap, (2) is de omschrijving "lidstaat van de Gemeenschap" achterhaald.In dit geval kan echter het best "lidstaat" zonder meer worden geschreven. In uitvoeringsbesluiten gebruikte begrippen hebben in principe immers dezelfde betekenis als in de wet waaraan uitvoering wordt gegeven, en in artikel 1, § 2, 1°, van het btw-wetboek wordt reeds bepaald wat onder "Lid-Staat" moet worden verstaan.

Artikel 4 8. Ingevolge de ontworpen wijziging van de Nederlandse tekst van artikel 29, tweede lid, van het koninklijk besluit nr.1 bepaalt "de Minister van Financiën of zijn gemachtigde" de nadere regels om de bedoelde registers op geïnformatiseerde wijze te houden. Op vragen omtrent die delegatiebepaling verstrekte de gemachtigde de volgende toelichting : "Delegatie van de Minister aan de administratie is inderdaad maar mogelijk voor maatregelen die een beperkte en technische draagwijdte hebben en waarin geen politieke beleidskeuze kan worden gemaakt. Dat is volgens ons het geval voor het bepalen van de technische modaliteiten van de indiening langs elektronische weg, die uiteraard rechtstreeks verband houden met de manier waarop bepaalde verplichtingen op operationeel vlak informatica-technisch vorm worden gegeven. In tegenstelling tot de bepaling of bepaalde verplichtingen [die] geheel of gedeeltelijk, verplicht of optioneel, langs elektronische weg kunnen worden vervuld - wat een beleidskeuze inhoudt - is de bepaling van de technische modaliteiten van de elektronische indiening een maatregel met een zeer beperkte en puur technische draagwijdte. Dienovereenkomstig zou hier een delegatie aan de administratie moeten mogelijk zijn (naar analogie met de delegatie in artikel 6, § 1, van het ontwerp van koninklijk besluit nr. 50)." De woorden "of zijn gemachtigde" geven aan dat de minister die bevoegdheid op zijn beurt kan delegeren aan een door hem gemachtigde ambtenaar. Pas wanneer de Minister van Financiën een ministerieel besluit met die inhoud voorlegt, zal de afdeling Wetgeving zich kunnen uitspreken over de vraag of de bevoegdheidstoewijzing aanvaardbaar is, dat wil zeggen of de bevoegdheid effectief betrekking heeft op maatregelen die een beperkte en technische draagwijdte hebben.

De griffier, De voorzitter, A. Truyens J. Baert _______ Nota's (1) Artikel 12ter van het btw-wetboek is ingevoerd bij de wet van 3 november 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/11/2019 pub. 13/11/2019 numac 2019042374 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ter omzetting van richtlijn 2019/475 en richtlijn (EU) 2018/1910 (1) sluiten "tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde ter omzetting van richtlijn (EU) 2019/475 en richtlijn (EU) 2018/1910", die op 1 januari 2020 in werking treedt.(2) Artikel 1, derde alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). 11 DECEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 3 en 44 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de registers in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep, de herzieningen inzake onroerende bedrijfsmiddelen en de niet-proportionele fiscale geldboeten met betrekking tot overtredingen inzake de verplichting tot indiening van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen en de lijst van de intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen, betreft (1) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 48, § 2, tweede lid, vervangen bij de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft sluiten, artikel 49, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft sluiten, artikel 54bis, § 3, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en artikel 70, § 4, eerste lid, vervangen bij de wet van 22 juni 2012;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 4 november 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 2 december 2019;

Gelet op advies nr. 66.677/3 van de Raad van State, gegeven op 26 november 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 29 november 2019;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Registers in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep

Artikel 1.In artikel 7 van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 19 december 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012003370 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, vierde lid, wordt aangevuld met de woorden "of wanneer de belastingplichtige het in artikel 24bis bedoelde register moet aanvullen"; 2° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende : "De bepalingen van het eerste, het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing in geval van consignatieverkoop, wanneer de belastingplichtige die de goederen ontvangt het in artikel 24ter bedoelde register moet aanvullen.".

Art. 2.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit, wordt een artikel 24bis ingevoegd, luidende : "

Art. 24bis.§ 1. Overeenkomstig artikel 54bis, § 1, derde lid, van het Wetboek, houdt elke belastingplichtige een register bij waarin hij de goederen optekent die hij heeft verzonden of vervoerd van België naar een andere lidstaat in het kader van de regeling voor voorraden op afroep bedoeld in artikel 12ter van het Wetboek.

In het register bedoeld in het eerste lid, tekent de belastingplichtige, voor elke handeling, de gegevens op bedoeld in artikel 54 bis, lid 1, van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. § 2. Elk lid van een btw-eenheid bedoeld in artikel 4, § 2, van het Wetboek houdt het in paragraaf 1 bedoelde register voor de handelingen die hem betreffen.".

Art. 3.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt een artikel 24ter ingevoegd, luidende : "

Art. 24ter.§ 1. Overeenkomstig artikel 54bis, § 1, vierde lid, van het Wetboek, houdt elke belastingplichtige die in België bestemmeling is van goederen in het kader van de regeling voor voorraden op afroep bedoeld in artikel 17bis van de richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, een register waarin hij de goederen optekent die hem werden geleverd in het kader van die regeling.

In het register bedoeld in het eerste lid, tekent de belastingplichtige, voor elke handeling, de gegevens op bedoeld in artikel 54bis, lid 2, van de uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. § 2. Elk lid van een btw-eenheid bedoeld in artikel 4, § 2, van het Wetboek, houdt het in paragraaf 1 bedoelde register voor de handelingen die hem betreffen.".

Art. 4.In artikel 29, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 mei 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/05/2007 pub. 31/05/2007 numac 2007003276 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 11, 23, 39 en 50 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "24bis, 24ter," worden ingevoegd tussen het woord "23," en het woord "25";2° in de Nederlandse tekst worden de woorden "door of vanwege de Minister van Financiën" vervangen door "door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde". HOOFDSTUK 2. - Herzieningen inzake onroerende bedrijfsmiddelen

Art. 5.In artikel 9, § 2, tweede lid, 2° en 3°, van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten, worden de woorden "1°, " telkens opgeheven.

Art. 6.In artikel 20 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 31 maart 1978 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "het recht op aftrek is ontstaan" vervangen door de woorden "de bedrijfsmiddelen in gebruik werden genomen";2° in het tweede en derde lid worden de woorden "of een vijftiende" telkens vervangen door de woorden, "een vijftiende of een vijfentwintigste". HOOFDSTUK 3. - Niet-proportionele fiscale geldboeten ingeval van inbreuk op de verplichting om de delen 1 en 2 van de btw-opgave van de intracommunautaire handelingen in te dienen

Art. 7.In afdeling 1, IV, van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012 tot vaststelling van het bedrag van de niet-proportionele fiscale geldboeten op het stuk van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt de bepaling onder 2 vervangen als volgt : "2. Opgave van de intracommunautaire handelingen bedoeld in artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek

A. Non-dépôt

- partie 1 : 3.000 EUR

A. Niet indienen

- deel 1 : 3.000 EUR

- partie 2 : 1.500 EUR

- deel 2 : 1.500 EUR

B. Dépôt tardif

Par document :

B. Laattijdig indienen

Per document :

a) retard de maximum 2 mois

- partie 1 : 25 EUR par personne à reprendre

a) vertraging van maximum 2 maanden

- deel 1 : 25 EUR per te vermelden persoon

- partie 2 : 15 EUR par personne à reprendre

- deel 2 : 15 EUR per te vermelden persoon

avec un minimum de 75 EUR et un maximum de 1.500 EUR

met een minimum van 75 EUR en een maximum van 1.500 EUR

b) retard de maximum 6 mois

- partie 1 : 75 EUR par personne à reprendre

b) vertraging van maximum 6 maanden

- deel 1 : 75 EUR per te vermelden persoon

- partie 2 : 45 EUR par personne à reprendre

- deel 2 : 45 EUR per te vermelden persoon

avec un minimum de 225 EUR et un maximum de 2.250 EUR

met een minimum van 225 EUR en een maximum van 2.250 EUR

c) retard de plus de 6 mois

- partie 1 : 3.000 EUR

c) vertraging van meer dan 6 maanden

- deel 1 : 3.000 EUR

- partie 2 : 1.500 EUR

- deel 2 : 1.500 EUR

C. Irrégularités

C. Onregelmatigheden

a) données manquantes

- partie 1 : 150 EUR par donnée manquante

a) ontbrekende gegevens

- deel 1 : 150 EUR per ontbrekend gegeven

- partie 2 : 50 EUR par donnée manquante

- deel 2 : 50 EUR per ontbrekend gegeven

avec un maximum de 1.350 EUR

met een maximum van 1.350 EUR

b) données erronées

b) verkeerde gegevens


- données exactes reprises dans le relevé visé suivant à déposer

- partie 1 : 25 EUR par donnée erronée

- de juiste gegevens werden opgenomen in de volgende in te dienen opgave

- deel 1 : 25 EUR per verkeerd gegeven

- partie 2 : 10 EUR par donnée erronée

- deel 2 : 10 EUR per verkeerd gegeven

avec un minimum de 50 EUR et un maximum de 750 EUR

met een minimum van 50 EUR en een maximum van 750 EUR

- autres cas

- partie 1 : 50 EUR par donnée erronée

- andere gevallen

- deel 1 : 50 EUR per verkeerd gegeven

- partie 2 : 20 EUR par donnée erronée

- deel 2 : 20 EUR per verkeerd gegeven

avec un maximum de 1.200 EUR

met een maximum van 1.200 EUR

c) non-respect de la procédure de dépôt

- partie 1 : 400 EUR

c) niet naleven van de procedure van indienen

- deel 1 : 400 EUR

- partie 2 : 200 EUR

- deel 2 : 200 EUR

d) non-respect des conditions relatives à la périodicité de dépôt

- partie 1 : 250 EUR

d) niet naleven van de voorwaarden met betrekking tot de periodiciteit van indienen

- deel 1 : 250 EUR

- partie 2 : 125 EUR". - deel 2 : 125 EUR".


Art. 8.In afdeling 1, IV, van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 2bis ingevoegd, luidende : "2bis. Lijst van de intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen, bedoeld in artikel 53sexies, § 2, van het Wetboek

A. Non-dépôt

3.000 EUR par document

A. Niet indienen

3.000 EUR per document

B. Dépôt tardif

Par document :

B. Laattijdig indienen

Per document :

a) retard de maximum 2 mois

25 EUR par livraison à reprendre avec un minimum de 75 EUR et un maximum de 1.500 EUR

a) vertraging van maximum 2 maanden

25 EUR per te vermelden levering met een minimum van 75 EUR en een maximum van 1.500 EUR

b) retard de maximum 6 mois

75 EUR par livraison à reprendre avec un minimum de 225 EUR et un maximum de 2.250 EUR

b) vertraging van maximum 6 maanden

75 EUR per te vermelden levering met een minimum van 225 EUR en een maximum van 2.250 EUR

c) retard de plus de 6 mois

3.000 EUR par document

c) vertraging van meer dan 6 maanden

3.000 EUR per document

C. Irrégularités

C. Onregelmatigheden


a) données manquantes

150 EUR par donnée manquante avec un maximum de 1.350 EUR

a) ontbrekende gegevens

150 EUR per ontbrekend gegeven met een maximum van 1.350 EUR

b) données erronées

b) verkeerde gegevens


- données exactes reprises dans la liste visée suivante à déposer

25 EUR par donnée erronée avec un minimum de 50 EUR et un maximum de 750 EUR

- de juiste gegevens werden opgenomen in de volgende in te dienen lijst

25 EUR per verkeerd gegeven met een minimum van 50 EUR en een maximum van 750 EUR

- autres cas

50 EUR par donnée erronée avec un maximum de 1.200 EUR

- andere gevallen

50 EUR per verkeerd gegeven met een maximum van 1.200 EUR

c) non-respect de la procédure de dépôt

400 EUR par document

c) niet naleven van de procedure van indienen

400 EUR per document

d) non-respect des conditions relatives à la périodicité de dépôt

250 EUR". d) niet naleven van de voorwaarden met betrekking tot de periodiciteit van indienen

250 EUR".

HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 9.De hoofdstukken 1 en 3 treden in werking op 1 januari 2020.

Art. 10.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 december 2019.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1969 pub. 02/05/2013 numac 2013000278 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 03/07/1969 pub. 11/04/2016 numac 2016000216 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1e editie;

Wet van 22 juni 2012, Belgisch Staatsblad van 28 juni 2012;

Wet van 14 oktober 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/10/2018 pub. 25/10/2018 numac 2018014320 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de optionele belastingheffing inzake verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft en tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20, van 20 juli 1970, tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat het verlaagde btw-tarief inzake de belaste verhuur van uit hun aard onroerende goederen betreft sluiten, Belgisch Staatsblad van 25 oktober 2018;

Koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie;

Koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969, Belgisch Staatsblad van 12 december 1969;

Koninklijk besluit nr. 44 van 9 juli 2012, Belgisch Staatsblad van 17 juli 2012;

Koninklijk besluit van 31 maart 1978, Belgisch Staatsblad van 11 april 1978;

Koninklijk besluit van 17 mei 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/05/2012 pub. 21/06/2012 numac 2012003177 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de vergoeding van de werkingskosten van de FSMA ter uitvoering van artikel 56 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten type koninklijk besluit prom. 17/05/2012 pub. 01/06/2012 numac 2012022200 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van de lijst gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2002 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen tegemoetkomt in de kosten van de verstrekkingen bedoeld in artikel 34, eerste lid, 20°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 type koninklijk besluit prom. 17/05/2012 pub. 24/05/2012 numac 2012011216 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit houdende ontslag van twee leden, een plaatsvervangend lid en van de voorzitter, houdende benoeming van drie leden, een plaatsvervangend lid en van de voorzitter en houdende hernieuwing van een lid en twee plaatsvervangende leden van de Commissie voor nucleaire voorzieningen, opgericht bij artikel 3 van de wet van 11 april 2003 betreffende de voorzieningen aangelegd voor de ontmanteling van de kerncentrales en voor het beheer van splijtstoffen bestraald in deze kerncentrales, gewijzigd bij de wet houdende diverse bepalingen van 25 april 2007 sluiten, Belgisch Staatsblad van 31 mei 2007, 2e editie;

Koninklijk besluit van 19 december 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/12/2012 pub. 31/12/2012 numac 2012003370 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde sluiten, Belgisch Staatsblad van 31 december 2012, 1e editie;

Koninklijk besluit van 12 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/05/2019 pub. 27/05/2019 numac 2019012606 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 3 en 14 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde wat de herzieningen betreft sluiten, Belgisch Staatsblad van 27 mei 2019, 1e editie;

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

^