Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 april 2024
gepubliceerd op 21 mei 2024

Koninklijk besluit van 19 april 2024 houdende het administratief en financieel statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2024004247
pub.
21/05/2024
prom.
19/04/2024
ELI
eli/besluit/2024/04/19/2024004247/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 APRIL 2024. - Koninklijk besluit van 19 april 2024 houdende het administratief en financieel statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Inleiding Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel de regels die van toepassing zijn op de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (hierna `de FOD') te bundelen, aan te passen en te vervangen, zowel wat de administratieve als de financiële aspecten betreft.

Momenteel zijn de administratieve aspecten van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière vastgelegd in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière (hierna `het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5').

De geldelijke en financiële aspecten van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière zijn op hun beurt momenteel vastgelegd in: - het koninklijk besluit van 15 juli 1920 betreffende de inrichting van het diplomatiek korps; - het koninklijk besluit van 15 juli 1920 betreffende de nieuwe inrichting van het consulair korps; - het koninklijk besluit van 16 augustus 1923 betreffende de inrichting van het korps der kanseliers, de dragomannen en tolken; - het koninklijk besluit van 22 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten1 tot regeling van de toekenning van een terugkeervergoeding voor bepaalde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; - het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 voor wat de weddeschalen betreft; - verschillende omzendbrieven.

De huidige teksten die het administratief en financiële statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière regelen, moeten worden afgestemd op de nieuwe uitdagingen van de diplomatie, de Belgische institutionele context en de samenleving, om erop toe te zien dat het ambt en de internationale mobiliteit van zijn ambtenaren gedurende hun carrière aantrekkelijk blijven.

Tegenwoordig wil de diplomatie nauwer aansluiten bij de demografische realiteit en de diversiteit van de Belgische samenleving. De carrières worden vrouwelijker en meer divers, en daar werkt de FOD actief aan mee, in overeenstemming met de verdediging van onze waarden en beleidsprioriteiten. De gezinssituaties zijn ook geëvolueerd, zowel wat betreft de gezinssamenstelling als de aandacht voor de partners, in het bijzonder met betrekking tot hun beroepssituatie.

Bij de hedendaagse diplomatie hoort ook een voortdurende internationale mobiliteit en een hoge graad van vereiste en beschikbaarheid, ten dienste van de belangen van België en van zijn burgers. Een ambtenaar van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière moet in staat zijn om zich aan te passen, zijn managementvaardigheden te benutten en de buitenlandse post en het lokale personeel te beheren. Hij moet ook problemen rond veiligheid, crisisbeheer en eerstelijnsbijstand kunnen aanpakken. De specifieke aard van het ambt, met name in de posten, verklaart waarom sommige bepalingen van dit koninklijk besluit anders worden ingevuld naargelang de ambtenaar wordt aangesteld op post, op het hoofdbestuur of in één van de permanente vertegenwoordigingen van België in Brussel.

Wat de vorm betreft, moeten de huidige teksten, die vaak oud en versnipperd zijn, worden bijgewerkt, met het oog op hun leesbaarheid en juridische en fiscale samenhang. Tegelijk moeten ze ook de specifieke aard van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière en hun modernisering weerspiegelen.

De volgende principes vormden het uitgangspunt van deze nieuwe tekst 1° het vermijden van dubbele tussenkomsten en van financiële tussenkomsten die overbodig zijn geworden wat betreft hun rechtvaardiging;2° de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière een aantrekkelijke verloning blijven aanbieden; 3° de financiële tussenkomsten moderniseren, erover wakend dat zij beter zijn afgestemd op de prioriteiten met betrekking tot het personeelsbeleid (veiligheidsoverwegingen, gezinsbeleid, rekening houden van de hardship van de post, diversificatie van de activiteitendomeinen enz.); 4° toezien op de samenhang met de herziening van het administratief statuut en één enkele reglementaire tekst aanbieden die alle aspecten - zowel administratief als financieel - van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière omvat;5° de tussenkomsten of vergoedingen die vroeger werden berekend op basis van de wedde van de ambtenaar, worden voortaan berekend aan de hand van parameters met betrekking tot de post, de uitgeoefende functie en de gezinssamenstelling;enkel de terugkeervergoeding wordt nog altijd berekend op basis van de wedde van de ambtenaar.

Artikelsgewijze bespreking Het administratief en financieel statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en van de ambtenaren van de consulaire carrière, zoals vastgelegd in dit koninklijk besluit, is opgedeeld in vijf delen: Deel 1. Personeel toepassingsgebied;

Deel 2. Definities en algemene bepalingen;

Deel 3. Administratief statuut;

Deel 4. Financieel statuut;

Deel 5. Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.

Deel 1. Personeel toepassingsgebied

Artikel 1 Dit artikel bepaalt het personeel toepassingsgebied van dit koninklijk besluit. Dit is van toepassing op de ambtenaren van de buitenlandse carrière en op de ambtenaren van de consulaire carrière.

Specifieke personele toepassingsgebieden worden vervolgens per deel en, in voorkomend geval, per boek bepaald.

Voor de rest behoeft dit artikel geen toelichting.

Deel 2. Definities en algemene bepalingen

Artikel 2 Dit artikel bepaalt het toepassingsgebied van deel 2, dat dus zowel van toepassing is op de ambtenaren van de buitenlandse carrière als op de ambtenaren van de consulaire carrière.

Enkel de artikelen van deel 2 die in dit artikel worden opgesomd, zijn van toepassing op de stagiairs van de buitenlandse carrière.

Artikel 3 Voor een goed begrip van dit koninklijk besluit worden er vijfendertig begrippen gedefinieerd.

Slechts enkele definities verdienen een bijzondere aandacht: 1) De definitie van `post', bedoeld in 10°, betreft enkel de Belgische ambassades, consulaire posten, diplomatieke bureaus of permanente vertegenwoordigingen in het buitenland.De permanente vertegenwoordigingen van België op Belgische grondgebied, zoals Belgoeurop (12° ) en Belotan (13° ), worden vanuit een intern perspectief niet meer als posten beschouwd. Ze worden namelijk aparte entiteiten van de posten en het hoofdbestuur. Tegenover de buitenwereld blijven Belgoeurop en Belotan evenwel diplomatieke zendingen. Bijgevolg kan een ambtenaar van de buitenlandse carrière of de consulaire carrière voortaan worden aangesteld op het hoofdbestuur, op post, op Belgoeurop of op Belotan (artikel 5). Dat onderscheid is belangrijk, want bepaalde aspecten van het statuut dat van toepassing is op de ambtenaar van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière, verschillen naargelang de entiteit waar hij is aangesteld.

Bijgevolg zijn de begrippen `posthoofd' (20° ) en `medewerker' (21° ) gedefinieerd in overeenstemming met het begrip `post'. 2) In het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, hierna `het koninklijk besluit van 2 oktober 1937', is, naar aanleiding van de wijziging ervan bij het koninklijk besluit van 12 mei 2022 houdende diverse wijzigingen inzake de selectie van het Rijkspersoneel, het begrip `directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning' ontstaan, ter vervanging van het begrip `afgevaardigd bestuurder van het Selectiebureau van de Federale Overheid'.Waar in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 de term `afgevaardigd bestuurder' voorkwam, is `directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling' (18° ) in de plaats gekomen. 3) Het begrip `partner' wordt ook gedefinieerd om de feitelijke samenwoning uitdrukkelijk uit te sluiten.4) De term `kind' wordt ook gedefinieerd, want enkel kinderen in de zin van dit koninklijk besluit kunnen in aanmerking komen in het kader van de berekening van de forfaitaire vergoedingen en van de toekenning van bepaalde tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever. Zonder nadere definitie in dit koninklijk besluit moet de term `aangesteld', die in talrijke bepalingen wordt gebruikt, bovendien worden opgevat als `het daadwerkelijk hebben opgenomen van de functie in de betrokken entiteit'.

Artikel 4 Dit artikel bepaalt dat het Directiecomité en de Ministerraad bevoegd zijn voor alle bepalingen die dit koninklijk besluit in de toekomst wijzigen en/of uitvoeren.

Artikel 5 Dit artikel behoeft geen verdere toelichting dan degene uiteengezet voor artikel 3, 10°.

Artikel 6 Dit artikel bepaalt de bepalingen van de volgende koninklijke besluiten die van toepassing zijn op ambtenaren van de buitenlandse carrière en van de consulaire carrière: 1° het koninklijk besluit van 2 oktober 1937;2° het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten2 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, hierna `het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten2';3° het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, hierna `het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6';4° de koninklijke besluiten zoals opgesomd in bijlage 1 van dit koninklijk besluit. Daarbij moet worden opgemerkt dat de toepasselijkheid of niet-toepasselijkheid van sommige bepalingen geen betrekking heeft op de entiteit waar de ambtenaar is aangesteld (post, hoofdbestuur, Belgoeurop of Belotan). Daarentegen hangt de toepasselijkheid van sommige andere bepalingen wel af van de entiteit waar de ambtenaar is aangesteld.

Met betrekking tot de bepalingen uit het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 moet er zo op worden gewezen dat wat interne mutatie betreft, artikelen 49 tot 51 niet van toepassing zijn op ambtenaren van de buitenlandse carrière en op de ambtenaren van de consulaire carrière die op post zijn aangesteld. De rotatie van ambtenaren die op post zijn aangesteld, naar een andere post, naar het hoofdbestuur, naar Belgoeurop of Belotan verloopt via de `diplomatieke beweging', in toepassing van het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten3 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Diezelfde artikelen zijn daarentegen niet alleen van toepassing op de ambtenaren van de buitenlandse carrière en op de ambtenaren van de consulaire carrière wanneer ze zijn aangesteld op het hoofdbestuur, maar ook wanneer ze zijn aangesteld op Belgoeurop of Belotan.

Bijgevolg, wordt de vacantverklaring van functies bij Belgoeurop en Belotan via een procedure van interne mutatie (en dus buiten de "diplomatieke beweging") mogelijk, hetgeen niet het geval was in het verleden aangezien deze entiteiten als posten werden beschouwd.

De rijksambtenaren alsook de ambtenaren van de buitenlandse carrière of de consulaire carrière die zijn aangesteld op het hoofdbestuur, kunnen zich daardoor via interne mutatie kandidaat stellen voor een functie die binnen Belgoeurop of Belotan vacant wordt verklaard.

De rijksambtenaren alsook de ambtenaren van de buitenlandse carrière of de consulaire carrière die zijn aangesteld op Belgoeurop of Belotan, kunnen zich ook via interne mutatie kandidaat stellen voor een functie die binnen Belgoeurop of Belotan zelf vacant wordt verklaard. Het zal aan de permanente vertegenwoordiger bij Belgoeurop of Belotan toekomen om de interne organisatie binnen zijn entiteit te regelen.

Ook omgekeerd kunnen de rijksambtenaren en de ambtenaren van de buitenlandse carrière of de consulaire carrière die zijn aangesteld op Belgoeurop of Belotan, zich via interne mutatie kandidaat stellen voor een functie die op het hoofdbestuur vacant wordt verklaard (en dus buiten de `diplomatieke beweging').

Met betrekking tot de bepalingen uit het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6 moet worden opgemerkt dat: 1° de vergoeding voor de telewerkkosten, de vergoeding voor de verplaatsingskosten tussen de woonplaats en de werkplaats, de vergoeding voor de kosten voor het gebruik van de fiets en de vergoeding voor de verblijfkosten in België zijn uitgesloten wanneer de ambtenaar is aangesteld op post, maar zijn wel van toepassing wanneer hij is aangesteld op het hoofdbestuur of op Belgoeurop of Belotan.Het verschil tussen de posten enerzijds en het hoofdbestuur, Belgoeurop of Belotan anderzijds, wordt verklaard door het feit dat op post, die vergoedingen zijn opgenomen in de postvergoeding die de ambtenaar ontvangt of in de verschillende tussenkomsten die de vervoers- en verblijfkosten dekken. 2° de toelage voor een opleidingsactiviteit is uitgesloten wanneer de ambtenaar op post is aangesteld, maar is wel van toepassing wanneer de ambtenaar is aangesteld op het hoofdbestuur of op Belgoeurop of Belotan.De wachttoelage, de toelage voor onregelmatige prestaties en de toelage voor bijkomende prestaties zijn op hun beurt enkel van toepassing wanneer de ambtenaar is aangesteld op het hoofdbestuur. Dat wordt verklaard door het feit dat de ambtenaren die zijn aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan, een postvergoeding krijgen (op post) een vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid (Belgoeurop en Belotan), die de beschikbaarheid compenseert, met inbegrip van de overuren die overigens niet gecompenseerd kunnen worden. 3° De artikelen 38 tot en met 41 (creatie van specifieke toelagen) en de artikelen 97 tot en met 100 (creatie van specifieke vergoedingen) van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6 zijn uitgesloten van de bepalingen die van toepassing zijn op de ambtenaren van de buitenlandse carrière en op de ambtenaren van de consulaire carrière aangezien dit koninklijk besluit zijn eigen systeem van vergoedingen en tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever vaststelt.De ambtenaren van de buitenlandse carrière en de ambtenaren van de consulaire carrière genieten van hun eigen financieel statuut, dat specifiek is aan de buitenlandse carrière en aan de consulaire carrière. 4° Bij hun aanstelling op Belgoeurop en Belotan genieten de ambtenaren van de buitenlandse carrière en van de consulaire carrière, krachtens dit besluit, van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en voor de beschikbaarheid.Bijgevolg zijn de artikelen 96/2 en 96/3 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6, die een forfaitaire maandelijkse vergoeding toekennen aan de personeelsleden die gedetacheerd zijn bij de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie, uitgesloten van de bepalingen die van toepassing zijn op de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de ambtenaren van de consulaire carrière.

Ten slotte genieten de ambtenaren van de buitenlandse carrière en van de consulaire carrière bij aanstelling op post geen maaltijdcheques.

Het koninklijk besluit van 26 oktober 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten8 betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt is niet op hen van toepassing.

Dit artikel voegt in zijn paragraaf 5 ook een discretieplicht voor de partner van de ambtenaar toe. Via sommige van zijn bepalingen erkent dit koninklijk besluit het bestaan en het belang van de partners van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière, zonder daarom een juridische band tussen de FOD en die partner te creëren. De ambtenaar krijgt namelijk bepaalde vergoedingsvermeerderingen of tussenkomsten in bepaalde kosten door het loutere feit dat die laatste een partner heeft of dat zijn partner met hem op post verblijft.

Als de verankering van de partner via de ambtenaar nodig is, moet er ook een discretieplicht en een verplichting tot naleving van de deontologische regels in het hoofd van de partner worden voorzien.

De interne bepalingen met betrekking tot integriteit en deontologie, die zijn opgenomen in het desbetreffende vademecum, voorzien reeds dat: "De hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar met elk gedrag of elke activiteit die de waardigheid van het ambt aantast, het ambt schade toebrengt of het vervullen van de ambtsplichten belemmert, ongeacht of de activiteiten worden uitgeoefend door de ambtenaar of door ieder ander tussenpersoon, zoals bijvoorbeeld zijn/haar echtgenote/echtgenoot of de persoon met wie hij samenleeft en dat zelfs buiten het kader van de uitoefening van hun ambt".

Artikel 7 Dit artikel kadert het recht op vrijheid van meningsuiting, dat is erkend in artikel 10 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, af en behoeft geen toelichting. Dit artikel blijft ongewijzigd.

Deel 3. Administratief statuut Deel 3 bestaat uit twee boeken: het eerste boek behandelt de buitenlandse carrière (Boek 1), het andere de consulaire carrière (Boek 2).

Boek 1. Buitenlandse carrière Boek 1 dat gewijd is aan de buitenlandse carrière, bestaat uit twaalf titels: Titel 1. Algemene bepaling;

Titel 2. Werving;

Titel 3. Stage;

Titel 4. Benoeming en indiensttreding;

Titel 5. Hiërarchie, evaluatie, anciënniteit en bevordering tot de hogere klasse;

Titel 6. Administratieve standen Titel 7. Arbeidsduur;

Titel 8. Verlof- en afwezighedenregeling;

Titel 9. Overgang naar de carrière van de Rijksambtenaren;

Titel 10. Definitieve ambtsneerlegging Titel 11. Ordemaatregelen;

Titel 12. Tuchtregeling.

Titel 1. Algemene bepaling

Artikel 8 Dit artikel definieert het toepassingsgebied van Boek 1, dat alleen van toepassing is op ambtenaren van de buitenlandse carrière.

Titel 2. Werving Titel 2 bestaat uit twee hoofdstukken, waarvan het eerste gewijd is aan de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie (hoofdstuk 1), het tweede aan de vergelijkende selectie (hoofdstuk 2).

Hoofdstuk 1. Toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie

Artikel 9 Dit artikel bepaalt de vereisten waaraan een kandidaat moet voldoen om deel te nemen aan de vergelijkende selectie. Deze vereisten zijn cumulatief en identiek aan die voorzien zijn voor de Rijksambtenaren.

Deze vereisten zullen ook worden gecontroleerd op het moment van de toelating tot het eerste deel van de stage en op het moment van de benoeming.

Het examen van de tweede landstaal (artikel 14, lid 2 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966), waarvoor het slagen een voorwaarde was om in aanmerking te komen voor de vergelijkende selectie voorzien door het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5, wordt een proef in de vergelijkende selectie.

De afwijkingen van de diploma- of getuigschriftvereisten die in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 bestonden zijn afgeschaft.

Aangezien elk diploma of getuigschrift dat toegang geeft tot functies van het niveau A van de rijksbesturen aanvaard wordt, bestaat er geen risico dat de FOD een tekort aan kandidaten zal hebben.

Tenslotte is het tijdstip waarop kandidaten moeten voldoen aan de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie verduidelijkt: aan de vereisten moet voldaan zijn op het moment van de publicatie van het bericht van vacante betrekkingen in het Belgisch Staatsblad (artikel 10, § 2). Deze worden geverifieerd door de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning.

Als verantwoordelijke voor de vergelijkende selectie, sluit deze laatste elke kandidaat uit waarvan hij tijdens de vergelijkende selectie vaststelt dat hij niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in dit artikel. Deze beslissing wordt gemotiveerd en ter kennis gebracht van de kandidaat.

Hoofdstuk 2. Vergelijkende selectie

Artikel 10 Dit aspect van de werving blijft vrijwel ongewijzigd.

De werving voor de buitenlandse carrière gebeurt via een vergelijkende selectie die zich baseert opeen functiebeschrijving en een competentieprofiel gebaseerd is en die wordt georganiseerd door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning op verzoek van de minister.

Deze vergelijkende selectie resulteert in een rangschikking van geslaagde kandidaten.

Deze vergelijkende selectie wordt minstens aangekondigd via een bekendmaking gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, waarbij een aantal elementen worden vermeld die weinig veranderd zijn ten opzichte van het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 (artikel 10, § 2, tweede lid, 1° tot en met 8° ).

Vanaf de datum van deze publicatie beschikt de kandidaat over ten minste eenentwintig dagen om zich kandidaat te stellen. De uiterste datum voor kandidatuurstelling wordt vermeld in de bekendmaking gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 11 Het programma van de vergelijkende selectie somt de proeven (waarvan er minstens vijf zijn) op die deel uitmaken van de vergelijkende selectie, evenals de vereiste competenties voor de uitoefening van de functie die in deze proeven zullen worden beoordeeld. De generieke competenties die tijdens de vergelijkende selectie worden beoordeeld, worden dus niet langer vastgelegd in het statuut. Dit zorgt voor meer flexibiliteit in de keuze van de vereiste competenties. Het programma van de vergelijkende selectie en de vereiste competenties voor de uitoefening van de functie worden bepaald door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning, in samenspraak met de voorzitter of zijn afgevaardigde.

Het programma van de vergelijkende selectie en de vereiste competenties voor de uitoefening van de functie maken deel uit van de elementen vermeld in de bekendmaking gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (artikel 10, § 2, tweede lid, 4° en 5° ).

Het programma van de vergelijkende selectie omvat nog steeds de schriftelijke en mondelinge proeven die al in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 waren opgenomen, maar deze zijn qua formulering aangepast voor meer flexibiliteit in de toekomst.

Daarnaast omvat het programma van de vergelijkende selectie voortaan het examen van de tweede landstaal (artikel 14, lid 2 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966) en een test van de psychologische geschiktheid. Wat het examen van de tweede landstaal betreft, zijn de vrijstellingen deze voorzien in de artikelen 16 en 16bis, § 6 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0. Wat het psychologische onderzoek betreft, dit bestond in het verleden en wordt nu opnieuw ingevoerd om te onderzoeken of de kandidaat op het psychologische vlak geschikt is voor een functie als ambtenaar buitenlandse carrière.

Tot slot voorzag het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 reeds in een taalexamen gebaseerd op de kennis van de Engelse taal waarvan het niveau overeenstemt met het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees referentiekader voor Talen, zoals opgesteld door de Raad van Europa, voor de spreekvaardigheid en de schrijfvaardigheid en voorziet het huidige koninklijk besluit nu in vrijstellingen. Er zijn er vier (artikel 11, § 2, lid 2).

In dit opzicht beoogt artikel 11, § 2, tweede lid, 2°, de Engelstalige diploma's of studiegetuigschriften die toegang geven tot het niveau A van de Rijksbesturen en behaald in gelijk welk studiedomein.

Het artikel 11, § 2, tweede lid, 3° beoogt, op zijn beurt, de diploma's of studiegetuigschriften die toegang geven tot het niveau A van de Rijksbesturen en behaald zijn in een andere taal dan de Engelse taal (a priori in het Frans, het Nederlands of het Duits indien zij behaald werden in België), maar die betrekking hebben op een studiedomein dat verbonden is aan de studie van de Engelse taal zelf. 3° dient flexibel te worden geïnterpreteerd, rekening houdend met toekomstige wijzigingen in de titels van taal, vertaal- en tolkstudies of de dispariteit ervan naargelang de gemeenschap. De mogelijkheid om een bijkomende proef te organiseren om de competenties te beoordelen die nodig zijn om de functie uit te oefenen, is ook opgenomen en deze bijkomende proef zal, indien ze wordt georganiseerd, worden aangekondigd in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 12 De inhoud van dit artikel blijft vrijwel ongewijzigd.

De voorafgaande proef, die zou kunnen worden georganiseerd in geval van een zeer groot aantal kandidaten, is uit het huidige koninklijk besluit geschrapt, maar de mogelijkheid om een quotum van geslaagde kandidaten van elke proef toe te laten tot de volgende proef werd toegevoegd, teneinde de kandidaturen te kunnen beperken in functie van de behoeften van de FOD op het moment van het lanceren van een vergelijkende selectie.

Het aantal geslaagde kandidaten van elke proef dat wordt toegelaten tot de volgende proef, wordt vermeld in de bekendmaking gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad (artikel 10, § 2, tweede lid, 6° ).

De slaagvoorwaarden, uitgedrukt in een percentage, voor elke proef afzonderlijk en voor alle proeven samenblijven identiek, evenals de gevolgen in geval van niet slagen, behoudens het quotum van geslaagde kandidaten voor elke proef die tot de volgende proef worden toegelaten, dat kan worden toegepast.

Geslaagde kandidaten worden gerangschikt op basis van de punten die zij hebben behaald voor de schriftelijke en mondelinge proeven en eventuele bijkomende proeven.

Wat betreft de samenstelling van de jury, wordt deze aangeduid door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling in overleg, niet meer met de minister of zijn afgevaardigde, maar met de directeur-generaal P&O en zijn afgevaardigde.

Artikel 13 Dit artikel gaat over het lot van geslaagde kandidaten die niet worden opgeroepen tot de stage.

De reserve van geslaagde kandidaten is nu één jaar geldig (in plaats van twee jaar zoals voorzien in het koninklijk besluit van 21 juli 2016) vanaf de datum waarop het proces-verbaal van de vergelijkende selectie wordt afgesloten, en kan telkens met één jaar worden verlengd, zonder beperking in de tijd. Als een werving noodzakelijk is en er meerdere reserves van geslaagden bestaan die nog steeds geldig zijn, organiseert dit artikel ook de rangorde voor de geslaagde kandidaten.

Artikel 14 Dit artikel regelt de situatie van de geslaagde kandidaat die wordt opgeroepen voor stages en behoeft geen toelichting.

Titel 3. Stage Titel 3 bestaat uit zes hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen;

Hoofdstuk 2. Organisatie van de stage;

Hoofdstuk 3. Duur van de stage;

Hoofdstuk 4. Eerste deel van de stage;

Hoofdstuk 5. Tweede deel van de stage;

Hoofdstuk 6. Definitieve beëindiging van de stage.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 15 De stagiaire is geen ambtenaar van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière, aangezien de hoedanigheid van ambtenaar pas wordt verworven wanneer het personeelslid in vast verband benoemd is (artikelen 3, 19° en 37, § 1).

Artikel 16 Dit artikel bepaalt de bepalingen van de volgende koninklijke besluiten die van toepassing zijn op de stagiairs van de buitenlandse carrière: 1° het koninklijk besluit van 2 oktober 1937;2° het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten2;3° het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6;4° het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van den staat;5° het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden. Er moet worden opgemerkt dat de toepasbaarheid of niet-toepasbaarheid van sommige bepalingen niet gekoppeld is aan de entiteit waarbij de stagiair is aangesteld (post, hoofdbestuur, Belgoeurop of Belotan).

Anderzijds is de toepasbaarheid van bepaalde andere bepalingen wel afhankelijk van de entiteit waarop ze van toepassing zijn.

Zo moet met betrekking tot de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6 worden opgemerkt dat: 1° de telewerkvergoeding, de vergoeding voor verplaatsingen tussen de woonplaats en de werkplaats, de fietsvergoeding en de vergoeding voor verblijfskosten in België zijn uitgesloten wanneer de stagiair aangesteld is op post, maar wel van toepassing zijn wanneer hij tewerkgesteld is op het hoofdbestuur, Belgoeurop of Belotan;2° de toelage voor opleidingsactiviteiten is uitgesloten wanneer de stagiair wordt aangesteld op post, maar wel van toepassing is wanneer hij wordt aangesteld op het hoofdbestuur, Belgoeurop of Belotan.De wachttoelage, de toelage voor onregelmatige prestaties en de toelage voor bijkomende prestaties zijn alleen van toepassing als de stagiair is aangesteld op het hoofdbestuur. 3° De artikelen 38 tot en met 41 (creatie van specifieke toelagen) en de artikelen 97 tot en met 100 (creatie van specifieke vergoedingen) van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6 zijn uitgesloten van de bepalingen die van toepassing zijn op de stagiairs aangezien dit koninklijk besluit zijn eigen systeem van vergoedingen en tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever vaststelt.De stagiairs genieten van hun eigen financieel statuut, dat specifiek is aan de buitenlandse carrière. 4° Bij zijn aanstelling op Belgoeurop en Belotan geniet de stagiair, krachtens dit besluit, van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en voor de beschikbaarheid.Bijgevolg zijn de artikelen 96/2 en 96/3 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6, die een forfaitaire maandelijkse vergoeding toekennen aan de personeelsleden die gedetacheerd zijn bij de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie, uitgesloten van de bepalingen die van toepassing zijn op de stagiair.

Ten slotte, wanneer de stagiair is aangesteld op post tijdens het tweede deel van de stage, geniet hij niet van de maaltijdcheques. Het koninklijk besluit van 26 oktober 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten8 betreffende de toekenning van maaltijdcheques aan de personeelsleden van het federaal administratief openbaar ambt is niet op hen van toepassing.

De stagiair is ook onderworpen aan de bepalingen van deel 3 en de besluiten die het wijzigen of aanvullen voor zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.

Hoofdstuk 2. Organisatie van de stage

Artikel 17 Dit artikel bepaalt, in paragraaf 1, de bevoegdheid van de minister met betrekking tot de stage.

Naast de organisatie van de stage en het stageplan, die reeds tot zijn bevoegdheid hoorden krachtens het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5, neemt de minister voortaan eveneens de nodige schikkingen voor het bepalen van de competenties die vereist zijn voor de benoeming in de klasse A2 van de stagiair, de indicatoren van de competenties en het niveau dat vereist is om te voldoen aan de competentie.

Samengelezen met de artikelen 24, § 3 en 31, § 4, begrijpt men dat de stagiair moet aantonen dat hij, in het licht van de indicatoren van de competenties, elk van de competenties in de loop van zijn stageperiode heeft ontwikkeld totdat hij het minimale vereiste niveau heeft behaald.

Paragraaf 2 van dit artikel bepaalt dat de stage onder de verantwoordelijkheid valt van de directeur-generaal P&O van de FOD of zijn afgevaardigde, zoals actueel reeds het geval is.

Hoofdstuk 3. Duur van de stage

Artikel 18 Onverminderd artikelen 19, tweede lid en 20 duurt de stage vierentwintig maanden en is ze opgesplitst in twee delen: veertien maanden op het hoofdbestuur en tien maanden op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Bovendien kan de duur van het eerste deel van de stage in geval van uitzonderlijke omstandigheden goedgekeurd door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, worden verlengd, zonderachttien maanden te mogen overschrijdt (bijvoorbeeld wachten op een veiligheidsmachtiging, wachten op de accreditatie door de Ontvangststaat, enz.).

Het tweede deel van de stage wordt in evenredige mate bepaald. Het tweede deel van de stage begint wanneer de ambtenaar wordt aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Deze wijzigingen worden gerechtvaardigd door het feit dat men van mening was dat de duur van het eerste deel van de stage bij het hoofdbestuur, die in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 op twaalf maanden was vastgesteld, te kort was om stagiairs in staat te stellen alle gewenste opleidingen te volgen.

Artikel 19 Het eerste deel van de stage wordt voltijds verricht, op enkele uitzonderingen na (artikel 79). Indien dit niet het geval is, wordt de duur van het eerste deel van de stage verlengd.

Het tweede deel van de stage wordt steeds voltijds verricht. Er is geen mogelijkheid om deeltijds te werken op post.

Dit is te wijten aan de hoge kosten van het uitzenden van een ambtenaar of stagiair en de noodzaak om de goede werking van de post te garanderen.

Artikel 20 Dit artikel betreft de berekening van de duur van de stage.

Wanneer een stagiair in één of meerdere malen meer dan dertig werkdagen afwezig is, 1° en deze afwezigheden plaatsvinden tijdens het eerste deel van de stage, wordt de stage hetzij verlengd hetzij verdaagd naar de volgende stagesessie;2° en deze afwezigheden plaatsvinden tijdens het tweede deel van de stage, kan de stage enkel verlengd worden. De verlenging houdt geen rekening met de dertig werkdagen afwezigheid.

Bovendien worden bepaalde verloven die worden opgesomd in paragraaf 2, vierde lid niet meegenomen in de berekening van deze dertig werkdagen afwezigheid.

Tijdens zijn afwezigheden behoudt de stagiair zijn hoedanigheid van stagiair.

De stagiairs van de buitenlandse carrière verrichten hun stage in groep en volgen collectieve activiteiten (vormingen, conferenties, bezoeken, enz.) tijdens het eerste deel van de stage. Om die reden werd het begrip "verdaging naar de volgende sessie" geïntegreerd. Deze verdaging laat niet toe de stage te verlengen, maar wel om de stagiair toe te voegen aan een latere stagesessie (een nieuwe groep stagiairs) indien de stagiair te veel collectieve activiteiten heeft gemist en een verlenging van de stage niet volstaat om zijn opleiding te voltooien. De beslissing tot verdaging wordt genomen door de voorzitter of zijn afgevaardigde, na overleg met de directeur-generaal P&O, geval per geval, in functie van de omstandigheden.

Bij (met redenen omklede) verdaging naar de volgende stageperiode behoudt de stagiair zijn hoedanigheid van stagiair en vervult hij in de tussentijd een functie bij het hoofdbestuur. Tijdens deze tussenperiode zal hij ook worden geëvalueerd in overeenstemming met artikel 24. Zodra er een nieuwe stagesessie wordt georganiseerd, herbegint hij het eerste deel van de stage. Er wordt geen vrijstelling verleend.

Hoofdstuk 4. Eerste deel van de stage

Artikel 21 Dit artikel somt de toelatingsvereisten voor het eerste deel van de stage op. Ze worden gecontroleerd bij de geslaagde kandidaten van de vergelijkende selectie die, na de oproep tot de stage, het aanbod hebben aanvaard.

De toelatingsvereisten voor het eerste deel van de stage zijn de volgende: 1° dezelfde vereisten als de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie;2° geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie;3° een nieuwe vereiste, namelijk een positief resultaat hebben gekregen ingevolge een veiligheidsverificatie.Dit is een instrument van het interne veiligheidsbeleid van de FOD om de risico's voor bepaalde functies - waaronder die van stagiair van de buitenlandse carrière - tot een minimum te beperken, na akkoord van de Nationale Veiligheidsoverheid. De invoering van deze nieuwe vereiste in het huidige koninklijk besluit maakt het mogelijke juridische gevolgen te koppelen aan een negatief resultaat.

Indien de geslaagde niet voldoet aan deze vereisten, wordt hij geschrapt uit de reserve van de geslaagden.

Om de stage te mogen aanvangen, moet de geslaagde kandidaat bovendien geschikt zijn verklaard in toepassing van de Codex Welzijn op het werk.

Afhankelijk van de resultaten van zijn voorafgaande gezondheidsbeoordeling, wordt de geslaagde kandidaat ofwel toegelaten indien hij voldoet aan de toelatingsvereisten voor het eerste deel van de stage, ofwel in de reserve van geslaagden gehouden, ofwel geschrapt uit de reserve.

Artikel 22 Dit artikel organiseert de praktische toelating tot de stage, de benoeming in de hoedanigheid van stagiair in de klasse A1 en de aanvang van de stage (voortaan om praktische redenen ten vroegste op de eerste dag van de derde maand volgend op de toelatingsbeslissing), waarbij ook rekening wordt gehouden met eventuele opzegtermijnen, en behoeft geen toelichting.

Artikel 23 Tijdens het eerste deel van de stage, dat eindigt wanneer de stagiair wordt aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan, wordt de stagiair aangesteld op het hoofdbestuur.

Artikel 24 De stagiair wordt over de twee jaar van zijn stage geëvalueerd.

Tijdens het eerste deel van de stage worden er regelmatig verslagen opgesteld door de verschillende hiërarchische meerderen. De aanwezigheid van verschillende hiërarchische meerderen kan worden verklaard doordat, gedurende het volledige eerste deel van de stage, de stagiair zijn stage volbrengt in de schoot van verschillende diensten van de FOD, gedurende de periodes bepaald in het stageplan.

Gedurende deze periodes zal hij in elke dienst rekenschap afleggen aan een diensthoofd, dat zijn hiërarchische meerdere zal zijn wat betreft de evaluatie.

De tijdstippen waarop de rapporten worden opgesteld, worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde in functie van de duur van het eerste deel van de stage en de organisatie van de stage.

Het evaluatieverslag wordt telkens het wordt opgesteld, onverwijld naar de stagiair gestuurd.

Voor elk verslag wordt het principe van hoor en wederhoor gerespecteerd, aangezien de stagiair de mogelijkheid heeft om schriftelijke opmerkingen te maken, die vervolgens met elk verslag in zijn persoonlijk dossier worden opgenomen.

Als de verslagen aan het einde van het eerste deel van de stage niet over het geheel genomen gunstig zijn, zal de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de stagiair tijdens het tweede deel van de stage extra opvolgen.

Om te bepalen of de verslagen in hun geheel gunstig zijn, of niet, gaat de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde na of uit de verslagen blijkt dat de stagiair voldoet, of niet, aan alle competenties op het vereiste niveau zoals bepaald door de minister overeenkomstig artikel 17, § 1, 2°.

Hoofdstuk 5. Tweede deel van de stage

Artikel 25 Om te worden toegelaten tot het tweede deel van de stage, moet de stagiair slagen voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage en voor het taalexamen bedoeld in artikel 14, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966.

Daarnaast is er een nieuwe vereiste toegevoegd, namelijk dat hij houder moet zijn van een veiligheidsmachtiging met het niveau "geheim" of hoger.

Het doel van deze bepaling is ervoor te zorgen dat de stagiair voldoende garanties biedt inzake discretie, loyaliteit en integriteit om toegang te krijgen tot geclassificeerde informatie, documenten, gegevens, materieel, materialen of stoffen tijdens de uitoefening van zijn functie ( wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 28/12/2023 numac 2023047806 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de classificatie, de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten, veiligheidsadviezen en de publiek gereguleerde dienst. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen).

Als de stagiair niet aan een van deze drie vereisten voldoet, wordt hij ambtshalve ontslagen.

Er dient opgemerkt dat het taalexamen bedoeld in artikel 14, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966, beantwoordt aan de vereisten van artikel 47, § 5, tweede lid van diezelfde gecoördineerde wetten.

Bovendien moet het taalexamen worden afgelegd binnen de eerste veertien maanden van de stage, aangezien het niet slagen voor het taalexamen niet wordt beschouwd als een buitengewone omstandigheid op grond waarvan de duur van het eerste deel van de stage kan worden verlengd (artikel 18, derde lid).

Indien daarentegen aan het einde van de eerste veertien maanden van de stage nog geen veiligheidsmachtiging is verleend, of indien deze is geweigerd maar de stagiair beroep heeft aangetekend tegen de weigering, vormt dit wel een buitengewone omstandigheid op grond waarvan de duur van het eerste deel van de stage kan worden verlengd (artikel 18, derde lid). Als de stagiair aan het einde van de achttien maanden (het eerste deel van de stage mag deze periode niet overschrijden) geen veiligheidsmachtiging van het niveau "geheim" of hoger heeft, wordt hij ambtshalve ontslagen.

Artikel 26 Dit artikel bepaalt wanneer het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage wordt gehouden (ten vroegste in de loop van de tiende maand die volgt op de datum van de intrede in de stage) en behoeft geen toelichting.

Artikel 27 Dit artikel betreft de inhoud van het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage, zoals vastgesteld door de minister of zijn afgevaardigde, en behoeft geen toelichting.

Artikel 28 Dit artikel heeft betrekking op de voorwaarden voor het slagen voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage, de samenstelling van de jury (voortaan een bevoegdheid van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde en niet langer, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5, van de minister of zijn afgevaardigde) en de bekendmaking van de examenresultaten. Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 29 Dit artikel beschrijft de gevolgen van het tijdelijk niet slagen (tweede sessie en evaluatie conform artikel 24 in de tussentijd) en het definitief niet slagen (ontslag met een opzegtermijn van drie maanden) voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage en behoeft geen toelichting.

Artikel 30 Tijdens het tweede deel van de stage wordt de stagiair aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Artikel 31 Tijdens het tweede deel van de stage stelt het posthoofd of, bij aanstelling op Belgoeurop of op Belotan, de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan, op regelmatige tijdstippen evaluatieverslagen op. De tijdstippen waarop de verslagen worden opgesteld worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde in functie van de duur van het eerste deel van de stage Het evaluatieverslag wordt telkens het wordt opgesteld, onverwijld naar de stagiair gestuurd.

In het geval van een opvolging wordt een opvolgingsverslag opgesteld door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde tijdens de voorlaatste maand van het tweede deel van de stage, dat onverwijld naar de stagiair wordt gestuurd.

Voor elk verslag wordt het principe van hoor en wederhoor gerespecteerd, aangezien de stagiair de mogelijkheid heeft om schriftelijke opmerkingen te maken, die vervolgens met elk verslag in zijn persoonlijk dossier worden opgenomen.

In de loop van de laatste maand van het tweede deel van de stage stellen de hiërarchische meerderen en het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan een eindevaluatieverslag op op basis van de evaluatieverslagen opgesteld tijdens het eerste en het tweede deel van de stage, desgevallend rekening houdend met het opvolgingsverslag. Als conclusie van het eindevaluatieverslag bepalen zij of het verslag gunstig of niet gunstig is.

Het eindevaluatieverslag wordt als gunstig beschouwd indien de stagiair voldoet aan alle competenties op het vereiste niveau zoals bepaald door de minister overeenkomstig artikel 17, § 1, 2°.

Dit eindverslag wordt onverwijld gestuurd naar de stagiair, die de mogelijkheid heeft om zijn schriftelijke opmerkingen te maken, die vervolgens samen met het verslag aan zijn persoonlijk dossier worden toegevoegd.

Als het eindevaluatieverslag gunstig is voor de stagiair, stelt de voorzitter of zijn afgevaardigde de minister voor om de stagiair aan te stellen.

Als dit eindverslag niet gunstig is voor de stagiair, dan vat de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de evaluatiecommissie en legt haar een gemotiveerd voorstel van ontslag voor.

De evaluatiecommissie legt een advies voor betreffende het eindevaluatieverslag na het verhoor van de stagiair, en steltaan de voorzitter of zijn afgevaardigde voor: 1° ofwel de stagiair te benoemen;2° ofwel de stagiair te ontslaan.In dat geval moet een opzegtermijn van drie maanden in acht worden genomen, die aanvangt op de dag van de kennisgeving van de beslissing.

Het advies van de evaluatiecommissie is niet bindend voor de voorzitter of zijn afgevaardigde.

Hoofdstuk 6. Definitieve beëindiging van de stage

Artikel 32 Dit artikel voorziet, naast de gevallen van definitieve beëindiging van de stage bedoeld in de artikelen 29, vijfde lid, 31, § 6, 33 en 34, twee andere gevallen, met name de oppensioenstelling en het vrijwillig ontslag.

Daar waar het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 werkte via verwijzing naar de artikelen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, herneemt dit koninklijk besluit de inhoud van de toepasselijke bepalingen en dit uit zorg voor de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de continuïteit van de toepassing van deze artikelen te garanderen.

De twee gevallen van definitieve beëindiging van de stage bedoeld in dit artikel zijn identiek aan deze bedoeld in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937.

Artikel 33 Dit artikel bepaalt dat de stagiair kan ontslagen worden wegens zware fout (zonder opzegtermijn) of omdat hij niet het bewijs levert van een gedrag dat overeenstemt met de eisen van de functie (opzegtermijn van drie maanden).

De beslissing tot ontslag, genomen door de voorzitter of zijn afgevaardigde, wordt voorafgegaan door een hoorzitting.

De hoorzitting hoeft niet persoonlijk te gebeuren maar kan voortaan ook per videoconferentie plaatsvinden. De keuze van de verschijningswijze wordt aan de stagiair gelaten.

Uitstel van de hoorzitting kan worden overwogen. In de volgende twee gevallen spreekt de voorzitter of zijn afgevaardigde zich evenwel uit op basis van de stukken van het dossier: 1° indien de stagiair, hoewel regelmatig opgeroepen, niet verschijnt;2° indien de stagiair, hoewel regelmatig een tweede maal opgeroepen, na zich op geldige wijze te hebben verontschuldigd, niet verschijnt. Artikel 34 Dit artikel omschrijft de gevallen waarin de hoedanigheid van stagiair ambtshalve en zonder opzeg kan worden verloren en behoeft geen toelichting.

In dit verband verwees het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 naar de artikelen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937. Dit koninklijk besluit gebruikt niet langer verwijzingen, maar neemt de inhoud van de toepasselijke artikelen over en past deze waar nodig aan om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de buitenlandse carrière, omwille van de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen.

De gevallen van definitieve beëindiging van de stage bedoeld in dit artikel zijn identiek aan deze vermeld in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, met uitzondering van deze bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 4° en 8°, die werden toegevoegd.

In het geval van de definitieve beëindiging bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 4° dient de stagiair voorafgaandelijk te worden gehoord.

Naast de persoonlijke verschijning, kan de hoorzitting voortaan ook per videoconferentie plaatsvinden. De keuze van de verschijningswijze wordt aan de stagiair gelaten.

Een uitstel van de hoorzitting kan worden overwogen. De voorzitter of zijn afgevaardigde spreekt zich evenwel uit op basis van de stukken van het dossier in de volgende twee gevallen: 1° indien de stagiair, hoewel regelmatig opgeroepen, niet verschijnt;2° indien de stagiair, hoewel regelmatig een tweede maal opgeroepen, na zich op geldige wijze te hebben verontschuldigd, niet verschijnt. Titel 4. Benoeming en indiensttreding Titel 4 bestaat uit twee hoofdstukken, namelijk de benoeming (hoofdstuk 1) en de indiensttreding (hoofdstuk 2).

Hoofdstuk 1. Benoeming

Artikel 35 Dit artikel somt de vereisten op voor de benoeming en behoeft geen toelichting.

Artikel 36 De benoeming gebeurt bij koninklijk besluit, op voorstel van de minister. De stagiair wordt benoemd in de klasse A2.

Dit artikel blijft ongewijzigd.

Hoofdstuk 2. Indiensttreding

Artikel 37 De beëdiging als ambtenaar van de buitenlandse carrière is een voorwaarde om toe te treden tot de functie. Indien hij geen eed aflegt, wordt de stagiair ambtshalve ontslagen.

De in artikel 3, derde lid van het Consulair Wetboek bedoelde eedaflegging geschiedt in principe bij de beëdiging als ambtenaar van de buitenlandse carrière. De in artikel 3, derde lid van het Consulair Wetboek bedoelde eedaflegging wordt echter afgelegd bij de eerste aanstelling op post wanneer de stagiair aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan tijdens het tweede deel van zijn stage. Bij Belgoeurop of Belotan is er immers geen consulair posthoofd in wiens handen de stagiair de eed voorzien in het Consulair Wetboek zou kunnen afleggen.

Artikel 38 De minister of zijn afgevaardigde ontvangt de eedaflegging in de hoedanigheid van ambtenaar van de buitenlandse carrière. De eed bedoeld in artikel 3, derde lid van het Consulair Wetboek wordt afgelegd in de handen van het consulaire posthoofd.

Titel 5. Hiërarchie, evaluatie, anciënniteit en bevordering tot de hogere klasse Titel 5 bestaat uit vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Hiërarchie;

Hoofdstuk 2. Evaluatie;

Hoofdstuk 3. Anciënniteit;

Hoofdstuk 4. Bevordering tot de hogere klasse.

Hoofdstuk 1. Hiërarchie

Artikel 39 De buitenlandse carrière maakt deel uit van het niveau A van het Rijkspersoneel en omvat vier klassen. Elke klasse, eventueel gekoppeld aan een weddeschaal, heeft een eigen titel. De titel verschilt wanneer de ambtenaar wordt aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan, aangezien de ambtenaar dan de titel draagt van de functie die hij uitoefent.

Hoofdstuk 2. Evaluatie

Artikel 40 Dit artikel definieert wat in de buitenlandse carrière moet worden verstaan onder een functiewijziging in de zin van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten7 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt en behoeft geen toelichting.

Artikel 41 Voor de posthoofden en de permanente vertegenwoordigers van Belgoeurop en van Belotan kunnen het evaluatiecyclusgesprek en de eventuele functioneringsgesprekken behalve schriftelijk voortaan ook via videoconferentie plaatsvinden. De keuze tussen een gesprek op schriftelijke wijze en via videoconferentie wordt aan de ambtenaar overgelaten.

Hoofdstuk 3. Anciënniteit

Artikelen 42 tot 45 Wat de anciënniteit betreft, verwees het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 naar de artikelen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937. Het koninklijk besluit gebruikt niet langer verwijzingen, maar neemt de inhoud van de toepasselijke artikelen over en past deze waar nodig aan om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de buitenlandse carrière, omwille van de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen. Hoofdstuk 4. Bevordering tot de hogere klasse Dit hoofdstuk 4 bestaat uit vier afdelingen: Afdeling 1. Algemene bepaling;

Afdeling 2. Vereisten voor bevordering tot de hogere klasse;

Afdeling 3. Bevorderingsprocedure tot de hogere klasse;

Afdeling 4. Mededeling van de beslissingen tot bevordering.

Afdeling 1. Algemene bepaling


Artikel 46 Dit artikel bepaalt dat de bevordering tot de hogere klasse (administratieve loopbaan) bij koninklijk besluit wordt toegekend.

De inhoud van dit artikel blijft ongewijzigd. Voor de leesbaarheid werd het begrip "bevordering tot de hogere klasse" expliciet verankerd. Afdeling 2. Vereisten voor bevordering tot de hogere klasse


Artikel 47 Dit artikel somt de algemene voorwaarden op voor bevordering tot de hogere klasse.

Dit artikel blijft ongewijzigd.

Artikel 48 In dit artikel worden de voorwaarden opgesomd waaraan een ambtenaar van de klasse A2 moet voldoen om te worden bevorderd tot de klasse A3.

Wat de anciënniteit betreft, moet de ambtenaar van de klasse A2 voortaan een hogere klasse-anciënniteit hebben dan wat het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 voorschreef, namelijk zes jaar in plaats van vier jaar.

Wat betreft de voorwaarde om te slagen in een taalexamen in een andere taal dan de Engelse, Franse of Nederlandse taal, moet de ambtenaar aan deze voorwaarde voldoen terwijl hij zich in de klasse A2 van de buitenlandse carrière bevindt, zodat hij de kennis van de taal op dat moment kan aantonen.

De lijst van andere talen, het vereiste niveau van taalbeheersing en de nadere regels voor het verkrijgen van de getuigschriften worden vastgesteld bij ministerieel besluit of bij besluit van de afgevaardigde van de minister.

Artikelen 49 en 50 Voor de bevordering naar de andere klassen, respectievelijk naar de klasse A4 en A5, blijven de anciënniteitsvoorwaarden ongewijzigd.

Artikel 51 De vereisten voor bevordering moeten zijn vervuld op het moment waarop de bekendmaking van de vacante betrekking wordt meegedeeld. Deze vereiste heeft tot gevolg dat als de ambtenaar tijdens de duur van de bevorderingsprocedure tot de hogere klasse zelfs tijdelijk ophoudt één van de bevorderingsvereisten te vervullen, hij niet bevorderd kan worden. Afdeling 3. Bevorderingsprocedure tot de hogere klasse

De in de artikelen 52 tot en met 55 beschreven bevorderingsprocedure heeft geen grote inhoudelijke wijzigingen ondergaan, afgezien van wat nu in artikel 55 is voorzien. De tekst is niettemin herwerkt, aangevuld of geherformuleerd voor meer duidelijkheid en leesbaarheid.

Artikel 52 Dit artikel gaat over vacante betrekkingen en het indienen van de kandidaturen.

Naast de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, kan de bekendmaking van de vacante betrekkingen vanaf nu ook elektronisch, per aangetekende brief of per diplomatieke tas worden meegedeeld. Dit laat toe om geen gebruik te maken van het Belgisch Staatsblad, bijvoorbeeld in periodes waarin deze een aanzienlijke achterstand heeft, en op die manier de bevorderingsprocedure niet te vertragen.

Naast de elementen betreffende de vacante betrekking, bevat de bekendmaking van de vacante betrekkingen ook de bevorderingsprocedure.

Naast de andere communicatiemiddelen, die ongewijzigd blijven, mogen de kandidaturen nu ook elektronisch worden ingediend, waarbij de ontvangst wordt bevestigd. De onduidelijke termen "gelijkwaardige elektronische procedure" uit het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 zijn derhalve allemaal vervangen door "elektronische weg".

Om ambtenaren aan te moedigen polyvalent te zijn, is het concept van verscheidenheid van competenties ingevoerd: bij het indienen van hun kandidatuur moet de ambtenaar uitleggen welke verschillende competenties hij heeft ontwikkeld. Deze eis geldt voor de bevordering naar alle klassen van de buitenlandse carrière (A3, A4 en A5). In het kader van de rangschikking van de ambtenaren, evalueert het Directiecomité de competenties vermeld in de bekendmaking van de vacante betrekkingen.

Artikel 53 Het Directiecomité zal een voorlopig voorstel van rangschikking opstellen. In principe is het voor de rangschikking het Directiecomité dat alle competenties beoordeelt. Artikel 55 voorziet echter in een afwijking.

Artikel 54 Dit artikel beschrijft de te doorlopen stappen vanaf de kennisgeving van het voorlopige voorstel tot de vaststelling van het definitieve voorstel van rangschikking.

De kennisgeving van het voorlopige voorstel kan nu ook via elektronische weg gebeuren, waarbij ontvangst wordt bevestigd. De kennisgeving moet een aantal elementen vermelden die ongewijzigd zijn ten opzichte van deze voorzien in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5, waaronder de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen.

Naast de andere communicatiemiddelen, die ongewijzigd blijven, mag een bezwaarschrift voortaan ook via elektronische weg worden ingediend, met ontvangstbevestiging.

Als de ambtenaar vraagt om gehoord te worden door het Directiecomité, kan de hoorzitting voortaan ook per videoconferentie plaatsvinden. De keuze van de verschijningswijze wordt aan de ambtenaar gelaten.

Indien de ambtenaar regelmatig is opgeroepen voor zijn hoorzitting, maar niet verschijnt, spreekt het Directiecomité zich uit op basis van het schriftelijk bezwaarschrift. De hoorzitting kan niet worden uitgesteld. De invoering van de mogelijkheid van een hoorzitting per videoconferentie biedt echter meer flexibiliteit.

Voor de rest blijft dit artikel ongewijzigd, behalve dat het is aangepast om het leesbaarder en duidelijker te maken.

Artikel 55 Het Directiecomité heeft nu de mogelijkheid om de evaluatie van bepaalde competenties opgenomen in de bekendmaking van vacante betrekkingen te delegeren aan een jury (intern) of aan een evaluatiecentrum(extern).

Uit deze bepaling volgt dat het niet mogelijk is om de beoordeling van alle vaardigheden te delegeren aan een jury of een evaluatiecentrum.

Het resultaat van de evaluatie van de competentie(s) door de jury of het evaluatiecentrum wordt meegedeeld aan het Directiecomité, dat zijn evaluatie van de andere competenties van alle kandidaten verderzet.

Paragraaf 2 voorziet eveneens de mogelijkheid om de kandidaat uit te sluiten die niet slaagt voor de evaluatie door een jury of door een evaluatiecentrum. In dat geval neemt het Directiecomité akte van het resultaat van de evaluatie van de kandidaten en beschouwt de kandidaat die niet geslaagd is als ongeschikt om de vacante functie in te vullen. Deze mogelijkheid van een voorafgaandelijke uitsluitende proef dient verplicht te worden voorzien in het bericht van de vacante betrekking.

De beslissing van het Directiecomité wordt ter kennis gebracht van de ambtenaar, wat de procedure voor hem beëindigt. Afdeling 4. Mededeling van de beslissingen tot bevordering


Artikel 56 De beslissingen tot bevordering worden meegedeeld aan alle ambtenaren die hun kandidatuur hebben ingediend. Dit artikel blijft ongewijzigd en behoeft geen toelichting.

Titel 6. Administratieve standen Wat de administratieve standen betreft, verwees het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 naar de artikelen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937. Het huidig koninklijk besluit gebruikt niet langer verwijzingen, maar neemt de inhoud van de toepasselijke artikelen over en past deze waar nodig aan om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de buitenlandse carrière, omwille van de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen.

Titel 6 bestaat uit vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Hoofdstuk 2. Dienstactiviteit;

Hoofdstuk 3. Non-activiteit;

Hoofdstuk 4. Disponibiliteit.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 57 Dit artikel beschrijft de bepalingen van deze titel die van toepassing zijn op de stagiairs.

Artikel 58 Dit artikel somt de administratieve standen op waarin een ambtenaar zich kan bevinden.

Artikel 59 In principe bevindt de ambtenaar zich in dienstactiviteit, tenzij hij door een bepaling uitdrukkelijk in een andere administratieve stand wordt geplaatst.

Hoofdstuk 2. Dienstactiviteit

Artikel 60 Dit artikel bepaalt hetgeen waarop de ambtenaar in dienstactiviteit recht heeft.

Artikel 61 De afschaffing van de betrekking leidt niet tot het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar.

Hoofdstuk 3. Non-activiteit

Artikel 62 Dit artikel beschrijft de gevolgen van de non-activiteit.

Artikel 63 Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikelen 64 en 65 Deze artikelen beschrijven de gevallen waarin een ambtenaar van rechtswege in non-activiteit kan worden gesteld, afhankelijk van de entiteit waarbij hij is aangesteld: 1° de ambtenaar is aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan (artikel 64).2° de ambtenaar is aangesteld op het hoofdbestuur (artikel 65). Hoofdstuk 4. Disponibiliteit

Artikel 66 Een ambtenaar kan in disponibiliteit worden gesteld onder de voorwaarden bepaald in: 1° het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, hierna het "verlofbesluit" genoemd, indien hij is aangesteld bij het hoofdbestuur;2° door de artikelen 114 tot 117 van dit koninklijk besluit, indien hij is tewerkgesteld op een post, op Belgoeurop of op Belotan. Dit artikel bepaalt ook hetgeen waarop de ambtenaar in disponibiliteit recht heeft.

Artikel 67 Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 68 Dit artikel 1° stelt de minister in staat om een ambtenaar in disponibiliteit in een andere dienst aan te stellen teneinde zijn functie vacant te verklaren, op grond van de noodwendigheden van de dienst, en 2° voorziet in de mogelijkheid om een ambtenaar na een lange afwezigheid wegens ziekte, met zijn instemming en rekening houdend met zijn gezondheidstoestand, te herintegreren in een andere dienst. Titel 7. Arbeidsduur

Artikel 69 De gemiddelde maximale arbeidsduur bedraagt 38 uur per week. Deze bepaling is overgenomen uit het verlofbesluit.

Deze titel is van toepassing op de stagiair.

Titel 8. Verlof- en afwezighedenregeling Titel 8 is verdeeld in twee hoofdstukken, waarvan het eerste gewijd is aan het jaarlijks vakantieverlof (hoofdstuk 1) en het tweede aan andere verloven en afwezigheden (hoofdstuk 2).

Hoofdstuk 1. Jaarlijkse vakantie De jaarlijkse vakantieregeling is volledig herzien.

Om de continuïteit van de jaarlijkse vakantie van de ambtenaar te garanderen tussen verschillende aanstellingen (op het hoofdbestuur, op post, op Belgoeurop of op Belotan), werd een gemeenschappelijke basis van jaarlijkse vakantiedagen ingevoerd, zodat een ambtenaar zijn vakantiedagen kan behouden waar hij ook tewerkgesteld is, zonder zijn verlofdagen te verliezen voor het einde van de geldigheidsdatum ervan (ten laatste tot 31 december van het jaar dat volgt op de opening van het verlofrecht).

Voor de ambtenaren aangesteld op post wordt dan een bepaald aantal aanvullende dagen jaarlijks vakantieverlof toegevoegd waarop zij recht hebben. Deze aanvullende verlofdagen worden bepaald op basis van de categorie van hardship van de post waar de ambtenaar is aangesteld.

Behalve een eerste afdeling gewijd aan de gemeenschappelijke bepalingen, bevat hoofdstuk 1 twee andere afdelingen, afhankelijk van het feit of de jaarlijkse vakantie wordt opgenomen door: 1° een ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan of een ambtenaar die zich tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post bevindt (afdeling 2);2° een ambtenaar aangesteld op post (afdeling 3). Het woord « werk » werd opzettelijk niet vermeld in de tekst. Dit laat toe om het mogelijke toepassingsgebied van de dagen van de week waarop de ambtenaar verlof kan nemen volgens het arbeidsregime dat op hem van toepassing is, uit te breiden, hetgeen toelaat om dichter te komen bij de definitie van het begrip "werkdag" vermeld in artikel 2, § 1, 2° van het verlofbesluit ("de dag waarop de ambtenaar verplicht is te werken krachtens de arbeidsregeling die hem opgelegd is"). Afdeling 1. Algemene bepaling


Artikel 70 De jaarlijkse vakantieregeling voor de stagiairs is dezelfde als diegene van toepassing op de ambtenaren: er is een gemeenschappelijke basis ongeacht waar de stagiair wordt tewerkgesteld; indien de stagiair wordt aangesteld op post tijdens het tweede deel van zijn stage, krijgt hij aanvullende verlofdagen in functie van de hardship van de post waar hij aangesteld is. Afdeling 2. Jaarlijks vakantieverlof op het hoofdbestuur, op

Belgoeurop, op Belotan, tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post

Artikel 71 Ambtenaren aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan hebben recht op hetzelfde aantal vakantiedagen per jaar als deze voorzien in het verlofbesluit voor de Rijksambtenaren, d.w.z. tussen 26 en 33 verlofdagen, berekend volgens de leeftijd van de ambtenaar (gemeenschappelijke basis).

Tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post kan de ambtenaar ook jaarlijkse vakantie opnemen uit het saldo van de gemeenschappelijke basis van jaarlijkse vakantiedagen. Afdeling 3. Jaarlijks vakantieverlof op post


Artikel 72 De ambtenaar aangesteld op post geniet hetzelfde aantal dagen jaarlijks vakantieverlof als deze voorzien in het verlofbesluit voor de Rijksambtenaren, d.w.z. tussen 26 en 33 verlofdagen, berekend volgens de leeftijd van de ambtenaar (gemeenschappelijke basis).

Artikel 73 Bovenop de dagen jaarlijks vakantieverlof van de gemeenschappelijke basis zoals bedoeld in artikel 72, heeft de ambtenaar recht op aanvullende verlofdagen, afhankelijk van de categorie van hardship van de post, uitsluitend geldig op post (cfr. artikel 74, § 2, eerste lid), d.w.z.: 1° vijf dagen voor de posten met categorie van hardship 1 en 2;2° tien dagen voor de posten met categorie van hardship 3 en 4;3° vijftien dagen voor de posten met categorie van hardship 5;4° twintig dagen voor de posten met categorie van hardship 6 en 7. De categorie van hardship wordt bepaald door het Directiecomité en wordt jaarlijks herzien, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, in welk geval deze tijdens het jaar wordt herzien.

De categorie van hardship van een post wordt bepaald door diverse factoren waarmee de ambtenaar geconfronteerd zal worden tijdens de volledige duur van zijn aanstelling op post. Het betreft met name de klimatologische omstandigheden, de sociale isolatie, de veiligheid, de situatie op het vlak van gezondheid en leefmilieu, de aanwezigheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de medische zorgen, de aanwezigheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van materiële uitrusting, zoals het verblijf en de leverbaarheid van basisgoederen.

Deze parameters maken het leven op post in meerdere of mindere mate moeilijk en verantwoorden derhalve de toekenning van een bijkomend verlof.

Artikel 74 Het jaarlijks vakantieverlof, of het nu de dagen jaarlijks vakantieverlof zijn die de gemeenschappelijke basis vormen of de aanvullende dagen die worden toegekend op basis van de categorie van hardship van de post, worden naar keuze van de ambtenaar opgenomen, rekening houdend met de behoeften van de dienst.

Het jaarlijks vakantieverlof wordt opgeschort zodra de ambtenaar een verlof wegens ziekte krijgt of in disponibiliteit wegens ziekte wordt geplaatst. Dit betekent dat wanneer ziekte optreedt tijdens het jaarlijks vakantieverlof, alle regels voor de opvolging van de afwezigheden wegens ziekte of onbeschikbaarheid van toepassing zijn (cfr. artikelen 104 tot 122 van dit koninklijk besluit of artikelen 41 tot 65 van het verlofbesluit).

De mogelijkheid om niet-opgenomen dagen jaarlijks vakantieverlof over te dragen naar het volgende kalenderjaar (in principe tot 31 december) is alleen voorzien voor de dagen jaarlijkse vakantieverlof die de gemeenschappelijke basis vormen en niet voor de aanvullende dagen jaarlijks vakantieverlof die worden toegekend op basis van de categorie van hardship van de post. Deze nieuwigheid, die de ambtenaren verplicht om deze extra vakantiedagen op te nemen in het jaar waarin ze worden toegekend, wordt gerechtvaardigd door het feit dat dit verlof intrinsiek gekoppeld is aan de categorie van hardship van de post waar de ambtenaar aangesteld is. Als deze dagen niet worden opgenomen, gaan ze verloren.

Artikel 75 Het opsparen van de dagen jaarlijks vakantieverlof, zoals voorzien in het verlofbesluit, is ook mogelijk voor ambtenaren die zijn aangesteld op post, maar is beperkt tot de dagen jaarlijks vakantieverlof die de gemeenschappelijke basis vormen; de aanvullende dagen jaarlijks vakantieverlof die worden toegekend volgens de categorie van hardship van de post, kunnen niet opgespaard worden. Opnieuw wordt dit gerechtvaardigd door het feit dat dergelijk verlof intrinsiek verbonden is met de categorie van hardship van de post waar de ambtenaar tewerkgesteld is.

Artikel 76 De ambtenaar moet in dienstactiviteit zijn om recht te hebben op jaarlijks vakantieverlof.

Voor het overige bepaalt dit artikel de berekening van het aantal dagen jaarlijks vakantieverlof, rekening houdend met eventuele wijzigingen in de situatie van een ambtenaar tijdens het jaar.

Hoofdstuk 2. Andere verloven en afwezigheden Dit hoofdstuk behandelt andere soorten verloven en afwezigheden die ambtenaren kunnen opnemen, naast het jaarlijkse vakantieverlof. Bij het bepalen van deze andere verloven en afwezigheden is rekening gehouden met de specifieke situatie van uitzendingen het werk op post, en de bijzondere situatie van het werken op Belgoeurop en op Belotan.

Deze andere verloven en afwezigheden verschillen dus volgens de entiteit waar de ambtenaar aangesteld is: 1° de ambtenaar is aangesteld op het hoofdbestuur of bevindt zich tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post (afdeling 1);2° de ambtenaar is aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan (afdeling 2). Afdeling 1. Andere verloven en afwezigheden op het hoofdbestuur,

tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post

Artikel 77 De ambtenaar die is aangesteld op het hoofdbestuur geniet dezelfde andere verloven en afwezigheden als de Rijksambtenaren en zoals voorzien in het verlofbesluit, met de volgende beperkingen: 1° artikel 48 van het verlofbesluit is niet van toepassing.De inhoud van dit artikel is om wetgevingstechnische redenen opgenomen in artikel 78; 2° het verlof voor het vervullen van een opdracht bedoeld in de artikelen 99, 102, § 1 en 103 van het verlofbesluit mag niet langer duren dan twee periodes van vier jaar over de volledige loopbaan, ongeacht het algemeen belang van de opdracht. Deze beperking is niet van toepassing op het verlof om een functie van mandaathouder uit te oefenen.

Dezelfde regeling geldt wanneer de ambtenaar zich tussen twee posten bevindt of tussen Belgoeurop of Belotan en een post.

Deze beperking beoogt de impact op het hoofdbestuur van de afwezigheid van ambtenaren van de buitenlandse carrière of de consulaire carrière die terugkomen van post en die gedetacheerd worden voor een zending, te beperken.

Artikel 78 Dit artikel neemt artikel 48 van het verlofbesluit om wetgevingstechnische redenen over: artikel 112, § 3, 4° van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, waarvan artikel 48 van het verlofbesluit afwijkt, is niet van toepassing op de ambtenaren. Dit wordt vervangen door artikel 130, 5° van het huidige koninklijk besluit, waarvan artikel 78 afwijkt.

Artikel 79 Dit artikel gaat over de andere verloven en afwezigheden waar de stagiair van geniet tijdens het eerste deel van de stage.

Deze andere verloven en afwezigheden zijn beperkter dan die voor stagiairs die vallen onder het koninklijk besluit van 2 oktober 1937.

Verminderde prestaties om persoonlijke redenen of voor medische redenen zijn bijvoorbeeld uitgesloten.

Stagiairs nemen in groep deel aan de stage en de opleidingen voor alle stagiairs lopen gedurende het volledige eerste deel van de stage, wat maakt dat het onmogelijk is om de stage af te stemmen op verschillende ritmes. Afdeling 2. Andere verloven en afwezigheden op post, op Belgoeurop en

op Belotan Deze afdeling is enkel van toepassing op de ambtenaren en stagiairs die tewerkgesteld zijn op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Wat de andere verloven en afwezigheden betreft, verwees het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 naar de artikelen van het verlofbesluit, terwijl het huidige koninklijk besluit de toepasselijke artikelen overneemt, omwille van de leesbaarheid van het statuut en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen. Bijgevolg zullen de wijzigingen aan het verlofbesluit niet langer automatisch van toepassing zijn op de ambtenaren aangesteld die op post, op Belgoeurop of op Belotan, wat in het verleden voor problemen kon zorgen gezien de specifieke aard van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière. Deze bepalingen zijn in wezen identiek aan die van het verlofbesluit. Eventuele verschillen worden vermeld in de relevante onderafdelingen van deze afdeling.

Bovendien blijven de andere verloven en afwezigheden, of bepaalde nadere regels hieromtrent, die niet van toepassing waren overeenkomstig het besluit van 21 juli 2016 buiten toepassing. Dat wordt gerechtvaardigd omwille van de bijzonderheden van het werk op post.

Andere verloven en afwezigheden die specifiek zijn voor de buitenlandse carrière en de consulaire carrière worden ook in deze afdeling geregeld (dienstvrijstelling voor reisdagen, dienstvrijstelling om zich voor te voorbereiden op de aanstelling op post, dienstvrijstelling voor het nemen van professionele contacten in België en gezondheidsonderzoeken, terugroeping in dienst, feestdagen). Afdeling 2 is onderverdeeld in negentien onderafdelingen:

Onderafdeling 1. Algemene bepalingen;

Onderafdeling 2. Omstandigheidsverlof;

Onderafdeling 3. Uitzonderlijk verlof;

Onderafdeling 4.Moederschapsbescherming;

Onderafdeling 5. Vaderschapsverlof;

Onderafdeling 6. Borstvoedingspauze Onderafdeling 7. Ouderschapsverlof Onderafdeling 8. Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof, pleegzorgverlof Onderafdeling 9. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang Onderafdeling 10. Verlof wegens ziekte Onderafdeling 11. Disponibiliteit wegens ziekte;

Onderafdeling 12. Gemeenschappelijke bepalingen bij het verlof wegens ziekte en de disponibiliteit wegens ziekte;

Onderafdeling 13. Controle op de afwezigheden op Belgoeurop of op Belotan in geval van ziekte of ongeval;

Onderafdeling 14. Dienstvrijstelling voor opleidingsactiviteiten;

Onderafdeling 15. Dienstvrijstelling voor reisdagen;

Onderafdeling 16. Dienstvrijstelling met het oog op het voorbereiden van de aanstelling op post;

Onderafdeling 17. Dienstvrijstelling voor het nemen van professionele contacten in België en gezondheidsonderzoeken;

Onderafdeling 18. Terugroeping in dienst;

Onderafdeling 19. Feestdagen op post, op Belgoeurop en op Belotan.

Onderafdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 80 Afdeling 2 is van toepassing op de stagiair tijdens het tweede deel

van de stage.

Artikel 81 Dit artikel bepaalt wat voor de toepassing van latere bepalingen gelijkgesteld wordt met `huwelijk' en met `vader'.

Deze gelijkstellingen zijn overgenomen uit het verlofbesluit, behalve dat het huidige koninklijk besluit de verwijzing naar het geslacht van de persoon schrapt.

Voor de toepassing van de volgende bepalingen schrapt dit artikel de leeftijdsgrens voorzien in de definitie van het begrip "kind" in artikel 3, 23°.

Onderafdeling 2. Omstandigheidsverlof

Artikel 82 Een ambtenaar geniet dezelfde omstandigheidsverloven als een Rijksambtenaar.

Voor het omstandigheidsverlof zonder geldigheidslimiet zoals bepaald in het verlofbesluit, bepaalt dit koninklijk besluit dat het omstandigheidsverlof moet worden opgenomen binnen twaalf maanden nadat de omstandigheid die recht geeft op het verlof zich heeft voorgedaan, om te vermijden dat het verlof te lang wordt opgespaard.

Voor verloven waarvoor in het verlofbesluit een tijdslimiet is bepaald, voorziet dit koninklijk besluit in de mogelijkheid om hiervan af te wijken, binnen de limiet van twaalf maanden na het zich voordoen van de omstandigheid.

Onderafdeling 3. Uitzonderlijk verlof

Artikel 83 Onder de uitzonderlijke verloven van het verlofbesluit, kan enkel het zorgverlof worden toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Het zorgverlof laat de ambtenaar toe om persoonlijke zorg of steun te verlenen aan bepaalde personen die verblijven bij de ambtenaar en die om medische redenen behoefte hebben aan zorg of steun. De bedoelde personen zijn: de partner, het kind, een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij en een bloed- of aanverwant van de ambtenaar of zijn partner. Voor de partner, het kind, een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij, geldt de vereiste van het verblijf bij de ambtenaar niet voor de ambtenaar die aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7.

Onder "een medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan zorg of steun", verstaat men elke gezondheidstoestand, al dan niet het gevolg van een ziekte of medische ingreep, die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat er een behoefte is aan zorg of steun. Het gaat hierbij om elke vorm van zorg of steun van sociale, familiale of emotionele aard (cfr. art. 3, 29° ). Dit verlof is beperkt tot vijf dagen per jaar.

De andere uitzonderlijke verloven die voorzien zijn in het verlofbesluit zijn niet van toepassing op de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan omwille van de hoge werklast binnen deze entiteiten, die een verlengde afwezigheid van een ambtenaar niet toelaat. Deze beschikbaarheid die inherent is aan de functie, wordt gecompenseerd door de postvergoeding (het bedrag voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid, artikel 196) voor de ambtenaar aangesteld op post en door de vergoeding voor de uitoefende functie en de beschikbaarheid (artikelen 212 tot en met 214) voor de ambtenaar aangesteld op Belgoeurop en Belotan.

Onderafdeling 4. Moederschapsbescherming

Artikelen 84 tot en met 92 Deze artikelen behoeven geen toelichting, aangezien ze identiek zijn aan de artikelen in het verlofbesluit.

Krachtens artikel 87 wordt voor de ambtenaren aangesteld op post de gelijkstelling van het jaarlijks vakantieverlof met dagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden ook voorzien voor de bijkomende dagen jaarlijks vakantieverlof.

Onderafdeling 5. Omgezet moederschapsverlof

Artikel 93 Dit artikel behoeft geen toelichting, aangezien het identiek is aan het artikel van het verlofbesluit.

Onderafdeling 6. Borstvoedingspauze

Artikel 94 Dit artikel geeft in wezen de inhoud van het verlofbesluit weer. Er zijn slechts een paar kleine wijzigingen aangebracht: Zo is de mogelijkheid om bij borstvoedingspauzes op post het bewijs van borstvoeding te leveren door een attest vanKind en Gezin, O.N.E. of de Dienst für Kind und Familie geschrapt en geldt enkel een medisch getuigschrift. Er is ook bepaald dat als er geen overeenstemming wordt bereikt over de borstvoedingspauzes, de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde een bemiddeling zal organiseren en hij, als de bemiddeling mislukt, een met redenen omklede beslissing zal nemen.

Bovendien voorziet het verlofbesluit dat het attest of getuigschrift op dezelfde dag van elke maand moet worden ingediend ("op de verjaardag van de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes").

Deze verplichting is afgeschaft in het huidige koninklijk besluit: elke maand een getuigschrift indienen is voldoende, zelfs als de datum van maand tot maand verschilt.

Onderafdeling 7. Ouderschapsverlof

Artikel 95 De nadere regels omtrent het ouderschapsverlof verschillen van de nadere regels bepaald in het verlofbesluit. Het ouderschapsverlof is aangepast om rekening te houden met de situatie van de uitzending Alleen voltijds ouderschapsverlof van maximaal 3 maanden, op te nemen in één keer of in hele maanden, is toegestaan om de goede werking van de posten, Belgoeurop of Belotan te garanderen. De ambtenaar kan nog genieten van ouderschapsverlof in het kader van de andere regelingen voor arbeidstijdverkorting van artikel 34 van het verlofbesluit of in het kader van de regelingen voor volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking van artikel 35 van het verlofbesluit: daarvoor moet hij aangesteld zijn op het hoofdbestuur.

De artikelen 35 en 35bis van het verlofbesluit blijven niet van toepassing op post, op Belgoeurop en op Belotan.

Onderafdeling 8. Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof, pleegzorgverlof

Artikelen 96 tot en met 100 Deze artikelen nemen de bepalingen van het verlofbesluit over en behoeven derhalve geen toelichting.

Onderafdeling 9. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang

Artikelen 101 tot en met 103 Deze artikelen nemen de bepalingen van het verlofbesluit over en behoeven derhalve geen toelichting.

Onderafdeling 10. Verlof wegens ziekte

Artikelen 104 tot en met 113 Deze artikelen nemen de bepalingen van het verlofbesluit over en behoeven derhalve geen toelichting, behoudens de volgende twee opmerkingen: 1° Het artikel 104 herneemt de regel betreffende de berekening van het ziektekapitaal opgenomen in artikel 41 van het verlofbesluit (eerste zin van artikel 41).De regel in verband met de gewaarborgde wedde wanneer de ambtenaar geen 36 maanden in dienst is, eveneens opgenomen in artikel 41 (tweede zin) werd overgenomen in artikel 314 van dit koninklijk besluit, in deel 4 betreffende het financieel statuut, aangezien het om een financiële bepaling gaat. Artikel 104 dient desalniettemin samen te worden gelezen met artikel 314 voor een volledige toepassing van de regels die voortvloeien uit artikel 41 van het verlofbesluit voor wat betreft de berekening van het ziektekapitaal. 2° Artikel 108 herneemt artikel 46 van het verlofbesluit, behoudens de aanpassing van paragraaf 2 aan de huidige praktijk die erin bestaat de ambtenaar niet ambtshalve in verlof te stellen, zoals aangegeven door artikel 46, § 2, maar eerst na te gaan of het niet mogelijk is om de ambtenaar aan te stellen in een andere functie waar de dreiging niet bestaat. Onderafdeling 11. Disponibiliteit wegens ziekte

Artikelen 114 en 115 Deze artikelen nemen de bepalingen van het verlofbesluit over en behoeven derhalve geentoelichting.

Onderafdeling 12. Gemeenschappelijke bepalingen bij het verlof wegens ziekte en de disponibiliteit wegens ziekte

Artikel 116 De eerste paragraaf van dit artikel bepaalt de overheid binnen de FOD die onmiddellijk op de hoogte moet worden gesteld van de afwezigheid van een medewerker, posthoofd of permanente vertegenwoordiger wegens ziekte of ongeval.

De tweede paragraaf bepaalt welke overheid het geneeskundig getuigschrift moet worden ingediend wanneer de ambtenaar op post aangesteld is. Dat is de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, aangezien Medex niet bevoegd is voor de controle in geval van ziekte van ambtenaren op post.

Anderzijds blijft Medex wel bevoegd voor de controle wanneer de ambtenaar op Belgoeurop of op Belotan aangesteld is. De derde paragraaf bepaalt daarom dat de ambtenaar het geneeskundig getuigschrift moet voorleggen aan Medex wanneer hij is aangesteld op Belgoeurop of op Belotan.

Artikel 117 De ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan die afwezig is wegens ziekte of ongeval gedurende een ononderbroken periode van maximum vier maanden wordt op het hoofdbestuur aangesteld door de minister (indien de ambtenaar bij ministerieel besluit op post, op Belgoeurop of op Belotan is aangesteld) of door de Koning (indien de ambtenaar bij koninklijk besluit op post, op Belgoeurop of op Belotan is aangesteld). De functie kan onmiddellijk of bij de volgende "diplomatieke beweging" vacant worden verklaard.

Deze bepaling werd om een aantal redenen ingevoerd.

De werkdruk op post, bij Belgoeurop en Belotan is hoog. Het belang van de dienst vereist dat een afwezige ambtenaar van de buitenlandse of consulaire carrière binnen een redelijke termijn wordt vervangen.

Er werd ook rekening gehouden met de kosten voor medische verzorging in het buitenland, die door de FOD worden gedekt, en met het feit dat de FOD de aanzienlijke kosten blijft dekken die verbonden zijn aan het uitzenden van een afwezige ambtenaar van de buitenlandse of consulaire carrière (artikel 315).

Onderafdeling 13. Controle op de afwezigheden op Belgoeurop of op Belotan in geval van ziekte, ongeval, arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte De onderafdeling 13 is uitsluitend van toepassing op ambtenaren die zijn aangesteld op Belgoeurop of op Belotan en niet op post, aangezien het voor Medex praktisch gezien onmogelijk is om de controles uit te voeren in geval van ziekte, ongeval, arbeidsongeval, ongeval op de weg van en naar het werk of beroepsziekte.

Voor het overige worden in deze onderafdeling de bepalingen van het verlofbesluit inzake de controle op de afwezigheden integraal overgenomen.

Onderafdeling 14. Dienstvrijstelling voor opleidingsactiviteiten

Artikel 123 De dienstvrijstelling voor opleidingsactiviteiten bedraagt net als voor de Rijksambtenaren 120 uur per jaar. De ambtenaar neemt dit aantal uren steeds mee, ongeacht zijn plaats van tewerkstelling. De overheid die de dienstvrijstelling verleent, is afhankelijk van de entiteit waar de ambtenaar is tewerkgesteld. De opleidingsactiviteiten moeten verband houden met de uitgeoefende functie.

De goede werking van de posten, van Belgoeurop en van Belotan is gebaseerd op een intelligent beheer van de middelen. Een dergelijk beheer houdt in dat voor elk van de ambtenaren het aantal uren dienstvrijstelling dat hem kan worden toegekend om opleidingsactiviteiten te volgen, ongeacht of deze binnen of buiten de federale overheid worden georganiseerd, wordt beperkt.

Onderafdeling 15. Dienstvrijstelling voor reisdagen

Artikel 124 Dit artikel is alleen van toepassing op ambtenaren die aangesteld zijn op post.

De ambtenaar heeft recht op een tussenkomst in de kosten van de periodieke terugreis, overeenkomstig de artikelen 268 en volgende. De ambtenaar geniet van een dienstvrijstelling voor zijn reisdagen. Deze dienstvrijstelling wordt bepaald op basis van de categorie van verwijdering van de post, zoals bepaald door het Directiecomité.

Er wordt een compensatieverlof toegekend als de reisdag samenvalt met een dag waarop de post gesloten is. Deze compensatiedag moet worden opgenomen binnen de twaalf maanden volgend op de reisdag.

Onderafdeling 16. Dienstvrijstelling met het oog op het voorbereiden van de aanstelling op post

Artikel 125 De ambtenaar geniet, tussen het einde van zijn aanstelling op post, op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan en zijn aanstelling op een andere post, van een dienstvrijstelling van vijf werkdagen om zijn aanstelling op de nieuwe post voor te bereiden.

Tijdens deze vijf dagen heeft de ambtenaar contact met de verschillende diensten van het hoofdbestuur, zowel de operationele directies (zoals Begroting en Beheerscontrole, Informatie- en Communicatietechnologie, Personeel en Organisatie of de diensten van de voorzitter van het Directiecomité) als de directiediensten van zijn toekomstige functie op post (diensten die, naargelang het geval, onder een van de volgende directies-generaal vallen: Bilaterale Zaken, Consulaire Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp, Multilaterale Zaken en Mondialisering).

Onderafdeling 17. Dienstvrijstelling voor het nemen van professionele contacten in België en gezondheidsonderzoeken

Artikel 126 De ambtenaar aangesteld op post krijgt vijf werkdagen dienstvrijstelling om professionele contacten te nemen in België en zich te onderwerpen aan de gezondheidsbeoordelingen.

De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan krijgt een dienstvrijstelling om zich te onderwerpen aan de gezondheidsbeoordelingen.

Onderafdeling 18. Terugroeping in dienst

Artikel 127 Deze onderafdeling betreft de terugroeping in dienst.

Zo kan de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan teruggeroepen worden naar het hoofdbestuur voor een raadpleging, om deel te nemen aan diplomatieke of consulaire dagen, enz. De ambtenaar zal echter tijdens deze terugroeping aangesteld blijven op post, op Belgoeurop of op Belotan en zal de vergoedingen en andere tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever waarop hij recht heeft blijven ontvangen (artikelen 325 en 326).

Onderafdeling 19. Feestdagen op post, bij Belgoeurop en Belotan.

Artikel 128 De ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan geniet van veertien jaarlijkse feestdagen, die jaarlijks worden bepaald door het posthoofd, de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of Belotan en tijdens de maand januari van elk jaar aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde worden meegedeeld.

De ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan geniet van veertien feestdagen, wat één dag meer is dan wat het verlofbesluit voorziet voor de Rijksambtenaren. Deze afwijking op post is verantwoord doordat rekening wordt gehouden met sommige lokale feestdagen die een sluiting van de post tot gevolg hebben en, op Belgoeurop en Belotan, doordat rekening wordt gehouden met sommige feestdagen die van toepassing zijn op de internationale instellingen waaraan deze entiteiten gelinkt zijn.

Titel 9. Overgang naar de carrière van de Rijksambtenaren

Artikel 129 Het huidige koninklijk besluit heeft een algemene overgang naar de carrière van de Rijksambtenaren ingevoerd voor de ambtenaren van de buitenlandse carrière en van de consulaire carrière die definitief wensen over te stappen naar een functie op het hoofdbestuur die wordt uitgeoefend door een Rijksambtenaar, om welke reden dan ook (medisch, familiaal, persoonlijke keuze enz.). Wanneer de ambtenaar deze keuze maakt, wordt hij aangesteld in een functie op het hoofdbestuur en valt in de toekomst definitief onder het statuut van de Rijksambtenaren.

Een terugkeer naar zijn oorspronkelijke carrière is derhalve uitgesloten. Hij behoudt van deze carrière echter zijn administratieve en geldelijke anciënniteit, de klasse voor de buitenlandse carrière of het niveau voor de consulaire carrière, en de weddeschaal.

Titel 10. Definitieve ambtsneerlegging

Artikelen 130 tot en met 132 Wat de definitieve ambtsneerlegging betreft, verwees het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 naar de artikelen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, terwijl het huidige koninklijk besluit de toepasselijke artikelen overneemt, omwille van de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen. Deze bepalingen zijn dus identiek aan die van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937.

Titel 11. Ordemaatregelen Titel 11 bestaat uit drie hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepaling;

Hoofdstuk 2. Preventieve schorsing;

Hoofdstuk 3. Terugroeping naar het hoofdbestuur Er zijn twee soorten ordemaatregelen die door dit koninklijk besluit worden geregeld: 1° de preventieve schorsing;2° de terugroeping naar het hoofdbestuur. Er zijn geen ingrijpende wijzigingen aangebracht in deze titel.

De enige inhoudelijke wijziging ten opzichte van het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 is dat dit besluit bepaalde dat een preventieve schorsing voor ambtenaren op post kan worden gevolgd door een terugroeping naar het hoofdbestuur, en omgekeerd. De term "gevolgd" is vervangen door het woord "vergezeld", zodat de twee ordemaatregelen in voorkomend geval in het kader van één enkele procedure kunnen worden opgelegd.

De preventieve schorsing van de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan, kan vergezeld worden van een terugroeping naar het hoofdbestuur.

De terugroeping naar het hoofdbestuur kan vergezeld worden van een preventieve schorsing.

De rest van deze titel is alleen gewijzigd of anders geformuleerd om de tekst duidelijker en leesbaarder te maken.

Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepaling

Artikel 133 Een stagiair kan ook onderworpen worden aan een ordemaatregel. De huidige titel is dus van toepassing op de stagiairs.

Hoofdstuk 2. Preventieve schorsing

Artikel 134 Een preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, moet gerechtvaardigd zijn in het belang van de dienst.

Artikel 135 Dit artikel duidt de overheid aan die bevoegd is om op voorstel van de voorzitter of zijn afgevaardigde de preventieve schorsing uit te spreken, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur.

Artikel 136 Een preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, kan gepaard gaan met aanvullende maatregelen, namelijk de inhouding van wedde en/of het ontzeggen van het recht om aanspraak te maken op bevordering tot de hogere klasse en bevordering in weddeschaal in de volgende gevallen: 1° de ambtenaar is het voorwerp van een strafrechtelijke procedure;2° de ambtenaar is het voorwerp van een tuchtprocedure. De inhouding van wedde is geregeld: zo mag zij niet meer bedragen dan één vijfde van het bij elke uitbetaling verschuldigde loon in specie na aftrek van de inhoudingen op grond van de belastingwetgeving, van de wetgeving op de sociale zekerheid en van particuliere of collectieve overeenkomsten betreffende bijkomende voordelen inzake sociale zekerheid. Het ingehouden percentage van de wedde moet worden gespecificeerd.

De inhouding van wedde mag bovendien niet tot gevolg hebben dat de wedde wordt verminderd tot een bedrag dat lager is dan de werkloosheidsuitkering waarop de ambtenaar recht zou hebben indien hij onder de sociale zekerheid voor werknemers viel. Deze bepaling is toegevoegd om in overeenstemming te blijven met de regeling die van toepassing is op de Rijksambtenaren (cfr. artikel 3, tweede lid van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van rijksambtenaren in het belang van de dienst).

Artikel 137 Het uitspreken van een preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, moet worden voorafgegaan door een hoorzitting, behalve in dringende gevallen. In dringende gevallen kan de ambtenaar onmiddellijk preventief worden geschorst en, desgevallend, teruggeroepen naar het hoofdbestuur, vooraleer hij wordt gehoord.

Artikel 138 Dit artikel bepaalt de nadere regels omtrent de communicatie en de inhoud van de oproeping voor de hoorzitting.

De ambtenaar mag voortaan behalve via de reeds bestaande communicatiemiddelen ook worden opgeroepen langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd.

De stukken en het schriftelijke verweer die de ambtenaar in het kader van de procedure kan neerleggen, moeten binnen een termijn van drie dagen voor de hoorzitting, worden neergelegd.

Artikel 139 Het verhoor van de ambtenaar gebeurt in persoon, of kan voortaan ook per videoconferentie plaatsvinden.

De keuze van de verschijningswijze wordt aan de ambtenaar gelaten.

De overheid neemt haar beslissing op basis van de stukken van het dossier in de volgende twee situaties: 1° wanneer de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, niet verschijnt;2° wanneer de ambtenaar, hoewel regelmatig een tweede maal opgeroepen, na zich op geldige wijze te hebben verontschuldigd, niet verschijnt. Artikel 140 Dit artikel voorziet in de opstelling en kennisgeving van het proces-verbaal van de hoorzitting, evenals de mogelijkheid voor de ambtenaar om hierop te reageren. Behalve via de reeds bestaande communicatiemiddelen is nu ook de elektronische weg met ontvangstbevestiging ingevoerd.

Artikel 141 Dit artikel betreft de beslissing tot preventieve schorsing en desgevallend de terugroeping naar het hoofdbestuur, en de kennisgeving van deze beslissing.

De termijn die aan de bevoegde overheid wordt toegekend om te beslissen over de ordemaatregel bedraagt nu acht weken vanaf de oproep voor het verhoor, in plaats van de zes weken waarin het KB van 21 juli 2016 voorzag. De termijn van zes weken was in de praktijk onhoudbaar.

Om rekening te houden met de redelijke termijn waarbinnen een dergelijke procedure moet worden afgerond, is deze echter slechts met twee weken verlengd.

De bevoegde overheid is verplicht om uitspraak te doen over de ordemaatregel en de eventuele maatregelen die eraan verbonden zijn (inhouding van wedde, niet in aanmerking komen voor bevordering tot de hogere klasse en voor bevordering in weddeschaal).

De kennisgeving van de beslissing mag voortaan behalve via de reeds bestaande communicatiemiddelen ook langs elektronische weg gebeuren, waarbij de ontvangst wordt bevestigd.

Artikel 142 Dit artikel bepaalt de datum waarop de ordemaatregel van kracht wordt en behoeft geen toelichting.

Artikel 143 Dit artikel regelt het beroep tegen de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur. Er wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 om de bevoegdheid van de kamer van beroep inzake tuchtzaken voor ambtenaren te bepalen.

Artikel 144 Dit artikel gaat over de duur van de preventieve schorsing en behoeft geen toelichting.

Artikel 145 Dit artikel legt het verband tussen de preventieve schorsing en de tuchtregeling en behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 3. Terugroeping naar het hoofdbestuur

Artikel 146 Een terugroeping naar het hoofdbestuur, desgevallend vergezeld van een preventieve schorsing, moet gerechtvaardigd zijn in het belang van de dienst.

Voor het overige zijn de artikelen van hoofdstuk 2 van deze titel betreffende de preventieve schorsing van toepassing op de terugroeping naar het hoofdbestuur.

Titel 12. Tuchtregeling De tuchtregeling bevat geen belangrijke wijzigingen. Er werden enkel wijzigingen of herformuleringen aangebracht om de tekst duidelijker en leesbaarder te maken.

Titel 12 bestaat uit zeven hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepaling Hoofdstuk 2. Tuchtfeiten;

Hoofdstuk 3. Tuchtstraffen;

Hoofdstuk 4. Tuchtoverheid;

Hoofdstuk 5. Tuchtprocedure en beroep;

Hoofdstuk 6. Verjaring van de tuchtvordering;

Hoofdstuk 7. Uitwissing van de tuchtstraf Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepaling

Artikel 147 Stagiairs kunnen ook worden onderworpen aan tuchtmaatregelen. De huidige titel is dus van toepassing op de stagiairs.

Hoofdstuk 2. Tuchtfeiten

Artikel 148 Dit artikel biedt een kader voor het begrip tuchtfeit (verband met de beroepsplichten of met de waardigheid van het ambt) en behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 3. Tuchtstraffen

Artikel 149 In tegenstelling tot het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, waarin het aantal tuchtstraffen werd verminderd ingevolge de wijziging door het koninklijk besluit van 3 augustus 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten4 tot wijziging van diverse tuchtrechtelijke bepalingen betreffende het Rijkspersoneel, beperkt dit artikel het aantal tuchtstraffen niet; de waaier van tuchtstraffen die al bestond in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 wordt behouden om een zo evenredig mogelijke tuchtstraf te kunnen opleggen.

Bepaalde tuchtfeiten verantwoorden, rekening houdend met de omstandigheden, slechts een lichte tuchtstraf, met name een tuchtstraf van morele aard. Het opheffen van de blaam heeft tot gevolg dat er geen gradatie mogelijk is binnen deze lichte tuchtstraffen. Hoewel het twee tuchtstraffen van morele aard betreft met eenzelfde doel, met name de ambtenaar te waarschuwen en zijn aandacht te vestigen op de tekortkomingen die in zijn hoofde werden vastgesteld door de overheid, evenals op de effecten en de gevolgen van deze tekortkomingen, is de termijn voor uitwissing van deze straffen verschillend, met name zes maanden voor de terechtwijzing en negen maanden voor de blaam. Hoewel in augustus 2016 voor de zwaardere tuchtstraffen de mogelijkheid om de inhouding van wedde toe te passen werd uitgebreid naar 36 maanden, wat eveneens ingevoegd werd in het huidige koninklijk besluit (artikel 150), vormt dit geen alternatief voor het opheffen van de tuchtschorsing, de lagere inschaling en de terugzetting in klasse, aangezien deze laatste tuchtstraffen niet enkel geldelijke gevolgen hebben. Zo ontneemt de tuchtschorsing, naast de inhouding van wedde die zij tot gevolg heeft, de ambtenaar ook tijdelijk zijn functie, plaatst deze hem in non-activiteit en laat deze hem niet toe zijn rechten op bevordering tot de hogere klasse en op bevordering in weddeschaal te doen gelden. Door de lagere inschaling, naast het financiële aspect dat eruit voortvloeit, ziet de ambtenaar zich vertraagd in zijn geldelijke loopbaan. Tot slot zet de terugzetting in klasse, naast het financiële aspect dat er eveneens uit voortvloeit, een rem op de vooruitgang van de administratieve carrière van de ambtenaar. Opnieuw, het voorzien van meerdere zware tuchtstraffen laat een betere gradatie in de schaal van de straffen toe en maakt het mogelijk de meest gepaste straf op te leggen in verhouding met de feiten, rekening houdend met alle elementen van de omstandigheden.

De Raad van State zelf vermeldde in zijn advies 59.265/4 van 6 juni 2016 met betrekking tot voormeld koninklijk besluit van 3 augustus 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten4, hetgeen volgt: "Die nieuwe bepaling strekt er voornamelijk toe de blaam, de tuchtschorsing, de lagere inschaling en de terugzetting te schrappen in de lijst van de tuchtstraffen die kunnen worden opgelegd aan een ambtenaar.

De nieuwe lijst telt dus maar vijf mogelijke straffen, terwijl de geldende regeling er negen omvat.

Door die vermindering heeft de tuchtoverheid dus een beperktere keuze.

Echter hoe groter de keuze aan straffen, van licht naar zwaar, hoe eenvoudiger het blijkt te zijn om geval per geval de proportionaliteit van de straf te waarborgen, niet alleen gelet op de aan de ambtenaar ten laste gelegde feiten, maar ook gelet op zijn professioneel en eventueel tuchtrechtelijk verleden. Hoe groter bovendien de verscheidenheid aan mogelijke straffen, hoe eenvoudiger het blijkt te zijn om te kiezen voor een adequate straf die aangepast is aan de aan de ambtenaar ten laste gelegde feiten, tevens gelet op zijn verleden.

Als het aantal van en de variatie aan mogelijke tuchtstraffen vermindert, bestaat in se dus het risico dat het voor de overheid moeilijker wordt om het evenredigheids- en het redelijkheidsbeginsel in acht te nemen. [...]." Enkel de tuchtstraffen zoals opgesomd in voornoemd artikel kunnen worden uitgesproken.

Artikel 150 Dit artikel bakent de inhouding van wedde af.

De inhouding van wedde wordt voortaan toegepast gedurende ten minste één maand en ten hoogste zesendertig maanden. Deze aanpassing vindt zijn oorsprong in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 augustus 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten4 tot wijziging van diverse tuchtrechtelijke bepalingen betreffende het Rijkspersoneel.

Wanneer deze tuchtstraf wordt voorgesteld aan de overheid die bevoegd is om deze op te leggen, moeten de duur van de straf (één tot zesendertig maanden) en het percentage van de wedde dat wordt ingehouden (maximaal één vijfde van het bij elke uitbetaling verschuldigde loon in specie na aftrek van de inhoudingen op grond van de belastingwetgeving, van de wetgeving op de sociale zekerheid en van particuliere of collectieve overeenkomsten betreffende bijkomende voordelen inzake sociale zekerheid) vermeld worden.

Artikel 151 Dit artikel betreft de verplaatsing bij tuchtmaatregel en behoeft geen toelichting.

Artikel 152 Dit artikel betreft de tuchtschorsing en behoeft geen toelichting.

Artikel 153 Dit artikel betreft de lagere inschaling en behoeft geen toelichting.

Artitek 154 Dit artikel betreft de terugzetting in klasse en behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 4. Tuchtoverheid

Artikel 155 De tuchtstraffen worden opgelegd bij ministerieel besluit, met uitzondering van de terugzetting in klasse, het ontslag van ambtswege en de afzetting, die worden opgelegd bij koninklijk besluit.

Artikel 156 De tuchtstraffen worden uitgesproken na een voorlopig voorstel van de hiërarchische meerdere, die door de minister wordt aangeduid.

Hoofdstuk 5. Tuchtprocedure en beroep Hoofdstuk 5 bestaat uit vier afdelingen: Afdeling 1. Het formuleren van het voorlopige strafvoorstel;

Afdeling 2. Het formuleren van het definitief strafvoorstel;

Afdeling 3. Beslissing van de bevoegde overheid;

Afdeling 4. Samenloop van tuchtfeiten.

Afdeling 1. Het formuleren van het voorlopige strafvoorstel.


Artikelen 157 tot en met 162 De procedure wordt stapsgewijs doorlopen, te beginnen met de hiërarchische meerdere die het tuchtonderzoek voert en eindigend met de hiërarchische meerdere die een voorlopig met reden omkleed voorstel van tuchtstraf formuleert, dat wordt meegedeeld aan het Directiecomité en de betrokken ambtenaar.

Het voorlopige voorstel wordt voorafgegaan door een verhoor van de ambtenaar door de hiërarchische meerdere.

De oproep voor het verhoor mag voortaan behalve via de reeds bestaande communicatiemiddelen ook langs elektronische weg gebeuren, waarbij de ontvangst wordt bevestigd.

De oproep voor het verhoor moet een aantal elementen vermelden die in artikel 159 worden voorgeschreven, waaronder de mogelijkheid voor de ambtenaar om een schriftelijk verweer en stukken neer te leggen binnen een termijn van drie dagen voor het verhoor voor het schriftelijk verweer en tien dagen voor het verhoor voor de stukken. De vereisten met betrekking tot de getuigen zijn nu ook opgenomen in de verplichte elementen van de oproep, om het artikel leesbaarder te maken en vergetelheden te voorkomen. Het verhoor van de getuigen dient gevraagd te worden binnen een termijn van tien dagen voor het verhoor.

Het verhoor kan persoonlijk en voortaan ook per videoconferentie plaatsvinden. De keuze van de verschijningswijze wordt aan de ambtenaar gelaten.

De hiërarchische meerdere neemt zijn beslissing op basis van de stukken van het dossier in de volgende twee situaties: 1° wanneer de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, niet verschijnt;2° wanneer de ambtenaar, hoewel regelmatig een tweede maal opgeroepen, na zich op geldige wijze te hebben verontschuldigd, niet verschijnt. Er wordt een proces-verbaal opgemaakt van het verhoor van de ambtenaar, maar ook van het verhoor van elke getuige.

Behalve via de reeds bestaande communicatiemiddelen kan het proces-verbaal van de hoorzitting voortaan ook elektronisch worden verzonden tegen een ontvangstbevestiging.

De hiërarchische meerdere stelt een voorlopig voorstel van tuchtstraf op, dat wordt meegedeeld aan het Directiecomité en aan de ambtenaar, met gebruikmaking van dezelfde communicatiemiddelen, inclusief elektronische middelen met ontvangstbevestiging. De kennisgeving geldt als aanhangigmaking bij het Directiecomité.

De hiërarchische meerdere stelt, in het licht van het onderzoek dat hij heeft gevoerd en de verhoren waartoe hij is overgegaan, een voorlopig voorstel van straf voor. Het Directiecomité is niet gebonden door dit voorstel en kan steeds een andere tuchtstraf voorstellen dan deze voorgesteld door de hiërarchische meerdere. Deze werkwijze laat desalniettemin toe om de ambtenaar een eerste indicatie te geven betreffende de tuchtstraf die hij zou kunnen opgelegd krijgen en laat hem zo toe zijn verdediging voor het Directiecomité zo goed mogelijk voor te bereiden. Het Directiecomité zal, dankzij dit voorlopig voorstel van tuchtstraf, beschikken over een volledig dossier dat het toelaat te beslissen met een volledige kennis van zaken, na de ambtenaar en eventuele getuigen te hebben gehoord.

De Raad van State zelf heeft, in zijn advies 59.265/4 van 6 juni 2016 met betrekking tot voormeld koninklijk besluit van 3 augustus 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten4, vermeld hetgeen volgt: "Aangezien de tuchtprocedure als zodanig van start gaat zodra de ambtenaar geïnformeerd is, is het - zelfs al wordt er in de tekst van het dispositief verder niets over gezegd - a fortiori vanzelfsprekend dat, teneinde de te waarborgen dat het algemeen beginsel dat de rechten van verdediging moeten worden geëerbiedigd en het beginsel van de tegenspraak in acht genomen worden, de ambtenaar in het kader van de informatieverstrekking waarin het ontworpen artikel 78, § 2 voorziet, op omstandige wijze wordt ingelicht over de feiten die hem ten laste worden gelegd.

Daarvan uitgaande is het de afdeling Wetgeving niet duidelijk - en het verslag aan de Koning zegt daarover niets - waarom de hiërarchische meerdere er alleen nog mee wordt belast het tuchtdossier aan te leggen en waarom hij als dusdanig niet meer bevoegd is om een tuchtstraf voor te stellen aan het directiecomité. Die vraag is des te pertinenter, daar het directiecomité overeenkomstig de bij de ontworpen artikelen 78 en 79 ingestelde procedure uiterlijk twee maanden na ontvangst van het door de hiërarchische meerdere aangelegde dossier moet beslissen over het voorstel van tuchtstraf dat hij binnen vijftien dagen ter kennis van de ambtenaar moet brengen.

Dat betekent dat de ambtenaar gedurende meer dan drie maanden - dat is de optelsom van de verschillende termijnen waarin de ontworpen artikelen 78 en 79 voorzien - en dus tijdens de hele duur van de procedure die de geschilprocedure voor de beroepscommissie voorafgaat, onkundig zal worden gelaten van de tuchtstraf die zal of kan worden opgelegd voor de feiten die hem ten laste worden gelegd.

De procedure die wordt ingesteld bij de ontworpen artikelen 78 en 79 moet, teneinde een betere inachtneming te waarborgen van het algemeen beginsel dat de rechten van verdediging moeten worden geëerbiedigd en van het beginsel van de tegenspraak, aldus worden herzien dat erin wordt bepaald dat de ambtenaar zo vroeg mogelijk op de hoogte wordt gebracht van het strafvoorstel dat jegens hem zal worden gedaan." Afdeling 2. Het formuleren van het definitief strafvoorstel


Artikelen 163 tot 167 Het Directiecomité stelt een definitief voorstel van tuchtstraf op, na de ambtenaar gehoord te hebben.

De nadere regels omtrent de oproep voor het verhoor, het verhoor van de ambtenaar en eventuele getuigen en het proces-verbaal zijn identiek aan de regels betreffende het voorlopig voorstel.

Het definitieve voorstel van tuchtstraf moet worden geformuleerd door het Directiecomité binnen een termijn van twee maanden volgend op de kennisgeving van de voorlopige beslissing. De door het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 voorgeschreven termijn van één maand bleek immers niet voldoende, aangezien systematisch gebruik werd gemaakt van de aan het Directiecomité geboden mogelijkheid om de termijn te verlengen. Voortaan zou het Directiecomité eerder uitzonderlijk gebruik moeten maken van deze mogelijkheid.

Behalve via de reeds bestaande communicatiemiddelen kan het definitieve voorstel voortaan ook via elektronische weg worden meegedeeld.

Binnen de twintig dagen vanaf de kennisgeving van het definitief voorstel van tuchtstraf, kan de ambtenaar tegen dit voorstel een beroep indienen bij de raad van beroep die bevoegd is voor tuchtzaken.

Er wordt uitdrukkelijk verwezen naar het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 om de bevoegdheid van deze kamer vast te stellen. Afdeling 3. Beslissing van de bevoegde overheid


Artikelen 168 en 169 Dit artikel bepaalt de voorwaarden voor de beslissing van de bevoegde overheid en behoeft geen toelichting. Afdeling 4. Samenloop van tuchtfeiten


Artikel 170 Dit artikel beschrijft de te volgen procedure bij meerdere tuchtfeiten en behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 6. Verjaring van de tuchtvordering

Artikel 171 De verjaringstermijn is vastgesteld op zes maanden na de vaststelling of de kennisname van de tuchtfeiten door de tuchtoverheid.

Hoewel deze periode wordt gestuit wanneer voor dezelfde feiten een strafrechtelijke procedure wordt ingeleid, belet niets de tuchtoverheid om zich uit te spreken.

Hoofdstuk 7. Uitwissing van de tuchtstraf

Artikel 172 Na verstrijken van een bepaalde termijn, die wordt bepaald in functie van de tuchtstraf, wordt de straf uitgewist uit het persoonlijk dossier van de ambtenaar. Met de uitgewiste tuchtstraf mag geen rekening meer worden gehouden bij de evaluatie en bij de beoordeling van de aanspraken op bevordering van de ambtenaar.

Het tijdstip waarop de termijn voor de uitwissing begint te lopen is gewijzigd voor de verschillende tuchtstraffen en is afhankelijk van het feit of de straf een eenmalige straf is (bijv. terechtwijzing) of een in de tijd gespreide tuchtstraf (bijv. tuchtschorsing). Deze opsplitsing volgens de aard van de tuchtstraf is ook voorzien in het koninklijk besluit van 2 oktober 1937. In het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 ging de termijn voor het wissen in op de datum waarop de straf werd opgelegd, ongeacht de aard van de tuchtstraf.

Boek 2. Consulaire carrière Boek 2, dat handelt over de consulaire carrière, omvat twee titels: de eerste titel is gewijd aan de algemene bepalingen (titel 1) en de tweede aan de hiërarchie, de anciënniteit en de bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière (titel 2).

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 173 Dit artikel bepaalt het toepassingsgebied van boek 2, dat alleen van toepassing is op ambtenaren van de consulaire carrière.

Artikel 174 De consulaire carrière is een loopbaan waarvoor geen vergelijkende selectie meer wordt georganiseerd.

Artikel 175 Dit artikel bepaalt welke artikelen van boek 1 (buitenlandse carrière) ook van toepassing zijn op de ambtenaren van de consulaire carrière.

Titel 2. Hiërarchie, evaluatie, anciënniteit en bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière Titel 2 bestaat uit drie hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Hiërarchie;

Hoofdstuk 2. Anciënniteit;

Hoofdstuk 3. Bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière.

Hoofdstuk 1. Hiërarchie

Artikel 176 De consulaire carrière bevindt zich op het niveau C van de Rijksambtenaren. Niveau C omvat verschillende weddeschalen. Een weddeschaal is gekoppeld aan een titel. De titel verschilt wanneer de ambtenaar wordt aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan, aangezien hij dan de titel draagt van de functie die hij uitoefent.

Hoofdstuk 2. Anciënniteit

Artikelen 177 en 178 In dit verband verwees het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 naar de artikelen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937. Het huidig koninklijk besluit gebruikt niet langer verwijzingen, maar neemt de inhoud van de toepasselijke artikelen over en past deze waar nodig aan om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de consulaire carrière, omwille van de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen.

Deze artikels behoeven geen toelichting, met uitzondering van de volgende verduidelijkingen: 1° in de mate waarin er slechts één graad bestaat in de consulaire carrière, is het niet pertinent te verwijzen naar de graadanciënniteit (artikel 177);2° de nadere regels voor de berekening van de dienstanciënniteit (artikel 178) worden bepaald in artikel 45. Hoofdstuk 3. Bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière Hoofdstuk 3 bestaat uit twee afdelingen: Afdeling 1. Algemene bepaling;

Afdeling 2. Procedure voor de bevordering door overgang naar het

niveau A van de buitenlandse carrière Afdeling 1. Algemene bepaling


Artikel 179 Dit artikel bepaalt dat de bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière bij koninklijk besluit na het slagen voor bepaalde proeven wordt toegekend.

De ambtenaar van de consulaire carrière die bevorderd wordt door overgang naar het niveau A wordt benoemd in de klasse A2. Afdeling 2. Procedure voor de bevordering door overgang naar het

niveau A van de buitenlandse carrière

Artikel 180 Dit artikel bepaalt de vereisten die een ambtenaar moet vervullen om deel te nemen aan de examens voor bevordering naar het niveau A van de buitenlandse carrière.

Eén van deze voorwaarden is het slagen voor het taalexamen bedoeld in artikel 14, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966.

Bijgevolg zal deze ambtenaar hetzelfde getuigschrift krijgen als de ambtenaar van de buitenlandse carrière die dit taalexamen moet afleggen om toegelaten te worden tot het tweede deel van de stage.

Er dient opgemerkt dat het taalexamen bedoeld in artikel 14, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966, beantwoordt aan de vereisten van artikel 47, § 5, tweede lid van diezelfde gecoördineerde wetten.

Artikel 181 Dit artikel beschrijft de vierreeksen van proeven voor bevordering naar het niveau A van de buitenlandse carrière. Deze vier reeksen van proeven blijven ongewijzigd, met uitzondering van de formulering van de derde reeks, die enigszins is gewijzigd om deze in de toekomst flexibeler te maken, teneinde rekening te houden met de huidige specifieke kenmerken van de functie.

Bovendien is nu bepaald dat de ambtenaren van de consulaire carrière die aan de tweede reeks proeven willen deelnemen, overeenkomstig artikel 123 een dienstvrijstelling krijgen.

Wat ten slotte het taalexamen met betrekking tot de kennis van de Engelse taal en het examen van de tweede landstaal betreft, genieten de ambtenaren van de consulaire carrière dezelfde vrijstellingen als die welke gelden in het kader van de aanwerving van de ambtenaren van de buitenlandse carrière.

Deel 4. Financieel statuut Deel 4 betreffende het financieel statuut bestaat uit zes boeken: Boek 1. Algemene bepaling;

Boek 2. Weddeschalen;

Boek 3. Bevordering in weddeschaal;

Boek 4. Forfaitaire vergoedingen;

Boek 5. Tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;

Boek 6. Bijzondere geldelijke regimes.

Afgezien van de weddeschalen (Boek 2), die reeds waren voorzien in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5, is dit deel 4 een echte nieuwigheid: het brengt de huidige toepasselijke regels uit verschillende reglementeringen en omzendbrieven samen, hierbij rekening houdend met de nieuwe maatschappelijke realiteit en de Belgische institutionele context zoals die is geëvolueerd.

Boek 1. Algemene bepaling

Artikel 182 Dit artikel bepaalt het toepassingsgebied van deel 4, dat, tenzij anders bepaald, derhalve van toepassing is op de ambtenaren van de buitenlandse carrière, de ambtenaren van de consulaire carrière en de stagiairs.

Boek 2. Weddeschalen

Artikelen 183 tot en met 186 De bepalingen met betrekking tot de weddeschalen zijn ongewijzigd overgenomen uit het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5, dat verwijst naar artikel 8, tweede tot vijfde lid (voor de ambtenaren van de buitenlandse carrière) en artikel 6, eerste lid (voor de ambtenaren van de consulaire carrière) en naar bijlage I van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten2.

De weddeschaal van de stagiair wordt ook vastgesteld, net als de weddeschaal die aan de ambtenaar wordt toegekend bij zijn benoeming (artikel 184). Wanneer de stage van een stagiair wordt verlengd of wanneer hij verdaagd wordt naar de volgende stagesessie overeenkomstig artikel 20, § 2, behoudt de stagiair de weddeschaal NA11 voor de periode van de verlenging of gedurende de periode die voorafgaat aan de volgende stagesessie.

Tot slot stellen de artikelen 185 en 186, tweede lid de weddeschalen vast voor respectievelijk de bevordering tot de hogere klasse en de bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière.

Boek 3. Bevordering in weddeschaal

Artikelen 187 en 188 De bevordering in weddeschaal (geldelijke loopbaan) is de toekenning aan de ambtenaar, in zijn klasse of in zijn graad, van de weddeschaal hoger dan die welke hij genoot.

Ze wordt verleend: 1° voor de ambtenaren van de buitenlandse carrière, door een ministerieel besluit of een besluit van zijn afgevaardigde;2° voor de ambtenaren van de consulaire carrière, door een besluit van de voorzitter of zijn afgevaardigde. Voor de ambtenaren van de consulaire carrière wordt de bevordering in weddeschaal dus niet langer toegekend door de minister of door zijn afgevaardigde, zoals was bepaald in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5, maar door de voorzitter of zijn afgevaardigde. Doel is om te werk te gaan naar analogie met artikel 24 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel.

De vereisten voor bevordering in weddeschaal zijn aangepast om ze in overeenstemming te brengen met deze die gelden voor de Rijksambtenaren.

Om in aanmerking te komen voor een bevordering in weddeschaal, mag de ambtenaar geen "onvoldoende" hebben gekregen op zijn laatste evaluatie. Deze versoepeling is het gevolg van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten7 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt. Voorheen moest de ambtenaar driemaal (of vijfmaal/zesmaal, afhankelijk van het geval) "voldoet aan de verwachtingen" hebben behaald om in de weddeschaal te stijgen. Als gevolg hiervan werd de loopbaanontwikkeling van de ambtenaar vertraagd als hij een "onvoldoende" kreeg in de eerste jaren van de weddeschaal.

Volgens deze nieuwe regel kan een ambtenaar die in het eerste of tweede jaar van toetreding tot de weddeschaal (of in het derde of vierde jaar als hij al in de tweede weddeschaal zit) een "onvoldoende" krijgt, na drie jaar (of vijf jaar/zes jaar, naargelang het geval) meteen naar de hogere weddeschaal overgaan, op voorwaarde dat hij bij de laatste evaluatie geen "onvoldoende" heeft gekregen.

Boek 4. Forfaitaire vergoedingen Boek 4 omvat zeven titels: Titel 1. Algemene bepalingen Titel 2. Transfervergoeding;

Titel 3. Postvergoeding en voorschot op de postvergoeding;

Titel 4. Waarnemingsvergoeding;

Titel 5. Terugkeervergoeding;

Titel 6. Vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid;

Titel 7. Vergoeding voor verblijfskosten.

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 189 Dit artikel voorziet in de jaarlijkse indexering van de forfaitaire vergoedingen en de nadere regels hieromtrent, en behoeft geen toelichting.

Artikel 190 Dit artikel bepaalt dat de forfaitaire vergoedingen op een Belgische bankrekening moeten worden gestort, zelfs wanneer de ambtenaar op post aangesteld is.

Artikel 191 Dit artikel voorziet in de terugbetaling van forfaitaire vergoedingen of voorschotten die ten onrechte zijn ontvangen. De voorwaarden van deze terugbetaling worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Titel 2. Transfervergoeding

Artikel 192 Dit artikel voorziet in de toekenning van een transfervergoeding. Deze vergoeding dient ter dekking, op forfaitaire basis, van een aantal kosten die de ambtenaar maakt in de periode voorafgaand aan zijn aanstelling op een toekomstige post, zoals eventuele reiskosten (vervoersbewijzen, hotels, transport ter plaatse) naar zijn toekomstige post om huisvesting te zoeken en, indien van toepassing, een school te vinden voor de kinderen, de dossierkosten voor inschrijving in een schoolsysteem, extra bagage van meer dan 20 kg, enz.

Deze vergoeding vervangt de vroegere "termijnvergoeding" die alleen werd toegekend wanneer de ambtenaar na een aanstelling op het hoofdbestuur op post werd aangesteld. Deze werd berekend op basis van de wedde van de ambtenaar.

De transfervergoeding wordt voortaan berekend op basis van de toekomstige postvergoeding van de ambtenaar. Ze wordt toegekend aan de ambtenaar die sedert ten minste één jaar is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop, op Belotan of op post.

Artikel 193 Dit artikel bepaalt dat de betalingsvoorwaarden van de transfervergoeding (bijvoorbeeld het tijdstip waarop deze wordt betaald) worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde en behoeft geen toelichting.

Titel 3. Postvergoeding en voorschot op de postvergoeding Titel 3 bestaat uit twee hoofdstukken, waarvan het eerste gewijd is aan de postvergoeding (hoofdstuk 1) en het tweede aan het voorschot op de postvergoeding (hoofdstuk 2).

Hoofdstuk 1. Postvergoeding

Artikel 194 Dit artikel voorziet in de toekenning van een maandelijkse postvergoeding.

De postvergoeding bestaat uit vijf bedragen ter compensatie van vijf zaken waarmee dede ambtenaar tijdens zijn loopbaan wordt geconfronteerd: 1° de vergoeding voor de internationale mobiliteit, ter compensatie van de persoonlijke en familiale gevolgen van de opeenvolgende aanstellingen op post, op Belgoeurop, op Belotan of op het hoofdbestuur;2° de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid, ter compensatie van de eisen die verband houden met de representativiteit van de functie op post en de beschikbaarheid van de ambtenaar, die eigen zijn aan de functie, inclusief de overuren die overigens niet gecompenseerd kunnen worden;3° de vergoeding voor de verwijdering, ter compensatie van de gevolgen van de afstand en de wisselende toegankelijkheid van de locatie waar de functie wordt uitgeoefend;4° de vergoeding voor de hardship, ter compensatie van de nadelen die verbonden zijn aan de woonplaats in termen van levenskwaliteit, waarbij rekening wordt gehouden met het klimaat, de natuurlijke en sociale omgeving, de bevoorrading, de toegang tot gezondheidszorg en de veiligheid;5° de vergoeding voor het kind, ter compensatie van de extra last die het gevolg is van de aanwezigheid van een kind op post of van het onderhoud van een kind dat de ambtenaar niet mee op post kan vergezellen. Artikel 195 Dit artikel bepaalt de berekeningswijze van het bedrag voor de internationale mobiliteit. Het bedrag wordt bepaald in bijlage 2 en wordt verhoogd met 25% wanneer de ambtenaar een partner heeft (vermeerdering voor de partner). Om deze vermeerdering met 25% te ontvangen (cfr. artikel 200) moet de ambtenaar aangesteld zijn op een post met een categorie van hardship 1 tot en met 4 en moet zijn partner bij hem op post verblijven gedurende ten minste acht maanden per jaar. Deze vereiste is niet van toepassing wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7: het loutere feit dat de ambtenaar een partner heeft, ongeacht of deze wel of niet bij de ambtenaar op post verblijft, geeft recht op deze vermeerdering.

Artikel 196 Dit artikel bepaalt de berekeningswijze van het bedrag voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Dit bedrag is gekoppeld aan een functiecode. Alle functiecodes worden bepaald in bijlage 3 en elk bedrag met betrekking tot elke functiecode wordt bepaald in bijlage 2.

De functiecode "PH" (Posthoofd) is onderverdeeld in zes categorieën.

De lijst met de functies van de posthoofden per categorie wordt bepaald door het Directiecomité en elke drie jaar herzien.

Voor de functiecodes DM1 en DM2 is voorzien in een mogelijkheid om af te wijken van de functiecodes, zodat het Directiecomité het bedrag van functiecode DM1 of DM2 kan koppelen aan een andere functie, omwille van het aantal personeelsleden dat door de houder van die functie wordt aangestuurd. De afwijking maakt het mogelijk het bedrag van functiecode DM1 te koppelen aan functies in het consulaire domein en het domein van de ontwikkelingssamenwerking. Het bedrag van functiecode DM2 kan enkel gekoppeld worden aan functies in het domein van de ontwikkelingssamenwerking.

Het Directiecomité stelt de lijst op van de functies in het consulaire domein of het domein van de ontwikkelingssamenwerking waaraan het voorstelt de functiecodes DM1 en DM2 te koppelen, telkens beslist wordt een ambtenaar aan te stellen in een functie op post of telkens de omstandigheden dit vereisen, en legt deze voor aan de minister.

Om te bepalen welke personeelsleden door de houder van de functie worden aangestuurd, worden alleen ambtenaren, stagiairs, Rijksambtenaren die op de post zijn aangesteld, uitgezonden contractuelen en lokaal aangeworven contractuele personeelsleden in aanmerking genomen.

Dit artikel bepaalt ook dat de ambtenaar zijn functiecode behoudt gedurende zijn hele aanstelling, zelfs als het organigram van de post wordt gewijzigd (vermindering of verhoging van het aantal personeelsleden), tenzij deze wijziging duurzaam is en ertoe leidt dat de ambtenaar een hogere functiecode moet krijgen; in dat geval krijgt hij de hogere functiecode die overeenkomt met het nieuwe organigram van de post.

Om te bepalen of er een nieuwe functiecode moet worden toegekend als gevolg van een gewijzigde organisatie van de post, worden alleen ambtenaren, stagiairs, Rijksambtenaren die op de post zijn aangesteld en uitgezonden contractuele personeelsleden in aanmerking genomen die functies uitoefenen in het diplomatieke of het consulaire domein of in het domein van de ontwikkelingssamenwerking.

Het bedrag voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid wordt vermeerderd met 25% als de ambtenaar een partner heeft, onder dezelfde voorwaarden als de toeslag voor de partner voor de internationale mobiliteit (cfr. artikel 195).

Artikel 197 Dit artikel bepaalt de berekeningswijze van het bedrag voor de verwijdering. Dit bedrag is gekoppeld aan de categorie van verwijdering van de post en wordt vastgesteld in bijlage 2.

Dit bedrag wordt vermeerderd met 100% als de ambtenaar een partner heeft, onder dezelfde voorwaarden als de toeslag voor de partner voor de internationale mobiliteit (cfr. artikel 195).

Naast de vermeerdering voor de partner wordt er voor het bedrag voor de verwijdering ook een vermeerdering voor elk kind verrekend. Het bedrag voor de verwijdering wordt vermeerderd met 50% per kind of 100% voor het eerste kind, en met 50% voor elk volgend kind, afhankelijk van het feit of de ambtenaar wel of geen partner heeft, en als hij wel een partner heeft, of deze wel of niet op de post verblijft, en tot slot van de categorie van hardship van de post.

Artikel 198 Dit artikel bepaalt de berekeningswijze van het bedrag voor de hardship. Dit bedrag is gekoppeld aan de categorie van hardship van de post en wordt vastgesteld in bijlage 2.

Dit bedrag wordt vermeerderd met 50% als de ambtenaar een partner heeft, onder dezelfde voorwaarden als de vermeerdering voor de partner voor de internationale mobiliteit (cfr. artikel 195).

Naast de vermeerdering voor de partner wordt er voor het bedrag voor de hardship ook een vermeerdering voor elk kind toegekend. Het bedrag voor de hardship wordt vermeerderd met 25% per kind of 50% voor het eerste kind, en met 25% voor elk volgend kind, afhankelijk van het feit of de ambtenaar wel of geen partner heeft, en als hij wel een partner heeft, of deze wel of niet op de post verblijft, en tot slot van de categorie van hardship van de post.

Artikel 199 Dit artikel bepaalt de berekeningswijze van het bedrag voor het kind.

Dit is een eenmalig bedrag bepaald in bijlage 2, dat wordt vermenigvuldigd met het aantal kinderen.

Als het kind een handicap heeft die erkend is door de FOD Sociale Zekerheid of door Kind en Gezin, wordt dit bedrag verdubbeld voor het kind in kwestie. Dit dubbele bedrag wordt betaald voor gehandicapte kinderen tot 21 jaar, zelfs als ze geen voltijds onderwijs volgen.

Deze laatste toevoeging is belangrijk omdat artikel 3, 23° van het huidig besluit, dat het begrip 'kind' definieert, stelt dat een kind geen kind is in de zin van dit besluit als het ouder is dan 18 jaar en geen voltijds onderwijs volgt.

Artikel 200 Dit artikel bepaalt de minimumperiode gedurende dewelke de partner samen met de ambtenaar op de post moet verblijven opdat laatstgenoemde de vermeerderingen voor de partner zou ontvangen zoals bepaald in de artikelen 195 (bedrag voor de internationale mobiliteit), 196 (bedrag voor de uitgeoefende functie en beschikbaarheid), 197 (bedrag voor de verwijdering) en 198 (bedrag voor de hardship): de partner moet minstens acht maanden samen met de ambtenaar op post verblijven. Deze eis geldt alleen op de posten met een categorie van hardship 1 tot en met 4. Voor de posten met categorie van hardship 5 tot en met 7, is het toegestaan dat de partner niet bij de ambtenaar op de post verblijft, vanwege de grote mate van hardship.

Wanneer de ambtenaar slechts voor een deel van het jaar op post wordt aangesteld (over het algemeen het jaar van aanstelling en het jaar van vertrek van de post), wordt de minimale verblijfsperiode pro rata berekend.

Elk jaar vult de ambtenaar een verklaring op eer in met het aantal maanden dat zijn partner daadwerkelijk op post was tijdens het voorgaande jaar en een schatting van het aantal maanden dat zijn partner op post zal zijn tijdens het komende jaar.

Artikel 201 Dit artikel bepaalt dat de vermeerderingen voor de partner niet van toepassing zijn indien de partner van de ambtenaar eveneens een ambtenaar van de buitenlandse carrière of consulaire carrière aangesteld op post is en die geniet van de postvergoeding. In dit geval wordt de vermeerdering voor de partner niet toegepast, op geen van beide ambtenaren van het koppel.

Artikel 202 Dit artikel bepaalt dat, wanneer de partner van de ambtenaar eveneens een ambtenaar van de buitenlandse carrière of consulaire carrière aangesteld op post is die geniet van de postvergoeding, de vermeerderingen per kind enkel van toepassing zijn op de ambtenaar die is aangesteld op de post met de hoogste categorie van verwijdering.

Als de categorie van verwijdering dezelfde is of als het paar op dezelfde post is aangesteld, wordt de toeslag alleen toegekend aan de ambtenaar die de kinderbijslag ontvangt, tenzij zij anders beslissen.

In hetzelfde scenario wordt het bedrag voor het kind van de postvergoeding alleen toegekend aan de ambtenaar die de kinderbijslag ontvangt, tenzij zij anders beslissen.

Artikel 203 Dit artikel bepaalt de inhoudingen op de postvergoeding: 1° het eerste bedrag wordt ingehouden als bijdrage in de tussenkomst in de medische kosten op post;2° het tweede bedrag wordt ingehouden als bijdrage in de lasten en de kosten verbonden aan de bezetting van de residentie die aan het posthoofd ter beschikking wordt gesteld. Het eerste bedrag wordt ingehouden voor alle ambtenaren. Dit komt omdat de ambtenaar op post niet onderworpen is aan het Belgische socialezekerheidsstelsel en het de FOD is die tussenkomt in de medische kosten op post (cfr. artikelen 259 en 260). Het ingehouden bedrag komt overeen met het bedrag van de persoonlijke socialezekerheidsbijdragen van de ambtenaar voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering dat zou worden ingehouden als hij op het hoofdbestuur zou tewerkgesteld zijn geweest.

Het tweede bedrag wordt alleen ingehouden bij de posthoofden. Net zoals de medewerkers bijdragen aan de kosten van hun huisvesting, dragen ook de posthoofden, via deze inhouding, bij aan de lasten en de kosten van de residentie die ze bezetten. Het bedrag dat wordt ingehouden, bedraagt € 391,05 indien het posthoofd een partner en/of kinderen heeft. Dit bedrag wordt gehalveerd (€ 195,52) indien het posthoofd geen partner en geen kinderen heeft, omdat zijn lasten en kosten lager zijn.

Artikel 204 Dit artikel bepaalt de wijze van berekening en betaling van de postvergoeding: deze wordt berekend in dertigsten en uitbetaald aan het einde van de maand.

Hoofdstuk 2. Voorschot op de postvergoeding

Artikel 205 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid voor de ambtenaar die aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan om, voorafgaandelijk aan zijn toekomstige aanstelling op post, een voorschot op de postvergoeding te vragen. Het bedrag van dat voorschot is gelijk aan zesmaal het maandelijkse bedrag van de postvergoeding die zal worden toegekend aan de ambtenaar wanneer hij zal worden aangesteld op post. De nadere regels van de aanvraag, de betaling en de terugbetaling van dit voorschot worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Titel 4. Waarnemingsvergoeding

Artikelen 206 en 207 Dit artikel voorziet in de toekenning van een dagelijkse waarnemingsvergoeding ter compensatie van de werklast en de verantwoordelijkheid van een medewerker die tijdelijk de waarneming van de post op zich neemt.

Deze vergoeding wordt toegekend aan de ambtenaar die deze waarneming uitoefent gedurende een ononderbroken periode van ten minste eenentwintig dagen vanaf de eenentwintigste dag van de waarneming, behalve voor ambtenaren wier functie gekoppeld is aan de functiecode DM3 "medewerker die de functie van voornaamste medewerker uitoefent in het consulaire domein", DM4, CM22 en CM23, in welk geval de vergoeding wordt toegekend vanaf de eerste dag. Het dagelijks bedrag van de waarnemingsvergoeding bedraagt € 17 en wordt vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post.

Titel 5. Terugkeervergoeding

Artikel 208 De terugkeervergoeding beoogt op forfaitaire wijze alle kosten van de ambtenaar die aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan te dekken, na gedurende minstens één jaar op post te zijn aangesteld.

Deze vergoeding wordt maandelijks betaald aan de ambtenaar vanaf de dag dat hij is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan. De terugkeervergoeding wordt toegekend tot op de datum van de toekenning van de transfervergoeding en uiterlijk tot vier jaar na de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, behalve indien de minister of zijn afgevaardigde, op voorstel van het Directiecomité, beslist om de toekenning van deze vergoeding met één jaar te verlengen na afloop van deze periode van vier jaar.

Deze mogelijkheid voor de minister of zijn afgevaardigde geldt echter alleen als de ambtenaar een leidinggevende functie of een expertisefunctie uitoefent die, omwille van de noden van de dienst, niet aan een ander personeelslid van de FOD kan worden toevertrouwd.

Indien de ambtenaar tijdens het ontvangen van de terugkeervergoeding van aanstelling verandert en overstapt van het hoofdbestuur naar Belgoeurop of Belotan, of omgekeerd, blijft hij deze vergoeding ontvangen binnen dezelfde grenzen als deze hierboven bepaald.

Artikel 209 Dit artikel bepaalt de basis waarop de terugkeervergoeding wordt berekend: deze is gelijk aan een percentage van de geïndexeerde bruto jaarwedde van de ambtenaar en houdt rekening met de gezinssamenstelling van de ambtenaar.

Voor de ambtenaar die geniet van één van de verloven bedoeld in artikel 210, § 1, tweede lid, 1° tot en met 5° (verlof voor mantelzorgers, loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, loopbaanonderbreking voor medische bijstand, loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof of verlof toegekend voor een opdracht van algemeen belang zoals bedoeld in artikel 102, § 2 van het verlofbesluit, voor zover het een managementfunctie in een Belgische federale overheidsdienst betreft) wordt de terugkeervergoeding berekend op basis van de geïndexeerde bruto jaarwedde waarop de ambtenaar recht zou hebben indien hij niet genoot van één van die verloven.

Artikel 210 De terugkeervergoeding wordt in principe betaald in verhouding tot de arbeidstijd van de ambtenaar ( § 1, eerste lid), behalve wanneer de ambtenaar geniet van bepaalde sociale verloven (verlof voor mantelzorgers, loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen, loopbaanonderbreking voor medische bijstand, loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof), van verlof wegens opdracht van algemeen belang bedoeld in artikel 102, § 2 van het verlofbesluit, voor zover het een managementfunctie in een Belgische federale overheidsdienst betreft, hij gedetacheerd is in de cel algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, een beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale regering, of ter beschikking wordt gesteld van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België; in deze gevallen wordt de terugkeervergoeding doorbetaald tijdens het verlof ( § 1, tweede lid).

Paragraaf 2 van dit artikel bepaalt in welke gevallen de betaling van de terugkeervergoeding wordt geschorst en wat de gevolgen voor deze betaling zijn als het verlof dat tot de schorsing heeft geleid, ten einde loopt (hervatting van de betaling met of zonder verlenging pro rata het verlof). De onderstaande tabel geeft hiervan een overzicht:

Gevallen van schorsing van de terugkeervergoeding en gevolgen voor de betaling van de terugkeervergoeding

Verlof voor opdracht

Art. 210

Verlof

Terugkeervergoeding

§ 2, al. 2, 1°

Verlof voor detachering bij een kabinet of een secretariaat van: een lid van de gemeenschaps- of, gewestregering; een provinciaal of lokaal politiek mandataris; een parlementslid

Schorsing van de terugkeervergoeding tijdens het verlof Hervatting van de terugkeervergoeding na beëindiging van het verlof zonder verlenging

§ 2, al. 3, 1°

Verlof voor opdracht van algemeen belang in het buitenland

Schorsing van de terugkeervergoeding tijdens het verlof Hervatting van de terugkeervergoeding na beëindiging van het verlof met verlenging pro rata het verlof

§ 2, al. 2, 2°

Verlof voor opdracht die niet van algemeen belang is

Schorsing van de terugkeervergoeding tijdens het verlof Hervatting van de terugkeervergoeding na beëindiging van het verlof zonder verlenging

§ 2, al. 2, 2°

Verlof voor opdracht van algemeen belang in België

Schorsing van de terugkeervergoeding tijdens het verlof Hervatting van de terugkeervergoeding na beëindiging van het verlof zonder verlenging

Loopbaanonderbreking

Art. 210

Verlof/afwezigheid

Terugkeervergoeding

§ 2, al. 3, 2°

Volledige loopbaanonderbreking (dienstactiviteit)

Schorsing van de terugkeervergoeding tijdens het verlof Hervatting van de terugkeervergoeding na beëindiging van het verlof met verlenging pro rata het verlof

§ 2, al. 3, 2°

Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden (non-dienstactiviteit)

Schorsing van de terugkeervergoeding tijdens de afwezigheid Hervatting van de terugkeervergoeding na de afwezigheid met verlenging pro rata de periode van afwezigheid


Cas de suspension de l'indemnité de retour et conséquences sur le paiement de l'indemnité de retour

Congés pour mission

Art. 210

Congé

Indemnité de retour

§ 2, al. 2, 1°

Congé pour détachement dans un cabinet ou un secrétariat : - d'un membre du gouvernement communautaire ou régional ; - d'un mandataire politique provincial ou communal ; - d'un parlementaire

Suspension de l'indemnité de retour pendant le congé Reprise de l'indemnité de retour à la fin du congé sans prolongation

§ 2, al. 3, 1°

Congé pour mission d'intérêt général à l'étranger

Suspension de l'indemnité de retour pendant le congé Reprise de l'indemnité de retour à la fin du congé avec prolongation au prorata du congé

§ 2, al. 2, 2°

Congé pour mission qui n'est pas d'intérêt général

Suspension de l'indemnité de retour pendant le congé Reprise de l'indemnité de retour à la fin du congé sans prolongation

§ 2, al. 2, 2°

Congé pour mission d'intérêt général en Belgique

Suspension de l'indemnité de retour pendant le congé Reprise de l'indemnité de retour à la fin du congé sans prolongation

Interruption de carrière

Art. 210

Congé/Absence

Indemnité de retour

§ 2, al. 3, 2°

Interruption complète de carrière (activité de service)

Suspension de l'indemnité de retour pendant le congé Reprise de l'indemnité de retour à la fin du congé avec prolongation au prorata du congé

§ 2, al. 3, 2°

Absence de longue durée pour raisons personnelles (non-activité de service)

Suspension de l'indemnité de retour pendant l'absence Reprise de l'indemnité de retour à la fin de l'absence avec prolongation au prorata de l'absence


Behoudens de mogelijkheid voor de minister of zijn afgevaardigde om de toekenning van de terugkeervergoeding te verlengen (cfr. artikel 208, § 2, vierde lid), mag de terugkeervergoeding in geval van verlenging in elk geval niet worden toegekend voor een periode van meer dan vier jaar en eindigt ze zodra een transfervergoeding wordt uitbetaald.

Bovendien wordt er geen terugkeervergoeding betaald als de verlofperiode langer dan vier jaar duurt.

Artikel 211 De terugkeervergoeding wordt berekend in dertigsten en achteraf betaald.

Titel 6. Vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid

Artikel 212 De ambtenaar die aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan ontvangt niet langer een postvergoeding, aangezien deze twee entiteiten vanuit intern oogpunt niet langer als posten worden beschouwd. Hij ontvangt echter wel een maandelijkse vergoeding ter compensatie van de werklast van zijn functie en de vereiste beschikbaarheid die inherent is aan zijn functie, inclusief overuren die overigens niet gecompenseerd kunnen worden.

Als deze ambtenaar wordt overgeplaatst naar Belgoeurop of Belotan na minstens één jaar op post te zijn aangesteld, heeft hij eveneens recht op de terugkeervergoeding (cfr. artikel 208).

Artikel 213 Dit artikel bepaalt het bedrag van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Dit bedrag varieert afhankelijk van de uitgeoefende functie binnen één van deze twee entiteiten.

Artikel 214 Dit artikel bepaalt de wijze van berekening en betaling van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid: deze wordt berekend in dertigsten en wordt uitbetaald op het einde van de maand.

Titel 7. Vergoeding voor verblijfskosten

Artikel 215 Dit artikel voorziet in een vergoeding voor verblijfskosten wanneer de ambtenaar, ongeacht of hij aangesteld is op post, op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, op dienstreis naar het buitenland moet of moet zetelen in een internationale commissie. De kosten gedekt door de vergoeding en het bedrag van deze vergoeding worden bepaald bij ministerieel besluit.

Wanneer de ambtenaar aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, ontvangt hij maaltijdcheques. Dus wordt deze vergoeding voor verblijfskosten verminderd met het bedrag van de tussenkomst van de FOD in de maaltijdcheque.

Boek 5. Tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever Boek 5 bestaat uit zestien titels: Titel 1. Algemene bepalingen;

Titel 2. Tussenkomst in de kosten van het huispersoneel van de posthoofden;

Titel 3. Tussenkomst voor de wagen van het posthoofd;

Titel 4. Voorschot voor de wagen van het posthoofd;

Titel 5. Terbeschikkingstelling van een dienstvoertuig;

Titel 6. Tussenkomst in de kosten van het transport van de medewerkers;

Titel 7. Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd en tussenkomsten in de kosten verbonden aan het verblijf;

Titel 8. Tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf;

Titel 9. Tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang, tussenkomst in de schoolkosten en voorschot voor de schoolkosten;

Titel 10. Tussenkomst in de veiligheidskosten;

Titel 11. Tussenkomst in de medische kosten;

Titel 12. Tussenkomst in de verblijfskosten;

Titel 13. Tussenkomst in de reiskosten;

Titel 14. Verhuis;

Titel 15. Tussenkomst in de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot;

Titel 16. Tussenkomst in de kosten verbonden aan de opleidingen en aan de examens.

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 216 Dit artikel bepaalt dat de bedragen van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever elke drie jaar worden geïndexeerd en stelt de nadere regels van deze indexering vast. Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 217 Dit artikel bepaalt dat de nadere regels voor de betaling en de verantwoording van de tussenkomsten alsook de nadere regels voor het verzoek tot betaling en de terugbetaling van de voorschotten op de tussenkomsten worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Artikel 218 Dit artikel voorziet in de terugbetaling van onverschuldigde of ongerechtvaardigde tussenkomsten. De nadere regels voor deze terugbetaling worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Artikel 219 Dit artikel bepaalt dat alleen kosten die niet terugvorderbaar zijn op grond van het diplomatieke of consulaire statuut van de ambtenaar het voorwerp kunnen uitmaken van een tussenkomst.

Artikel 220 Dit artikel bepaalt dat de tussenkomsten op een Belgische bankrekening moeten worden gestort, zelfs wanneer de ambtenaar op een post aangesteld is.

Titel 2. Tussenkomst in de kosten van het huispersoneel van de posthoofden

Artikel 221 Dit artikel voorziet in een forfaitaire maandelijkse tussenkomst in de kosten van het huispersoneel van het posthoofd, voor personeel dat in de woning verblijft en dat het posthoofd op eigen naam contractueel in dienst neemt.

Deze tussenkomst wordt gerechtvaardigd door het feit dat het posthoofd in het kader van zijn representatieve taken over huispersoneel moet kunnen beschikken.

Momenteel is een hervorming aan de gang die inhoudt dat de FOD tegen 2026 geleidelijk al het huispersoneel zelf zal aanwerven, met uitzondering van het personeel dat in de residentie zelf verblijft.

Dat personeel zal nog steeds door het posthoofd worden aangeworven, aangezien sommige leden van het huispersoneel geen onderdaan zijn van het land van accreditatie en een rechtstreeks contract met het posthoofd nodig hebben om een verblijfsvergunning te krijgen.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde geeft zijn goedkeuring betreffende de aanwerving van het huispersoneel door het posthoofd.

Het bedrag van deze tussenkomst wordt bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Artikel 222 Dit artikel geeft een exhaustieve opsomming van de kosten die in aanmerking worden genomen in het kader van de kosten verbonden aan het huispersoneel van het posthoofd.

Wat de verzekeringskosten betreft die verbonden zijn aan de uitgeoefende functie, gaat het om de kosten van de verzekeringen die door het posthoofd zijn afgesloten en die verband houden met de uitoefening van de functie van huispersoneel, met uitzondering van de persoonlijke verzekeringen van het lid van het huispersoneel of elke andere verzekering van het posthoofd die geen verband houdt met de functie van het huispersoneel.

Artikel 223 Hoewel dit een forfaitaire tussenkomst is (artikel 221), moet deze elk jaar worden verantwoord. Het bedrag van de tussenkomsten dat niet wordt verantwoord, wordt terugbetaald (cfr. artikel 218).

Anderzijds, indien op het einde van het jaar de kosten voor het huispersoneel hoger zijn dan de ontvangen forfaitaire maandelijkse tussenkomsten, wordt er een aanvullende tussenkomst toegekend om het verschil te dekken, indien het posthoofd hierom verzoekt en dit naar behoren motiveert.

Titel 3. Tussenkomst voor de wagen van het posthoofd

Artikel 224 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten van het onderhoud en het gebruik van de persoonlijke wagen van het posthoofd, die hij gebruikt in het kader van de uitoefening van zijn functie.

Deze tussenkomst wordt gerechtvaardigd door de noodzaak voor het posthoofd om zijn eigen wagen te kunnen gebruiken in het kader van zijn representatieve verplichtingen: het ontvangen van delegaties, verplaatsingen binnen het rechtsgebied van de post, enz.

Deze tussenkomst wordt betaald in de vorm van een maandelijks forfaitair bedrag. Als de werkelijke uitgaven op het einde van het jaar lager zijn dan de som van de maandelijkse forfaitaire betalingen, moet het posthoofd het verschil terugbetalen (cfr. artikel 218).

Dit artikel voorziet eveneens, gezien het doel van deze tussenkomst, de verplichting voor het posthoofd om te waken over het representatief karakter van zijn wagen.

Titel 4. Voorschot voor de wagen van het posthoofd

Artikel 225 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid voor een ambtenaar, die al dan niet posthoofd is en die is aangesteld op post, om een voorschot te vragen voor de financiering van een wagen die hij zal gebruiken op zijn volgende post als posthoofd, en dit vóór deze nieuwe aanstelling als posthoofd, alsook het bedrag van het voorschot.

Titel 5. Terbeschikkingstelling van een dienstvoertuig

Artikel 226 Dit artikel voorziet in het ter beschikking stellen van een dienstvoertuig aan de permanente vertegenwoordigers van Belgoeurop en Belotan, alsook aan de adjunct-permanent vertegenwoordiger van Belgoeurop en de vertegenwoordiger bij het COPS. Titel 6. Tussenkomst in de kosten van het transport van de medewerkers

Artikel 227 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de transportkosten van medewerkers aangesteld op post en bepaalt het bedrag van deze tussenkomst.

Dit is een forfaitaire tussenkomst die maandelijks wordt betaald. Deze tussenkomst geldt enkel voor medewerkers en niet voor de posthoofden, aangezien zij een tussenkomst krijgen in de kosten voor een wagen.

Deze tussenkomst dekt zowel de kosten van het openbaar vervoer van de medewerker als de kosten voor het gebruik van zijn persoonlijke wagen voor professionele doeleinden.

De medewerker moet het gebruik van de ontvangen bedragen verantwoorden en betaalt de bedragen die niet verantwoord zijn, terug (artikel 218).

Titel 7. Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd en tussenkomsten in de kosten verbonden aan het verblijf Titel 7 bestaat uit drie hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de kosten van de beëindiging van het huurcontract Hoofdstuk 3. Tussenkomst in de kosten van het verblijf op post Hoofdstuk 1. Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd

Artikel 228 Dit artikel bepaalt dat er een residentie ter beschikking wordt gesteld van het posthoofd.

Het posthoofd is ertoe gehouden de residentie die hem ter beschikking wordt gesteld door de FOD onmiddellijk te betrekken bij zijn aankomst in het land van aanstelling en dit gedurende zijn volledige aanstelling. In uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de residentie wordt gerenoveerd, kan het posthoofd niet verblijven in de residentie en geniet dan van een tussenkomst in de kosten van de voorlopige huisvesting (cfr. artikel 231).

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en de duur tijdens dewelke het posthoofd kan genieten van de tussenkomst in de kosten van de voorlopige huisvesting.

De lasten en kosten verbonden aan het betrekken van de residentie worden ten laste genomen door de Belgische Staat. Niettemin wordt, zoals vermeld in artikel 203, eerste lid, 2°, b) en tweede lid, op de postvergoeding van het posthoofd een bedrag ingehouden als bijdrage in de lasten en kosten verbonden aan de bezetting van de residentie die hem ter beschikking wordt gesteld.

Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de kosten van de beëindiging van het huurcontract

Artikel 229 Dit artikel voorziet in een volledige tussenkomst in de kosten van de beëindiging van het huurcontract in België van de ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan die zal worden aangesteld op post, indien deze, voorzichtig en redelijk, met dergelijke kosten geconfronteerd wordt.

Hoofdstuk 3. Tussenkomst in de kosten van het verblijf op post Hoofdstuk 3 bestaat uit vier afdelingen: Afdeling 1. Algemene bepaling;

Afdeling 2. Tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf;

Afdeling 3. Tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf;

Afdeling 4. Voorschot voor de huurwaarborg van het definitief

verblijf. Afdeling 1. Algemene bepaling


Artikel 230 Dit artikel voorziet in een afwijking van artikel 220: de tussenkomst waarin dit hoofdstuk voorziet, wordt om praktische redenen niet op de Belgische bankrekening van de ambtenaar gestort (de huur wordt vaak in lokale valuta betaald). De nadere regels voor de betaling worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde. Afdeling 2. Tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf


Artikel 231 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf voor zowel de medewerker als het posthoofd.

Voor de medewerker dekt de tussenkomst in de kosten van de het voorlopig verblijf de kost van de overnachting vanaf de datum van zijn aanstelling op post tot de datum waarop het huurcontract voor zijn definitief verblijf ingaat, met een limiet van twee maanden, en vanaf de datum waarop hij uit zijn definitief verblijf verhuist tot het einde van zijn aanstelling op post. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden mag de limiet van twee maanden worden overschreden. In dat geval bepaalt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de toepasselijke regels.

Voor het posthoofd dekt de tussenkomst de kost van de overnachting wanneer uitzonderlijke omstandigheden het posthoofd beletten zijn residentie onmiddellijk te betrekken (cfr. artikel 228) of wanneer het posthoofd de residentie kort voor de beëindiging van zijn aanstelling op post verlaat.

Alleen de kosten van de overnachting worden gedekt. De kosten voor diensten en maaltijden zijn uitgesloten. Bovendien bepaalt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de grenzen van de tussenkomst.

Tot slot kan een tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf niet samen met een tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf worden toegekend, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, in welk geval de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de nadere regels bepaalt die van toepassing zijn. Afdeling 3. Tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf


Artikel 232 Dit artikel bepaalt dat de medewerker tevens verplicht is het functieverblijf te betrekken dat hem door de Belgische Staat ter beschikking wordt gesteld, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, in welk geval de algemeen directeur P&O of zijn afgevaardigde de toepasselijke nadere regels bepaalt.

Artikel 233 Voor de medewerker die geen functieverblijf van de Belgische Staat ter beschikking krijgt, voorziet dit artikel in een tussenkomst in de huur van het definitief verblijf, met uitsluiting van alle andere lasten.

Het maximumbedrag van deze tussenkomst wordt bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Artikel 234 Dit artikel voorziet in een volledige tussenkomst in de kosten van de agentschapscommissie die de medewerker betaalt voor het zoeken naar een definitief verblijf. Afdeling 4. Voorschot voor de huurwaarborg van het definitief verblijf


Artikel 235 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om, op verzoek, een voorschot toe te kennen aan de ambtenaar voor het betalen van het bedrag van de huurwaarborg die vereist is door het huurcontract van zijn definitief verblijf.

Titel 8. Tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf

Artikel 236 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten voor de inrichting van het verblijf. Deze tussenkomst is bedoeld om de installatiekosten te vergoeden voor goederen die niet recupereerbaar zijn wanneer de ambtenaar het verblijf verlaat.

De tussenkomst in de kosten voor de inrichting van het verblijf wordt evenwel uitsluitend toegekend in de volgende situaties: 1° aan de medewerker die minstens één jaar is aangesteld op eenzelfde post;2° aan de ambtenaar die minstens zes maanden aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan na aangesteld geweest te zijn op post. Als de ambtenaar niet gedurende ten minste respectievelijk één jaar op post of zes maanden op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan werd aangesteld, moet hij het bedrag van de ten onrechte ontvangen tussenkomst terugbetalen (artikel 218). Dit artikel voorziet echter in een uitzondering voor de ambtenaar die minder dan zes maanden op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan werd aangesteld op het ogenblik dat hij met pensioen gaat, op voorwaarde dat hij ononderbroken een functie op post heeft uitgeoefend gedurende de zeven jaar die voorafgaan aan zijn laatste aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.

Artikel 237 Dit artikel geeft een exhaustieve opsomming van de kosten van de inrichting die in aanmerking worden genomen in het kader van deze tussenkomst wanneer de medewerker op post is aangesteld.

De tussenkomst is alleen verschuldigd voor zover de lokale wetgeving niet bepaalt dat de eigenaar van het definitief verblijf deze kosten ten laste neemt.

Artikel 238 Dit artikel geeft een exhaustieve opsomming van de kosten van de inrichting die in aanmerking worden genomen in het kader van deze tussenkomst wanneer de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan is aangesteld.

Artikel 239 Dit artikel voorziet in een begrenzing van de tussenkomst in de kosten voor de inrichting van het verblijf. Het maximum verschilt al naar gelang de ambtenaar wordt aangesteld op post of op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.

Titel 9. Tussenkomst in de kosten gekoppeld aan de voorschoolse opvang en aan de scholing Titel 9 bestaat uit vier hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang;

Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de schoolkosten;

Hoofdstuk 3. Tussenkomst in de kosten verbonden aan het hoger onderwijs;

Hoofdstuk 4. Voorschot voor schoolkosten en kosten van de voorschoolse opvang.

Hoofdstuk 1. Tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang

Artikel 240 Dit artikel voorziet in een jaarlijkse tussenkomst in de kosten van voorschoolse opvang.

Deze tussenkomst wordt alleen onder de volgende voorwaarden verleend: 1° voorwaarde verbonden aan het verblijf van het kind met de ambtenaar op post;2° voorwaarde verbonden aan de periode van tussenkomst: voor de opvangdagen tussen de geboorte van het kind en het begin van zijn scholing, en ten laatste wanneer het kind drie jaar wordt;3° voorwaarde verbonden aan de plaats van opvang: buiten het verblijf van de ambtenaar en dit op voorwaarde dat het kind wordt toevertrouwd aan een crèche, een onthaalgezin of een andere structuur die naar behoren is goedgekeurd door de lokale autoriteiten. Dit artikel geeft ook een volledige lijst van kosten die niet in aanmerking worden genomen.

Artikel 241 De maximale bijdrage in de kosten voor voorschoolse opvang bedraagt € 1.000 per kind en per jaar.

Artikel 242 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van een aanvullende tussenkomst wanneer de kosten van de voorschoolse opvang hoger zijn dan € 9.100 per kind en per jaar.

Er blijft dus € 8.100 over voor rekening van de ambtenaar.

Deze aanvullende tussenkomst wordt alleen toegekend na akkoord van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, die het bedrag vaststelt.

Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de schoolkosten

Artikelen 243 tot en met 246 In België is het verplicht onderwijs gratis. In het buitenland zijn uitgezonden ambtenaren verplicht om hun kinderen naar internationale scholen te sturen die een diploma uitreiken waarmee ze hun studies in een ander land kunnen voortzetten wanneer ze van post veranderen en/of hoger onderwijs kunnen volgen in België of een ander land (internationaal baccalaureaat of gelijkwaardig).

Daarom voorziet dit artikel in een tussenkomst per schooljaar in de schoolkosten van elk kind.

Deze tussenkomst wordt onder de volgende voorwaarden verleend aan de ambtenaar aangesteld op post, ongeacht of het kind al dan niet bij hem op post verblijft: 1° voorwaarde verbonden aan de periode van de tussenkomst: vanaf het begin van de scholing van het kind tot het einde van het trimester tijdens hetwelk het kind zijn verplichte scholing beëindigt (artikel 243);2° voorwaarde verbonden aan het type onderwijs: enkel studies met een voltijds leerplan die tijdens de normale schooluren plaatsvinden en de regelmatige aanwezigheid van het kind in de klas vereisen (artikel 245);3° voorwaarde verbonden aan de afwezigheid van een andere dekking van de schoolkosten: de tussenkomst wordt toegekend pro rata van andere toelagen of terugbetalingen toegekend door andere administraties, andere organisaties of de werkgever van de partner (artikel 246). In landen waar geen kleuteronderwijs bestaat, krijgt de ambtenaar toch een tussenkomst in de schoolkosten voor de dagen waarop het kind wordt opgevangen vanaf de leeftijd van drie jaar (artikel 244).

Artikel 247 Dit artikel geeft een exhaustieve opsomming van de schoolkosten die in aanmerking worden genomen.

Artikel 248 Dit artikel bepaalt dat de tussenkomst per kind en per schooljaar is begrensd.

Er wordt een aanvullende tussenkomst toegekend wanneer de schoolkosten van het kind dat school loopt in de stad van de post waar de ambtenaar is aangesteld het maximumbedrag overschrijden. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden, die door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde worden beoordeeld, is deze bijkomende tussenkomst zelf beperkt tot de schoolkosten van de minst dure internationale school binnen hetzelfde taalstelsel.

Artikel 249 Dit artikel voorziet in een begrensde tussenkomst in de kosten van aanvullende lessen die lokaal of op afstand worden gegeven in één van de Belgische landstalen. Deze wordt toegekend per kind in het kleuter-, basis- of secundair onderwijs en per schooljaar.

Artikel 250 Dit artikel voorziet in een begrensde tussenkomst in de kosten voor inhaallessen die nodig zijn om de integratie van het kind in een ander schoolsysteem te vergemakkelijken. Deze wordt toegekend per kind in het kleuter-, basis- of secundair onderwijs en per aanstelling op post.

Hoofdstuk 3. Tussenkomst in de kosten verbonden aan het hoger onderwijs

Artikel 251 Dit artikel voorziet in een begrensde tussenkomst in de kosten van het hoger onderwijs, namelijk - en beperkt tot - de kosten van huisvesting en de kosten van de maaltijden. Deze tussenkomst wordt echter alleen toegekend als het kind niet bij zijn ouders woont. De bijdrage wordt toegekend per kind en per schooljaar. Deze tussenkomst wordt gerechtvaardigd door het feit dat wanneer kinderen in een ander land wonen dan het land waar de ambtenaar is aangesteld, de kosten in verband met hun huisvesting en maaltijden aanzienlijk hoger zijn dan wanneer de kinderen onderwijs volgen in de stad van de post of in het land waar de ambtenaar is aangesteld.

Aangezien hoger onderwijs niet verplicht is, wordt er geen tussenkomst verleend in de kosten van inschrijving.

Hoofdstuk 4. Voorschot voor schoolkosten en kosten van de voorschoolse opvang

Artikel 252 Dit artikel bepaalt dat er een voorschot voor de schoolkosten of de kosten van de voorschoolse opvang wordt toegekend wanneer de schoolkosten of de kosten van de voorschoolse opvang voor alle kinderen samen per schooljaar meer bedragen dan het maximum vermeld in het artikel.

Titel 10. Tussenkomst in de veiligheidskosten Titel 10 bestaat uit drie hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen;

Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig Hoofdstuk 3. Tussenkomst in de kosten van de persoonlijk beveiliging Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 253 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de beveiligingskosten die aan de ambtenaar wordt toegekend wanneer hij wordt aangesteld op een post waar er een ernstige bedreiging bestaat op het vlak van de veiligheid.

De FOD moet er immers voor zorgen dat de ambtenaren in optimale veiligheidsomstandigheden kunnen werken, of ten minste in omstandigheden die vergelijkbaar zijn met de veiligheidsomstandigheden in België ("duty of care").

Niet alle posten vallen onder de bepalingen van deze titel. De voorzitter of zijn afgevaardigde stelt een lijst op van de posten waar er een ernstige bedreiging bestaat op het vlak van de veiligheid en die bijgevolg in aanmerking komen voor toepassing van deze titel.

Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig

Artikel 254 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten om het definitief verblijf en de wagen van de medewerker te beveiligen, tot een maximum van €10.000 voor de volledige duur van zijn aanstelling. In uitzonderlijke omstandigheden kan een grotere tussenkomst worden toegekend. In dat geval bepaalt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de toepasselijke nadere regels en het maximumbedrag van de tussenkomst.

Dit artikel geeft ook een niet-exhaustieve lijst van beveiligingsapparatuur om het definitief verblijf te beveiligen waarvan de kosten in aanmerking worden genomen voor de tussenkomst.

Enkel de kosten van de aankoop, de installatie en het onderhoud van de beveiligingsapparatuur worden in aanmerking genomen, voor zover deze kosten niet ten laste worden genomen door de eigenaar van het definitief verblijf. Alle andere beveiligingsapparatuur dat niet in de lijst is opgenomen, moet naar behoren worden verantwoord door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk worden goedgekeurd door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Wat de voertuigen betreft wordt alleen rekening gehouden met de kosten van het blinderen van de ramen.

Hoofdstuk 3. Tussenkomst in de kosten van de persoonlijke beveiliging De tussenkomst in de kosten van de persoonlijke beveiliging verschilt naargelang deze aan een medewerker (artikel 255) of aan een posthoofd (artikel 256) wordt toegekend.

Artikel 255 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten van de persoonlijke beveiliging van de werknemer, zijn partner en de kinderen die samen met hem op post verblijven. Het bedrag van de tussenkomst bedraagt €9.300 per jaar.

Dit artikel geeft ook een niet-exhaustieve lijst van de kosten van de persoonlijke beveiliging die in aanmerking worden genomen voor de tussenkomst. Dat zijn onder meer de bewakingskosten wanneer die niet gedekt worden door de tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf. Alle andere persoonlijke beveiligingsapparatuur die niet in de lijst zijn opgenomen, moeten naar behoren worden verantwoord door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk worden goedgekeurd door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Artikel 256 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten van de persoonlijke beveiliging van het posthoofd, zijn partner en de kinderen die samen met hem op de post verblijven. Het bedrag van de tussenkomst bedraagt €5.000 per jaar, aangezien de kosten voor de bewaking van de residentie worden ten laste genomen door de Belgische overheid.

Net als voor de medewerker geeft dit artikel een niet-exhaustieve lijst van kosten van de persoonlijke beveiliging die in aanmerking worden genomen voor de tussenkomst. Voor het posthoofd worden de bewakingskosten nooit in aanmerking genomen (cfr. hierboven). Alle andere persoonlijke beveiligingsapparatuur die niet in de lijst zijn opgenomen, moeten naar behoren worden verantwoord door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk worden goedgekeurd door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Artikel 257 Dit artikel bepaalt dat het bedrag van de tussenkomst voor de medewerker (artikel 255) en voor het posthoofd (artikel 256) wordt toegekend in verhouding tot de duur van de aanstelling op een post waar er een ernstige bedreiging bestaat op het vlak van de veiligheid.

Indien bijvoorbeeld de lijst van posten waar een ernstige bedreiging bestaat op het vlak van de veiligheid in de loop van het jaar wordt aangepast en er een post aan wordt toegevoegd, wordt de tussenkomst toegekend pro rata van het resterende aantal dagen van het jaar.

Artikel 258 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om in uitzonderlijke omstandigheden een hogere tussenkomst toe te kennen dan die waarin de artikelen 255 en 256 voorzien. In dat geval bepaalt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de toepasselijke nadere regels en het maximumbedrag van de tussenkomst.

Titel 11. Tussenkomst in de medische kosten

Artikelen 259 en 260 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de medische kosten van de ambtenaar op post, zijn partner en kinderen.

Krachtens artikel 9, § 1, tweede lid van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zijn ambtenaren op post niet onderworpen aan de Belgische sociale zekerheid.

De FOD heeft daarom een overeenkomst gesloten met een dienstverlener die verantwoordelijk is voor het ontvangen en vergoeden van de medische kosten van de ambtenaren die op post aangesteld zijn, hun partners en kinderen.

De minister of zijn afgevaardigde bepaalt: 1° de medische en de eraan verbonden kosten die in aanmerking komen voor een tussenkomst;2° de voorwaarden waaronder de kosten in aanmerking komen voor een tussenkomst;3° het bedrag van de tussenkomst. Titel 12. Tussenkomst in de verblijfskosten

Artikel 261 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de verblijfskosten wanneer de ambtenaar, ongeacht of hij aangesteld is op post, op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, op dienstreis naar het buitenland moet of moet zetelen in een internationale commissie. De kosten gedekt door deze vergoeding en de grenzen binnen dewelke de tussenkomst wordt toegekend, worden bepaald bij ministerieel besluit.

Titel 13. Tussenkomst in de reiskosten Titel 13 is onderverdeeld in zeven hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling;

Hoofdstuk 3. Tussenkomst in de kosten van de periodieke terugkeerreis;

Hoofdstuk 4. Tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis;

Hoofdstuk 5. Tussenkomst in de reiskosten in het kader van familiebezoeken;

Hoofdstuk 6. Tussenkomst in de reiskosten ten gevolge van het overlijden van een familielid;

Hoofdstuk 7. Tussenkomst in de reiskosten in het kader van de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, in het kader van opleidingen en in het kader van de terugroeping in dienst.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 262 Dit artikel voorziet op exhaustieve wijze de reiskosten die gedekt zijn door een tussenkomst, ongeacht het soort reis.

Wat 1° betreft, is het de bedoeling om het vervoersbewijs of de kosten van een autoreis ten laste te nemen.

Artikel 263 Dit artikel bepaalt dat de directeur-generaal P&O of de directeur-generaal B&B, of hun respectievelijke afgevaardigden, de nadere regels voor de toekenning van de tussenkomsten en de grenzen waarbinnen deze tussenkomsten worden toegestaan, bepalen, elk voor het type reis waarvoor hij bevoegd is.

Artikel 264 Dit artikel bepaalt dat de tussenkomst wordt berekend op basis van het voordeligste tarief, rekening houdend met de duur van de reis, na een vergelijking van de marktprijzen voor de vervoersbewijzen.

Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling

Artikel 265 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de reiskosten van de ambtenaar bij elke wijziging van aanstelling.

Artikel 266 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de reiskosten van de partner van de ambtenaar bij elke wijziging van aanstelling van de ambtenaar, binnen bepaalde grenzen: 1° wanneer de ambtenaar op post wordt aangesteld en de partner bij de ambtenaar op post zal verblijven, maar niet met hem verbleef tijdens de vorige aanstelling, wordt de tussenkomst beperkt tot de kosten van een reis vertrekkende vanuit Brussel ( § 1, tweede lid).Een voorbeeld: een ambtenaar is op post in Montreal en zijn partner verblijft in New York. De ambtenaar wordt vervolgens aangesteld in Den Haag. De tussenkomst zal in dit geval de reiskosten van de partner dekken voor de reis van Brussel naar Den Haag en niet van New York naar Den Haag, en dit op voorwaarde dat de partner samen met de ambtenaar in Den Haag zal verblijven. 2° wanneer de ambtenaar op een andere post wordt aangesteld na een aanstelling op post waar zijn partner bij hem verbleef en de partner nu niet meer bij de ambtenaar op post zal verblijven, dan is de tussenkomst in de reiskosten van de partner beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel ( § 2);3° wanneer de ambtenaar na een aanstelling op post, wordt aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan en indien de partner met hem op post verbleef, wordt een tussenkomst voor de partner toegekend die beperkt is tot de kosten van een reis naar Brussel ( § 3). Artikel 267 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de reiskosten van de kinderen bij elke wijziging van aanstelling van de ambtenaar, binnen dezelfde grenzen als wat voor de partner van toepassing is (cfr. artikel 266).

Hoofdstuk 3. Tussenkomst in de kosten van de periodieke terugkeerreis

Artikel 268 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten van de periodieke terugreis van de ambtenaar, zijn partner en de kinderen die samen met hem op post verblijven.

Periodieke terugkeerreizen stellen de ambtenaar en zijn gezin in staat om één of meerdere keren per jaar terug te keren, afhankelijk van de categorie van hardship van de post.

Deze tussenkomst belet de ambtenaar, zijn partner en de kinderen niet om naar een andere bestemming dan Brussel te reizen, maar de tussenkomst dekt alleen de kosten van een heen- en terugreis naar en van Brussel.

Artikel 269 Dit artikel bepaalt de frequentie van de periodieke terugkeerreizen.

Afhankelijk van de categorie van hardship van de post, heeft de ambtenaar recht op één tot vier reizen per jaar.

Dit artikel vervangt het ministerieel besluit tot vaststelling van de periodiciteit van de verlofreizen ten laste van de Staat voor bepaalde personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, dat bijgevolg wordt opgeheven.

Artikel 270 Dit artikel bepaalt dat de minister in geval van een bijzondere veiligheids- of gezondheidssituatie voor een bepaald jaar en voor een bepaalde post een hogere periodiciteit kan toekennen dan in artikel 269 is bepaald. Dit maakt het mogelijk om het aantal reizen per jaar te verhogen, met behoud van een beperking gekoppeld aan de periode waarin de reis moet worden gemaakt.

Artikel 271 Dit artikel beschrijft de voorwaarden voor de tussenkomst in de reiskosten voor de periodieke terugkeerreis: 1° de periodiciteit wordt berekend vanaf de datum waarop de ambtenaar wordt aangesteld op post;2° de tussenkomst in de reiskosten wordt ten laste genomen enkel wanneer deze plaatsvindt tijdens de periode bepaald in artikel 269 of in een periode van dertig dagen vóór of na deze periode;3° een uitzondering op deze beperking van dertig dagen vóór en na de periode bepaald in artikel 269 is mogelijk mits de toestemming van de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde, op gemotiveerd verzoek van de ambtenaar;4° zodra hij zijn post heeft verlaten, heeft de ambtenaar geen recht meer op een tussenkomst in de kosten van de terugkeerreis voor de reis die hij niet heeft gemaakt tijdens de periode waarin hij op post was. Hoofdstuk 4. Tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis

Artikel 272 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis van de ambtenaar, van zijn partner en van de kinderen die bij hem verblijven op post, wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post die een bijzonder hoog niveau van luchtvervuiling kent. De lijst van deze posten wordt vastgesteld door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Verluchtingsreizen bieden de ambtenaar en zijn gezin de mogelijkheid om de post te verlaten om "te verluchten".

Deze tussenkomst belet de ambtenaar, zijn partner en de kinderen niet om naar een andere bestemming dan Brussel te reizen, maar de tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een heen- en terugreis naar en van Brussel.

Artikel 273 Dit artikel bepaalt dat de tussenkomst één verluchtingsreis per periode van twaalf maanden dekt, waarbij de eerste periode ingaat op de datum van aanstelling op post. Verluchtingsreizen die niet zijn opgenomen door de ambtenaar tijdens de periode van twaalf maanden zijn verloren.

Hoofdstuk 5. Tussenkomst in de reiskosten in het kader van familiebezoeken

Artikel 274 Dit artikel bepaalt dat er een tussenkomst wordt toegekend in de reiskosten van de partner van de ambtenaar die niet bij hem op post verblijft. De tussenkomst wordt toegekend voor één reis per periode van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van aanstelling van de ambtenaar op post.

Artikel 275 Dit artikel bepaalt dat er een tussenkomst wordt toegekend in de reiskosten van het kind van de ambtenaar dat niet bij hem op post verblijft. De tussenkomst wordt toegekend voor één reis per periode van twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van aanstelling van de ambtenaar op post.

Er is voorzien in een afwijking om de ambtenaar of zijn partner die bij hem op post verblijft toe te laten te genieten van de tussenkomst in plaats van het kind, om het kind te kunnen gaan bezoeken. Deze afwijking kan maar één keer per jaar en per gezin worden toegestaan.

Hoofdstuk 6. Tussenkomst in de reiskosten ten gevolge van het overlijden van een familielid

Artikel 276 Dit artikel bepaalt dat er een tussenkomst wordt toegekend in de reiskosten van de ambtenaar, van zijn partner en van de kinderen die bij hem op post verblijven in geval van overlijden van een bloedverwant in rechtstreekse opgaande of nederdalende lijn van de ambtenaar of van zijn partner.

Hoofdstuk 7. Tussenkomst in de reiskosten in het kader van de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière en in het kader van opleidingen en in het kader van een terugroeping in dienst

Artikel 277 Dit artikel bepaalt dat er een volledige tussenkomst van de reiskosten wordt toegekend aan de ambtenaar van de consulaire carrière aangesteld op post in het kader van de proeven voor de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, ten belope van drie reizen heen en terug. Indien de ambtenaar meer dan drie proeven moet afleggen, wordt de tussenkomst beperkt tot één heen- en terugreis per proef en maximum vijf heen-en-terugreizen voor het geheel van de overgangsprocedure.

Artikel 278 Dit artikel bepaalt dat er een volledige tussenkomst in de reiskosten wordt toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voor elke opleiding die door de FOD wordt georganiseerd of ondersteund of wanneer de ambtenaar in dienst wordt teruggeroepen. De reiskosten voor de diplomatieke dagen, de dagen voor de medewerkers en de consulaire dagen vallen derhalve onder dit artikel.

Titel 14. Verhuis Titel 14 bestaat uit twee hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Verhuis verbonden aan een wijziging van aanstelling;

Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de kosten van een lokale verhuis Hoofdstuk 1. Verhuis verbonden aan een wijziging van aanstelling Wanneer de wijziging van de aanstelling van een ambtenaar gepaard gaat met een verhuis naar een andere plaats van aanstelling, komen de kosten van deze verhuis, zowel financieel als organisatorisch, volledig ten laste van de FOD, met inachtneming van de in dit hoofdstuk vastgestelde grenzen.

Artikel 279 Dit artikel beschrijft de twee voorwaarden waaronder de verhuis van het meubilair en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar ten laste wordt genomen: 1° het betreft de verhuis van de ambtenaar van een plaats van aanstelling naar zijn nieuwe plaats van aanstelling (de ambtenaar verhuist van het hoofdbestuur, Belgoeurop of Belotan naar een post, of omgekeerd, of van de ene post naar de andere post).De verhuis moet het gevolg zijn van een wijziging van aanstelling: privéverhuizingen worden niet ten laste genomen. Indien de ambtenaar beslist om geen beroep te doen op de tenlasteneming van de verhuiskosten, kan hij niet vragen om ter compensatie een andere verhuis ten laste te nemen; 2° de verhuis wordt georganiseerd vanaf één enkel adres op de plaats van aanstelling van de ambtenaar naar één enkel adres op de plaats van zijn nieuwe aanstelling: enerzijds kan de verhuis enkel gebeuren naar de plaats van aanstelling van de ambtenaar: een verhuis naar een ander land dan het land van aanstelling wordt niet ten laste genomen. Bovendien moeten alle meubels en persoonlijke bezittingen van de ambtenaar zich op hetzelfde adres bevinden wanneer de verhuis plaatsvindt en worden ze op één adres op de plaats van aanstelling afgeleverd.

Er is evenwel een uitzondering voorzien op deze tweede voorwaarde: de tenlasteneming van de verhuis of de levering ervan kan georganiseerd worden vanaf en naar een opslagplaats, bovenop het vertrek- of leveringsadres, uitsluitend in de gevallen voorzien in artikel 284, § 1, eerste lid, 1° tot en met 3°.

Er wordt slechts één enkele verhuis ten laste genomen per wijziging van aanstelling en per ambtenaar.

Artikel 280 Dit artikel bepaalt dat de verhuiskosten beperkt zijn tot een maximumvolume dat door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde wordt vastgesteld op basis van drie criteria: 1° de functiecode van de ambtenaar;2° het aantal kinderen dat bij de ambtenaar verblijft;3° de beschikbaarheid van consumptiegoederen op post. Met betrekking tot de beschikbaarheid van consumptiegoederen stelt de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde elk jaar een lijst op van posten waar de beschikbaarheid van consumptiegoederen laag is en de categorieën van consumptiegoederen die in aanmerking worden genomen.

Dit criterium maakt het mogelijk om een hoger volume toe te kennen aan ambtenaren die consumptiegoederen moeten meenemen die ze niet gemakkelijk zullen vinden in het land van de post waar ze zijn aangesteld.

Het is ook de bedoeling dat wanneer een ambtenaar is vertrokken op post met een bepaald volume dat wordt toegekend op basis van de drie criteria, hij ten minste hetzelfde volume behoudt tot zijn volgende aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan. Hierdoor wordt vermeden dat een ambtenaar recht heeft op een bepaald volume voor een eerste verhuis, maar vervolgens niet al zijn meubilair en persoonlijke bezittingen kan meenemen naar de volgende post of naar het hoofdbestuur, Belgoeurop of Belotan vanwege een kleiner volume dat hem zou worden toegekend voor de volgende verhuis op basis van de drie criteria.

Tot slot kan de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde het volume dat naar de post wordt verzonden, beperken indien de ambtenaar een gemeubeld verblijf betrekt dat door de FOD ter beschikking wordt gesteld. In dat geval heeft de ambtenaar immers minder meubilair nodig dan wanneer de woning ongemeubeld is. Hij heeft dan wel het recht op een opslagplaats voor de rest van zijn verhuisvolume dat niet naar de post kan worden verhuisd (cfr. artikel 284).

Artikel 281 Dit artikel beschrijft de activiteiten die onder de verhuis vallen, namelijk: 1° de demontage en de verpakking;2° het in- en uitladen;3° het transport;4° het uitpakken en de hermontage van de door de aangewezen verhuismaatschappij gedemonteerde meubelen. Het uitpakken van nieuwe zelfbouwmeubelen die door de ambtenaar zijn gekocht, wordt niet ten laste genomen, zelfs als ze door het verhuisbedrijf zijn vervoerd.

De meerkosten van de verhuis van de goederen van buitensporige omvang of die niet het primaire karakter van meubilair hebben, worden niet ten laste genomen. De lijst van deze goederen wordt opgesteld door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een piano. Een wagen valt hier niet onder: de eventuele tenlasteneming van het voertuig valt onder artikel 283.

Artikel 282 Dit artikel bepaalt dat de nadere regels voor het transport van de meubels en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar worden bepaald door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde. Dit geldt onder meer voor de transportmiddelen in functie van de post.

Artikel 283 Dit artikel bepaalt dat de verhuis van de persoonlijke wagen van de ambtenaar ten laste wordt genomen indien hij is aangesteld op een post waar de beschikbaarheid van voertuigen beperkt is. Deze tenlasteneming komt bovenop de tenlasteneming van zijn verhuisvolume.

Wat de beschikbaarheid van voertuigen betreft, stelt de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde jaarlijks de lijst op van de posten waar de beschikbaarheid van voertuigen beperkt is.

De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt eveneens de nadere regels voor het transport van het voertuig.

Tot slot bepaalt dit artikel ook dat als de kosten voor het transport van de persoonlijke wagen van een ambtenaar gedekt zijn, deze kosten ook gedekt worden bij elke volgende verhuis tot de volgende terugkeer van de ambtenaar naar het hoofdbestuur, Belgoeurop of Belotan.

Artikel 284 Dit artikel bepaalt dat de kosten voor het huren van een opslagplaats in vier gevallen wordt gedekt: 1° wanneer de ambtenaar posthoofd is: een ambtenaar die posthoofd is, woont in een gemeubelde residentie en kan dus niet altijd al zijn meubelen meenemen op post;2° wanneer de ambtenaar een medewerker is die een gemeubelde woning betrekt die te zijner beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat: in dat geval kan de ambtenaar ook niet al zijn meubelen meenemen op post.Zijn verhuisvolume kan bovendien worden beperkt door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde (cfr. artikel 280); 3° wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post waarvan de categorie van hardship gelijk is aan of hoger is dan 5;4° wanneer de ambtenaar is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan na een aanstelling op post en hij niet onmiddellijk een nieuwe woning vindt: in dit geval wordt de ambtenaar geholpen met de opslag van zijn meubelen bij zijn terugkeer naar België, in afwachting van een verblijf waar hij zijn meubels kan plaatsen.Bijgevolg is deze tenlasteneming beperkt tot 3 maanden na de aankomst van zijn meubilair en persoonlijke bezittingen in België.

Ambtenaren die tijdens hun tewerkstelling op post in de eerste drie gevallen zijn, zijn eveneens in het vierde geval als ze niet onmiddellijk een nieuwe woonst vinden bij hun terugkeer naar België.

De tenlasteneming van de huur van de opslagplaats beperkt tot drie maanden na de aankomst in België van de meubelen en de persoonlijke bezittingen, loopt verder na de definitieve ambtsneerlegging van de ambtenaar. Dit derde lid is belangrijk, omdat wanneer de ambtenaar posthoofd was en een gemeubeld verblijf bewoonde dat door de Belgische Staat ter beschikking werd gesteld, of zich bevond op een post met een categorie van hardship 5 tot 7, hij reeds recht had op de tenlasteneming van de huur van een opslagplaats. Wanneer hij dus terugkeert naar België, gaat deze tenlasteneming door, zelfs nadat hij zijn hoedanigheid van ambtenaar heeft verloren. In dit geval is de limiet van drie maanden op dezelfde manier van toepassing als in artikel 287, dat voorziet in beperkingen in geval van definitieve ambtsneerlegging.

Artikel 285 Dit artikel bepaalt dat de tenlasteneming van de verhuis van de meubelen uit de opslagplaats en de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats een einde nemen wanneer de verhuis van een deel van of van alle persoonlijke bezittingen en meubelen van de ambtenaar uit de opslagplaats ten laste wordt genomen.

Artikel 286 Dit artikel bepaalt dat in het geval bedoeld in artikel 284, eerste lid, 4°, de tenlasteneming van de verhuis van de meubelen en van de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar uit de opslagplaats een einde neemt zodra de verhuis van een deel van of van alle persoonlijke bezittingen en meubelen van de ambtenaar uit de opslagplaats ten laste wordt genomen, en uiterlijk twaalf maanden na zijn aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.

Dit artikel onderscheidt zich van artikel 284, tweede lid in die zin dat het voorziet in de tenlasteneming van de verhuiskosten voor het meubilair en de persoonlijke bezittingen uit de meubelopslagplaats, terwijl artikel 284, tweede lid voorziet in de tenlasteneming van de huurkosten van de opslagplaats. Dit betekent dat de huur van de opslagplaats maximaal drie maanden ten laste wordt genomen, terwijl de kosten voor de verhuis van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar uit de opslagplaats tot twaalf maanden na de terugkeer van de ambtenaar naar België ten laste worden genomen indien de ambtenaar beslist om de opslagplaats op eigen kosten te houden en op voorwaarde dat hij niet verzoekt om de verhuis van een deel van zijn meubelen tijdens deze twaalf maanden.

Artikel 287 Dit artikel voorziet dat de verhuis en de opslagplaats ten laste worden genomen in geval van een definitieve ambtsneerlegging.

De verhuis wordt ten laste genomen als deze voldoet aan alle drie de volgende voorwaarden: - de verhuis wordt naar één enkel adres ten laste genomen: net als voor de ambtenaar zelf, dekt de tenlasteneming van de verhuis niet de dispatching van de meubelen naar meerdere adressen; - de verhuis wordt ten laste genomen ten belope van de kosten van een verhuis naar België: in tegenstelling tot artikel 279 laat artikel 287 de tenlasteneming van een verhuis naar een ander land dan België toe, maar ten belope van de kosten voor een verhuis naar België; - de verhuis wordt ten laste genomen op voorwaarde dat de ambtenaar zijn plaats van aanstelling verlaat in de loop van de maand die volgt op de maand waarin het ambt wordt beëindigd.

Wat betreft de tenlasteneming van het huren van een opslagplaats en het verhuizen van de meubelen en persoonlijke bezittingen uit de opslagplaats, is het volgende voorzien: 1° voor de huur van de opslagplaats: tenlasteneming tot drie maanden na de aankomst van de meubelen en de persoonlijke bezittingen vanaf de plaats van aanstelling;2° voor de verhuis van de meubelen en persoonlijke bezittingen vanaf de opslagplaats, worden de kosten ten laste genomen: a) ten belope van een verhuis naar één enkel adres in België;b) tot zes maanden vanaf de definitieve ambtsneerlegging. Er is voorzien in een afwijking van de limiet van zes maanden na de definitieve ambtsneerlegging wanneer het einde van de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats de zes maanden na de definitieve ambtsneerlegging overschrijdt. In dit geval wordt de tenlasteneming van de verhuis verlengd tot het einde van de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de verhuis lang duurt en de container pas vijf maanden na de ambtsneerlegging aankomt op de plaats van bestemming. In dit geval stopt de tenlasteneming van de meubelopslagplaats acht maanden na de ambtsneerlegging en zo ook de tenlasteneming van de verhuis.

Artikel 288 Dit artikel bepaalt dat de verzekering ter dekking van de risico's die zich kunnen voordoen tijdens de verhuis en de opslagperiode in de opslagplaats ten laste wordt genomen, op basis van een inventaris van de waarde van de meubelen en de persoonlijke bezittingen die dienen te worden verhuisd of te worden opgeslagen, binnen de grenzen van de maximumwaarde die door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Tussenkomst in de kosten van een lokale verhuis

Artikel 289 Dit artikel bepaalt dat de lokale verhuiskosten voor een medewerker aangesteld op post in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden ten laste worden genomen. In dat geval bepaalt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de toepasselijke nadere regels en het maximumbedrag van de tussenkomst.

Titel 15. Tussenkomst in de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot

Artikel 290 Dit artikel bepaalt dat er een tussenkomst wordt toegekend in de kosten van repatriëring naar de plaats van begraving van het stoffelijk overschot van de volgende personen: 1° de ambtenaar die op post overleden is;2° de partner die overleden is terwijl hij bij de ambtenaar op post verbleef;3° het kind dat overleden is terwijl het bij de ambtenaar op post verbleef. Deze tussenkomst, die wordt toegekend ongeacht waar de overledene wordt begraven, is volledig.

Titel 16. Tussenkomst in de kosten verbonden aan de opleidingen en aan de examens Titel 16 voorziet in een tussenkomst in de opleidings- en examenkosten in de volgende gevallen: 1° de inschrijvingskosten voor een opleiding van de ambtenaar (artikel 291);2° de inschrijvingskosten voor een taalexamen voor een vierde taal als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van dit besluit (artikel 292);3° de kosten van de ontwikkeling van de partner in het kader van zijn professioneel project (artikel 293). Artikel 291 Dit artikel voorziet in een volledige tussenkomst in de kosten verbonden aan een opleiding, op voorwaarde dat het een opleiding betreft die: 1° valt onder het toepassingsgebied van artikel 70 van het verlofbesluit of artikel 123 van dit besluit;2° niet meer dan zestig uur bedraagt, behalve in het geval van een opleiding in het kader van de toegang tot het niveau A van de buitenlandse carrière bedoeld in artikel 181 of een opleiding die georganiseerd of ondersteund wordt door de FOD. Met andere woorden, er moet aan deze twee voorwaarden worden voldaan vooraleer een volledige tussenkomst kan worden toegekend.

Dit betekent dat er geen tussenkomst wordt verleend, zelfs niet pro rata, als de opleiding geen verband houdt met de functie, met andere opleidingen de jaarlijkse limiet van 120 uur overschrijdt en/of meer dan 60 uur duurt.

In het geval van een toegang tot het niveau A van de buitenlandse carrière bedoeld in artikel 181 of een opleiding georganiseerd of ondersteund door de FOD, mag de duur van de opleiding meer dan 60 uur bedragen, maar mag de jaarlijkse limiet van 120 uur niet worden overschreden opdat de tussenkomst kan worden toegekend.

In het geval van een opleiding om een vierde taal te leren in het kader van het taalexamen bedoeld in artikel 48, tweede lid van dit koninklijk besluit zal er, indien aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan, wel degelijk sprake zijn van een tussenkomst, maar deze zal niet integraal zijn indien het gaat om privélessen. In dit geval is de tussenkomst beperkt tot 75% van de inschrijvingskosten. De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor de tenlasteneming van de inschrijvingskosten.

Artikel 292 Dit artikel voorziet in een integrale tussenkomst in de inschrijvingskosten voor de examens waarin dit besluit voorziet, namelijk die voor de toegang tot het niveau A van de buitenlandse carrière (artikel 181, § 3 en § 5) of die voor de bevordering tot de klasse A3 (artikel 48, eerste lid, 2° ).

Artikel 293 Dit artikel voorziet in een tussenkomst in de kosten van de ontwikkeling van de partner in het kader van zijn professioneel project, en beperkt de tussenkomst tot €2.500 per jaar.

Deze tussenkomst in de kosten van de ontwikkeling van de partners in het kader van hun professioneel project is bedoeld als maatregel om de impact van de buitenlandse carrière of consulaire carrière op de partners te verzachten: door hen te ondersteunen in hun eigen professionele project wil de FOD de afhankelijkheid van de partners verminderen en hun kansen op de arbeidsmarkt vergroten.

Boek 6. Bijzondere geldelijke regimes Dit boek voorziet de geldelijke impact van verschillende specifieke arbeidsomstandigheden.

Titel 1. Geldelijk regime tijdens dienstreizen bij een post

Artikel 294 Dit artikel bepaalt dat een ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan en die belast is met een dienstreis van meer dan 30 dagen bij een post, vanaf de 31e dag van zijn dienstreis een forfaitaire vergoeding ontvangt die gelijk is aan de vergoeding voor verblijfskosten, alsook een tussenkomst in de kosten van het verblijf (artikel 231) en in de kosten van zijn periodieke terugkeerreis (artikelen 268 tot 271).

Titel 2. Geldelijk regime in geval van disponibiliteit van een ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur

Artikel 295 Dit artikel verwijst naar het verlofbesluit voor de bedragen van het wachtgeld dat de ambtenaar ontvangt wanneer hij wordt aangesteld op het hoofdbestuur en in disponibiliteit wordt gesteld.

De mobiliteitsregeling die van toepassing is op de retributie van ambtenaren in dienstactiviteit is van toepassing op het wachtgeld en de vergoedingen die worden ontvangen wanneer zij in disponibiliteit zijn, d.w.z. dat zij zullen worden geïndexeerd.

Titel 3. Geldelijk regime tijdens de verschillende verloven en afwezigheden van de ambtenaren aangesteld op post, bij Belgoeurop of Belotan Titel 3 bepaalt de forfaitaire vergoedingen en de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever die de ambtenaar ontvangt of ophoudt te ontvangen tijdens een verlof of een afwezigheid wanneer hij is aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan. De toepasselijke regeling hangt af van het verlof of de afwezigheid in kwestie (uitgesplitst in de hoofdstukken hieronder), en meer bepaald van het feit of de ambtenaar tijdens deze periode al dan niet een wedde of wachtgeld blijft ontvangen ter hoogte van 60%, maar ook van de plaats waar de ambtenaar aangesteld is, d.w.z. op post of op Belgoeurop of op Belotan.

Titel 3 bestaat uit elf hoofdstukken: Hoofdstuk 1. Jaarlijks vakantieverlof;

Hoofdstuk 2. Omstandigheidsverlof;

Hoofdstuk 3. Uitzonderlijk verlof;

Hoofdstuk 4. Moederschaps- en vaderschapsverlof;

Hoofdstuk 5. Ouderschapsverlof;

Hoofdstuk 6. Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof en pleegzorgverlof;

Hoofdstuk 7. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang;

Hoofdstuk 8. Verlof wegens ziekte;

Hoofdstuk 9. Disponibiliteit wegens ziekte;

Hoofdstuk 10. Deelname aan een georganiseerde werkonderbreking;

Hoofdstuk 11. Feestdagen op post, op Belgoeurop en Belotan, terugroeping in dienst en dienstvrijstellingen.

Hoofdstuk 1. Jaarlijkse vakantieverlof

Artikelen 296 en 297 Tijdens het jaarlijks vakantieverlof behoudt de ambtenaar: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Hoofdstuk 2. Omstandigheidsverlof

Artikelen 298 en 299 Tijdens het omstandigheidsverlof behoudt de ambtenaar: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Hoofdstuk 3. Uitzonderlijk verlof

Artikelen 300 en 301 Tijdens het uitzonderlijk verlof behoudt de ambtenaar: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Hoofdstuk 4. Moederschaps- en omgezet moederschapsverlof

Artikelen 302 en 303 Deze artikelen stellen de grenzen vast waarbinnen de ambtenaar zijn wedde ontvangt in geval van moederschapsverlof of omgezet moederschapsverlof.

Met betrekking tot de wedde tijdens het moederschapsverlof werd in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 verwezen naar de artikelen van het verlofbesluit. Dit koninklijk besluit gebruikt niet langer verwijzingen, maar neemt de inhoud van de toepasselijke artikelen over, omwille van de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen.

Artikelen 304 en 305 Tijdens het moederschapsverlof en het vaderschapsverlof behoudt de ambtenaar: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Hoofdstuk 5. Ouderschapsverlof

Artikelen 306 tot en met 308 Aangezien de ambtenaar het voordeel van zijn wedde verliest tijdens het ouderschapsverlof, 1° verliest hij ook de postvergoeding indien hij op post is aangesteld.Hij behoudt evenwel alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever; 2° verliest hij ook de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid indien hij op Belgoeurop of Belotan is aangesteld. Hoofdstuk 6. Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof en pleegzorgverlof

Artikelen 309 en 310 Tijdens het adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof en pleegzorgverlof behoudt de ambtenaar: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Hoofdstuk 7. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang

Artikelen 311 tot en met 313 Aangezien de ambtenaar het voordeel van zijn wedde verliest tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang, 1° verliest hij ook de postvergoeding indien hij op post is aangesteld.Hij behoudt evenwel alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever; 2° verliest hij ook de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid indien hij op Belgoeurop of Belotan is aangesteld. Hoofdstuk 8. Verlof wegens ziekte

Artikel 314 Dit artikel bepaalt de wedde tijdens de eerste zesendertig maanden na de indiensttreding van de ambtenaar.

Terwijl het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 verwees naar het verlofbesluit, herneemt dit koninklijk besluit de inhoud van de toepasselijke bepaling van dat besluit, omwille van de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen.

Artikelen 315 en 316 Tijdens het verlof wegens ziekte behoudt de ambtenaar: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Artikelen 317 en 318 De ambtenaar die het slachtoffer is van een erkend arbeidsongeval of een erkend ongeval op de weg naar en van het werk in de zin van de wet van 3 juli 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1967 pub. 24/10/2001 numac 2001000905 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling type wet prom. 03/07/1967 pub. 23/03/2018 numac 2018030614 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, behoudt: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Hoofdstuk 9. Disponibiliteit wegens ziekte

Artikel 319 Dit artikel bepaalt het wachtgeld waarop de ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is gesteld werd, recht heeft.

Met betrekking tot de wedde tijdens de disponibiliteit wegens ziekte werd in het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 verwezen naar de artikelen van het verlofbesluit. Dit koninklijk besluit gebruikt niet langer verwijzingen, maar neemt de inhoud van de toepasselijke artikelen over, omwille van de leesbaarheid van het koninklijk besluit en om de blijvende toepassing van deze artikelen te garanderen.

De mobiliteitsregeling die van toepassing is op de retributie van ambtenaren in dienstactiviteit is van toepassing op het wachtgeld en de vergoedingen die worden ontvangen wanneer zij in disponibiliteit zijn, d.w.z. dat zij zullen worden geïndexeerd.

Artikelen 320 en 321 Tijdens de disponibiliteit wegens ziekte, behoudt de ambtenaar: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Hoofdstuk 10. Deelname aan een georganiseerde werkonderbreking

Artikelen 322 tot en met 324 Aangezien de ambtenaar het voordeel van zijn wedde verliest tijdens een georganiseerde werkonderbreking: 1° verliest hij ook de postvergoeding indien hij op post is aangesteld.Hij behoudt evenwel alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever; 2° verliest hij ook de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid indien hij op Belgoeurop of Belotan is aangesteld. Hoofdstuk 11. Feestdagen op post, op Belgoeurop en Belotan, terugroeping in dienst en dienstvrijstellingen

Artikelen 325 en 326 Op feestdagen, tijdens een terugroeping in dienst of tijdens dienstvrijstellingen als bedoeld in de artikelen 123 tot en met 126 behoudt de ambtenaar: 1° indien hij is aangesteld op post, de postvergoeding en alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever;2° indien hij is aangesteld op Belgoeurop of Belotan, de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Titel 4. Geldelijk regime bij verloven en andere afwezigheden tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post

Artikelen 327 tot en met 328 Tussen twee posten of tussen een aanstelling bij Belgoeurop of Belotan en een aanstelling op post, ontvangt de ambtenaar niet langer de postvergoeding noch de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever noch de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid wanneer hij een jaarlijks vakantieverlof, een ander verlof of een andere afwezigheid (artikelen 71 en 77) neemt. Tijdens deze periode heeft de ambtenaar daarentegen wel recht op de transfervergoeding (artikelen 192 en 193).

Titel 5. Geldelijk regime bij buitengewone omstandigheden

Artikel 329 Dit artikel geeft een exhaustieve lijst van de buitengewone omstandigheden waarin een ambtenaar zich kan bevinden en die een invloed hebben op de toekenning van de forfaitaire vergoedingen en de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever.

Artikel 330 De impact van de buitengewone omstandigheden opgesomd in artikel 329 op de toekenning van de forfaitaire vergoedingen en de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever wordt toegelicht in de onderstaande tabel.

Buitengewone omstandigheden

Ordemaatregelen

Art. 329

Mogelijke gevallen

Forfaitaire vergoedingen

Tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever

1°, a)

Terugroeping naar het hoofdbestuur

- Verlies van de postvergoeding; - Toekenning van de terugkeervergoeding, zelfs indien de ambtenaar niet op post werd aangesteld gedurende minstens één jaar.

Indien de ambtenaar een tussenkomst in de schoolkosten geniet op het moment dat de buitengewone omstandigheid zich voordoet, blijft hij genieten van de tussenkomst in: - de verblijfskosten; - de kosten voor voorschoolse opvang, de schoolkosten (met uitzondering van kosten voor hoger onderwijs en voorschotten voor schoolgeld en kosten voor voorschoolse opvang); - de medische kosten; - de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling; - de verhuiskosten; - de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot.

De verhuiskosten worden ook ten laste genomen.

De tussenkomsten worden behouden gedurende de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

1°, b)

De terugroeping naar het hoofdbestuur met preventieve schorsing

- Verlies van de postvergoeding; - Recht op terugkeervergoeding, maar verlies van dit recht voor de duur van de preventieve schorsing.

Idem.

Preventieve schorsing op post

Verlies van postvergoeding voor de duur van de preventieve schorsing

Behoud van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever

Preventieve schorsing op het hoofdbestuur

Verlies van de terugkeervergoeding voor de duur van de preventieve schorsing

n.v.t.

Preventieve schorsing bij Belgoeurop of Belotan

Verlies van de terugkeervergoeding en de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid voor de duur van de preventieve schorsing

n.v.t.

Tuchtmaatregelen

Art. 329

Mogelijke gevallen

Forfaitaire vergoedingen

Tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever

1°, c)

Overplaatsing bij tuchtmaatregel naar het hoofdbestuur

- Verlies van de postvergoeding; - Toekenning van de terugkeervergoeding, zelfs indien de ambtenaar niet op post werd aangesteld gedurende minstens één jaar.

Indien de ambtenaar een tussenkomst in de schoolkosten geniet op het moment dat de buitengewone omstandigheid zich voordoet, blijft hij genieten van de tussenkomst in: - de verblijfskosten; - de kosten voor voorschoolse opvang, de schoolkosten (met uitzondering van kosten voor hoger onderwijs en voorschotten voor schoolgeld en kosten voor voorschoolse opvang); - de medische kosten; - de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling; - de verhuiskosten; - de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot.

De verhuiskosten worden ook ten laste genomen.

De tussenkomsten worden behouden gedurende de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

2°, a)

Overplaatsing bij tuchtmaatregel naar Belgoeurop of Belotan

- Verlies van de postvergoeding indien de ambtenaar op post was aangesteld voor de overplaatsing bij tuchtmaatregel; - Toekenning van de terugkeervergoeding, zelfs indien de ambtenaar niet op post werd aangesteld gedurende minstens één jaar; - Toekenning van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid

Idem.

Tuchtschorsing op post

Verlies van de postvergoeding voor de duur van de tuchtschorsing

Behoud van alle tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever

Tuchtschorsing op het hoofdbestuur

Verlies van de terugkeervergoeding voor de duur van de tuchtschorsing

n.v.t.

Tuchtschorsing bij Belgoeurop of Belotan

Verlies van de terugkeervergoeding en de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid voor de duur van de tuchtschorsing

n.v.t.

Andere omstandigheden

Art. 329

Mogelijke gevallen

Forfaitaire vergoedingen

Tussenkomst in de kosten eigen aan de werkgever

1°, d)

Evacuatie wegens gewapend conflict en aanstelling op hoofdbestuur

- Behoud van de postvergoeding voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde; - Toekenning van de terugkeervergoeding vanaf de stopzetting van de postvergoeding.

Tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf op post, zelfs indien de ambtenaar niet op post werd aangesteld gedurende minstens één jaar.

Indien de ambtenaar als gevolg van de buitengewone omstandigheid niet onmiddellijk een verblijf vindt, wordt een tussenkomst in de verblijfskosten in België toegekend voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, die tevens het bedrag bepaalt, rekening houdende met de familiale situatie van de ambtenaar.

1°, e)

Persona non grata-verklaring van de ambtenaar door de Ontvangststaat en aanstelling op het hoofdbestuur

Idem

Idem

2°, b)

Evacuatie wegens gewapend conflict en aanstelling bij Belgoeurop of Belotan

- Behoud van de postvergoeding voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde; - Toekenning van de terugkeervergoeding vanaf de stopzetting van de postvergoeding; - Toekenning van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid vanaf de stopzetting van de postvergoeding.

Idem

2°, c)

Persona non grata-verklaring van de ambtenaar door de Ontvangststaat en aanstelling bij Belgoeurop of Belotan

Idem

Idem

Gedwongen vertrek van het gezin (partner en/of kinderen) van de post

n.v.t.

Indien het gezin als gevolg van de buitengewone omstandigheid niet onmiddellijk een verblijf vindt, wordt een tussenkomst in de verblijfskosten in België toegekend voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, die tevens het bedrag bepaalt, rekening houdende met de familiale situatie van de ambtenaar.

Circonstances exceptionnelles

Mesures d'ordre

Art. 329

Cas de figure

Indemnités forfaitaires

Intervention dans les frais propres à l'employeur

1°, a)

Rappel à l'administration centrale

- Perte de l'indemnité de poste ; - Octroi de l'indemnité de retour, même si l'agent n'a pas été affecté en poste pendant au moins un an.

A condition que l'agent bénéficie de l'intervention dans les frais scolaires au moment de la survenance de la circonstance exceptionnelle, maintien de l'intervention dans : - les frais de logement ; - les frais de garderie préscolaire, frais scolaires (à l'exclusion des frais liés à l'enseignement supérieur et de l'avance pour frais scolaires et de frais de garderie préscolaire) ; - les frais médicaux ; - les frais de voyage liés à un changement d'affectation ; - les frais de déménagement ; - les frais de rapatriement de la dépouille.

Le déménagement est également pris en charge.

Les interventions sont maintenues pour la période et selon les modalités déterminées par le directeur général P&O ou son délégué.

1°, b)

Rappel à l'administration centrale avec suspension préventive

- Perte de l'indemnité de poste ; - Ouverture du droit à de l'indemnité de retour, mais perte du bénéfice de celle-ci pendant la durée de la suspension préventive.

Idem

Suspension préventive en poste

Perte de l'indemnité de poste durant la durée de la suspension préventive

Maintien des interventions dans tous les frais propres à l'employeur

Suspension préventive à l'administration centrale

Perte de l'indemnité de retour pour la durée de la suspension préventive

N/A

Suspension préventive à Belgoeurop ou Belotan

Perte de l'indemnité de retour et de l'indemnité pour la fonction exercée et la disponibilité pour la durée de la suspension préventive

N/A

Mesures disciplinaires

Art. 329

Cas de figure

Indemnités forfaitaires

Intervention dans frais propres à l'employeur

1°, c)

Déplacement disciplinaire avec affectation à l'administration centrale

- Perte de l'indemnité de poste ; - Octroi de l'indemnité de retour, même si l'agent n'a pas été affecté en poste pendant au moins un an.

A condition que l'agent bénéficie de l'intervention dans les frais scolaires au moment de la survenance de la circonstance exceptionnelle, maintien de l'intervention dans : - les frais de logement ; - les frais de garderie préscolaire, frais scolaires (à l'exclusion des frais liés à l'enseignement supérieur et de l'avance pour frais scolaires et de frais de garderie préscolaire) ; - les frais médicaux ; - les frais de voyage liés à un changement d'affectation ; - les frais de déménagement ; - les frais de rapatriement de la dépouille.

Le déménagement est également pris en charge.

Les interventions sont maintenues pour la période et selon les modalités déterminées par le directeur général P&O ou son délégué.

2°, a)

Déplacement disciplinaire avec affectation à Belgoeurop ou Belotan

- Perte de l'indemnité de poste si l'agent était affecté en poste avant le déplacement disciplinaire ; - Octroi de l'indemnité de retour, même si l'agent n'a pas été affecté en poste pendant au moins un an ; - Octroi de l'indemnité pour la fonction exercée et la disponibilité.

Idem

Suspension disciplinaire en poste

Perte de l'indemnité de poste pour la durée de la suspension disciplinaire

Maintien de toutes les interventions dans tous les frais propres à l'employeur

Suspension disciplinaire à l'administration centrale

Perte de l'indemnité de retour pour la durée de la suspension disciplinaire

N/A

Suspension disciplinaire à Belgoeurop ou Belotan

Perte de l'indemnité de retour et de l'indemnité pour la fonction exercée et la disponibilité pour la durée de la suspension disciplinaire

N/A

Autres circonstances

Art. 329

Cas de figure

Indemnité forfaitaires

Intervention dans frais propres à l'employeur

1°, d)

Evacuation en raison d'un conflit armé et affectation à l'administration centrale

- Maintien de l'indemnité de poste pour la période et selon les modalités prévues par le directeur général P&O ou son délégué ; - Octroi de l'indemnité de retour dès la cessation de l'octroi de l'indemnité de poste.

Intervention dans les frais d'aménagement du logement en poste, même si l'agent n'a pas été affecté en poste pendant minimum un an.

Si l'agent ne trouve pas immédiatement de logement à la suite de la circonstance exceptionnelle, une intervention dans les frais de logement en Belgique est accordée pour la période et selon les modalités déterminées par le directeur général P&O ou son délégué, qui en fixe également le montant, tenant compte de la situation familiale de l'agent.

1°, e)

Déclaration comme persona non-grata par l'Etat d'accueil et affectation à l'administration centrale

Idem

Idem

2°, b)

Evacuation en raison d'un conflit armé et affectation à Belgoeurop ou Belotan

- Maintien de l'indemnité de poste pour la période et selon les modalités prévues par le directeur général P&O ou son délégué ; - Octroi de l'indemnité de retour dès la cessation de l'octroi de l'indemnité de poste ; - Octroi de l'indemnité pour la fonction exercée et la disponibilité dès la cessation de l'octroi de l'indemnité de poste.

Idem


Titel 6. Geldelijk regime bij aanstelling op het hoofdbestuur wegens ziekte of ongeval

Artikel 331 Wanneer een ambtenaar wegens ziekte of ongeval op het hoofdbestuur wordt aangesteld en op voorwaarde dat de ambtenaar ten tijde van het ontstaan van de buitengewone omstandigheid een tussenkomst in de schoolkosten ontving, kan op grond van dit artikel de tussenkomst voorlopig worden gehandhaafd in: - de verblijfskosten; - de kosten voor voorschoolse opvang, de schoolkosten (met uitzondering van kosten voor hoger onderwijs en voorschotten voor schoolgeld en kosten voor voorschoolse opvang); - de medische kosten; - de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling; - de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot.

De verhuis wordt ook ten laste genomen.

De tussenkomsten worden behouden gedurende de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Titel 7. Geldelijk regime bij het overlijden van een ambtenaar op post

Artikel 332 Dit artikel bepaalt dat bij het overlijden van de ambtenaar op post, voor zover de ambtenaar genoot van de tussenkomst in de schoolkosten op het moment van overlijden, de volgende tussenkomsten voorlopig behouden blijven: - de verblijfskosten; - de kosten voor voorschoolse opvang, de schoolkosten (met uitzondering van kosten voor hoger onderwijs en voorschotten voor schoolgeld en kosten voor voorschoolse opvang); - de medische kosten; - de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling; - de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot.

De verhuis wordt ook ten laste genomen.

De tussenkomsten worden behouden gedurende de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Deel 5. Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Deel 5 omvat drie boeken: Boek 1. Opheffingsbepalingen;

Boek 2. Overgangsbepalingen;

Boek 3. Slotbepalingen.

Boek 1. Opheffingsbepalingen

Artikel 333 Dit artikel geeft een overzicht van de besluiten die door dit besluit worden opgeheven en behoeft geen commentaar.

Boek 2. Overgangsbepalingen

Artikel 334 Dit artikel voorziet in overgangsmaatregelen. De eerste ( § 1) is bedoeld om een ambtenaar die op 31 december van het jaar waarin dit besluit in werking treedt, de vakantiedagen waarop hij vóór 1 augustus 2014 recht had, nog niet heeft opgenomen, de mogelijkheid te bieden deze een laatste keer ten gelde te maken en dit bij de eerste aanstelling op het hoofdbestuur volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Deze tengeldemaking neemt de vorm aan van een vergoeding die wordt berekend volgens de regels bepaald in paragraaf 2.

De tweede overgangsmaatregel ( § 3) heeft tot doel de ambtenaar die in de periode van 1 januari 2019 tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit het vakantieverlof waarop hij recht had wanneer hij bij het hoofdbestuur werd tewerkgesteld, niet heeft opgenomen, toe te staan deze dagen op te nemen tot en met 31 december van het jaar dat volgt op de datum van zijn volgende aanstelling op het hoofdbestuur.

Artikel 335 Dit artikel bepaalt dat een ambtenaar die, op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, aangesteld is op Belgoeurop of Belotan, voor de volledige duur van zijn aanstelling op Belgoeurop of Belotan, wordt vergoed op grond van de bepalingen die voor de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing waren.

Artikel 336 Dit artikel bepaalt dat een ambtenaar die, op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, aangesteld is op Belgoeurop of Belotan, van een terugkeervergoeding zal genieten indien hij onmiddellijk na zijn aanstelling op Belgoeurop of Belotan wordt aangesteld op het hoofdbestuur.

Artikelen 337 tot en met 341 Deze artikelen regelen het verloop van de stages en de beroepen inzake lopende stages, de lopende vergelijkende selecties(deze waarvan de proeven plaatsvinden op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit), de reserves van geslaagde kandidaten die worden samengesteld op basis van vergelijkende selecties die reeds zijn afgerond of in uitvoering zijn, de brevetten die reeds in het bezit zijn van ambtenaren van de consulaire carrière en de procedures inzake bevorderingen, tuchtmaatregelen en ordemaatregelen die lopen na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit.

De meeste artikelen behoeven geen toelichting. Er dient echter opgemerkt dat: 1° hoewel de vervaldag van de reserves van geslaagde kandidaten die zijn samengesteld op grond van afgesloten of lopende vergelijkende selecties, geregeld blijft door de bepalingen die van kracht zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel, kunnen deze reserves niettemin met één jaar worden verlengd, zonder beperking in de tijd, overeenkomstig artikel 13, § 1, derde lid van dit koninklijk besluit.2° de stage die het resultaat is van afgesloten of lopende vergelijkende selecties, begint te lopen na de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit en wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van dit koninklijk besluit. Artikel 342 Dit artikel bepaalt dat de reiskosten in verband met de toegang tot het niveau A van de buitenlandse carrière die het voorwerp hebben uitgemaakt van een tussenkomst van de FOD vóór de inwerkingtreding van dit besluit, worden meegerekend in het aantal verplaatsingen dat recht geeft op een tussenkomst van de FOD bedoeld in artikel 277, tweede lid.

Boek 3. Slotbepalingen

Artikel 343 Dit artikel bepaalt dat dit koninklijk besluit in werking treedt op 1 januari 2026, met uitzondering van artikel 339 dat in werking treedt op 1 januari 2025. Het uitstel van de inwerkingtreding tot januari 2026 is bedoeld om rekening te houden met de tijd die nodig is voor de uitvoering van het koninklijk besluit vanuit technisch oogpunt en voor het opstellen van de uitvoeringsbesluiten.

Artikel 344 Dit artikel behoeft geen toelichting.

Dit koninklijk besluit wordt aangevuld met drie bijlagen: Bijlage 1. De op de ambtenaren van toepassing zijnde uitvoeringsbesluiten van het statuut van het Rijkspersoneel;

Bijlage 2. De bedragen van de postvergoeding;

Bijlage 3. De functies verbonden aan de functiecodes.

Deze bijlage behoeft geen toelichting.

Bijlage 2. De bedragen van de postvergoeding Deze bijlage stelt het bedrag/de bedragen vast van de verschillende componenten van de postvergoeding (artikel 194): 1° het bedrag voor internationale mobiliteit;2° de bedragen voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid. Onder "PH" verstaat men "posthoofd", onder "DM" "diplomatiek medewerker" en onder "CM" "consulair medewerker"; 3° de bedragen voor de verwijdering.Er is een bedrag voor elk van de 5 categorieën van verwijdering; 4° de bedragen voor de hardship.Er is een bedrag voor elk van de 7 categorieën van hardship; 5° het bedrag voor het kind. Bijlage 3. De functies verbonden aan de functiecodes Aan elke functie wordt een code toegewezen.

Onder "PH" verstaat men "posthoofd", onder "DM" "diplomatiek medewerker" en onder "CM" "consulair medewerker".

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Buitenlandse Zaken, H. LAHBIB De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, C. GENNEZ


ADVIES 75.835/4 van 12 maart 2024 RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving Vierde kamer De door de Minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse Handel, en de Federale Culturele Instellingen op 8 maart 2024 ingediende aanvraag om advies over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende het administratief en financieel statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière', ingeschreven op de rol van de afdeling Wetgeving van de Raad van State onder het nummer 75.835/4, werd op 12 maart 2024 van de rol afgevoerd, overeenkomstig artikel 84, § 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.


19 APRIL 2024. - Koninklijk besluit van 19 april 2024 houdende het administratief en financieel statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 en 107, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juli 1920 betreffende de inrichting van het Diplomatiek Korps;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juli 1920 houdende nieuwe inrichting van het consulair korps;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 augustus 1923 betreffende de inrichting van het korps der kanseliers, de dragomannen en tolken;

Gelet op het regentbesluit van 15 oktober 1946 tot vaststelling van het reglement der buitenlandsche diensten van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel;

Gelet op het besluit van de Regent van 17 december 1948 tot vaststelling van de verblijfsvergoeding van afgevaardigden, functionarissen en ambtenaren die belast zijn met een dienstopdracht in het buitenland of die in internationale commissies zetelen;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten1 tot regeling van de toekenning van een terugkeervergoeding voor bepaalde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière;

Gelet op het ministerieel besluit van 8 mei 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten9 tot vaststelling van de periodiciteit van de verlofreizen ten laste van de Staat voor bepaalde personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op het advies van het Directiecomité, gegeven op 9 mei en 1 juni 2023;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 juni 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 26 september 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 7 december 2023;

Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 52 van het Sectorcomité VII - Buitenlandse Zaken, gesloten op 19 februari 2024;

Gelet op artikel 8, § 1, 4° van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse omdat het bepalingen van autoregulering betreft;

Gelet op de adviesaanvraag binnen 30 dagen, die op 8 maart 2024 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet het op advies nr. 75.835/4 van de Raad van State gegeven op 12 maart 2024 met toepassing van artikel 84, § 5 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Ontwikkelingssamenwerking en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Deel 1. Personeel toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de ambtenaar van de buitenlandse carrière en op de ambtenaar van de consulaire carrière.

Het gebruik van de mannelijke vorm in dit besluit is gemeenslachtig.

Deel 2. Definities en algemene bepalingen

Art. 2.Dit deel is van toepassing op de ambtenaar van de buitenlandse carrière en op de ambtenaar van de consulaire carrière.

De artikelen 3, 5, 6, § 4 en § 5, en 7 zijn van toepassing op de stagiair.

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de arbeidswet: de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten;2° de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging: de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;3° het consulair wetboek: de wet van 21 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/2013 pub. 21/01/2014 numac 2014015009 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende het Consulair Wetboek type wet prom. 21/12/2013 pub. 02/06/2014 numac 2014000444 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende het Consulair Wetboek sluiten houdende het Consulair Wetboek;4° het statuut van het Rijkspersoneel: het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;5° het verlofbesluit: het koninklijk besluit van 19 november 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/11/1998 pub. 28/11/1998 numac 1998002123 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen sluiten betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de Rijksbesturen;6° de bezoldigingsregeling: het koninklijk besluit van 25 oktober 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten2 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;7° het besluit houdende organisatie van de FOD: het koninklijk besluit van 5 maart 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten3 houdende de organisatie van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;8° het toelagen- en vergoedingenbesluit: het koninklijk besluit van 13 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten6 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;9° de FOD: de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;10° een post: een ambassade, consulaire post, een diplomatiek bureau of een permanente vertegenwoordiging in het buitenland;11° een consulaire post: een consulaire beroepspost zoals gedefinieerd in artikel 1, eerste lid, 3° van het consulair wetboek;12° Belgoeurop: de permanente vertegenwoordiging van België bij de Europese Unie;13° Belotan: de permanente vertegenwoordiging van België bij de NAVO;14° de minister: de minister van Buitenlandse Zaken;15° de voorzitter: de voorzitter van het Directiecomité van de FOD;16° de directeur-generaal P&O: de directeur-generaal van de directie-generaal Personeel en Organisatie van de FOD;17° de directeur-generaal B&B: de directeur-generaal van de directie-generaal Begroting en Beheerscontrole van de FOD;18° de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling: de directeur-generaal van het directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale Overheidsdienst Beleid en Ondersteuning;19° de ambtenaar: elk personeelslid van wie de arbeidsrelatie met de FOD eenzijdig wordt bepaald en dat in vast verband benoemd wordt binnen de buitenlandse carrière of de consulaire carrière;20° het posthoofd: het hoofd van een ambassade, het hoofd van een consulaat-generaal dat niet werd opgericht in de schoot van een ambassade of het hoofd van een permanente vertegenwoordiging in het buitenland die niet in de schoot van een ambassade werd opgericht;21° de medewerker: de ambtenaar van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière aangesteld op post die geen posthoofd is of de ambtenaar van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière aangesteld op Belgoeurop of op Belotan die geen permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan is;22° de partner: de echtgenoot van de ambtenaar of de persoon waarmee de ambtenaar wettelijk samenwoont in de zin van de artikelen 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek en waarmee er geen huwelijksbeletsel bestaat in de zin van de artikelen 143 tot en met 164 van het Burgerlijk Wetboek;23° het kind: het kind van de ambtenaar, het kind van de partner van de ambtenaar dat deel uitmaakt van zijn gezin en het pleegkind, dat: a) ofwel jonger dan 18 jaar is;b) ofwel tussen de 18 en de 25 jaar is en voltijdse studies volgt;24° een pleegkind: elk kind dat bij de ambtenaar of zijn partner is geplaatst door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, of door de bevoegde gemeenschapsdiensten inzake jeugdbescherming;25° een pleegouder: de persoon die in het kader van pleegzorg is aangesteld door de rechtbank, door een door de bevoegde gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, of door de bevoegde gemeenschapsdiensten inzake jeugdbescherming;26° een pleeggezin: het gezin van de persoon of van de personen die als pleegouder(s) werd(en) aangesteld;27° een plaatsing: alle vormen van plaatsing in het gezin waartoe kan worden besloten in het kader van pleegzorgmaatregelen, zowel de plaatsing van minderjarige personen als de plaatsing van personen met een handicap;28° een langdurige pleegzorg: de pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouders zal verblijven;29° een medische reden als gevolg waarvan men behoefte heeft aan zorg of steun: elke gezondheidstoestand, al dan niet het gevolg van een ziekte of medische ingreep, die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat er een behoefte is aan zorg of steun, dit is elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging;30° de klasse: een groep van functies die een vergelijkbaar niveau van complexiteit, technische expertise en verantwoordelijkheid hebben;31° de functie: het geheel van taken en verantwoordelijkheden die de ambtenaar op zich neemt; 32 de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud: de rekenkundige uitdrukking van het verschil tussen de kost van het levensonderhoud van de ambtenaar aangesteld op een bepaalde post en de kost van het levensonderhoud voor een ambtenaar in België; 33° de categorie van hardship: de moeilijkheidsgraad van het leven op post;34° een dienstvrijstelling: de toestemming gegeven aan de ambtenaar om gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met behoud van al zijn rechten;35° werkdagen: alle dagen van de week met uitzondering van de zaterdagen, de zondagen en de Belgische wettelijke feestdagen;36° de controlearts: de arts aangeduid door het Bestuur van de medische expertise, die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten betreffende de controlegeneeskunde.

Art. 4.§ 1. Iedere bepaling die dit besluit wijzigt of het uitvoert, wordt aan het voorafgaandelijk advies van het Directiecomité onderworpen. § 2. Iedere wijziging van dit besluit is het voorwerp van een in Ministerraad overlegd besluit.

Art. 5.De ambtenaar oefent de functie uit die hem op post, op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan wordt toevertrouwd.

Art. 6.§ 1. De ambtenaar aangesteld op post is onderworpen: 1° aan het statuut van het Rijkspersoneel, met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 6bis, 14, 14bis, 15 tot en met 19, 20 tot en met 26, 27 tot en met 37, 45 tot en met 48, 49 tot en met 51, 63 tot en met 67, 70 tot en met 75, 77 tot en met 81bis, 94, 98 tot en met 114, 116 en 117;2° aan de bezoldigingsregeling, met uitzondering van de artikelen 1, 3, 5 tot en met 7, 8, eerste lid, 19 tot en met 28 en 35 tot en met 62;3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 23 tot en met 55, 63 tot en met 91 en 96 tot en met 100;4° aan de besluiten opgesomd in bijlage 1, met uitzondering van het koninklijk bedoeld in punt 7 van deze bijlage. § 2. De ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur is onderworpen: 1° aan het statuut van het Rijkspersoneel, met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 6bis, 14, 14bis, 15 tot en met 19, 20 tot en met 26, 27 tot en met 37, 45 tot en met 48, 63 tot en met 67, 70 tot en met 75, 77 tot en met 81bis, 94, 98 tot en met 114, 116 en 117;2° aan de bezoldigingsregeling, met uitzondering van de artikelen 1, 3, 5 tot en met 7, 8, eerste lid, 19 tot en met 28 en 35 tot en met 62;3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 23 tot en met 35, 38 tot en met 41, 51, 52, 89 tot en met 91 en 96/2 tot en met 100;4° aan de besluiten opgesomd in bijlage 1. § 3. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop en op Belotan is onderworpen: 1° aan het statuut van het Rijkspersoneel, met uitzondering van de artikelen 2 tot en met 6bis, 14, 14bis, 15 tot en met 19, 20 tot en met 26, 27 tot en met 37, 45 tot en met 48, 63 tot en met 67, 70 tot en met 75, 77 tot en met 81bis, 94, 98 tot en met 114, 116 en 117;2° aan de bezoldigingsregeling, met uitzondering van de artikelen 1, 3, 5 tot en met 7, 8, eerste lid, 19 tot en met 28 en 35 tot en met 62;3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 23 tot en met 35, 38 tot en met 55, 89 tot en met 91 en 96/2 tot en met 100;4° aan de besluiten opgesomd in bijlage 1. § 4. De artikelen 8, 9, 10 en 13 van het statuut van het Rijkspersoneel en het artikel 148 zijn van toepassing zelfs wanneer de ambtenaar deeltijds of voltijds met verlof, in disponibiliteit of in non-activiteit is. § 5. De partner vermijdt, in zijn contacten, elk woord, elke houding, elk voorkomen die van die aard zouden kunnen zijn dat ze het vertrouwen van het publiek in de volledige neutraliteit van de ambtenaar, in zijn bekwaamheid of in zijn waardigheid of die van zijn functie in het gedrang zouden kunnen brengen.

Art. 7.De vrijheid van meningsuiting die erkend wordt in artikel 10 van het statuut van het Rijkspersoneel mag de internationale betrekkingen van België niet in het gedrang brengen.

Deel 3. Administratief statuut Boek 1. Buitenlandse carrière TITEL 1. - Algemene bepaling

Art. 8.Dit boek is van toepassing op de ambtenaar van de buitenlandse carrière.

TITEL 2. - Werving

HOOFDSTUK 1. - Toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie

Art. 9.§ 1. De toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie zijn de volgende: 1° Belg zijn;2° houder zijn van één van de diploma's of studiegetuigschriften die toegang geven tot het niveau A van de Rijksbesturen;3° een gedrag hebben dat overeenstemt met de eisen van de functie;4° de burgerlijke en politieke rechten genieten;5° voldaan hebben aan de dienstplichtwetten;6° zich persoonlijk niet bevinden in een toestand van belangenconflict;7° niet ontslagen zijn geweest wegens dringende reden of ambtshalve ontslagen zijn geweest uit zijn ambt of afgezet zijn geweest ten gevolge van een tuchtprocedure bedoeld in artikelen 77 tot en met 81bis van het statuut van het Rijkspersoneel en in de artikelen 148 tot en met 172 en dit, te rekenen vanaf drie jaar na de ontslagbeslissing of na de definitieve uitspraak door de FOD. § 2. De kandidaat voldoet aan de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in paragraaf 1 op het moment van de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het bericht bedoeld in artikel 10, § 2.

De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling gaat de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in paragraaf 1 na.

Zodra de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling, in de loop van een vergelijkende selectie, vaststelt dat een kandidaat niet voldoet of niet zal kunnen voldoen aan één van de toelaatbaarheidsvereisten bedoeld in paragraaf 1, sluit hij deze van de vergelijkende selectie uit en geeft hij hem kennis van zijn beslissing en van de redenen ervan.

HOOFDSTUK 2. - Vergelijkende selectie

Art. 10.§ 1. Voor de werving in de buitenlandse carrière organiseert de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling, op verzoek van de minister, een vergelijkende selectie op basis van een functiebeschrijving en een competentieprofiel die leidt tot een rangschikking van de geslaagden. § 2. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling kondigt de organisatie van een vergelijkende selectie aan door ten minste een bericht in het Belgisch Staatsblad.

Het bericht vermeldt: 1° de uiterste datum voor kandidatuurstelling;2° de samenstelling van een reserve van geslaagden en de omvang ervan;3° de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie;4° het programma van de vergelijkende selectie;5° de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie;6° het aantal geslaagden van elke proef van de vergelijkende selectie dat wordt toegelaten tot de volgende proef;7° de toelaatbaarheidsvereisten voor het eerste en voor het tweede deel van de stage;8° de benoemingsvereisten. De voorzitter of zijn afgevaardigde bepaalt de omvang van de reserve van geslaagden.

De kandidaat beschikt over ten minste eenentwintig dagen, te rekenen vanaf de datum van bekendmaking van het bericht in het Belgisch Staatsblad, om zijn kandidatuurstelling in te dienen.

Art. 11.§ 1. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling stelt het programma vast van de vergelijkende selectie op en bepaalt daarin de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie in overleg met de voorzitter of zijn afgevaardigde. § 2. Het programma van de vergelijkende selectie omvat minstens: 1° een schriftelijke proef die, naast de schriftelijke communicatievaardigheden, de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie evalueert;2° een mondelinge proef die, naast de mondelinge communicatievaardigheden, de motivatie van de kandidaat voor de behartiging van de Belgische belangen in het buitenland en de opdrachten van de FOD evalueert, alsook de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie;3° het taalexamen bedoeld in het artikel 14, tweede lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966;4° een taalexamen met betrekking tot de kennis van de Engelse taal, waarvan het niveau overeenstemt met het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees referentiekader voor Talen, zoals opgesteld door de Raad van Europa, voor de spreekvaardigheid en de schrijfvaardigheid;5° een test van de psychologische geschiktheid. Een vrijstelling wordt toegekend aan de kandidaat die geslaagd is voor het taalexamen bedoeld in eerste lid, 3°, overeenkomstig de artikelen 16 en 16bis, § 6 van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966.

De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling kent een vrijstelling toe voor het taalexamen met betrekking tot de kennis van de Engelse taal bedoeld in het eerste lid, 4° : 1° aan de kandidaat die geslaagd is voor deze proef tijdens een eerdere deelname aan een vergelijkende selectie voor de buitenlandse carrière;2° aan de kandidaat die houder is van een diploma of een studiegetuigschrift in het Engels dat toegang geeft tot het niveau A van de Rijksbesturen;3° aan de kandidaat die houder is van een diploma of van een studiegetuigschrift dat toegang geeft tot het niveau A van de Rijksbesturen in vertalen, tolken, taal- en letterkunde of in de filologie, of meertalige communicatie in de Engelse taal;4° aan de kandidaat die geslaagd is voor een taalexamen met betrekking tot de Engelse taal waarvan het niveau overeenstemt met het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees referentiekader voor Talen, zoals opgesteld door de Raad van Europa voor de spreekvaardigheid en de schrijfvaardigheid. De minister of zijn afgevaardigde bepaalt de lijst van de erkende taalcertificaten bedoeld in het tweede lid, 4°. § 3. Het programma van de vergelijkende selectie kan een bijkomende proef voorzien die wordt georganiseerd door de directie-generaal Rekrutering en Ontwikkeling om de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie te evalueren

Art. 12.§ 1. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling bepaalt in overleg met de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde: 1° de volgorde van de proeven van de vergelijkende selectie;2° het aantal punten dat aan de vergelijkende selectie in zijn geheel en aan elk van de proeven wordt toegekend;3° het aantal geslaagden dat, na elke proef van de vergelijkende selectie, wordt toegelaten tot de volgende proef. § 2. De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling of zijn afgevaardigde duidt in overleg met de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de leden van de jury van de proeven van de vergelijkende selectie aan. § 3. Een kandidaat is geslaagd voor een proef van de vergelijkende selectie wanneer hij minimum vijftig procent van de punten behaald voor die proef.

Elke geslaagde voor elke proef wordt gerangschikt op basis van de resultaten die hij behaald heeft voor deze proef.

De geslaagde voor een proef wordt toegelaten tot de volgende proef indien hij gunstig gerangschikt is rekening houdend met het aantal geslaagden bedoeld in paragraaf 1, 3°.

Onverminderd artikel 11, § 2, tweede en derde lid, verliest de geslaagde voor een proef die niet tot de volgende proef wordt toegelaten, het voordeel van zijn slagen voor de eerdere proeven. § 4. Een kandidaat is geslaagd voor de vergelijkende selectie indien hij minimum zestig procent van de punten behaalt voor het geheel van de proeven.

Elke geslaagde voor de vergelijkende selectie wordt gerangschikt op basis van de punten die behaald werden bij de proeven bedoeld in artikel 11, § 2, eerste lid, 1° en 2° en bij de eventuele bijkomende proef bedoeld in artikel 11, § 3. § 5. Na het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie ontvangt iedere kandidaat bericht van zijn resultaat.

Art. 13.§ 1. De geslaagde van de vergelijkende selectie die niet tot de stage wordt opgeroepen, wordt in de reserve van geslaagden behouden en behoudt het voordeel van zijn rangschikking voor de duur van de geldigheid van de reserve van de geslaagden.

De reserve van geslaagden is geldig gedurende één jaar vanaf de datum van het afsluiten van het proces-verbaal van de vergelijkende selectie.

De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling kan de geldigheid van de reserve van geslaagden, op behoorlijk gemotiveerd verzoek van de minister of van zijn afgevaardigde, verlengen, met een periode van telkens maximaal een jaar. § 2. Indien het, gedurende de periode van de geldigheid van de reserve van geslaagden, nodig is aan te werven, dan worden de geslaagden van de reserve die aan de in artikel 21 bedoelde vereisten voldoen, tot de stage opgeroepen in de volgorde van hun rangschikking.

Onder de geslaagden van de reserves van twee of meer vergelijkende selecties, wordt voorrang gegeven aan de geslaagde van de vergelijkende selectie waarvan het proces-verbaal op de oudste datum is afgesloten.

Art. 14.De geslaagde die tot de stage wordt opgeroepen en een betrekking aanvaardt, is gehouden deze op te nemen.

Diegene die, na aanvaarding, weigert om de stage aan te vangen, wordt geschrapt van de reserve van geslaagden.

De geslaagde die voorlopig geen gevolg wenst te geven aan een oproep tot de stage wordt in de reserve van geslaagden gehouden en behoudt het voordeel van zijn rangschikking voor de duur van de geldigheid van de reserve.

TITEL 3. - Stage

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 15.De stagiair is geen ambtenaar in de zin van dit besluit.

Art. 16.§ 1. De stagiair aangesteld op het hoofdbestuur is onderworpen: 1° aan de artikelen 7 tot en met 7bis, § 2, 8 tot en met 13, 14ter tot en met 14octies, 40 tot en met 44, 82 tot en met 93, 95 en 95bis van het statuut van het Rijkspersoneel;2° aan de artikelen 2, 10 tot en met 13, § 2 en 14 en 15 van de bezoldigingsregeling;3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 21,23 tot en met 35, 38 tot en met 41, 51, 52, 89 tot en met 91 en 96/2 tot en met 100;4° aan het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van den staat;5° aan het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.6° aan het koninklijk besluit bedoeld in punt 7 van bijlage 1. § 2. De stagiair aangesteld op post is onderworpen: 1° aan de artikelen 7 tot en met 7bis, § 2, 8 tot en met 13, 14ter tot en met 14octies, 40 tot en met 44, 82 tot en met 93, 95 en 95bis van het statuut van het Rijkspersoneel;2° aan de artikelen 2, 10 tot en met 13, § 2 en 14 en 15 van de bezoldigingsregeling;3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 21, 23 tot en met 55, 63 tot en met 91 en 96 tot en met 100;4° aan het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van den staat;5° aan het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden. § 3. De stagiair aangesteld op Belgoeurop of op Belotan is onderworpen: 1° aan de artikelen 7 tot en met 7bis, 8 tot en met 13, 14ter tot en met 14octies, 40 tot en met 44, 82 tot en met 93, 95 en 95bis van het statuut van het Rijkspersoneel;2° aan de artikelen 2, 10 tot en met 13, § 2 en 14 en 15 van de bezoldigingsregeling;3° aan het toelagen- en vergoedingenbesluit, met uitzondering van de artikelen 1, 21, 23 tot en met 35, 38 tot en met 55, 89 tot en met 91 en 96/2 tot en met 100;4° aan het koninklijk besluit van 12 mei 1927 betreffende de ouderdom van de oppensioenstelling van de ambtenaren, de beambten en het dienstpersoneel van den staat;5° aan het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.6° aan het koninklijk besluit bedoeld in punt 7 van bijlage 1. § 4. De stagiair is slechts onderworpen aan de bepalingen van het deel 3 en van de besluiten die het wijzigen of het aanvullen voor zover zij uitdrukkelijk op hem toepasselijk zijn verklaard.

HOOFDSTUK 2. - Organisatie van de stage

Art. 17.§ 1. De minister neemt de nodige schikkingen voor: 1° de organisatie van de stage, met inbegrip van het opstellen van het stageplan;2° het bepalen van de competenties vereist voor de benoeming in de klasse A2 van de stagiair, de indicatoren van de competenties en het niveau dat vereist is om te voldoen aan de competentie. § 2. De stage wordt geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de directeur-generaal P&O of van zijn afgevaardigde.

HOOFDSTUK 3. - Duur van de stage

Art. 18.Onverminderd de artikelen 19, tweede lid en 20 duurt de stage vierentwintig maanden.

De duur van het eerste deel van de stage is veertien maanden.

In uitzonderlijke omstandigheden kan de duur van het eerste deel van de stage worden uitgebreid, zonder dat zij meer dan achttien maanden kan zijn.

De stagiair dient een gemotiveerd verzoek in bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, die het bestaan van een uitzonderlijke omstandigheid onderzoekt en een beslissing neemt, die wordt gecommuniceerd aan de stagiair binnen een termijn van vijf werkdagen.

De duur van het tweede deel van de stage wordt in evenredige mate bepaald.

Art. 19.Onverminderd artikel 79 wordt het eerste deel van de stage voltijds verricht.

Bij deeltijdse prestaties bedoeld in artikel 79 wordt de duur van het eerste deel van de stage in evenredige mate verlengd.

Het tweede deel van de stage wordt voltijds verricht.

Art. 20.§ 1. Onverminderd artikel 19 worden, voor de berekening van de duur van de verrichte stage, alle periodes tijdens dewelke de stagiair in dienstactiviteit is, in aanmerking genomen. § 2. De periodes van afwezigheid tijdens het eerste deel van de stage, hebben een pro rata verlenging ervan of een verdaging van de stage naar de volgende stagesessie tot gevolg, van zodra zij in één of meerdere malen dertig werkdagen overschrijden, zelfs wanneer de stagiair zich in de stand dienstactiviteit bevindt.

De periodes van afwezigheid tijdens het tweede deel van de stage hebben een pro rata verlenging ervan tot gevolg, van zodra zij in één of meerdere malen dertig werkdagen overschrijden, zelfs wanneer de stagiair zich in de stand dienstactiviteit bevindt.

De verlenging houdt geen rekening met de dertig werkdagen afwezigheid bedoeld in het eerste en het tweede lid.

Komen niet in aanmerking voor het berekenen van deze afwezigheidsdagen: 1° het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen 71 tot en met 73;2° de verloven toegestaan met toepassing van de artikelen 81, § 1 en § 2 en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;3° de volgende verloven: a) de verloven bedoeld in de artikelen 14, 15 en 20 van het verlofbesluit tijdens het eerste deel van de stage;b) de verloven bedoeld in de artikelen 82, 83 en 128 tijdens het tweede deel van de stage. § 3. Tijdens zijn afwezigheden behoudt de betrokkene zijn hoedanigheid van stagiair. § 4. De behoorlijk gemotiveerde beslissing tot het verdagen van de stage naar de volgende stagesessie bedoeld in paragraaf 2, eerste lid wordt genomen door de voorzitter of zijn afgevaardigde, na overleg met de directeur-generaal P&O. In geval van het verdagen van de stage naar de volgende stagesessie, herbegint de stagiair het eerste deel van de stage.

In afwachting van de volgende stagesessie oefent hij een functie uit op het hoofdbestuur.

Zijn evaluatie vindt plaats overeenkomstig artikel 24.

HOOFDSTUK 4. - Eerste deel van de stage

Art. 21.§ 1. De toelaatbaarheidsvereisten tot het eerste deel van de stage zijn de volgende: 1° de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in artikel 9, § 1 2° geslaagd zijn voor de vergelijkende selectie;3° een positief resultaat hebben gekregen ingevolge een veiligheidsverificatie. Indien de geslaagde niet voldoet aan de vereisten bedoeld in het eerste lid, wordt hij geschrapt uit de reserve van de geslaagden. § 2. Indien de geslaagde ten gevolge van de voorafgaande gezondheidsbeoordeling bedoeld in artikel I.4-25 van de Codex Welzijn op het werk tijdelijk ongeschikt wordt verklaard door de preventieadviseur-arbeidsarts overeenkomstig artikel I.4-47 van de Codex Welzijn op het werk, wordt hij in de reserve van geslaagden gehouden en behoudt het voordeel van zijn rangschikking voor de duur van de geldigheid van de reserve.

Indien de geslaagde ten gevolge van de voorafgaande gezondheidsbeoordeling bedoeld in artikel I.4-25 van de Codex Welzijn op het werk definitief ongeschikt wordt verklaard door de preventieadviseur-arbeidsarts overeenkomstig artikel I.4-47 van de Codex Welzijn op het werk, wordt hij geschrapt uit de reserve van geslaagden.

Art. 22.De voorzitter of zijn afgevaardigde laat tot het eerste deel van de stage de geslaagde toe die gunstig gerangschikt is volgens het resultaat van de vergelijkende selectie en benoemt hem in de hoedanigheid van stagiair.

De geslaagde treedt in die hoedanigheid in de stage in de klasse A1 met het genot van al zijn administratieve en geldelijke rechten, ten vroegste op de eerste dag van de derde maand volgend op die van de toelatingsbeslissing bedoeld in het eerste lid.

Wanneer de geslaagde een opzegperiode volbrengt in toepassing van de toepasselijke bepalingen in een Staat die deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat of bij een instelling van de Europese Gemeenschappen of een instelling die opgericht werd door of krachtens één van de verdragen welke ze regelen, wordt de intrede in de stage bedoeld in het tweede lid uitgesteld tot de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de opzegtermijn verstrijkt.

Het tweede lid doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.

Art. 23.Tijdens het eerste deel van de stage is de stagiair aangesteld op het hoofdbestuur.

Het eerste deel van de stage neemt een einde wanneer de stagiair aangesteld wordt op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Art. 24.§ 1. Tijdens het eerste deel van de stage stellen de hiërarchische meerderen, op regelmatige tijdstippen die worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde in functie van de duur van het eerste deel van de stage, een evaluatieverslag op van de stagiair.

Het evaluatieverslag wordt onverwijld verzonden naar de stagiair.

Wanneer de stagiair afwezig is, wordt het evaluatieverslag verzonden naar de stagiair binnen de vijftien dagen die volgen op de hervatting van het werk.

De stagiair kan hierop zijn opmerkingen maken binnen de vijftien dagen na het verzenden van het evaluatieverslag.

Het evaluatieverslag en de eventuele opmerkingen van de stagiair worden meegedeeld aan de directeur-generaal P&O of aan zijn afgevaardigde en worden opgenomen in het persoonlijk dossier van de stagiair. § 2. Indien de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde van oordeel is dat de evaluatieverslagen bedoeld in paragraaf 1 niet in hun geheel gunstig zijn, verzekert hij een opvolging van de stagiair tijdens het tweede deel van de stage.

De nadere regels van de opvolging worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde. § 3. De evaluatieverslagen zijn niet in hun geheel gunstig wanneer zij, aan het einde van het eerste deel van de stage, aantonen dat de stagiair niet voldoet aan alle competenties op het vereiste niveau.

HOOFDSTUK 5. - Tweede deel van de stage

Art. 25.§ 1. Wordt ambtshalve ontslagen, de stagiair die ten laatste op het moment van aanvang van het tweede deel van de stage niet voldoet aan de volgende vereisten: 1° geslaagd zijn voor het taalexamen bedoeld in het artikel 14, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966;2° houder zijn van een veiligheidsmachtiging met het niveau "geheim" of hoger;3° geslaagd zijn voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage. § 2. Het niet slagen voor het taalexamen bedoeld in paragraaf 1, 1° wordt niet beschouwd als een buitengewone omstandigheid bedoeld in artikel 18, derde lid.

Art. 26.Het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage vindt ten vroegste plaats in de loop van de tiende maand die volgt op de datum van de intrede in de stage.

Art. 27.Het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage omvat een proef waarvan de inhoud wordt bepaald door de minister of zijn afgevaardigde.

Deze proef handelt over de verworven kennis tijdens de stage inzake de materies die bepaald zijn in het stageplan.

Art. 28.§ 1. De stagiair slaagt voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage indien hij zestig procent van de punten behaalt. § 2. De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde duidt de leden van de jury van dit examen aan. § 3. Het resultaat van het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage wordt ten laatste één maand na het examen overgemaakt aan de stagiair.

Art. 29.De stagiair die niet geslaagd is voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage, kan een tweede maal deelnemen aan dit examen.

Een nieuw examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage wordt georganiseerd in de loop van de derde maand die volgt op de datum van de overmaking van het resultaat.

De stagiair oefent een functie uit op het hoofdbestuur tot zijn aanstelling op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Zijn evaluatie vindt plaats overeenkomstig artikel 24.

De stagiair die definitief niet geslaagd is voor het examen voor de toelating tot het tweede deel van de stage, wordt ontslagen met naleving van een opzegtermijn van drie maanden, die ingaat op de dag van de kennisgeving van de beslissing.

Art. 30.Tijdens het tweede deel van de stage is de stagiair aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Art. 31.§ 1. Tijdens het tweede deel van de stage stelt het posthoofd of, bij aanstelling op Belgoeurop of op Belotan, de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan, op regelmatige tijdstippen die worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde in functie van de duur van het tweede deel van de stage, een evaluatieverslag op van de stagiair.

Het evaluatieverslag wordt onverwijld verzonden naar de stagiair.

Wanneer de stagiair afwezig is, wordt het evaluatieverslag verzonden naar de stagiair binnen de vijftien dagen die volgen op de hervatting van het werk.

De stagiair mag hierop zijn opmerkingen maken binnen de vijftien dagen na het verzenden van het evaluatieverslag.

Het evaluatieverslag en de eventuele opmerkingen van de stagiair worden meegedeeld aan de directeur-generaal P&O of aan zijn afgevaardigde en worden opgenomen in het persoonlijk dossier van de stagiair. § 2. Indien de stagiair het voorwerp uitmaakt van de opvolging bedoeld in artikel 24, § 2, stelt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde in de loop van de voorlaatste maand van het tweede deel van de stage een opvolgingsverslag op.

Dit verslag wordt onverwijld verzonden naar de stagiair.

Wanneer de stagiair afwezig is, wordt het evaluatieverslag verzonden naar de stagiair binnen de vijftien dagen die volgen op de hervatting van het werk.

De stagiair mag hierop zijn opmerkingen maken binnen de vijftien dagen na het verzenden van het verslag.

Het opvolgingsverslag en de eventuele opmerkingen van de stagiair worden meegedeeld aan de directeur-generaal P&O of aan zijn afgevaardigde en worden opgenomen in het persoonlijk dossier van de stagiair. § 3. In de loop van de laatste maand van het tweede deel van de stage stellen de hiërarchische meerderen bedoeld in artikel 24, § 1, eerste lid en het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan een eindevaluatieverslag op op basis van de evaluatieverslagen opgesteld tijdens het eerste en het tweede deel van de stage en bepalen of het eindevaluatieverslag gunstig is voor de stagiair.

Indien de stagiair het voorwerp uitmaakt van de opvolging bedoeld in artikel 24, § 2, wordt rekening gehouden met het opvolgingsverslag bedoeld in paragraaf 2 bij het opstellen van het eindevaluatieverslag.

Het eindevaluatieverslag wordt onverwijld verzonden naar de stagiair.

Wanneer de stagiair afwezig is, wordt het eindevaluatieverslag verzonden naar de stagiair binnen de vijftien dagen die volgen op de hervatting van het werk.

De stagiair kan hierop zijn opmerkingen maken binnen de vijftien dagen vanaf het verzenden van het eindevaluatieverslag.

Het eindevaluatieverslag en de eventuele opmerkingen van de stagiair worden in het persoonlijk dossier van de stagiair opgenomen.

Wanneer dit eindevaluatieverslag gunstig is voor de stagiair, stelt de voorzitter of zijn afgevaardigde aan de minister de stagiair voor benoeming voor.

Wanneer dit eindverslag niet gunstig is voor de stagiair, dan vat de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de evaluatiecommissie en legt haar een gemotiveerd voorstel van ontslag voor.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde maakt het evaluatiedossier van de stagiair over aan de evaluatiecommissie. § 4. Het eindevaluatieverslag is niet gunstig indien eruit blijkt dat de stagiair niet voldoet aan alle competenties op het vereiste niveau. § 5. De evaluatiecommissie nodigt de stagiair uit om te worden gehoord alvorens zijn advies te geven.

De nadere regels voor het verhoor door de evaluatiecommissie worden bepaald door het reglement van inwendige orde van de evaluatiecommissie. § 6. De evaluatiecommissie geeft een advies en stelt voor aan de voorzitter of zijn afgevaardigde: 1° ofwel de stagiair te benoemen;2° ofwel de stagiair te ontslaan. § 7. Het ontslag bedoeld in paragraaf 4, 2° wordt door de voorzitter of zijn afgevaardigde uitgesproken mits een opzeg van drie maanden die aanvangt op de dag van de kennisgeving van de beslissing.

HOOFDSTUK 6. - Definitieve beëindiging van de stage

Art. 32.Onverminderd de artikelen 29, vijfde lid, 31, § 6, 33 en 34, geven tot ambtsneerlegging aanleiding: 1° het vrijwillig ontslag;2° de oppensioenstelling. De stagiair die vrijwillig ontslag neemt, mag zijn dienst slechts verlaten na zijn ontslag te hebben betekend bij een aangetekende brief aan de voorzitter of zijn afgevaardigde. Deze betekening gebeurt ten minste dertig dagen voorafgaand aan het ontslag en gaat in op de datum van verzending van de aangetekende brief. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming ingekort worden.

Art. 33.§ 1. De stagiair kan worden ontslagen mits het naleven van een opzegtermijn van drie maanden indien hij niet het bewijs levert van een gedrag dat overeenstemt met de eisen van de functie. § 2. Elke zware fout begaan tijdens de stage kan aanleiding geven tot het ontslag zonder opzeg van de stagiair. § 3. In de gevallen bedoeld in de paragrafen 1 en 2, wordt de stagiair voorafgaandelijk gehoord door de voorzitter of zijn afgevaardigde.

De stagiair verschijnt in persoon of via videoconferentie. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.

Op gemotiveerd verzoek van de stagiair kan een uitstel van het verhoor worden toegekend.

Indien de stagiair, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt, spreekt de voorzitter of zijn afgevaardigde zich uit op basis van de stukken van het dossier. § 4. Het ontslag voorzien in de paragrafen 1 en 2 wordt uitgesproken door de voorzitter of zijn afgevaardigde.

Art. 34.§ 1. Verliest ambtshalve en zonder opzeg de hoedanigheid van stagiair, de stagiair: 1° die niet meer voldoet aan de Belgische nationaliteitsvereiste;2° die niet meer zijn burgerlijke of politieke rechten geniet;3° die niet langer aan de wetten over de dienstplicht voldoet;4° die zich persoonlijk bevindt in een toestand van belangenconflict;5° waarvan de medische ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld;6° die, zonder geldige reden, zijn post verlaat en meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en voorafgaandelijk verwittigd werd en om opheldering verzocht werd;7° die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;8° die, op de datum van de benoeming, niet zal voldoen aan de vereiste bedoeld in artikel 9, § 1, 7° ;9° die om tuchtredenen van ambtswege wordt ontslagen of afgezet. De bepaling bedoeld in het eerste lid, 6° is niet van toepassing op de stagiair die aan een georganiseerde werkonderbreking deelneemt. § 2. In het geval bedoeld in de paragraaf 1, eerste lid, 4°, wordt de stagiair voorafgaandelijk gehoord door de voorzitter of zijn afgevaardigde.

De stagiair verschijnt in persoon of via videoconferentie. Hij kan zich laten bijstaan door een persoon naar keuze.

De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.

Op gemotiveerd verzoek van de stagiair kan een uitstel van het verhoor worden toegekend.

Indien de stagiair, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt, spreekt de voorzitter of zijn afgevaardigde zich uit op basis van de stukken van het dossier.

TITEL 4. - Benoeming en indiensttreding

HOOFDSTUK 1. - Benoeming

Art. 35.Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd indien hij niet aan de volgende vereisten voldoet: 1° voldoen aan de toelaatbaarheidsvereisten voor de vergelijkende selectie bedoeld in artikel 9, § 1;2° met goed gevolg de stage, voorzien in de artikelen 15 tot en met 31, hebben volbracht.

Art. 36.De stagiair wordt door Ons, op voorstel van de minister, benoemd als ambtenaar in de klasse A2.

HOOFDSTUK 2. - Indiensttreding

Art. 37.§ 1. De stagiair legt de eed af bij zijn benoeming in de hoedanigheid van ambtenaar.

Hij treedt in die hoedanigheid in dienst vanaf het moment van zijn eedaflegging.

Indien hij weigert de eed af te leggen, wordt de stagiair ambtshalve ontslagen. § 2. De eedaflegging bedoeld in artikel 3, derde lid van het Consulair Wetboek vindt plaats bij de eedaflegging bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.

In afwijking van het eerste lid, vindt de eedaflegging bedoeld in artikel 3, derde lid van het Consulair Wetboek plaats bij de eerste aanstelling op post wanneer de stagiair aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan tijdens het tweede deel van zijn stage.

Art. 38.De eed bedoeld in artikel 37, § 1, eerste lid wordt afgelegd in de handen van de minister of van zijn afgevaardigde.

De eed bedoeld in artikel 37, § 2 wordt afgelegd in de handen van het consulaire posthoofd.

TITEL 5. - Hiërarchie, evaluatie, anciënniteit en bevordering tot de hogere klasse

HOOFDSTUK 1. - Hiërarchie

Art. 39.§ 1. De buitenlandse carrière maakt deel uit van het niveau A van het Rijkspersoneel, zoals bepaald in artikel 3, § 1 van het statuut van het Rijkspersoneel. § 2. De buitenlandse carrière bevat vier klassen, genummerd van A2 tot A5 die de hoogste is. § 3. De ambtenaar benoemd in de klasse A2 en bekleed met de weddeschaal NA21 of NA22 draagt de titel van ambassadesecretaris.

De ambtenaar benoemd in de klasse A2 en bekleed met de weddeschaal NA23, NA24 of NA25 draagt de titel van eerste ambassadesecretaris.

De ambtenaar benoemd in de klasse A3 en bekleed met de weddeschaal NA31 of NA32 draagt de titel van ambassaderaad.

De ambtenaar benoemd in de klasse A3 en bekleed met de weddeschaal NA33, NA34 of NA35 draagt de titel van eerste ambassaderaad.

De ambtenaar benoemd in de klasse A4 draagt de titel van gevolmachtigd minister.

De ambtenaar benoemd in de klasse A5 draagt de titel van buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur. § 4. In afwijking van paragraaf 3 draagt de ambtenaar die aangesteld is op post, op Belgoeurop of op Belotan de titel van de functie die hij uitoefent.

HOOFDSTUK 2. - Evaluatie

Art. 40.De aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop, op Belotan of op post is een verandering van functie voor de toepassing van artikel 5, derde lid, 3°, van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten7 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt.

Art. 41.Voor het posthoofd en de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan vinden het evaluatiecyclusgesprek en, in voorkomend geval, het functioneringsgesprek schriftelijk of via videoconferentie plaats.

De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van de evaluatie via videoconferentie.

HOOFDSTUK 3. - Anciënniteit

Art. 42.Voor de toepassing van de reglementaire bepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt de voorrang tussen de ambtenaren waarvan de anciënniteit wordt vergeleken, als volgt bepaald: 1° de ambtenaar waarvan de klasse-anciënniteit het grootst is;2° bij gelijke klasse-anciënniteit, de ambtenaar waarvan de dienstanciënniteit het grootst is;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.

Art. 43.De ambtenaar wordt geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij zijn wedde of, bij gebreke daaraan, zijn aanspraak op bevordering in zijn weddeschaal behoudt.

Art. 44.§ 1. Voor het berekenen van de klasse-anciënniteit bedoeld in artikel 42, 1° komen alleen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 43 vanaf de datum waarop de ambtenaar in de beschouwde klasse werd opgenomen. § 2. Voor het berekenen van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 42, 2° komen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 43, die de ambtenaar, in welke hoedanigheid dan ook, zonder vrijwillige onderbreking en als ambtenaar van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière heeft verricht.

De onderbreking is vrijwillig als ze te wijten is aan de fout van de ambtenaar.

Art. 45.De klasse- en de dienstanciënniteit zijn gelijk aan de som van de volle kalendermaanden tijdens dewelke voor het berekenen ervan in aanmerking komende diensten zijn verricht.

Voor de toepassing van het eerste lid op de ambtenaar die gemachtigd is zijn ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen: 1° worden prestaties van 1976 uren deeltijdse arbeid geteld voor twaalf volle kalendermaanden;2° worden prestaties van een twaalfde van 1976 uren deeltijdse arbeid geteld voor één volle kalendermaand, waarbij elk uurgedeelte wordt verwaarloosd;3° worden de werkelijke diensten die niet de eerste dag van de maand begonnen zijn of die vóór de laatste dag van de maand beëindigd zijn, verwaarloosd. HOOFDSTUK 4. - Bevordering tot de hogere klasse Afdeling 1. - Algemene bepaling


Art. 46.Wat de administratieve loopbaan betreft, is de bevordering de benoeming van de ambtenaar in de hogere klasse; ze wordt "bevordering tot de hogere klasse" genoemd.

De bevordering tot de hogere klasse wordt door Ons verleend. Afdeling 2. - Vereisten voor bevordering tot de hogere klasse


Art. 47.Om een bevordering tot de hogere klasse te bekomen, moet de ambtenaar zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan doen gelden.

Bovendien mag hij geen vermelding "onvoldoende" hebben gekregen op het einde van zijn laatste evaluatie.

Art. 48.Kan worden bevorderd tot de klasse A3, de ambtenaar van de klasse A2: 1° die een klasse-anciënniteit van zes jaar heeft;2° die slaagt in een taalexamen met betrekking tot de kennis van een andere taal dan de Engelse, Franse of Nederlandse taal. De minister of zijn afgevaardigde bepaalt de lijst van de andere talen bedoeld in het eerste lid, 2°, het vereiste niveau van de kennis van de taal alsook de nadere regels voor het behalen van de certificaten.

Art. 49.Kan worden bevorderd tot de klasse A4, de ambtenaar van de klasse A3 die een klasse-anciënniteit van vijf jaar heeft.

Art. 50.Kan worden bevorderd tot de klasse A5, de ambtenaar van de klasse A4 die een klasse-anciënniteit van vijf jaar heeft.

Art. 51.De vereisten voor bevordering naar de hogere klasse bedoeld in de artikelen 47 tot en met 50 zijn vervuld op de datum waarop de bekendmaking van de vacante betrekking wordt meegedeeld.

De ambtenaar die tijdens de duur van de bevorderingsprocedure tot de hogere klasse zelfs tijdelijk ophoudt één van de vereisten bedoeld in de artikelen 47 tot en met 50 te vervullen, kan niet bevorderd worden. Afdeling 3. - Bevorderingsprocedure tot de hogere klasse


Art. 52.§ 1. De vacature van door bevordering tot de hogere klasse te begeven betrekking wordt ter kennis gebracht van de bevorderbare ambtenaar door middel van een bekendmaking van vacante betrekking.

De bekendmaking van vacante betrekking bevat de elementen betreffende de vacante functie en de bevorderingsprocedure om hem toe te laten te solliciteren met kennis van zaken.

De bekendmaking van vacante betrekking wordt meegedeeld op één van de volgende wijzen: 1° hetzij langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd;2° hetzij met een aangetekend schrijven naar het door de ambtenaar laatst meegedeelde adres;3° hetzij door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad die gelijktijdig gepubliceerd wordt met een communicatie ten informatieve titel langs elektronische weg;4° hetzij via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont. § 2. Er wordt alleen rekening gehouden met de gemotiveerde kandidatuur die ingediend is met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, binnen een termijn van twintig werkdagen die aanvangt op de eerste werkdag volgend op de dag van de mededeling van de bekendmaking van vacante betrekking.

De kandidatuur ingediend langs elektronische weg is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van de kandidaatstelling.

De kandidatuur ingediend via de diplomatieke tas is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont. § 3. Bij de motivering van zijn kandidatuur licht de ambtenaar de verscheidenheid van zijn ontwikkelde competenties toe.

Art. 53.Het Directiecomité doet een voorlopig voorstel van rangschikking gebaseerd op de titels en verdiensten van de ambtenaren en hun geschiktheid om de vacante betrekking in te vullen.

Met het oog op het rangschikken van de ambtenaren evalueert het Directiecomité de competenties vermeld in de bekendmaking van de vacante betrekking.

Art. 54.§ 1. Het voorlopig voorstel van rangschikking wordt ter kennis gebracht van de ambtenaar die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend.

Deze kennisgeving vindt plaats via een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de ambtenaar heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont en bevat minstens de volgende elementen: 1° de notulen van de zitting van het Directiecomité die het onderzoek van de kandidaturen en het voorlopig voorstel van rangschikking van de ambtenaren hernemen;2° de mogelijkheid voor de ambtenaar die zich benadeeld acht om binnen de twintig werkdagen na de kennisgeving een bezwaarschrift in te dienen ter attentie van het Directiecomité;3° de mogelijkheid voor de ambtenaar die zich benadeeld acht om te vragen om gehoord te worden door het Directiecomité;4° de mogelijkheid voor de ambtenaar om te vragen het bevorderingsdossier te raadplegen. § 2. Er wordt alleen rekening gehouden met het bezwaarschrift dat de ambtenaar heeft ingediend met een aangetekend schrijven, of langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post.

Het bezwaarschrift ingediend langs elektronische weg is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift.

Het bezwaarschrift ingediend via de diplomatieke tas is enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

Indien de ambtenaar vraagt om gehoord te worden, verschijnt hij in persoon of via videoconferentie. Hij mag zich niet laten bijstaan.

De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.

Indien de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, zich niet aanbiedt, spreekt het Directiecomité zich uit op basis van het bezwaarschrift. § 3. Indien, ingevolge het onderzoek van het bezwaarschrift, het Directiecomité het voorlopig voorstel van rangschikking niet verandert, wordt dit voorstel definitief en wordt het ter kennis gebracht van de ambtenaar die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend.

Voor de ambtenaar die een bezwaarschrift heeft ingediend, bevat de kennisgeving de notulen van de zitting van het Directiecomité die het onderzoek van de bezwaarschriften en het definitief voorstel van rangschikking hernemen.

Voor de ambtenaar die geen bezwaarschrift heeft ingediend, bevat de kennisgeving enkel het deel van de notulen dat het definitief voorstel van rangschikking herneemt. § 4. Indien het Directiecomité een nieuw voorlopig voorstel van rangschikking opmaakt, wordt deze, volgens de in paragraaf 1, tweede lid bedoelde procedure, ter kennis gebracht van de ambtenaar die geldig zijn kandidatuur heeft ingediend.

Indien een ambtenaar zich benadeeld acht ingevolge het nieuw voorstel van voorlopige rangschikking, kan hij een bezwaarschrift indienen volgens de in paragraaf 2 bedoelde procedure.

De ambtenaar die werd gehoord overeenkomstig paragraaf 2, mag niet vragen opnieuw gehoord te worden. § 5. Ingevolge het onderzoek van de bezwaarschriften, stelt het Directiecomité een definitief voorstel van rangschikking op dat ter kennis wordt gebracht van de ambtenaar die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend.

Voor de ambtenaar die een bezwaarschrift heeft ingediend, bevat de kennisgeving de notulen van de zitting van het Directiecomité die het onderzoek van de bezwaarschriften en het definitief voorstel van rangschikking hernemen.

Voor de ambtenaar die geen bezwaarschrift heeft ingediend, bevat de kennisgeving enkel het deel van de notulen dat het definitief voorstel van rangschikking herneemt.

Het definitief voorstel van rangschikking wordt overgemaakt aan de minister. § 6. Indien de minister niet kan instemmen met het definitief voorstel van rangschikking van het Directiecomité en indien hij een andere ambtenaar die zijn kandidatuur geldig heeft ingediend, voordraagt, is zijn voorstel behoorlijk gemotiveerd.

Art. 55.§ 1. In afwijking van artikel 53, tweede lid, kan het Directiecomité de evaluatie van bepaalde competenties opgenomen in de bekendmaking van vacante betrekking delegeren aan een jury of aan een evaluatiecentrum.

Het resultaat van de evaluatie wordt meegedeeld aan het Directiecomité dat overgaat tot een evaluatie van de andere competenties overeenkomstig artikel 53, eerste lid en 54.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde duidt de leden van de jury bedoeld in het eerste lid aan. § 2. Indien de bekendmaking van vacante betrekking dat vermeldt, wordt de ambtenaar die niet slaagt voor de evaluatie bedoeld in paragraaf 1, eerste lid door het Directiecomité ongeschikt geacht voor het invullen van de vacante betrekking.

De beslissing van het Directiecomité wordt ter kennis gebracht van de ambtenaar die heeft deelgenomen aan de evaluatie bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.

Deze kennisgeving vindt plaats via een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de ambtenaar heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, is de bevorderingsprocedure afgesloten in zijn hoofde. Afdeling 4. - Mededeling van de beslissingen tot bevordering


Art. 56.De beslissing tot bevordering wordt meegedeeld door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde aan elke ambtenaar die op geldige wijze zijn kandidatuur heeft ingediend.

TITEL 6. - Administratieve standen

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 57.De artikelen 58, 59, 60, 1° en 2°, 62, 1° en 2° en 64 tot 68 zijn van toepassing op de stagiair.

Art. 58.De ambtenaar bevindt zich in één van de volgende administratieve standen: 1° in dienstactiviteit 2° in non-activiteit;3° in disponibiliteit.

Art. 59.Voor de vaststelling van zijn administratieve stand wordt de ambtenaar altijd geacht in dienstactiviteit te zijn, behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem, hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid, in een andere administratieve stand plaatst.

HOOFDSTUK 2. - Dienstactiviteit

Art. 60.Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de ambtenaar in dienstactiviteit recht: 1° op zijn wedde;2° op bevordering in weddeschaal;3° om zijn aanspraken op bevordering te doen gelden.

Art. 61.De afschaffing van de betrekking waarin de ambtenaar is aangesteld, kan geen aanleiding geven tot het verlies van de hoedanigheid van ambtenaar.

De ambtenaar wordt herplaatst en bevindt zich in de administratieve stand dienstactiviteit.

HOOFDSTUK 3. - Non-activiteit

Art. 62.Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de ambtenaar in de administratieve stand non-activiteit geen recht: 1° op zijn wedde;2° op bevordering in weddeschaal;3° om zijn aanspraken op bevordering te doen gelden.

Art. 63.De ambtenaar kan niet in non-activiteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om in ruste te worden gesteld.

Art. 64.Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf of een administratieve maatregel is de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan van rechtswege in non-activiteit wanneer hij: 1° afwezig is van zijn post, van Belgoeurop of van Belotan zonder voorafgaandelijk een verlof of een dienstvrijstelling te hebben gekregen;2° zonder geldige reden de duur van zijn verlof of van zijn dienstvrijstelling overschrijdt;3° nalaat een geneeskundig getuigschrift in te dienen wanneer hij tijdens het lopende jaar reeds driemaal afwezig is geweest als gevolg van ziekte of ongeval met een duur van één dag zonder een geneeskundig getuigschrift: a) voor de ambtenaar aangesteld op post: bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde;b) voor de ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan: bij het Bestuur van de medische expertise;4° in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;5° wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962.

Art. 65.Onverminderd de eventuele toepassing van het verlofbesluit, een tuchtstraf of een administratieve maatregel is de ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur ambtshalve in non-activiteit wanneer hij: 1° zich bevindt in één van de gevallen bedoeld in de artikelen 4 en 61, vierde lid van het verlofbesluit;2° in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;3° wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962. HOOFDSTUK 4. - Disponibiliteit

Art. 66.De ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur kan, onder de voorwaarden bepaald door het verlofbesluit, zonder opzegging in disponibiliteit worden gesteld wegens ziekte of wegens gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid.

Onder de voorwaarden bepaald door de artikelen 114 tot en met 117 kan de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan zonder opzegging in disponibiliteit worden gesteld wegens ziekte of wegens gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheden dan het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid. § 2. Behoudens uitdrukkelijk strijdige bepaling heeft de ambtenaar in de administratieve stand disponibiliteit recht: 1° op een wachtgeld, overeenkomstig artikelen 295 en 319;2° op bevordering in weddeschaal;3° om zijn aanspraken op bevordering te doen gelden.

Art. 67.De ambtenaar kan niet in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij voldoet aan de vereisten om in ruste te worden gesteld.

Art. 68.Elke ambtenaar in disponibiliteit blijft ter beschikking van de minister en kan, bij vacature, weder in de personeelsformaties tewerkgesteld worden onder door Ons te bepalen voorwaarden.

Hij neemt, binnen de door de minister bepaalde termijnen, de hem toegewezen dienst op.

TITEL 7. - Arbeidsduur

Art. 69.De gemiddelde maximale arbeidsduur bedraagt 38 uur per week.

Deze titel is van toepassing op de stagiair.

TITEL 8. - Verlof- en afwezighedenregeling

HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepaling


Art. 70.Dit hoofdstuk is van toepassing op de stagiair. Afdeling 2. - Jaarlijks vakantieverlof op het hoofdbestuur, op

Belgoeurop, op Belotan, tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post

Art. 71.Geniet, wat betreft het jaarlijks vakantieverlof, van dezelfde regeling als diegene van toepassing op de Rijksambtenaren, de ambtenaar die in dienstactiviteit is en die: 1° is aangesteld op het hoofdbestuur;2° is aangesteld op Belgoeurop of op Belotan;3° de post waarop hij aangesteld werd, definitief verlaten heeft en nog niet werd aangesteld op zijn volgende post;4° Belgoeurop of Belotan, waarop hij aangesteld werd, definitief verlaten heeft en nog niet werd aangesteld op zijn volgende post. Afdeling 3. - Jaarlijks vakantieverlof op post


Art. 72.De ambtenaar aangesteld op post en in dienstactiviteit geniet van de dagen jaarlijks vakantieverlof voorzien in artikel 10 van het verlofbesluit.

Art. 73.De ambtenaar aangesteld op post geniet, naast de dagen jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 72, van een bijkomend aantal dagen jaarlijks vakantieverlof dat bepaald wordt in functie van de categorie van hardship van de post: 1° vijf dagen voor de posten met categorie van hardship 1 en 2;2° tien dagen voor de posten met categorie van hardship 3 en 4;3° vijftien dagen voor de posten met de categorie van hardship 5;4° twintig dagen voor de posten met de categorie van hardship 6 en 7. Het Directiecomité bepaalt de categorie van hardship van de posten.

De categorie van hardship van de posten wordt jaarlijks herzien.

In afwijking van het derde lid, wordt de categorie van hardship van de posten herzien in de loop van het jaar in geval van uitzonderlijke omstandigheden.

Art. 74.§ 1. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen 72 en 73 wordt genomen naar keuze van de ambtenaar met inachtneming van de behoeften van de dienst.

Dat jaarlijks vakantieverlof wordt opgeschort zodra de ambtenaar een verlof wegens ziekte bekomt of in disponibiliteit wordt geplaatst. § 2. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 72 kan maximum tot 31 december van het jaar daarop worden overgedragen, volgens de door de voorzitter bepaalde nadere regels.

In afwijking van eerste lid, is de overdracht, indien de ambtenaar zijn volledig jaarlijks vakantieverlof of een deel ervan niet heeft kunnen opnemen ten gevolge van een afwezigheid wegens ziekte, een arbeidsongeval, een ongeval op weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte, niet beperkt tot één jaar.

Bij de terugkeer van de ambtenaar wordt het jaarlijks vakantieverlof opgenomen naar keuze van de ambtenaar met inachtneming van de behoeften van de dienst.

Art. 75.§ 1. Het aantal dagen jaarlijks vakantieverlof dat per jaar kan worden opgespaard, is begrensd tot het aantal dagen jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 72 dat hoger ligt dan de minimumduur bij voltijdse prestaties bepaald in artikel 9 van de wet van 14 december 2000Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/12/2000 pub. 05/01/2001 numac 2000002134 bron ministerie van ambtenarenzaken Wet tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in openbare sector sluiten tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector. § 2. Het totale aantal opgespaarde dagen jaarlijks vakantieverlof mag niet hoger liggen dan honderd dagen. § 3. Bij de vaststelling van de maximumduur van honderd dagen bepaald in paragraaf 2 wordt geen rekening gehouden met het jaarlijks vakantieverlof dat overgedragen wordt in toepassing van artikel 74, § 2. § 4. De opgespaarde dagen jaarlijks vakantieverlof worden genomen naar de keuze van de ambtenaar met inachtneming van de behoeften van de dienst. § 5. Indien de ambtenaar een doorlopende periode van ten minste twintig dagen opgespaard jaarlijks vakantieverlof wenst op te nemen, vraagt hij dit, in afwijking van paragraaf 4, twee maanden voor de aanvang van zijn verlof, aan.

Dit verlof kan hem niet geweigerd worden om dienstredenen.

Art. 76.§ 1. Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen 72 en 73. § 2. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in de artikelen 72 en 73 wordt pro rata verminderd wanneer de ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt, zijn ambt definitief neerlegt of in de loop van het jaar de afwezigheden heeft verkregen waarbij hij in disponibiliteit is geplaatst. § 3. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 wordt pro rata verminderd wanneer de ambtenaar die aangesteld is op post in de loop van het jaar aangesteld wordt op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan. § 4. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 wordt pro rata berekend wanneer de ambtenaar die aangesteld is op post, in de loop van het jaar aangesteld wordt op een andere post waarvan de categorie van hardschip verschillend is. § 5. Het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 wordt pro rata berekend wanneer de ambtenaar die aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan aangesteld wordt op post in de loop van het jaar. § 6. In geval van wijziging van de categorie van hardship van de post waar de ambtenaar is aangesteld, wordt het jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 pro rata herberekend op de datum van de inwerkingtreding van deze wijziging. § 7. Indien het aantal vakantiedagen berekend overeenkomstig de paragrafen 2 tot en met 6 geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijke hogere eenheid. § 8. Voor de toepassing van paragrafen 4 en 5, verliest de ambtenaar, indien de dagen jaarlijks vakantieverlof bedoeld in artikel 73 niet worden opgenomen tijdens de aanstelling op post, het voordeel van deze verlofdagen.

HOOFDSTUK 2. - Andere verloven en afwezigheden Afdeling 1. - Andere verloven en afwezigheden op het hoofdbestuur,

tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post

Art. 77.§ 1. Geniet, wat betreft de andere verloven en afwezigheden, van dezelfde regeling als die van toepassing op de Rijksambtenaren, met uitzondering van het artikel 48 van het verlofbesluit, de ambtenaar die in dienstactiviteit is en die: 1° is aangesteld op het hoofdbestuur;2° de post waarop hij aangesteld was, definitief verlaten heeft en nog niet werd aangesteld op zijn volgende post;3° Belgoeurop of Belotan, waarop hij aangesteld was, definitief verlaten heeft en nog niet werd aangesteld op zijn volgende post. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kan het verlof voor het vervullen van een opdracht bedoeld in de artikelen 99, 102, § 1 en 103 van het verlofbesluit, niet meer dan twee keer vier jaar bedragen over het geheel van de loopbaan.

Art. 78.In afwijking van artikel 130, eerste lid, 5°, kan de ambtenaar niet definitief ongeschikt verklaard worden wegens ziekte alvorens hij de gezamenlijke verloven heeft uitgeput waarop artikel 41 van het verlofbesluit hem recht geeft.

Art. 79.De stagiair is, wat de andere verloven en afwezigheden betreft, tijdens het eerste deel van de stage onderworpen aan het verlofbesluit, met uitzondering van de bepalingen betreffende: 1° de stagiair voorzien in artikel 1, § 2 van het verlofbesluit;2° het verlof om een stage of een proefperiode te verrichten en het verlof om zijn kandidatuur bij verkiezingen in te dienen;3° het verlof voor verminderde prestaties wegens medische redenen;4° het verlof voor opdracht bedoeld in de artikelen 95 tot en met 112 van het verlofbesluit;5° de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;6° het verlof voor loopbaanonderbreking, met uitzondering van de loopbaanonderbreking voor palliatieve verzorging, de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof en de loopbaanonderbreking voor de bijstand of de verzorging van een minderjarig kind, tijdens of vlak na de hospitalisatie van het kind als gevolg van een zware ziekte;7° de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid. Afdeling 2. - Andere verloven en afwezigheden op post, op Belgoeurop

en op Belotan Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 80.Deze afdeling is van toepassing op de stagiair gedurende het tweede deel van de stage.

Art. 81.Voor de toepassing van deze afdeling worden gelijkgesteld: 1° met het huwelijk, het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door twee personen die samenleven als koppel;2° met de vader, de persoon getrouwd met de moeder of die met deze laatste samenleeft als koppel op dezelfde woonplaats;3° met het kind, het kind bedoeld in artikel 3, 23° ongeacht zijn leeftijd. Onderafdeling 2. - Omstandigheidsverlof

Art. 82.§ 1. De ambtenaar in dienstactiviteit geniet van het omstandigheidsverlof binnen de hierna bepaalde grenzen: 1° het huwelijk van de ambtenaar: vier dagen;2° de geboorte van een kind waarvan de afstamming langs de zijde van de ambtenaar vaststaat: twintig dagen;3° het overlijden van de partner, het overlijden van het kind of het overlijden van het kind dat in het verleden geplaatst was bij de ambtenaar of zijn partner in het kader van langdurige pleegzorg: tien dagen, waarbij drie dagen door de ambtenaar te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis en zeven dagen door de ambtenaar te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden;4° het overlijden van de vader, de moeder, de schoonvader, de stiefvader, de schoonmoeder, de stiefmoeder, de schoondochter of de schoonzoon van de ambtenaar of van zijn partner: vier dagen waarbij drie dagen door de ambtenaar te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis en één dag door de ambtenaar te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden;5° het overlijden van de pleegvader of de pleegmoeder van de ambtenaar in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden: vier dagen waarbij drie dagen door de ambtenaar te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis en één dag door de ambtenaar te kiezen binnen het jaar na de dag van het overlijden;6° het huwelijk van een kind van de ambtenaar of van zijn partner: twee dagen;7° het huwelijk van een broer, een zuster, een schoonbroer, een schoonzuster, de vader, de moeder, de schoonvader, de stiefvader, de schoonmoeder, de stiefmoeder of een kleinkind van de ambtenaar of van zijn partner: één dag;8° het overlijden van een bloed- of aanverwant in om het even welke graad van de ambtenaar of van zijn partner, die onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar: twee dagen;9° het overlijden van een bloed- of aanverwant in de tweede of in de derde graad van de ambtenaar of van zijn partner, die niet onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar: één dag;10° het overlijden van een pleegkind dat geplaatst werd bij de ambtenaar of bij zijn partner in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden: één dag;11° de verandering van standplaats verbonden aan een wijziging van aanstelling: twee dagen;12° de priesterwijding, het intreden in het klooster of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een andere erkende religie van een kind van de ambtenaar of van zijn partner: één dag;13° de plechtige communie of elke andere gelijkaardige gebeurtenis van een andere erkende religie van een kind van de ambtenaar of van zijn partner: één dag;14° de deelneming van een kind van de ambtenaar of van zijn partner aan het feest van de "vrijzinnige jeugd": één dag;15° de oproeping als getuige voor een rechtscollege of de persoonlijke verschijning op aanmaning van een rechtscollege: voor de nodige duur. Voor de toepassing van de eerste lid, 2°, bij ontstentenis van een persoon die dit verlof opneemt op grond van de afstamming met het kind heeft de ambtenaar die de partner van de moeder van het kind is, recht op het verlof. Het recht op moederschapsverlof, vermeld in artikel 39 van de arbeidswet, sluit voor eenzelfde ouder het recht op het omstandigheidsverlof bij de geboorte uit. § 2. De verloven bedoeld in paragraaf 1, 1°, 2° en 6° tot en met 15° worden genomen binnen de twaalf maanden na de omstandigheid die het recht op verlof heeft doen ontstaan.

Er kan van de periode waarin de verlofdagen bedoeld in paragraaf 1, 3°, 4° en 5° moeten worden opgenomen, afgeweken worden op vraag van de ambtenaar mits het akkoord van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, voor zover de verlofdagen worden genomen binnen de twaalf maanden na de omstandigheid die het recht op verlof heeft doen ontstaan. § 3. In geval een verlof wegens ziekte andere dan een beroepsziekte, of ten gevolge van een ongeval, ander dan een arbeidsongeval of een ongeval van of naar het werk, aansluit op de afwezigheid wegens het omstandigheidsverlof dat op grond van paragraaf 1, 3°, wordt toegekend, dan worden de opgenomen dagen van omstandigheidsverlof vanaf de vijfde dag in mindering gebracht van het saldo van de verloven waarop artikel 104 recht geeft, op voorwaarde dat deze vijfde dag aansluit op een vierde dag afwezigheid toegestaan op grond van paragraaf 1, 3°.

Onderafdeling 3. - Uitzonderlijk verlof

Art. 83.§ 1. De ambtenaar in dienstactiviteit bekomt een zorgverlof met het oog op het verlenen van persoonlijke zorg of steun aan de hierna opgesomde personen die verblijven bij ambtenaar en die om medische redenen behoefte hebben aan zorg of steun: 1° de partner;2° het kind;3° een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij;4° een bloed- of aanverwant van de ambtenaar of zijn partner. In afwijking van het eerste lid, voor de personen bedoelde in 1° tot en met 3°, geldt de vereiste van het verblijf bij de ambtenaar niet voor de ambtenaar die aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7.

De noodzaak van de aanwezigheid van de ambtenaar wordt bewezen aan de hand van een doktersattest. § 2. De duur van het verlof bedoeld in paragraaf 1, eerste lid is beperkt tot vijf dagen per jaar.

Onderafdeling 4. - Moederschapsbescherming

Art. 84.De ambtenaar in dienstactiviteit geniet van de moederschapsbescherming bedoeld in de artikelen 85 tot en met 91.

Art. 85.Het moederschapsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet is niet van toepassing in geval van een miskraam vóór de honderd eenentachtigste dag van de zwangerschap.

Art. 86.Wanneer de vrouwelijke ambtenaar het prenataal verlof heeft opgebruikt en de bevalling na de voorziene datum gebeurt, wordt het prenataal verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling.

Tijdens deze periode bevindt de vrouwelijke ambtenaar zich in moederschapsverlof.

Art. 87.Op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar wordt het moederschapsverlof, in toepassing van artikel 39 van de arbeidswet, na de negende week verlengd met een periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin zij is blijven verder werken vanaf de zesde week vóór de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de achtste week wanneer de geboorte van een meerling wordt verwacht.

Bij vroeggeboorte wordt deze periode verminderd pro rata van de dagen waarop zij heeft gewerkt tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.

Worden gelijkgesteld met dagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen worden: 1° het jaarlijks vakantieverlof: a) bedoeld in artikel 71 voor de ambtenaar die aangesteld is op Belgoeurop of Belotan;b) bedoeld in de artikelen 72 en 73 voor de ambtenaar die aangesteld is op post;2° de feestdagen;3° het omstandigheidsverlof en het uitzonderlijk verlof;4° het verlof om dwingende redenen van familiaal belang;5° de afwezigheden wegens ziekte;6° de volledige werkverwijdering bedoeld in artikel 91. Ingeval van geboorte van een meerling, wordt op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar de periode van arbeidsonderbreking na de negende week, eventueel verlengd overeenkomstig het bepaalde in het tweede lid, verlengd met een periode van maximaal twee weken.

Art. 88.Overeenkomstig artikel 39, derde lid, van de arbeidswet, kunnen de laatste twee weken van de postnatale rustperiode op haar verzoek worden omgezet in verlofdagen van postnatale rust, wanneer de vrouwelijke ambtenaar de arbeidsonderbreking na de negende week met ten minste twee weken kan verlengen.

Ten laatste vier weken voor het einde van de verplichte periode van postnatale rust, brengt de vrouwelijke ambtenaar de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde schriftelijk op de hoogte van de omzetting en de planning bedoeld in artikel 39, derde lid van de arbeidswet.

Overeenkomstig artikel 39, derde lid van de arbeidswet, worden de verlofdagen van postnatale rust opgenomen binnen de acht weken te rekenen vanaf het einde van de ononderbroken periode van postnatale rust.

Art. 89.De zwangere of de borstgevende vrouwelijke ambtenaar mag geen overuren verrichten.

Als overuren dienen te worden beschouwd, alle werk uitgevoerd boven de 38 uren per week.

Art. 90.De vrouwelijke ambtenaar die in dienstactiviteit is, bekomt op haar verzoek het nodig verlof om haar in staat te stellen naar prenatale medische onderzoeken, die niet buiten de diensturen kunnen plaatsvinden, te gaan en te ondergaan.

De aanvraag van de vrouwelijke ambtenaar moet worden gestaafd met elk nuttig bewijs.

Art. 91.De vrouwelijke ambtenaar die, met toepassing van artikelen 42 en 43 van de arbeidswet, is vrijgesteld van arbeid, wordt ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige periode.

Art. 92.Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in de verplegingsinrichting opgenomen blijft, kan op verzoek van de vrouwelijke ambtenaar de postnatale rustperiode verlengd worden met een duur gelijk aan de periode dat haar kind in de verplegingsinrichting opgenomen blijft na die eerste zeven dagen.

De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken niet overschrijden.

Met dat doel bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde: 1° bij het einde van de postnatale rustperiode, een getuigschrift van de verplegingsinrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de verplegingsinrichting opgenomen blijft na de eerste zeven dagen vanaf zijn geboorte en met vermelding van de duur van de opname;2° in voorkomend geval, een nieuw getuigschrift van de verplegingsinrichting bij het einde van de eerste verlenging waaruit blijkt dat tijdens deze verlenging het pasgeboren kind de verplegingsinrichting nog niet heeft mogen verlaten en met vermelding van de duur van de opname. Onderafdeling 5. - Omgezet moederschapsverlof

Art. 93.§ 1. Als de moeder van het kind overlijdt of in het ziekenhuis wordt opgenomen, verkrijgt de ambtenaar in dienstactiviteit die de vader van het kind is op zijn verzoek een omgezet moederschapsverlof om in de opvang van het kind te voorzien. § 2. In geval van overlijden van de moeder is de duur van het omgezet moederschapsverlof ten hoogste gelijk aan de duur van het moederschapsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had.

De ambtenaar die de vader van het kind is en die het omgezet moederschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde van op de hoogte binnen de zeven dagen vanaf het overlijden van de moeder.

Dit geschrift vermeldt de begindatum van het omgezet moederschapsverlof en zijn vermoedelijke duur.

De ambtenaar die de vader van het kind is, legt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de moeder voor. § 3. In geval van hospitalisatie van de moeder kan de ambtenaar die de vader van het kind is, genieten van omgezet moederschapsverlof onder de volgende vereisten: 1° de pasgeborene heeft het ziekenhuis verlaten;2° de hospitalisatie van de moeder duurt langer dan zeven dagen. Het omgezet moederschapsverlof kan niet aanvangen voor de zevende dag die volgt op de dag van de geboorte van het kind en wordt beëindigd op het ogenblik dat de hospitalisatie van de moeder ten einde loopt en uiterlijk op het einde van het gedeelte van het moederschapsverlof dat nog niet was opgebruikt door de moeder.

De ambtenaar die de vader van het kind is en die het omgezet moederschapsverlof wenst te genieten, stelt daar schriftelijk de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde van op de hoogte.

Dit geschrift vermeldt de begindatum van het verlof en zijn vermoedelijke duur.

De verlofaanvraag wordt gestaafd met een getuigschrift dat de duur van de hospitalisatie van de moeder vermeldt bovenop de zeven dagen die volgen op de datum van de bevalling en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.

Onderafdeling 6. - Borstvoedingspauze

Art. 94.§ 1. De vrouwelijke ambtenaar in dienstactiviteit heeft recht op een dienstvrijstelling om haar kind met moedermelk te voeden en/of melk af te kolven tot negen maanden na de geboorte van het kind. § 2. De borstvoedingspauze duurt een half uur.

De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag vier uur of langer werkt, heeft die dag recht op één pauze.

De vrouwelijke ambtenaar die tijdens een werkdag ten minste zeven en een half uur werkt, heeft die dag recht op twee pauzes.

Als de vrouwelijke ambtenaar recht heeft op twee pauzes tijdens een werkdag, kan zij deze opnemen in één keer of twee keer.

De duur van borstvoedingspauze(s) is bij de duur van de prestaties van de werkdag begrepen.

De momenten waarop de vrouwelijke ambtenaar de borstvoedingspauze(s) kan nemen, worden overeengekomen tussen de vrouwelijke ambtenaar en het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan.

Bij gebreke aan een akkoord organiseert de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde een bemiddeling.

Als de bemiddeling mislukt, neemt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde een met redenen omklede beslissing. § 3. De vrouwelijke ambtenaar die de borstvoedingspauzes wenst te genieten, brengt het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan twee weken op voorhand schriftelijk op de hoogte, tenzij deze op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

Het recht op borstvoedingspauzes wordt toegekend mits het bewijs van borstvoeding wordt geleverd.

Het bewijs van borstvoeding wordt, vanaf het begin van de uitoefening van het recht op borstvoedingspauzes, geleverd door een medisch getuigschrift.

De vrouwelijke ambtenaar die aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan kan het bewijs van borstvoeding eveneens leveren door een attest van één van de volgende consultatiebureaus voor zuigelingen: 1° O.N.E.; 2° Kind en Gezin;3° Dienst für Kind und Familie. Nadien bezorgt de vrouwelijke ambtenaar aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde elke maand een medisch getuigschrift of een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen.

Onderafdeling 7. - Ouderschapsverlof

Art. 95.Aan de ambtenaar in dienstactiviteit wordt, bij de geboorte of bij de adoptie van zijn kind, een ouderschapsverlof toegestaan dat kan genomen worden als voltijds verlof gedurende een periode van drie maanden.

Naar keuze van de ambtenaar kan deze periode worden opgesplitst per maand.

De ambtenaar heeft recht op het ouderschapsverlof: 1° naar aanleiding van de geboorte van zijn kind totdat het kind twaalf jaar wordt;2° in het kader van de adoptie van een kind gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin, in het consulaire bevolkingsregister van de post wanneer de ambtenaar aangesteld is op post of in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft indien de ambtenaar aangesteld was op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, totdat het kind twaalf jaar wordt. Wanneer het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft, die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten toegekend worden in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, is er geen leeftijdsgrens.

Aan de vereiste van de twaalfde verjaardag is uiterlijk gedurende de periode van het ouderschapsverlof voldaan.

Onderafdeling 8. - Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof, pleegzorgverlof

Art. 96.§ 1. Een adoptieverlof wordt toegestaan gedurende een periode van maximum zes weken aan de ambtenaar in dienstactiviteit die een minderjarig kind adopteert.

Het adoptieverlof van zes weken per adoptieouder wordt als volgt opgetrokken voor de adoptieouder of voor beide adoptieouders samen: 1° met drie weken vanaf 1 januari 2023;2° met vier weken vanaf 1 januari 2025;3° met vijf weken vanaf 1 januari 2027. In geval van twee adoptieouders worden deze bijkomende weken onderling tussen hen verdeeld.

Het tweede lid is enkel van toepassing op de aanvraag ingediend overeenkomstig paragraaf 2 vanaf de inwerkingtreding van de betrokken optrekking en voor zover het adoptieverlof ten vroegste aanvangt vanaf diezelfde datum van inwerkingtreding.

Het verlof kan worden gesplitst per week en wordt genomen uiterlijk binnen de zeven maanden die volgen op de opname van het kind in het gezin van de ambtenaar.

In het kader van een interlandelijke adoptie kan de ambtenaar op zijn vraag ten hoogste vier weken van dit verlof opnemen vooraleer het kind effectief in het gezin wordt opgenomen om de daadwerkelijke opvang van het kind in zijn gezin voor te bereiden. § 2. De ambtenaar die het verlof bedoeld in paragraaf 1 wenst te genieten, deelt aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de datum mee waarop het verlof aanvangt en de duur ervan.

De mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde een kortere termijn aanvaardt op verzoek van de ambtenaar.

De ambtenaar legt, van zodra hij erover beschikt, de volgende documenten voor: 1° een attest, uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap, waarin de toewijzing van het kind aan de ambtenaar wordt bevestigd, om het verlof van ten hoogste vier weken te verkrijgen vooraleer het kind wordt opgenomen in het gezin;2° een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister of in het consulair bevolkingsregister van de post wanneer de ambtenaar aangesteld op post is, bevestigt om het resterend verlof te kunnen opnemen;3° een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van de bijkomende weken adoptieverlof tussen de twee adoptieouders of de toewijzing van deze weken aan de enige adoptieouder die van dit verlof gebruik maakt, vastlegt. De verklaring op eer bedoeld in het derde lid, 3° is enkel nodig als het adoptiegezin bestaat uit twee adoptieouders. § 3. De maximumduur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt met twee weken per adoptieouder verlengd bij de gelijktijdige adoptie van meerdere minderjarige kinderen.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met vier weken, wanneer de ambtenaar voor hetzelfde kind een omstandigheidsverlof in toepassing van artikel 82, § 1, 2° heeft gekregen.

De maximumduur van het adoptieverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel 97 dat de ambtenaar reeds heeft gekregen voor hetzelfde kind.

Art. 97.Een opvangverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar in dienstactiviteit die de pleegvoogdij opneemt van een kind van minder dan tien jaar.

Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken voor een kind van minder dan drie jaar en ten hoogste vier weken in de andere gevallen.

Het verlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen en kan niet gesplitst worden.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.

Art. 98.§ 1. Een pleegzorgverlof wordt toegestaan aan de ambtenaar in dienstactiviteit die is aangesteld als pleegouder voor de vervulling van de verplichtingen en opdrachten of om het hoofd te bieden aan situaties die voortvloeien uit de plaatsing in zijn gezin van één of meerdere personen die in het kader van die pleegzorg aan hem zijn toevertrouwd.

De duur van het pleegzorgverlof mag zes dagen per jaar niet overschrijden. § 2. De soorten verplichtingen, opdrachten en situaties waarvoor het verlof met het oog op het verstrekken van pleegzorgen geldt, hebben betrekking op de volgende gebeurtenissen die specifiek verband houden met de pleegzorgsituatie en waarbij de tussenkomst van de ambtenaar vereist is, en dit voor zover dit niet kan plaatsvinden buiten de normale uren: 1° alle soorten zittingen bij de gerechtelijke en administratieve autoriteiten die bevoegd zijn voor het pleeggezin;2° de contacten van de pleegouder of het pleeggezin met de ouders of met derden die belangrijk zijn voor het pleegkind of de pleeggast;3° de contacten met de dienst voor pleegzorg. In andere dan de in het eerste lid vermelde situaties geldt het recht op verlof slechts voor zover de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom een dergelijk verlof noodzakelijk is. § 3. De ambtenaar die gebruik maakt van het verlof met het oog op het verstrekken van pleegzorgen, verwittigt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde hiervan ten minste twee weken op voorhand.

Indien dit niet mogelijk is, verwittigt hij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde zo spoedig mogelijk.

Om het verlof te kunnen genieten, bewijst de ambtenaar dat hij pleegouder is.

Op verzoek van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde levert de ambtenaar het bewijs van de gebeurtenissen die zijn afwezigheid op het werk rechtvaardigen aan de hand van de gepaste documenten of bij gebreke hieraan, door ieder ander bewijsmiddel.

Art. 99.§ 1. Onverminderd artikel 98, heeft de ambtenaar in dienstactiviteit die is aangesteld als pleegouder en die naar aanleiding van een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt, met het oog op de zorg voor dit kind, eenmalig recht op pleegouderverlof gedurende een ononderbroken periode van maximum zes weken.

Indien de ambtenaar ervoor kiest om het toegestane maximumaantal weken pleegouderverlof niet op te nemen, bedraagt het verlof ten minste een week of een veelvoud van een week.

Het pleegouderverlof van zes weken per ouder wordt als volgt opgetrokken voor de pleegouder of voor beide pleegouders samen: 1° met drie weken vanaf 1 januari 2023;2° met vier weken vanaf 1 januari 2025;4° met vijf weken vanaf 1 januari 2027. Het derde lid is enkel van toepassing op de aanvraag ingediend overeenkomstig paragraaf 2 vanaf de inwerkingtreding van de betrokken optrekking en voor zover het pleegouderverlof ten vroegste aanvangt vanaf diezelfde datum van inwerkingtreding.

Indien het pleeggezin bestaat uit twee personen, die beiden zijn aangesteld als pleegouder van het kind, worden de bijkomende weken bedoeld in het derde lid onderling tussen hen verdeeld. § 2. Om het recht op pleegouderverlof te kunnen uitoefenen, neemt dit verlof een aanvang binnen de twaalf maanden volgend op de inschrijving van het kind als deel uitmakend van het gezin van de ambtenaar in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar hij zijn verblijfplaats heeft of, wanneer de ambtenaar op post aangesteld is, in het consulair bevolkingsregister van de post.

De ambtenaar die het pleegouderverlof wenst te genieten, deelt aan de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de datum mee waarop het verlof aanvangt en de duur ervan.

De mededeling gebeurt schriftelijk minstens één maand vóór de aanvang van het verlof, tenzij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

De ambtenaar legt, ten laatste bij de aanvang van het pleegouderverlof, de volgende documenten voor: 1° de documenten ter staving van de gebeurtenis die het recht op pleegouderverlof doet ontstaan;2° een verklaring op eer die, al naargelang het geval, de verdeling van de bijkomende weken pleegouderverlof tussen de twee pleegouders of de toewijzing van deze weken aan de enige pleegouder die van dit verlof gebruik maakt, vastlegt. De verklaring op eer bedoeld in het vierde lid, 2° is enkel nodig als het pleeggezin bestaat uit twee pleegouders. § 3. De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld, wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten worden toegekend in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag of dat ten minste negen punten worden toegekend in alle drie de pijlers samen van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regeling betreffende de kinderbijslag.

De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per pleegouder verlengd ingeval van gelijktijdig onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg.

De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verminderd met het aantal weken opvangverlof in toepassing van artikel 97 dat de ambtenaar reeds heeft gekregen voor hetzelfde kind.

Art. 100.Het opvangverlof wordt verminderd met het aantal dagen pleegzorgverlof dat reeds opgenomen werd in hetzelfde jaar voor hetzelfde kind in toepassing van artikel 98.

Het pleegzorgverlof in toepassing van artikel 98 wordt verminderd met het aantal dagen opvangverlof dat reeds opgenomen werd in hetzelfde jaar.

Onderafdeling 9. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang

Art. 101.De ambtenaar in dienstactiviteit heeft recht op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang voor een periode van maximaal twintig dagen per jaar.

Dit verlof wordt genomen per dag of per halve dag.

De dwingende redenen van familiaal belang worden erkend door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Als dwingende redenen van familiaal belang worden van ambtswege erkend: 1° de ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont;2° de opvang, tijdens de periodes van schoolvakantie, van het kind van de ambtenaar of van de partner van de ambtenaar dat de leeftijd van vijftien jaar niet heeft bereikt;3° de opvang, tijdens de periodes van schoolvakantie, van het kind van de ambtenaar of van de partner van de ambtenaar dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt, wanneer het kind getroffen is door een lichamelijke en geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste vier punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag;4° de opvang, tijdens de periodes van schoolvakantie, van het kind van de ambtenaar of van de partner van de ambtenaar dat onder het statuut van verlengde minderjarigheid wordt geplaatst.

Art. 102.Om het verlof in toepassing van artikel 101 te genieten, kan de ambtenaar er door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde toe gehouden worden het bewijs te leveren van het bestaan van een dwingende reden van familiaal belang.

Art. 103.De maximumduur van het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt pro rata verminderd overeenkomstig artikel 76, § 2.

Onderafdeling 10. - Verlof wegens ziekte

Art. 104.De ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, krijgt verlof wegens ziekte tot maximum eenentwintig dagen per twaalf maanden dienstanciënniteit.

Voor de ambtenaar die oorlogsinvalide is, wordt het aantal dagen bepaald in het eerste lid op tweeëndertig gebracht.

Art. 105.De medewerker die ziek wordt in de loop van de dag en van het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan de toelating krijgt het werk te verlaten om zich naar huis te begeven of medische zorgen te ontvangen, bekomt een dienstvrijstelling.

Het posthoofd dat of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan die ziek wordt in de loop van de dag en van de hiërarchische meerdere of zijn afgevaardigde de toelating krijgt het werk te verlaten om zich naar huis te begeven of medische zorgen te ontvangen, bekomt een dienstvrijstelling.

Art. 106.§ 1. De eenentwintig en tweeëndertig dagen waarvan sprake in artikel 104 worden verminderd pro rata van de tijdens de beschouwde periode van twaalf maanden niet verrichte prestaties, wanneer de ambtenaar in de loop van die periode: 1° afwezig is geweest wegens ziekte, het verlof bedoeld in de artikelen 108 en 109 uitgezonderd;2° in non-activiteit werd geplaatst. § 2. Indien het aldus berekende aantal dagen ziekteverlof geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid. § 3. Enkel de dagen begrepen in de periode van afwezigheid wegens ziekte worden aangerekend.

Art. 107.Het verlof wegens ziekte wordt tijdelijk onderbroken tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang. De dagen verlof om dwingende redenen die samenvallen met een ziekteverlof, worden niet als ziekteverlofdagen beschouwd.

Art. 108.§ 1. Onder voorbehoud van artikel 110 en in afwijking van artikel 104, wordt het verlof wegens ziekte zonder tijdsbeperking toegestaan, naar aanleiding van: 1° een arbeidsongeval;2° een ongeval op de weg van en naar het werk;3° een beroepsziekte. Bovendien en behalve voor de toepassing van artikel 110 komen de verlofdagen toegestaan naar aanleiding van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte, zelfs na de datum van consolidering, niet in aanmerking voor het bepalen van het aantal verlofdagen dat de ambtenaar nog kan krijgen bij toepassing van artikel 104. § 2. Indien de aanstelling in een andere functie op dezelfde post, op een andere post, op Belgoeurop of op Belotan of op het hoofdbestuur niet mogelijk is, wordt de ambtenaar die bedreigd is door een beroepsziekte en die, omwille hiervan en volgens de nadere regels door Ons bepaald, tijdelijk ophoudt zijn functie uit te oefenen, ambtshalve in verlof gesteld voor de nodige duur. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 109.De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een ongeval veroorzaakt door de fout van een derde dat geen ongeval is als bedoeld in artikel 108, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de ambtenaar nog krachtens artikel 104 kan krijgen ten belope van het percentage aansprakelijkheid dat aan de derde is toegewezen en dat als grondslag dient voor de wettelijke indeplaatsstelling van de Staat.

De verlofdagen wegens ziekte ingevolge een arbeidsongeval dat of een beroepsziekte die de ambtenaar overkomen is bij een vorige werkgever, worden niet in aanmerking genomen om het aantal verlofdagen te bepalen dat de ambtenaar nog krachtens artikel 104 kan krijgen, voor zover dat de ambtenaar vergoedingen blijft genieten voor de ganse periode van tijdelijke arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 22 van de arbeidsongevallen wet van 10 april 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/04/1971 pub. 17/10/2014 numac 2014000710 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet type wet prom. 10/04/1971 pub. 23/03/2018 numac 2018030615 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Arbeidsongevallenwet sluiten, in artikel 34 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970 of in iedere equivalente norm.

Art. 110.Onverminderd artikel 116 en in afwijking van artikel 130, eerste lid, 5°, kan de ambtenaar niet definitief ongeschikt worden verklaard wegens ziekte alvorens hij de gezamenlijke verloven heeft uitgeput waarop artikel 104 hem recht geeft.

Art. 111.Elke ambtenaar krijgt jaarlijks het overzicht van het saldo van de verloven waarop artikel 104 hem recht geeft.

Indien de ambtenaar niet akkoord gaat met dit saldo, kan hij bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde binnen de vijftig werkdagen een gemotiveerd bezwaar indienen.

Deze laatste neemt een beslissing binnen de vijftig werkdagen.

Wanneer deze termijn verstreken is zonder dat er een beslissing is genomen, is het bezwaar aanvaard.

Art. 112.De voorzitter of zijn afgevaardigde brengt de betrokken ambtenaar op de hoogte van de beslissing tot aanvraag van een onderzoek in het kader van de vroegtijdige oppensioenstelling wegens gezondheidsredenen bij het Bestuur van de medische expertise.

Art. 113.Indien het Bestuur van de medische expertise de voorzitter of zijn afgevaardigde meedeelt dat een ambtenaar een onderzoek in het kader van de vroegtijdige oppensioenstelling wegens gezondheidsredenen heeft belemmerd of geweigerd, dan nodigt de voorzitter of zijn afgevaardigde de ambtenaar uit om de redenen hiervan mee te delen binnen de veertien dagen.

Indien de ambtenaar geen gevolg geeft aan deze vraag om toelichting te geven of geen geldige reden kan aantonen, wordt hij in non-activiteit gezet vanaf de dag waarop hij het onderzoek heeft belemmerd of geweigerd tot de dag van hervatting van het werk.

Onderafdeling 11. - Disponibiliteit wegens ziekte

Art. 114.De disponibiliteit van de ambtenaar wegens ziekte wordt uitgesproken door de voorzitter of zijn afgevaardigde.

Art. 115.§ 1. Onverminderd artikel 108 bevindt de ambtenaar die afwezig is wegens ziekte na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 104, zich van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte. § 3. Het artikel 109 is van toepassing op de ambtenaar in disponibiliteit wegens ziekte.

Onderafdeling 12. - Gemeenschappelijke bepalingen bij het verlof wegens ziekte en de disponibiliteit wegens ziekte

Art. 116.§ 1. De medewerker die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, brengt hiervan onmiddellijk het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan op de hoogte.

Het posthoofd dat of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, brengt hiervan onmiddellijk zijn hiërarchische meerdere of zijn afgevaardigde op de hoogte. § 2. Voor een afwezigheid wegens ziekte of ongeval die langer duurt dan één dag, dient de ambtenaar aangesteld op post zo snel mogelijk een geneeskundig getuigschrift in bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Het geneeskundig getuigschrift maakt melding van de waarschijnlijke duur van de ziekte, de verblijfplaats van de ambtenaar en of hij zich al dan niet mag verplaatsen.

In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, dient de ambtenaar onmiddellijk een geneeskundig getuigschrift in bij de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde wanneer de afwezigheid die het gevolg is van ziekte of ongeval maar één dag bedraagt en wanneer de ambtenaar tijdens het lopende jaar reeds driemaal afwezig is geweest als gevolg van ziekte of ongeval met een duur van één dag zonder een geneeskundig getuigschrift. § 3. Voor een afwezigheid wegens ziekte of ongeval die langer duurt dan één dag, dient de ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan zo snel mogelijk een geneeskundig getuigschrift in bij het Bestuur van de medische expertise.

Het geneeskundig getuigschrift maakt melding van de ziekte, de waarschijnlijke duur ervan, de verblijfplaats van de ambtenaar en of de ambtenaar zich met het oog op de controle al dan niet mag verplaatsen.

In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, dient de ambtenaar onmiddellijk een geneeskundig getuigschrift in bij het Bestuur van de medische expertise wanneer de afwezigheid die het gevolg is van ziekte of ongeval maar één dag bedraagt en wanneer de ambtenaar tijdens het lopende kalenderjaar reeds drie maal afwezig is geweest als gevolg van ziekte of ongeval met een duur van één dag zonder een geneeskundig getuigschrift.

Art. 117.Wanneer de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan afwezig is wegens ziekte of een ongeval, wordt hij ten laatste aan het einde van een ononderbroken afwezigheidsperiode van vier maanden aangesteld op het hoofdbestuur.

Onderafdeling 13. - Controle op de afwezigheden op Belgoeurop of op Belotan in geval van ziekte, ongeval, arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte

Art. 118.§ 1. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan die ten gevolge van ziekte of ongeval afwezig is, staat onder het geneeskundig toezicht van het in het Bestuur van de medische expertise, overeenkomstig de artikelen 119 tot en met 122. § 2. De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan die ten gevolge van arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte afwezig is, staat onder het geneeskundig toezicht van het in het Bestuur van de medische expertise, overeenkomstig de artikelen 119, § 1 en § 2, eerste tot en met derde lid, en 121.

Art. 119.§ 1. De ambtenaar ontvangt de controlearts, of gaat in op de oproep om zich aan te melden bij de controlearts.

De ambtenaar kan het medisch onderzoek niet weigeren.

De controle van de ambtenaar kan gebeuren op vraag van de FOD of op initiatief van het Bestuur van de medische expertise.

De controle van de ambtenaar kan gebeuren vanaf de eerste dag van de afwezigheid en tijdens de volledige periode van de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval.

Het medisch onderzoek vindt plaats in de woon- of verblijfplaats van de ambtenaar.

Wanneer de arts die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, oordeelt dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar hem toelaat zich te verplaatsen, dan kan deze laatste ook worden opgeroepen door het Bestuur van de medische expertise om zich voor een onderzoek aan te melden bij de controlearts.

Wanneer de controlearts de ambtenaar niet aantreft op de aangegeven woon- of verblijfplaats, dan laat hij een bericht achter.

Behoudens wanneer de arts die het geneeskundig getuigschrift aan de ambtenaar heeft afgeleverd, oordeelt dat zijn gezondheidstoestand hem niet toelaat zich naar een andere plaats te begeven, meldt de ambtenaar zich op het vermelde uur aan bij de controlearts.

Wanneer de ambtenaar zich niet naar een andere plaats mag begeven, maar afwezig was wegens redenen van overmacht op het ogenblik van de controle, brengt hij de controlearts onmiddellijk hiervan op de hoogte, zodat een nieuwe controle kan plaatshebben.

De ambtenaar die het medisch onderzoek weigert of het de controlearts onmogelijk maakt om het medisch onderzoek uit te voeren, wordt van rechtswege in non-activiteit geplaatst. § 2. De controlearts gaat na of de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval gerechtvaardigd is en kan daarbij hoogstens constateren dat: 1° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch gerechtvaardigd is;2° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch gerechtvaardigd is voor een kortere periode dan vermeld werd in het geneeskundig getuigschrift;3° de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval medisch ongerechtvaardigd is. De controlearts oefent zijn opdracht uit overeenkomstig de bepalingen van artikel 3 van de wet van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten betreffende de controlegeneeskunde.

De controlearts overhandigt onmiddellijk, eventueel na raadpleging van diegene die het in artikel 116, § 3 bedoelde geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd, zijn bevindingen schriftelijk aan de ambtenaar. Indien de ambtenaar op dat ogenblik kenbaar maakt dat hij niet akkoord gaat met de bevindingen van de controlearts, wordt dit door deze laatste vermeld op voornoemd geschrift.

In het geval bedoeld in het eerste lid, 2° en 3° gaat de werkhervatting in respectievelijk op de door de controlearts vastgestelde datum of, onverminderd artikel 120, op de eerste dag volgend op het onderzoek.

Wanneer de ambtenaar één dag afwezig is ten gevolge van ziekte of ongeval en geen arts heeft geraadpleegd, en de controlearts oordeelt na medisch onderzoek dat de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval niet gerechtvaardigd is, dan bevindt de ambtenaar zich van rechtswege in non-activiteit.

Niettemin kan de ambtenaar opteren voor het gebruik van één dag jaarlijks vakantieverlof met akkoord van de voorzitter of van zijn afgevaardigde voor een afwezigheid van één dag waarvoor de ambtenaar geen arts geraadpleegd heeft wanneer de controlearts geoordeeld heeft dat de afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval ongerechtvaardigd is.

Art. 120.Binnen de twee werkdagen die volgen op de overhandiging van de bevindingen door de controlearts, kan de meest belanghebbende partij in onderling akkoord een arts-scheidsrechter aanwijzen met het oog op het beslechten van het medische geschil.

Indien geen akkoord kan worden bereikt binnen de twee werkdagen kan de meest belanghebbende partij met het oog op het beslechten van het medisch geschil een arts-scheidsrechter aanwijzen die voldoet aan de bepalingen van de wet van 13 juni 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten betreffende de controlegeneeskunde en voorkomt op de lijst die in uitvoering van voornoemde wet werd vastgesteld.

Het Bestuur van de medische expertise kan de controlearts en de ambtenaar kan diegene die hem het geneeskundig getuigschrift overhandigd heeft, uitdrukkelijk machtiging geven om de arts-scheidsrechter aan te wijzen.

De arts-scheidsrechter voert het medisch onderzoek uit en beslist over het medisch geschil binnen de drie werkdagen die volgen op zijn aanwijzing.

Alle andere vaststellingen blijven onder het beroepsgeheim.

Indien de arts-scheidsrechter een negatieve beslissing neemt, wordt, de periode tussen de datum van werkhervatting bepaald door de controlearts en de datum van de beslissing van de arts-scheidsrechter, omgezet in non-activiteit De kosten van deze procedure, alsmede de eventuele verplaatsingskosten van de ambtenaar, vallen ten laste van de verliezende partij.

De arts-scheidsrechter brengt diegene die het geneeskundig getuigschrift heeft afgeleverd en de controlearts op de hoogte van zijn beslissing.

Het Bestuur van de medische expertise en de ambtenaar worden schriftelijk bij een ter post aangetekende brief verwittigd.

Art. 121.Wanneer de ambtenaar tijdens een afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval in het buitenland wil verblijven, krijgt hij hiervoor voorafgaand de toestemming van het Bestuur van de medische expertise.

De ambtenaar legt een gemotiveerde aanbeveling van zijn behandelend arts voor waaruit blijkt dat het verblijf in het buitenland de genezing en/of de behandeling niet in gevaar brengt. De arts vermeldt eveneens de begin- en einddatum van de aangevraagde verblijfperiode in het buitenland.

Art. 122.Tijdens een afwezigheid ten gevolge van ziekte of ongeval heeft de ambtenaar de mogelijkheid, met het oog op zijn werkhervatting, om deel te nemen aan opleidingsactiviteiten en aan activiteiten in het kader van terug-naar-werkbegeleiding.

Onderafdeling 14. - Dienstvrijstelling voor opleidingsactiviteiten

Art. 123.Een dienstvrijstelling kan door de voorzitter of zijn afgevaardigde aan de ambtenaar worden toegekend, na goedkeuring van het posthoofd of de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan, om opleidingsactiviteiten bij te wonen in verband met zijn functie binnen en buiten de federale overheid.

De dienstvrijstelling kan maximum 120 uren per jaar bedragen en kan geheel of gedeeltelijk geweigerd worden om dienstredenen of wanneer de opleiding niet overeenstemt met de uitgeoefende functie.

Onderafdeling 15. - Dienstvrijstelling voor reisdagen

Art. 124.§ 1. In het geval van een periodieke terugkeerreis overeenkomstig artikel 269 geniet de ambtenaar van een dienstvrijstelling voor zijn reisdagen.

De dienstvrijstelling wordt bepaald op basis van de categorie van verwijdering van de post: 1° een halve dag voor een enkel traject van of naar een post behorend tot de categorie van verwijdering 1 of 2;2° één dag voor een enkel traject van of naar een post behorend tot de categorie van verwijdering 3 of 4;3° anderhalve dag voor een enkel traject van of naar een post behorend tot de categorie van verwijdering 5. Het Directiecomité bepaalt de categorie van verwijdering van de posten en de nadere regels voor de berekening ervan. § 2. In afwijking van paragraaf 1, geniet de ambtenaar, wanneer hij reist op een sluitingsdag van de post, van een compensatieverlof binnen de grenzen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.

Het compensatieverlof wordt genomen binnen de twaalf maanden volgend op de reisdag.

Indien het compensatieverlof niet wordt genomen overeenkomstig het tweede lid, verliest de ambtenaar het voordeel ervan.

Onderafdeling 16. - Dienstvrijstelling met het oog op het voorbereiden van de aanstelling op post

Art. 125.De ambtenaar geniet, tussen het einde van zijn aanstelling op post, op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan en zijn aanstelling op een andere post, van een dienstvrijstelling van vijf werkdagen om zijn aanstelling op de nieuwe post voor te bereiden.

Onderafdeling 17. - Dienstvrijstelling voor het nemen van professionele contacten in België en gezondheidsonderzoeken

Art. 126.De ambtenaar aangesteld op post geniet, per jaar, van maximum vijf werkdagen dienstvrijstelling teneinde hem toe te laten, tijdens een verblijf in België, professionele contacten te nemen met voor zijn functie relevante gesprekpartners en zich te onderwerpen aan de gezondheidsbeoordelingen voorzien door de Codex Welzijn op het werk.

De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of Belotan geniet van een dienstvrijstelling om hem toe te laten zich te onderwerpen aan de gezondheidsbeoordelingen voorzien door de Codex Welzijn op het werk.

Onderafdeling 18. - Terugroeping in dienst

Art. 127.De ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan kan in dienst teruggeroepen worden naar het hoofdbestuur.

Onderafdeling 19. Feestdagen op post, op Belgoeurop en op Belotan

Art. 128.§ 1. De ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan geniet van veertien jaarlijkse feestdagen. § 2. Deze feestdagen worden jaarlijks bepaald door het posthoofd en de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop en van Belotan, die tijdens de maand januari aan de directeur-generaal P&O of aan zijn afgevaardigde de lijst met de veertien feestdagen van toepassing voor het lopende jaar meedelen.

TITEL 9. - Overgang naar de carrière van de Rijksambtenaren

Art. 129.Op gemotiveerd verzoek gericht aan de voorzitter of zijn afgevaardigde gaat de ambtenaar over naar de carrière van de Rijksambtenaren.

Na deze overgang naar de carrière van de Rijksambtenaren is de ambtenaar definitief onderworpen aan het statuut van het Rijkspersoneel met behoud van zijn administratieve en geldelijke anciënniteit, zijn klasse of zijn niveau en zijn weddeschaal.

TITEL 10. - Definitieve ambtsneerlegging

Art. 130.Verliest ambtshalve en zonder opzeg de hoedanigheid van ambtenaar, de ambtenaar: 1° van wie de benoeming als onregelmatig werd vastgesteld binnen de termijn van het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State;2° die niet meer aan de Belgische nationaliteitsvereiste voldoet;3° die niet meer zijn burgerlijke of politieke rechten geniet;4° die niet langer aan de wetten over de dienstplicht voldoet;5° van wie de definitieve medische ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld door het Bestuur van de medische expertise;6° die, zonder geldige reden, zijn functie verlaat en meer dan tien werkdagen afwezig blijft en die behoorlijk en voorafgaandelijk verwittigd werd en om opheldering verzocht is;7° die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en de strafwetten de ambtsneerlegging tot gevolg heeft;8° die om tuchtredenen wordt ontslagen van ambtswege of wordt afgezet. De termijn bedoeld in het eerste lid, 1° geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar.

De bepaling bedoeld in het eerste lid, 6° is niet van toepassing op de ambtenaar die aan een georganiseerde werkonderbreking deelneemt.

Art. 131.Tot ambtsneerlegging geven aanleiding: 1° het vrijwillig ontslag;2° de oppensioenstelling;3° een tweede voltijdse benoeming in vast dienstverband in een andere overheidsdienst, eens die benoeming niet meer vatbaar is voor vernietiging door de Raad van State;4° de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid volgens de procedure bepaald door de artikelen 34 en 36 van het koninklijk besluit van 14 januari 2022Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten7 betreffende de evaluatie in het federaal openbaar ambt. De ambtenaar die vrijwillig ontslag neemt, mag zijn dienst slechts verlaten na zijn ontslag te hebben betekend bij een aangetekende brief aan de voorzitter of zijn afgevaardigde. Deze betekening gebeurt ten minste dertig dagen voorafgaand aan het ontslag, dat ingaat op de datum van verzending van de aangetekende brief. Deze termijn kan in onderlinge overeenstemming ingekort worden.

Art. 132.De ambtenaar die minstens vijftien jaar dienstactiviteit telt, kan door het besluit waarbij hij uit zijn functie wordt ontslagen, gemachtigd worden, naar zijn keuze, de eretitel te voeren van zijn klasse en, desgevallend, van zijn weddeschaal of van de laatste functie die hij heeft uitgeoefend op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Deze machtiging kan bij koninklijk besluit ingetrokken worden, op een met redenen omkleed voorstel van de minister.

TITEL 11. - Ordemaatregelen

HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepaling

Art. 133.Deze titel is van toepassing op de stagiair.

HOOFDSTUK 2. - Preventieve schorsing

Art. 134.§ 1. Wanneer het belang van de dienst het vereist, kan de ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop, op Belotan of op post preventief worden geschorst bij wijze van ordemaatregel. § 2. Deze preventieve schorsing kan voor de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan worden vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur.

Art. 135.Wanneer de ambtenaar op het hoofdbestuur is aangesteld, wordt de preventieve schorsing, op gemotiveerd voorstel van de voorzitter of zijn afgevaardigde, opgelegd door de overheid die de ambtenaar heeft aangesteld op het hoofdbestuur.

Wanneer de ambtenaar op post, op Belgoeurop of op Belotan is aangesteld, wordt de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, op gemotiveerd voorstel van de voorzitter of zijn afgevaardigde, opgelegd door de overheid die de ambtenaar heeft aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan.

Art. 136.De overheid bevoegd voor het uitspreken van de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, kan de wedde verminderen en kan aan de ambtenaar het recht ontzeggen aanspraak te maken op bevordering tot de hogere klasse en bevordering in weddeschaal in de volgende gevallen: 1° wanneer de ambtenaar het voorwerp is van een strafrechtelijke procedure;2° wanneer de ambtenaar het voorwerp is van een tuchtprocedure. De inhouding van wedde mag niet hoger zijn dan deze voorzien in artikel 23, vierde lid van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

De inhouding van wedde mag evenmin tot gevolg hebben dat het loon wordt verminderd tot een bedrag dat lager is dan de werkloosheidsuitkering waarop de ambtenaar recht zou hebben indien hij onder de sociale zekerheid voor werknemers viel.

Art. 137.§ 1. De preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, kan pas worden voorgesteld nadat de ambtenaar de mogelijkheid heeft gekregen om door de voorzitter of zijn afgevaardigde te worden gehoord in zijn middelen van verdediging over de feiten die een eventuele preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, verantwoorden. § 2. In geval van hoogdringendheid kan de voorzitter de ambtenaar onmiddellijk preventief schorsen en, desgevallend, terugroepen naar het hoofdbestuur, vooraleer hem te horen.

De kennisgeving van de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, bevat de oproep voor het verhoor, waarvan de inhoud overeenstemt met het artikel 138, tweede lid, 1° en 3° tot en met 5°.

Art. 138.De ambtenaar wordt opgeroepen voor het verhoor met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont, binnen een termijn van minimum vijftien dagen na het versturen van de oproep.

De oproep vermeldt: 1° de feiten die een eventuele preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, van de ambtenaar verantwoorden;2° het voornemen van de voorzitter of zijn afgevaardigde om aan de bevoegde overheid voor te stellen een preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, van de ambtenaar uit te spreken alsook, in voorkomend geval, de maatregelen bedoeld in artikel 136;3° de plaats, de dag en het uur van het verhoor;4° het recht van de ambtenaar om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;5° het recht van de ambtenaar om een schriftelijk verweer neer te leggen alsook de stukken die hij wenst toe te voegen aan het dossier tot uiterlijk drie dagen voor het verhoor. Het dossier dat alle stukken bevat die betrekking hebben op de feiten die een mogelijke preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, verantwoorden, wordt als bijlage gevoegd bij deze oproep.

Art. 139.De ambtenaar verschijnt persoonlijk of via videoconferentie.

Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar keuze.

De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie.

Indien de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, zonder geldig excuus, niet verschijnt, doet de voorzitter of zijn afgevaardigde uitspraak op grond van de stukken van het dossier.

Hetzelfde geldt zodra de ambtenaar, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt.

Art. 140.Binnen de zeven dagen na het verhoor van de ambtenaar worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.

Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de ambtenaar overgemaakt met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De ambtenaar wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post binnen een termijn van vijftien dagen na het versturen van de notulen.

De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.

De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor.

Art. 141.§ 1. Binnen een termijn van acht weken vanaf de oproep voor het verhoor, beslist de bevoegde overheid over de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, alsook over de maatregelen bedoeld in artikel 136. § 2. De beslissing tot preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, wordt onverwijld ter kennis gebracht van de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

Art. 142.De preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, heeft uitwerking op de dag van de kennisgeving.

Art. 143.Binnen een termijn van tien dagen vanaf de dag die volgt op de kennisgeving kan de ambtenaar een beroep instellen tegen de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, bij de bevoegde raad van beroep bedoeld in artikel 82, eerste lid, 2° van het statuut van het Rijkspersoneel.

Indien het advies van de raad van beroep ongunstig is voor de ambtenaar, blijft de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur, gehandhaafd.

Indien het advies van de raad van beroep gunstig is voor de ambtenaar, beslist de bevoegde overheid definitief over het behoud of de opheffing van de preventieve schorsing, desgevallend vergezeld van een terugroeping naar het hoofdbestuur.

Art. 144.Behoudens strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging mag de preventieve schorsing ten hoogste zes maanden bedragen.

Bij strafrechtelijk onderzoek en/of strafrechtelijke vervolging mag de preventieve schorsing maximum gelden voor de duur van het onderzoek en/of de strafrechtelijke vervolging.

In afwijking van het eerste lid, beslist de bevoegde overheid, indien zij in kennis wordt gesteld van de in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke uitspraak, de minnelijke schikking of de seponering, over het behoud van de preventieve schorsing indien een tuchtprocedure wordt opgestart.

Art. 145.Indien de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van wedde, geen tuchtstraf oplegt of een andere tuchtstraf oplegt dan de inhouding van wedde, de tuchtschorsing, het ambtshalve ontslag of de afzetting, wordt de preventieve schorsing ingetrokken en wordt de ingehouden wedde uitbetaald.

Indien de tuchtoverheid, in aansluiting op een preventieve schorsing met inhouding van wedde, de tuchtstraf inhouding van wedde, tuchtschorsing, ontslag van ambtswege of afzetting oplegt, heeft de tuchtstraf uitwerking met ingang van de dag van de kennisgeving van de preventieve schorsing. In dit geval wordt het bedrag van de tijdens de preventieve schorsing ingehouden wedde, in mindering gebracht van het bedrag van het weddenverlies verbonden aan de tuchtstraf.

Indien het bedrag van de ingehouden wedde groter is dan het bedrag van het weddenverlies verbonden aan de tuchtstraf, wordt het verschil aan de ambtenaar uitbetaald.

HOOFDSTUK 3. - Terugroeping naar het hoofdbestuur

Art. 146.Wanneer het belang van de dienst het vereist, kan de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan naar het hoofdbestuur worden teruggeroepen bij wijze van ordemaatregel.

Deze terugroeping naar het hoofdbestuur kan worden vergezeld van een preventieve schorsing.

De bevoegde overheden, de procedure en de nadere regels voor de terugroeping naar het hoofdbestuur zijn dezelfde als voor de preventieve schorsing.

TITEL 12. - Tuchtregeling

HOOFDSTUK 1. - Gemeenschappelijke bepaling

Art. 147.Deze titel is van toepassing op de stagiair.

HOOFDSTUK 2. - Tuchtfeiten

Art. 148.Elke handeling of gedraging die een tekortkoming aan de beroepsplichten uitmaakt en in het bijzonder aan één van de plichten bedoeld in de artikelen 7, 8, 9, § 1, 10 en 12 van het statuut van het Rijkspersoneel of die de waardigheid van het ambt in het gedrang brengt, is een tuchtfeit en kan aanleiding geven tot één van de tuchtstraffen bedoeld in artikel 149, onverminderd de toepassing van de strafwetten.

HOOFDSTUK 3. - Tuchtstraffen

Art. 149.Uitsluitend de volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken: 1° de terechtwijzing;2° de blaam;3° de inhouding van wedde;4° de verplaatsing bij tuchtmaatregel;5° de tuchtschorsing;6° de lagere inschaling;7° de terugzetting in klasse;8° het ontslag van ambtswege;9° de afzetting.

Art. 150.De inhouding van wedde wordt toegepast gedurende ten minste één maand en ten hoogste zesendertig maanden en mag niet hoger liggen dan die welke bepaald is in artikel 23, vierde lid van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.

Art. 151.De bij tuchtmaatregel verplaatste ambtenaar kan op zijn aanvraag geen nieuwe aanstelling noch een overplaatsing bekomen gedurende de termijn die bepaald is voor de uitwissing van zijn tuchtstraf.

Art. 152.De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor een periode van ten minste één maand en ten hoogste drie maanden.

De tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand non-activiteit.

Gedurende de periode van de tuchtschorsing heeft de ambtenaar recht op zijn wedde en kan er hem geen hogere inhouding van wedde worden opgelegd dan die welke bepaald is in artikel 23, vierde lid van de wet van 12 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/04/1965 pub. 08/03/2007 numac 2007000126 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de bescherming van het loon der werknemers sluiten betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.

Gedurende de periode van de tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering en op bevordering in zijn weddeschaal niet doen gelden.

Art. 153.De lagere inschaling wordt opgelegd door de toekenning van een lagere weddeschaal in dezelfde klasse.

Art. 154.De terugzetting in klasse wordt opgelegd door de toekenning van een lagere klasse.

De ambtenaar neemt in de nieuwe klasse rang in op de datum waarop deze toekenning uitwerking heeft.

HOOFDSTUK 4. - Tuchtoverheid

Art. 155.De tuchtstraf wordt uitgesproken door de minister, met uitzondering van de terugzetting in klasse, het ontslag van ambtswege en de afzetting die door Ons worden opgelegd.

Art. 156.De tuchtstraf wordt uitgesproken na een voorlopig voorstel van de bevoegde hiërarchische meerdere.

De minister wijst de bevoegde hiërarchische meerdere aan.

HOOFDSTUK 5. - Tuchtprocedure en beroep Afdeling 1. - Het formuleren van het voorlopig strafvoorstel


Art. 157.De hiërarchische meerdere voert het tuchtonderzoek.

Wanneer het tuchtonderzoek is afgerond, stelt de hiërarchische meerdere een tuchtverslag op dat de ten laste gelegde feiten vermeldt.

Hij stelt een tuchtdossier samen dat alle stukken bevat die betrekking hebben op de ten laste gelegde feiten.

Art. 158.Een voorlopig voorstel van tuchtstraf kan pas worden geformuleerd nadat de ambtenaar de mogelijkheid heeft gekregen om door de hiërarchische meerdere te worden gehoord in zijn middelen van verdediging betreffende de feiten die hem ten laste worden gelegd.

Art. 159.Ten minste eenentwintig dagen voor het verhoor roept de hiërarchische meerdere de ambtenaar op om door hem te worden gehoord.

De oproep wordt verstuurd met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de ambtenaar heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De oproep vermeldt: 1° de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd;2° het feit dat een tuchtstraf wordt overwogen;3° de plaats, de dag en het uur van het verhoor;4° het recht van de ambtenaar om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;5° het recht van de ambtenaar om de openbaarheid van het verhoor te vragen;6° het recht van de ambtenaar om het horen van getuigen te vragen tot uiterlijk tien dagen voor het verhoor, waarbij de naam van de getuigen en het onderwerp van de getuigenissen dienen te worden vermeld;7° het recht van de ambtenaar om een schriftelijk verweer neer te leggen tot uiterlijk drie dagen voor het verhoor;8° het recht van de ambtenaar om de stukken die hij wenst toe te voegen aan het dossier neer te leggen tot uiterlijk tien dagen voor het verhoor;9° desgevallend, de naam van de getuigen die worden opgeroepen door de hiërarchische meerdere en het onderwerp van hun getuigenissen. Het tuchtverslag en het tuchtdossier worden als bijlage gevoegd bij de oproepingsbrief.

Art. 160.§ 1. De ambtenaar verschijnt persoonlijk of via videoconferentie. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar keuze.

De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie. § 2. Het verhoor van de ambtenaar en, in voorkomend geval, van de getuige, is niet openbaar, tenzij de ambtenaar er zelf om verzoekt.

De opgeroepen getuige kan zich ertegen verzetten dat hij in het openbaar wordt gehoord.

Het verhoor van de getuige vindt plaats in de aanwezigheid van de ambtenaar en, in voorkomend geval, van de persoon naar keuze.

De hiërarchische meerdere kan zich bij het verhoor laten bijstaan door een secretaris die hij aanduidt. § 3. Indien de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, zonder geldig excuus niet verschijnt, doet de hiërarchische meerdere uitspraak op grond van de stukken van het dossier.

Hetzelfde geldt zodra de ambtenaar, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt.

De plaats, de dag en het uur van het uitgesteld verhoor of van het verhoor in voortzetting worden meegedeeld aan de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

Art. 161.§ 1. Binnen de tien dagen na het verhoor van de ambtenaar worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.

Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de ambtenaar overgemaakt met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De ambtenaar wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post binnen een termijn van twintig dagen na het verhoor.

De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.

De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor. § 2. Binnen de tien dagen na het verhoor van de getuige worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.

Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de getuige overgemaakt met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas indien het om een ambtenaren aangesteld op post gaat, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De getuige wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via diplomatieke tas indien het om een ambtenaar aangesteld op post gaat binnen een termijn van twintig dagen na het verhoor.

De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar mits de getuige beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.

De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor.

Art. 162.Binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn voor het meedelen van de opmerkingen op de notulen van het verhoor van de ambtenaar, formuleert de hiërarchische meerdere een gemotiveerd voorlopig voorstel van tuchtstraf en brengt hij dit voorlopig voorstel ter kennis van het Directiecomité en van de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ontvangst wordt bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De kennisgeving van het dossier geldt als aanhangigmaking bij het Directiecomité. Afdeling 2. - Het formuleren van het definitief strafvoorstel


Art. 163.Een definitief voorstel van tuchtstraf kan niet worden geformuleerd dan nadat de ambtenaar de mogelijkheid heeft gekregen om door het Directiecomité te worden gehoord over zijn middelen van verdediging betreffende de feiten die hem ten laste worden gelegd.

Art. 164.Ten minste eenentwintig dagen voor het verhoor roept het Directiecomité de ambtenaar op om door hem te worden gehoord.

Deze oproep wordt verstuurd met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat de ambtenaar heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij de ambtenaar de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De oproep vermeldt: 1° de feiten die de ambtenaar ten laste worden gelegd;2° de door de hiërarchische meerdere voorlopig voorgestelde tuchtstraf;3° de plaats, de dag en het uur van het verhoor;4° het recht van de ambtenaar om zich te laten bijstaan door een persoon naar keuze;5° het recht van de ambtenaar om de openbaarheid van het verhoor te vragen;6° het recht van de ambtenaar om het horen van getuigen te vragen tot uiterlijk tien dagen voor het verhoor, waarbij de naam van de getuigen en het onderwerp van de getuigenissen dienen te worden vermeld;7° het recht van de ambtenaar om een schriftelijk verweer neer te leggen tot uiterlijk drie dagen voor het verhoor;8° het recht van de ambtenaar om de stukken die hij wenst toe te voegen aan het dossier neer te leggen tot uiterlijk tien dagen voor het verhoor;9° desgevallend, de naam van de getuigen die worden opgeroepen door het Directiecomité en het onderwerp van hun getuigenissen.

Art. 165.§ 1. De ambtenaar verschijnt persoonlijk of via videoconferentie. Hij mag worden bijgestaan door een persoon naar zijn keuze.

De directeur-generaal P&O bepaalt de nadere regels van het verhoor via videoconferentie. § 2. Het verhoor van de ambtenaar en, in voorkomend geval, van de getuige, is niet openbaar, tenzij de ambtenaar er zelf om verzoekt.

De opgeroepen getuige kan zich ertegen verzetten dat hij in het openbaar wordt gehoord.

Het verhoor van de getuige vindt plaats in de aanwezigheid van de ambtenaar en, in voorkomend geval, van de persoon naar keuze. § 3. Indien de ambtenaar, hoewel regelmatig opgeroepen, zonder geldig excuus niet verschijnt, doet het Directiecomité uitspraak op grond van de stukken van het dossier.

Hetzelfde geldt zodra de ambtenaar, hoewel een tweede keer regelmatig opgeroepen, niet verschijnt.

De plaats, de dag en het uur van het uitgesteld verhoor of van het verhoor in voortzetting worden meegedeeld aan de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont. § 4. Kan geen zitting hebben noch deelnemen aan de beraadslaging van het Directiecomité, de ambtenaar tegen wie de tuchtvordering is ingesteld of elk personeelslid dat heeft deelgenomen aan het instellen van de tuchtvordering of dat, in welke hoedanigheid dan ook, aan de tuchtprocedure heeft deelgenomen.

Art. 166.§ 1. Binnen de tien dagen na het verhoor van de ambtenaar worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.

Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de ambtenaar overgemaakt met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De ambtenaar wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post binnen een termijn van twintig dagen na het verhoor.

De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar mits de ambtenaar beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.

De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor. § 2. Binnen de tien dagen na het verhoor van de getuige worden de notulen van dit verhoor opgemaakt.

Een afschrift van die notulen wordt onverwijld aan de getuige overgemaakt met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas indien het om een ambtenaar aangesteld op post gaat, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De getuige wordt uitgenodigd om zijn opmerkingen kenbaar te maken met een aangetekend schrijven, langs elektronische weg of via diplomatieke tas indien het om een ambtenaar aangesteld op post gaat binnen een termijn van twintig dagen na het verhoor.

De opmerkingen overgemaakt langs elektronische weg zijn enkel tegenstelbaar mits de getuige beschikt over een ontvangstbevestiging van de opmerkingen.

De opmerkingen overgemaakt via de diplomatieke tas zijn enkel tegenstelbaar op voorwaarde dat het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont.

De afwezigheid van opmerkingen binnen de termijn bedoeld in het derde lid impliceert de aanvaarding van de notulen van het verhoor.

Art. 167.§ 1. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de kennisgeving van het voorlopig voorstel van tuchtstraf, formuleert het Directiecomité een definitief voorstel van tuchtstraf.

Deze termijn van twee maanden kan op gemotiveerde wijze verlengd worden.

Het lid van het Directiecomité dat niet permanent aanwezig was tijdens het geheel van de verhoren, mag niet deelnemen aan de beraadslagingen en aan de stemming over het definitief voorstel van tuchtstraf. § 2. Het definitief voorstel van tuchtstraf wordt ter kennis gebracht van de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont. § 3. Binnen de twintig dagen vanaf de dag die volgt op de kennisgeving van het definitieve voorstel van tuchtstraf, kan de ambtenaar tegen dit voorstel een beroep indienen bij de bevoegde raad van beroep bedoeld in artikel 82, eerste lid, 2° van het statuut van het Rijkspersoneel. Afdeling 3. - Beslissing van de bevoegde overheid


Art. 168.De bevoegde overheid kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan die welke definitief is voorgesteld.

Ze kan slechts de feiten in aanmerking nemen die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.

Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben voor een periode die de uitspraak voorafgaat, met uitzondering van hetgeen bepaald is in artikel 145.

Art. 169.§ 1. Indien de raad van beroep gevat werd, beslist de bevoegde overheid binnen de vijftien dagen, te rekenen vanaf de betekening van het advies van de raad van beroep.

Zij deelt zonder verwijl de beslissing mee aan: 1° de ambtenaar met een aangetekend schrijven naar het laatste adres dat hij heeft meegedeeld, langs elektronische weg waarbij hij de ontvangst heeft bevestigd of via de diplomatieke tas voor de ambtenaar aangesteld op post, waarbij het inschrijvingsborderel de verzenddatum aantoont;2° de raad van beroep langs elektronische weg. Indien de bevoegde overheid afwijkt van het advies van de raad van beroep, kan zij geen andere feiten opwerpen dan die welke het advies van de raad van beroep gemotiveerd hebben. § 2. Indien de raad van beroep niet werd gevat, beslist de bevoegde overheid binnen de vijftien dagen vanaf het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 167, § 3. Afdeling 4. - Samenloop van tuchtfeiten


Art. 170.Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één tuchtprocedure en tot de uitspraak van één tuchtstraf.

Wanneer de ambtenaar in de loop van de tuchtprocedure een nieuw feit ten laste wordt gelegd, kan een nieuwe procedure worden begonnen zonder dat de lopende procedure noodzakelijkerwijs wordt onderbroken.

HOOFDSTUK 6. - Verjaring van de tuchtvordering

Art. 171.§ 1. De tuchtoverheid kan geen tuchtrechtelijke vervolging meer instellen na verloop van een termijn van zes maanden na de vaststelling of de kennisname door de tuchtoverheid van de daarvoor in aanmerking komende feiten.

De tuchtvervolging wordt geacht te zijn ingesteld van zodra de ambtenaar opgeroepen is om te worden gehoord door de hiërarchische meerdere. § 2. Indien in verband met dezelfde feiten een strafvordering werd ingesteld, wordt de termijn in paragraaf 1, eerste lid gestuit tot op de dag dat de tuchtoverheid er door de gerechtelijke overheid van op de hoogte wordt gebracht dat er een beslissing werd uitgesproken die in kracht van gewijsde is gegaan en die de strafvordering beëindigt. § 3. De strafvordering doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de tuchtoverheid om een tuchtstraf uit te spreken.

Indien de ambtenaar van mening is dat de tuchtstraf die hem opgelegd wordt, onverenigbaar is met een latere in kracht van gewijsde getreden strafrechtelijke uitspraak, dan kan hij binnen de zestig dagen na de kennisgeving van de strafrechtelijke uitspraak, bij de tuchtoverheid een verzoek indienen tot intrekking van de opgelegde tuchtstraf.

HOOFDSTUK 7. - Uitwissing van de tuchtstraf

Art. 172.§ 1. Elke tuchtstraf, behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege, wordt ambtshalve uitgewist in het persoonlijk dossier van de ambtenaar na verloop van een termijn van: 1° zes maanden voor de terechtwijzing;2° negen maanden voor de blaam;3° één jaar voor de inhouding van wedde;4° achttien maanden voor de verplaatsing bij tuchtmaatregel;5° twee jaar voor de tuchtschorsing;6° drie jaar voor de lagere inschaling en de terugzetting in graad. De termijn voor de uitwissing van de terechtwijzing, de blaam, de verplaatsing bij tuchtmaatregel, de lagere inschaling en de terugzetting in graad loopt vanaf de datum waarop de straf is uitgesproken.

De termijn voor de uitwissing van de inhouding van wedde en de tuchtschorsing loopt daags na de dag waarop de tuchtstraf ophoudt uitwerking te hebben. § 2. De uitwissing heeft enkel uitwerking voor de toekomst. De uitwissing heeft als gevolg dat met de uitgewiste tuchtstraf geen rekening meer kan worden gehouden bij de evaluatie en bij de beoordeling van de aanspraken op bevordering van de ambtenaar.

Met de uitgewiste tuchtstraf kan wel rekening worden gehouden bij het bepalen van de strafmaat indien nieuwe tuchtfeiten worden gepleegd.

Boek 2. - Consulaire carrière TITEL 1. - Algemene bepalingen

Art. 173.Dit boek is van toepassing op de ambtenaar van de consulaire carrière.

Art. 174.Er wordt geen enkele selectie voor de toegang tot de consulaire carrière georganiseerd.

Art. 175.De artikelen 40, 43, 45, 58 tot en met 69, 74 tot en met 146 en 148 tot en met 172 zijn van toepassing op de ambtenaar van de consulaire carrière.

TITEL 2. - Hiërarchie, anciënniteit en bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière

HOOFDSTUK 1. - Hiërarchie

Art. 176.De ambtenaar bekleed met de weddeschaal C1 of C2 draagt de titel van administratief assistent consulaire zaken.

De ambtenaar bekleed met de weddeschaal C3, C4 of C5 draagt de titel van administratief hoofd consulaire zaken.

In afwijking van het eerste en het tweede lid draagt de ambtenaar die aangesteld is op post, op Belgoeurop of op Belotan de titel van de functie die hij uitoefent.

HOOFDSTUK 2. - Anciënniteit

Art. 177.Voor de toepassing van de reglementaire bepalingen die uitgaan van de anciënniteit, wordt de voorrang tussen de ambtenaren waarvan de anciënniteit wordt vergeleken, als volgt bepaald: 1° de ambtenaar waarvan de dienstanciënniteit het grootst is;2° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.

Art. 178.Voor het berekenen van de dienstanciënniteit bedoeld in artikel 177, 1° komen in aanmerking de werkelijke diensten in de zin van artikel 43 die de ambtenaar, in welke hoedanigheid dan ook, zonder vrijwillige onderbreking en als ambtenaar van de consulaire carrière heeft verricht.

HOOFDSTUK 3. - Bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière Afdeling 1. - Algemene bepaling


Art. 179.§ 1. Wat de administratieve loopbaan betreft, is de bevordering de benoeming van de ambtenaar in het niveau A van de buitenlandse carrière; ze wordt "bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière" genoemd.

Deze bevordering vindt plaats in de klasse A2. § 2. De bevordering door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière wordt toegekend na het slagen voor de proeven bedoeld in artikel 181.

Zij wordt toegekend door Ons. Afdeling 2. - Procedure voor de bevordering door overgang naar het

niveau A van de buitenlandse carrière

Art. 180.Om aan de proeven voor de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière deel te nemen, moet de ambtenaar aan de volgende vereisten voldoen: 1° zich in een administratieve stand bevinden waarin hij zijn aanspraken op bevordering kan laten gelden;2° geen vermelding "onvoldoende" hebben gekregen op zijn laatste evaluatie;3° geslaagd zijn voor het taalexamen bedoeld in het artikel 14, eerste lid van het koninklijk besluit van 8 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten0 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken gecoördineerd op 18 juli 1966. Voor de toepassing van de eerste lid, 3°, geniet de ambtenaar van dezelfde vrijstellingen als deze bedoeld in artikel 11, § 2, tweede lid.

Art. 181.§ 1. De proeven voor de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière zijn in vier reeksen ingedeeld. § 2. De eerste reeks wordt georganiseerd door de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling.

De proeven van die reeks beogen het vermogen van de ambtenaar om in het niveau A te functioneren, te evalueren.

Ze worden afgesloten met een attest van slagen of een verslag van niet-slagen.

Het attest van slagen is onbeperkt in de tijd geldig.

De directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling kent een vrijstelling toe voor de reeds geslaagde proeven.

De ambtenaar die niet geslaagd is voor een proef wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van de mogelijkheid om deze opnieuw af te leggen. § 3. De tweede reeks omvat vier proeven die de verwerving van kennis beogen te evalueren.

Elk van de vier proeven van de tweede reeks bestaat in het volgen van en het slagen voor een cursus van minstens vier ECTS-studiepunten van een masterprogramma van een universiteit of een hogeschool van de Europese Economische Ruimte.

De vier proeven van de tweede reeks worden gekozen in de vakken bepaald door de minister.

De FOD kan ook zelf de vier proeven van de tweede reeks organiseren, mits gunstig advies van twee hoogleraren, één van elke taalrol, gespecialiseerd in het vakgebied van die proeven. Het advies is gunstig indien de proeven tot het niveau van een master behoren en indien elke proef met minstens vier ECTS studiepunten overeenkomt.

De kandidaat die houder is van een master of van een diploma dat toegang verleent tot het niveau A, uitgereikt door een universiteit of een hogeschool van de Europese Economische Ruimte, wordt beschouwd als geslaagd van de proeven van deze reeks.

De tweede reeks proeven is alleen toegankelijk voor de geslaagden van de eerste reeks proeven.

Voor elke proef van deze reeks is het slagen onbeperkt in de tijd geldig.

De proeven van de tweede reeks geven aanleiding tot een dienstvrijstelling overeenkomstig artikel 123. § 4. De derde reeks bestaat uit een schriftelijke proef en een mondelinge proef die verband houden met een functie van de buitenlandse carrière.

Ze wordt georganiseerd door de FOD, na overleg met de directeur-generaal Rekrutering en Ontwikkeling.

Ze is alleen toegankelijk voor de geslaagden van de tweede reeks proeven.

Geslaagd is alleen de kandidaat die ten minste 12 van de 20 punten heeft behaald voor elk van de twee proeven van de derde reeks. § 5. De vierde reeks bestaat uit een taalexamen met betrekking tot de kennis van de Engelse taal, waarvan het niveau overeenstemt met het niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen, zoals opgesteld door de Raad van Europa, voor de spreekvaardigheid en de schrijfvaardigheid.

De ambtenaar geniet van dezelfde vrijstellingen als deze bedoeld in artikel 11, § 2, derde lid.

Deel 4. Financieel statuut Boek 1. Algemene bepaling

Art. 182.Tenzij anders bepaald, is dit deel van toepassing op de ambtenaar van de buitenlandse carrière, op de ambtenaar van de consulaire carrière en op de stagiair.

Boek 2. - Weddeschalen

Art. 183.Voor de ambtenaar van de buitenlandse carrière zijn de weddeschalen diegenen die bepaald zijn in artikel 8, tweede tot en met vijfde lid en in bijlage I van de bezoldigingsregeling.

Art. 184.Gedurende de stageperiode, eventueel verlengd of verdaagd overeenkomstig artikel 20, § 2, wordt de stagiair bekleed met de weddeschaal NA11.

De ambtenaar die in de buitenlandse carrière wordt benoemd overeenkomstig artikel 36, wordt bekleed met de weddeschaal NA21.

Art. 185.De bevordering tot de hogere klasse van de ambtenaar van de buitenlandse carrière heeft plaats in de eerste weddeschaal van de hogere klasse.

In afwijking van het eerste lid krijgt de ambtenaar van de buitenlandse carrière die bevorderd is naar de hogere klasse en bezoldigd is in de weddeschaal bedoeld in de eerste kolom van onderstaande tabel, de weddeschaal van zijn klasse vermeld in de tweede kolom:

Kolom 1

Kolom 2

Colonne 1

Colonne 2

NA23

NA32

NA23

NA32

NA24

NA33

NA24

NA33

NA25

NA34

NA25

NA34

NA34

NA42

NA34

NA42

NA35

NA43

NA35

NA43

NA43

NA52

NA43

NA52

NA44

NA53

NA44

NA53


Art. 186.Voor de ambtenaar van de consulaire carrière zijn de weddeschalen diegenen die bepaald zijn in artikel 6, eerste lid en in bijlage I van de bezoldigingsregeling.

De ambtenaar van de consulaire carrière die bevorderd wordt door overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière overeenkomstig artikel 179, wordt bekleed met de weddeschaal NA21.

Boek 3. - Bevordering in weddeschaal

Art. 187.Wat de geldelijke loopbaan betreft, is de bevordering de toekenning aan de ambtenaar, in zijn klasse of in zijn graad, van de weddeschaal hoger dan die welke hij genoot; ze wordt "bevordering in weddeschaal" genoemd.

De bevordering in weddeschaal wordt door de minister of zijn afgevaardigde verleend voor de ambtenaar van de buitenlandse carrière en door de voorzitter of zijn afgevaardigde voor de ambtenaar van de consulaire carrière.

Art. 188.§ 1. De ambtenaar die tot het niveau opgenomen in kolom 1 van de tabel hieronder behoort, wordt bevorderd naar de hogere weddeschaal van zijn klasse of van zijn graad die opgenomen is in kolom 2 van dezelfde tabel op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin hij minstens het aantal jaren schaalanciënniteit opgenomen in kolom 3 van dezelfde tabel heeft.

Niveau

Promotie naar de weddeschaal

Minimale schaal anciënniteit

Niveau

Promotion dans l'échelle de traitement

Ancienneté d'échelle minimum

A en C

Naar de tweede weddeschaal

3 jaar

A et C

Vers la deuxième échelle de traitement

3 ans

A

Vanaf de derde weddeschaal

5 jaar

A

A partir de la troisième échelle de traitement

5 ans

C

Vanaf de derde weddeschaal

6 jaar

C

A partir de la troisième échelle de traitement

6 ans


§ 2. Onverminderd paragraaf 1 moet de ambtenaar van de buitenlandse carrière voldoen aan de vereisten bedoeld in artikel 47 en de ambtenaar van de consulaire carrière aan de vereisten bedoeld in artikel 180, eerste lid, 1° en 2° om een bevordering in weddeschaal te verkrijgen.

Boek 4. - Forfaitaire vergoedingen TITEL 1. - Algemene bepalingen

Art. 189.De bedragen opgenomen in dit boek en in bijlage 2 zijn verbonden aan de gezondheidsindex van mei 2022 en worden jaarlijks aangepast aan de stijging van de kost van het levensonderhoud in België.

Art. 190.Elke vergoeding opgenomen in dit boek wordt betaald op een bankrekening in België.

Art. 191.Elke onverschuldigde ontvangen vergoeding of voorschot wordt terugbetaald door de ambtenaar overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

TITEL 2. - Transfervergoeding

Art. 192.§ 1. Een transfervergoeding wordt toegekend aan: 1° de ambtenaar die is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan sedert minstens één jaar en die zal worden aangesteld op post;2° de ambtenaar die is aangesteld op post sedert minstens één jaar en die zal worden aangesteld op een andere post. § 2. De transfervergoeding is gelijk aan eenmaal het maandelijkse bedrag van de postvergoeding bedoeld in artikel 194 die toegekend zal worden aan de ambtenaar wanneer hij aangesteld zal zijn op post.

Art. 193.De nadere regels van de betaling van de transfervergoeding worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

TITEL 3. - Postvergoeding en voorschot op de postvergoeding

HOOFDSTUK 1. - Postvergoeding

Art. 194.§ 1. Een postvergoeding wordt maandelijks toegekend aan de ambtenaar die aangesteld is op post. § 2. De postvergoeding is gelijk aan de som van de volgende bedragen: 1° het bedrag voor de internationale mobiliteit bedoeld in artikel 195;2° het bedrag voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid bedoeld in artikel 196;3° het bedrag voor de verwijdering bedoeld in artikel 197;4° het bedrag voor de hardship bedoeld in artikel 198;5° het bedrag voor het kind bedoeld in artikel 199.

Art. 195.§ 1. Het bedrag voor de internationale mobiliteit wordt bepaald in bijlage 2 en vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post.

De coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post wordt bepaald door de directeur-generaal P&O en minstens tweemaal per jaar herzien overeenkomstig de nadere regels bepaald door het Directiecomité. § 2. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 25%: 1° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en voor zover zijn partner bij hem op post verblijft;2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7 en voor zover hij een partner heeft.

Art. 196.§ 1. Het bedrag voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid is gelijk aan het bedrag verbonden aan de functiecode, vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post.

De bedragen verbonden aan de functiecodes worden bepaald in bijlage 2.

De functies verbonden aan de functiecodes worden bepaald in bijlage 3.

De categorie bedoeld in bijlage 3 waartoe elke functie van posthoofd behoort, wordt bepaald door het Directiecomité en elke drie jaar herzien. § 2. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid kan het bedrag van de functiecode DM1 worden verbonden aan een functie in het consulaire domein of in het domein van de ontwikkelingssamenwerking die volgens bijlage 3 niet verbonden is aan de functiecode DM1.

Telkens beslist wordt een ambtenaar aan te stellen in een functie op post of telkens de omstandigheden dit vereisen, legt het Directiecomité een lijst voor aan de minister van de functies die niet verbonden zijn aan de functiecode DM1 en waaraan hij voorstelt het bedrag verbonden aan de functiecode DM1 te verbinden.

Bij het opstellen van deze lijst houdt het Directiecomité rekening met het aantal personeelsleden van de post geleid door de ambtenaar die de functie uitoefent. § 3. In afwijking van paragraaf 1, eerste lid kan het bedrag verbonden aan de functiecode DM2 worden verbonden aan een functie in het domein van de ontwikkelingssamenwerking die volgens bijlage 3 niet verbonden is aan de functiecode DM2.

Telkens beslist wordt een ambtenaar aan te stellen in een functie op post of telkens de omstandigheden dit vereisen, legt het Directiecomité een lijst voor aan de minister van de functies die niet verbonden zijn aan de functiecode DM2 en waaraan hij voorstelt het bedrag verbonden aan de functiecode DM2 te verbinden.

Bij het opstellen van deze lijst houdt het Directiecomité rekening met het aantal personeelsleden van de post geleid door de ambtenaar die de functie uitoefent. § 4. Worden beschouwd als personeelsleden bedoeld in paragraaf 2, derde lid en paragraaf 3, derde lid wanneer zij geleid worden door de ambtenaar: 1° de ambtenaren;2° de stagiairs;3° de Rijksambtenaren aangesteld op post;4° de leden van het uitgezonden contractueel personeel;5° de leden van het lokaal aangeworven contractueel personeel. § 5. Wanneer het aantal personeelsleden van de post een vermindering of verhoging kent, behoudt de medewerker die reeds aangesteld is op die post zijn functiecode, tenzij de vermindering of de verhoging van het aantal personeelsleden tot gevolg heeft hem een hogere functiecode toe te kennen en voor zover de vermindering of de verhoging van het aantal personeelsleden duurzaam is.

Worden beschouwd als personeelsleden van de post bedoeld in het eerste lid: 1° de ambtenaren;2° de stagiairs;3° de Rijksambtenaren aangesteld op post;4° de leden van het uitgezonden contractueel personeel die een functie uitoefenen in het diplomatieke of het consulaire domein of in het domein van ontwikkelingssamenwerking. § 6. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 25%: 1° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en voor zover zijn partner bij hem op post verblijft;2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7 en voor zover hij een partner heeft.

Art. 197.§ 1. Het bedrag voor de verwijdering is gelijk aan het bedrag verbonden aan de categorie van verwijdering van de post.

Het bedrag van elke categorie van verwijdering wordt bepaald in bijlage 2. § 2. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 100%: 1° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en voor zover zijn partner bij hem op post verblijft;2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post van categorie van hardship 5 tot en met 7 en voor zover hij een partner heeft. § 3. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt eveneens vermeerderd met 50% per kind in de gevallen bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°.

Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 100% voor het eerste kind en met 50% voor elk volgend kind: 1° wanneer de ambtenaar geen partner heeft;2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en zijn partner niet bij hem op post verblijft.

Art. 198.§ 1. Het bedrag voor de hardship is gelijk aan het bedrag verbonden aan de categorie van hardship van de post.

Het bedrag van elke categorie van hardship wordt bepaald in bijlage 2. § 2. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 50%: 1° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en voor zover zijn partner bij hem op post verblijft;2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 5 tot en met 7 en voor zover hij een partner heeft. § 3. Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt eveneens vermeerderd met 25% per kind in de gevallen bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°.

Het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid wordt vermeerderd met 50% voor het eerste kind en met 25% voor elk volgend kind: 1° wanneer de ambtenaar geen partner heeft;2° wanneer de ambtenaar aangesteld is op een post met categorie van hardship 1 tot en met 4 en zijn partner niet bij hem verblijft.

Art. 199.Het bedrag voor het kind wordt vastgesteld in bijlage 2 en vermenigvuldigd met het aantal kinderen.

Het bedrag bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld voor het kind dat een handicap heeft die erkend werd door de FOD Sociale Zekerheid of door Kind en Gezin.

Als het kind dat een handicap heeft, geen voltijdse studies volgt na de leeftijd van 18 jaar, wordt dit bedrag toegekend tot de leeftijd van 21 jaar.

Art. 200.Om te genieten van de vermeerderingen voor de partner bedoeld in de artikelen 195, § 2, 1°, 196, § 3, 1°, 197, § 2, 1° en 198, § 2, 1° dient de partner gedurende minstens acht maanden per jaar op post te verblijven met de ambtenaar.

Indien de ambtenaar aangesteld wordt op post in de loop van het jaar, wordt de duur van het verblijf op post van de partner bedoeld in het eerste lid pro rata berekend.

Ten laatste op 31 januari van elk jaar vult de ambtenaar de verklaring betreffende het verblijf van zijn partner op post in en maakt het over overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art. 201.Indien de partner van de ambtenaar eveneens ambtenaar is en geniet van de postvergoeding bedoeld in artikel 194, zijn de vermeerderingen voor de partner bedoeld in de artikelen 195, § 2, 196, § 3, 197, § 2, en 198, § 2 niet van toepassing.

Art. 202.Indien de partner van de ambtenaar eveneens ambtenaar is en geniet van de postvergoeding bedoeld in artikel 194, worden de vermeerderingen per kind bedoeld in de artikelen 197, § 3 en 198, § 3 enkel toegekend aan de ambtenaar die aangesteld is op de post waarvan de categorie van verwijdering het hoogst is.

Indien de ambtenaar en zijn partner, die eveneens ambtenaar is, aangesteld zijn op dezelfde post of op verschillende posten maar die dezelfde categorie van verwijdering hebben, worden de vermeerderingen per kind bedoeld in de artikelen 197, § 3 en 198, § 3 enkel toegekend aan de ambtenaar die de kinderbijslag ontvangt, tenzij de betrokken ambtenaren de wens hebben geuit om die aan de andere ambtenaar toe te kennen.

Indien de partner van de ambtenaar eveneens ambtenaar is en geniet van de postvergoeding bedoeld in artikel 194, wordt het bedrag voor het kind bedoeld in artikel 199 enkel toegekend aan de ambtenaar die de kinderbijslag ontvangt, tenzij de betrokken ambtenaren de wens hebben geuit om dit aan de andere ambtenaar toe te kennen.

Art. 203.De volgende bedragen worden ingehouden op de postvergoeding: 1° voor de medewerker: het bedrag van de persoonlijke bijdragen voor de sociale zekerheid van de ambtenaar voor de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit dat zou worden ingehouden wanneer hij aangesteld was op het hoofdbestuur;2° voor het posthoofd: a) het bedrag bedoeld onder 1° ;b) 391,05 euro als bijdrage in de lasten en de kosten verbonden aan de bezetting van de residentie die hem ter beschikking wordt gesteld. Voor het posthoofd zonder partner en zonder kind is het bedrag bedoeld in het eerste lid, 2°, b), gelijk aan 195,52 euro.

Art. 204.De postvergoeding wordt berekend in dertigsten en achteraf betaald.

HOOFDSTUK 2. - Voorschot op de postvergoeding

Art. 205.§ 1. Een voorschot op de postvergoeding wordt, op vraag, toegekend aan de ambtenaar die is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan voorafgaandelijk aan zijn aanstelling op post. § 2. Het voorschot op de postvergoeding is gelijk aan zesmaal het maandelijkse bedrag van de postvergoeding bedoeld in artikel 194 die zal worden toegekend aan de ambtenaar wanneer hij zal worden aangesteld op post. § 3. De nadere regels van de aanvraag, de betaling en de terugbetaling van het voorschot op de postvergoeding worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

TITEL 4. - Waarnemingsvergoeding

Art. 206.§ 1. Een dagelijkse waarnemingsvergoeding van 17 euro wordt vanaf de éénentwintigste dag van waarneming toegekend aan de ambtenaar die de functie van tijdelijk zaakgelastigde uitoefent gedurende een ononderbroken periode van minimum éénentwintig dagen. § 2. In afwijking van paragraaf 1, wordt een dagelijkse waarnemingsvergoeding van 17 euro vanaf de eerste dag van waarneming toegekend aan de ambtenaar waarvan de functie verbonden is aan de functiecode DM3 "functie van voornaamste medewerker in het consulaire domein", DM4, CM22 of CM23 bedoeld in bijlage 3 en die de functie van tijdelijk zaakgelastigde uitoefent. § 3. Het bedrag van de waarnemingsvergoeding wordt vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post.

Art. 207.De nadere regels van de betaling van de waarnemingsvergoeding worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

TITEL 5. - Terugkeervergoeding

Art. 208.§ 1. Een terugkeervergoeding wordt maandelijks toegekend aan de ambtenaar die aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan na gedurende minstens één jaar op post te zijn aangesteld. § 2. De terugkeervergoeding wordt toegekend vanaf de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.

De terugkeervergoeding wordt toegekend tot op de datum van de toekenning van de transfervergoeding en uiterlijk tot vier jaar na de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.

Onverminderd het eerste en het tweede lid, wordt de terugkeervergoeding toegekend aan de ambtenaar tijdens de periode bedoeld in het eerste en het tweede lid wanneer hij in die periode aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan na te zijn aangesteld geweest op het hoofdbestuur, of omgekeerd.

De minister of zijn afgevaardigde kan, op behoorlijk gemotiveerd voorstel van het Directiecomité, de toekenning van de terugkeervergoeding eenmalig met één jaar verlengen na afloop van de vier jaar bedoeld in het tweede lid ten voordele van de ambtenaar die een leidinggevende of een expertisefunctie uitoefent die, omwille van de noden van de dienst, niet aan een ander personeelslid van de FOD kan toevertrouwd worden.

Art. 209.De terugkeervergoeding is gelijk aan: 1° 1/51 van de geïndexeerde bruto jaarwedde van de ambtenaar voor de ambtenaar zonder partner en zonder kind;2° 1/31 van de geïndexeerde bruto jaarwedde van de ambtenaar voor: a) de ambtenaar met partner en zonder kind;b) de ambtenaar met of zonder partner en met één kind;3° 1/26,5 van de geïndexeerde bruto jaarwedde van de ambtenaar voor de ambtenaar met of zonder partner en met minstens twee kinderen. Voor de ambtenaar die geniet van één van de verloven bedoeld in artikel 210, § 1, tweede lid, 1° tot en met 5° wordt de terugkeervergoeding berekend overeenkomstig het eerste lid op basis van de geïndexeerde bruto jaarwedde waarop hij recht zou hebben indien hij niet genoot van één van die verloven.

Art. 210.§ 1. Het bedrag van de terugkeervergoeding wordt betaald pro rata van de arbeidstijd van de ambtenaar.

In afwijking van het eerste lid, wordt het bedrag van de terugkeervergoeding volledig betaald wanneer de ambtenaar geniet van één van de volgende verloven: 1° een verlof voor erkende mantelzorgers bedoeld in artikel 117, § 1bis van het verlofbesluit;2° een loopbaanonderbreking voor palliatieve zorg bedoeld in artikel 117, § 1 van het verlofbesluit;3° een loopbaanonderbreking voor medische bijstand bedoeld in artikel 117bis van het verlofbesluit;4° een ouderschapsverlof bedoeld in de artikelen 34 en 35 van het verlofbesluit;5° een verlof wegens opdracht van algemeen belang bedoeld in artikel 102, § 2 van het verlofbesluit, voor zover het een managementfunctie in een Belgische federale overheidsdienst betreft;6° een verlof wegens opdracht bedoeld in de artikelen 95 tot en met 98 van het verlofbesluit voor zover de ambtenaar een functie uitoefent binnen de cel algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, een beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale regering;7° een verlof bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten. § 2. Onverminderd paragraaf 1, tweede lid, 5°, wordt de betaling van de terugkeervergoeding geschorst tijdens de duur van het verlof wanneer de ambtenaar één van de volgende verloven verkrijgt: 1° een verlof wegens opdracht bedoeld in de artikelen 95 tot en met 98 van het verlofbesluit wanneer de ambtenaar geen functie uitoefent binnen de cel algemene beleidscoördinatie, een cel algemeen beleid, een beleidscel of een secretariaat van een lid van de federale regering;2° een verlof wegens opdracht bedoeld in de artikelen 99 tot en met 112 van het verlofbesluit;3° een verlof voor volledige loopbaanonderbreking bedoeld in de artikelen 116 tot en met 139 van het verlofbesluit;4° een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bedoeld in de artikelen 113 tot en met 115 van het verlofbesluit. Na de schorsing omwille van één van de hieronder bedoelde verloven geniet de ambtenaar van de terugkeervergoeding binnen de grenzen van artikel 208, § 2: 1° het verlof bedoeld in het eerste lid, 1° ;2° het verlof bedoeld in het eerste lid, 2° wanneer de opdracht niet erkend wordt als van algemeen belang of wanneer de opdracht plaatsvindt op het Belgische grondgebied. Na de schorsing wordt de periode gedurende dewelke de ambtenaar geniet van de terugkeervergoeding verlengd met de duur van de volgende verloven: 1° het verlof bedoeld in het eerste lid, 2° wanneer de opdracht als van algemeen belang wordt erkend en plaatsvindt in het buitenland;2° het verlof bedoeld in het eerste lid, 3° en 4°. Onverminderd artikel 208, § 2, vierde lid, neemt de verlengde periode gedurende dewelke de ambtenaar geniet van de terugkeervergoeding een einde op de datum van de toekenning van de transfervergoeding zonder dat de terugkeervergoeding kan worden toegekend gedurende een periode van meer dan vier jaar.

Indien de verlofperiode bedoeld in het eerste lid de vier jaar overschrijdt, verliest de ambtenaar het recht op de terugkeervergoeding.

Art. 211.De postvergoeding wordt berekend in dertigsten en achteraf betaald.

TITEL 6. - Vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid

Art. 212.Onverminderd artikel 208, wordt maandelijks een vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid toegekend aan de ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan.

Art. 213.De vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid is gelijk aan: 1° 2600 euro voor de permanente vertegenwoordiger van Belgoeurop of van Belotan;2° 2400 euro voor de adjunct-permanent vertegenwoordiger van Belgoeurop en voor de vertegenwoordiger bij het COPS;3° 2000 euro voor de adjunct-permanent vertegenwoordiger van Belotan;4° 1300 euro voor de ambtenaar die niet bedoeld wordt onder 1° tot en met 3°.

Art. 214.De vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid wordt berekend in dertigsten en achteraf betaald.

TITEL 7. - Vergoeding voor verblijfskosten

Art. 215.Een vergoeding voor verblijfskosten wordt toegekend aan de ambtenaar die belast is met een dienstreis in het buitenland of die zetelt in internationale commissies.

De kosten gedekt door de vergoeding voor verblijfskosten en het bedrag van deze vergoeding worden bepaald door de minister.

Wanneer de ambtenaar aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, wordt de vergoeding voor verblijfskosten verminderd met het bedrag van de tussenkomst van de FOD in de maaltijdcheque.

Boek 5. - Tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever TITEL 1. - Algemene bepalingen

Art. 216.Alle bedragen opgenomen in dit boek zijn verbonden aan de gezondheidsindex van mei 2022 en worden elke drie jaar aangepast aan de verhoging van de kost van het levensonderhoud in België.

Art. 217.Tenzij anders bepaald, worden de nadere regels van de betaling en de verantwoording van de tussenkomsten alsook de nadere regels van de vraag om betaling en de terugbetaling van de voorschotten van dit boek bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art. 218.Elke onverschuldigde ontvangen of niet verantwoorde tussenkomst wordt terugbetaald door de ambtenaar overeenkomstig de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art. 219.Enkel de kosten die niet kunnen worden teruggevorderd ingevolge het diplomatiek of consulair statuut komen in aanmerking voor een tussenkomst.

Art. 220.Elke tussenkomst wordt betaald op een bankrekening in België.

TITEL 2. - Tussenkomst in de kosten van het huispersoneel van de posthoofden

Art. 221.Een maandelijkse forfaitaire tussenkomst in de kosten die verbonden zijn aan het huispersoneel dat logeert op de residentie en dat hij op contractuele basis en in zijn naam aanwerft, na goedkeuring van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, wordt toegekend aan het posthoofd.

Het bedrag van deze tussenkomst wordt bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art. 222.Worden in aanmerking genomen als kosten die verbonden zijn aan het huispersoneel: 1° de salarissen;2° de fiscale lasten;3° de socialezekerheidsbijdragen;4° de voeding;5° de kosten van verzekeringen die verbonden zijn aan de uitgeoefende functie;6° de werkkledij;7° de ontslagvergoeding op het moment van het einde van de aanstelling van het posthoofd;8° eenmaal per jaar, de reiskosten in het geval van een terugkeer naar het land van oorsprong van het lid van het huispersoneel;9° elke andere kost die wordt opgelegd door het lokale arbeidsrecht.

Art. 223.Het posthoofd verantwoordt jaarlijks het gebruik van de maandelijkse forfaitaire tussenkomsten die hem werden toegekend.

Indien aan het einde van het jaar de kosten die verbonden zijn aan het huispersoneel hoger zijn dan de ontvangen maandelijkse forfaitaire tussenkomsten, wordt op behoorlijk gemotiveerde vraag een bijkomende tussenkomst in deze kosten toegekend aan het posthoofd om het verschil te dekken.

TITEL 3. - Tussenkomst voor de wagen van het posthoofd

Art. 224.Een maandelijkse forfaitaire tussenkomst in de kosten van het onderhoud en het gebruik van zijn persoonlijke wagen, die hij gebruikt in het kader van de uitoefening van zijn functie in de schoot van het rechtsgebied van de post waarop hij is aangesteld, wordt toegekend aan het posthoofd.

Het bedrag van deze tussenkomst bedraagt 1173 euro.

Het posthoofd verantwoordt jaarlijks het gebruik van de maandelijkse forfaitaire tussenkomsten die hem werden toegekend.

Het posthoofd waakt over het representatief karakter van het persoonlijk voertuig dat hij gebruikt in het kader van de uitoefening van zijn functie.

TITEL 4. - Voorschot voor de wagen van het posthoofd

Art. 225.Een voorschot voor de wagen van het posthoofd wordt, op vraag, toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voorafgaandelijk aan zijn aanstelling als posthoofd.

Het bedrag van dit voorschot is gelijk aan zesmaal het bedrag van de maandelijkse postvergoeding bedoeld in artikel 194 die zal worden toegekend aan de ambtenaar wanneer hij op post zal zijn aangesteld.

TITEL 5. - Terbeschikkingstelling van een dienstvoertuig

Art. 226.Een dienstvoertuig wordt ter beschikking gesteld van de permanent vertegenwoordiger en de adjunct-permanent vertegenwoordiger van Belgoeurop, van de permanent vertegenwoordiger van Belotan en van de vertegenwoordiger bij het COPS. TITEL 6. - Tussenkomst in de kosten van het transport van de medewerker

Art. 227.Een maandelijkse forfaitaire tussenkomst wordt toegekend aan de medewerker aangesteld op post om de transportkosten te dekken die hij oploopt in de uitoefening van zijn functie.

Het bedrag van de maandelijkse forfaitaire tussenkomst bedraagt 256,43 euro.

De medewerker verantwoordt jaarlijks het gebruik van de tussenkomsten die hem werden toegekend.

TITEL 7. - Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd en tussenkomsten in de kosten verbonden aan het verblijf

HOOFDSTUK 1. - Terbeschikkingstelling van een residentie aan het posthoofd

Art. 228.Behoudens in uitzonderlijke omstandigheden, betrekt het posthoofd de residentie die hem ter beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat, onmiddellijk.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en de duur tijdens dewelke het posthoofd kan genieten van de tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf bedoeld in artikel 231.

De lasten en kosten verbonden aan het betrekken van de residentie worden ten laste genomen door de Belgische Staat.

HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van de beëindiging van het huurcontract

Art. 229.Een volledige tussenkomst in de kosten van de beëindiging van het huurcontract van het verblijf in België wordt toegekend aan de voorzichtige en redelijke ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan die zal worden aangesteld op post.

HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van het verblijf op post Afdeling 1. - Algemene bepaling


Art. 230.In afwijking van artikel 220 bepaalt de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde de nadere regels van de betaling van de tussenkomsten in dit hoofdstuk. Afdeling 2. - Tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf


Art. 231.§ 1. Een tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf wordt toegekend aan de ambtenaar.

Voor de medewerker wordt de tussenkomst toegekend voor de volgende periodes: 1° vanaf zijn aanstelling op post tot de datum van inwerkingtreding van het huurcontract van het definitief verblijf;2° vanaf de datum van de verhuis uit zijn definitief verblijf tot het einde van zijn aanstelling op post. Onverminderd artikel 228, wordt de tussenkomst toegekend aan het posthoofd vanaf de datum van de verhuis uit de residentie die hem ter beschikking wordt gesteld tot het einde van zijn aanstelling op post. § 2. Behoudens in uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden kan de periode bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° niet langer duren dan twee maanden na de aanstelling op post.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden. § 3. Enkel de kost van de overnachting wordt in aanmerking genomen, met uitsluiting van de diensten en de maaltijden.

De tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf wordt toegekend aan de ambtenaar binnen de grenzen bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde. § 4. Behoudens in uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden kunnen een tussenkomst in de kosten van het voorlopig verblijf en een tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf niet worden toegekend voor eenzelfde periode.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden. Afdeling 3. - Tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf


Art. 232.Behoudens in uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden betrekt de medewerker het functieverblijf dat hem ter beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden.

Art. 233.§ 1. Een tussenkomst in de huur van het definitief verblijf, met uitsluiting van elke andere last, wordt toegekend aan de op post aangestelde medewerker die niet geniet van een functieverblijf dat hem ter beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat. § 2. Het maximale bedrag van de tussenkomst in de huur van het definitief verblijf wordt bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art. 234.Een volledige tussenkomst in de kosten van de agentschapscommissie wordt toegekend aan de medewerker voor het zoeken naar een definitief verblijf. Afdeling 4. - Voorschot voor de huurwaarborg van het definitief

verblijf

Art. 235.Een voorschot wordt, op vraag, toegekend aan de ambtenaar voor het betalen van het bedrag van de huurwaarborg vereist door het huurcontract van zijn definitief verblijf.

TITEL 8. - Tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf

Art. 236.§ 1. Een tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf wordt toegekend: 1° aan de medewerker die minstens één jaar is aangesteld op eenzelfde post;2° aan de ambtenaar die minstens zes maanden aangesteld is op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan na aangesteld geweest te zijn op post. § 2. In afwijking van paragraaf 1, 2° wordt de tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf toegekend aan de ambtenaar die minder dan zes maanden is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan op het moment van zijn toelating tot het pensioen, voor zover hij op continue wijze een functie op post heeft vervuld gedurende de zeven jaren die voorafgaan aan zijn laatste aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.

Art. 237.Op post worden enkel de volgende kosten van de inrichting van het verblijf in aanmerking genomen voor zover het lokaal recht niet voorziet in een tenlasteneming van deze kosten door de eigenaar: 1° de kosten van de opfrissing van binnenschilderwerk en -pleisterwerk;2° de kosten van het hernieuwen van behangpapier;3° de kosten voor het schuren en het behandelen met boenwas of het verglazen van parketten en plankenvloeren alsmede de aankoop en de plaatsing van kamerbreed tapijt of van een laminaatvloer;4° de kosten van het reinigen of het vervangen van gordijnen, overgordijnen en zonneschermen;5° de kosten voor de aansluiting van de nutsvoorzieningen alsook de kosten voor de aankoop van een adapter voor elektrische huishoudtoestellen;6° de kosten van de aankoop van waterfilters in de landen waar de kwaliteit van het door de verdeler geleverde drinkwater onvoldoende is;7° de kosten van de aankoop en de herstelling van spanningsstabilisatoren in de landen waar de elektriciteitsvoorziening willekeurig is;8° de kosten van de aankoop van muggenhorren in de landen waar een bescherming tegen de insecten nodig is;9° de kosten van de aankoop van de luchtreinigers en de filters;10° de kosten van de aankoop van luchtbevochtigers of luchtontvochtigers.

Art. 238.In België worden enkel de volgende kosten van de inrichting van het verblijf in aanmerking genomen: 1° de kosten van de opfrissing van binnenschilderwerk en -pleisterwerk;2° de kosten van het hernieuwen van behangpapier;3° de kosten voor het schuren en het behandelen met boenwas of het verglazen van parketten en plankenvloeren alsmede de aankoop en de plaatsing van kamerbreed tapijt of van een laminaatvloer;4° de kosten van het reinigen of het vervangen van gordijnen, overgordijnen en zonneschermen;5° de kosten voor de aansluiting van de nutsvoorzieningen alsook de kosten voor de aankoop van een adapter voor elektrische huishoudtoestellen.

Art. 239.§ 1. De tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf bedoeld in artikel 237 bedraagt maximum 4000 euro, vermenigvuldigd met de coëfficiënt van de kost van het levensonderhoud van de post. § 2. De tussenkomst in de kosten van de inrichting van het verblijf bedoeld in artikel 238 bedraagt maximum 8000 euro.

TITEL 9. - Tussenkomst in de kosten gekoppeld aan de voorschoolse opvang en aan de scholing

HOOFDSTUK 1. - Tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang

Art. 240.§ 1. Een jaarlijkse tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang wordt toegekend aan de ambtenaar voor elk kind dat bij hem verblijft op post. § 2. De tussenkomst wordt toegekend voor de opvangdagen die vallen tussen de geboorte van het kind en het begin van zijn scholing, en ten laatste wanneer het kind de leeftijd van drie jaar bereikt.

Enkel de kosten voor de voorschoolse opvang van het kind buiten het verblijf van de ambtenaar komen in aanmerking, en dit op voorwaarde dat het kind wordt toevertrouwd aan een crèche, een onthaalgezin of een andere structuur die naar behoren is goedgekeurd door de lokale autoriteiten. § 3. De volgende kosten worden niet in aanmerking genomen: 1° de benodigdheden;2° het transport tussen de plaats van de opvang en het verblijf van de ambtenaar;3° de kleding;4° de voeding.

Art. 241.De tussenkomst in de kosten van de voorschoolse opvang bedraagt maximum 1000 euro per kind en per jaar.

Art. 242.In afwijking van artikel 241, kan, wanneer de kosten van voorschoolse opvang meer dan 9100 euro per kind en per jaar bedragen, een bijkomende tussenkomst worden toegekend mits het voorafgaandelijk akkoord per jaar van de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Het bedrag van de bijkomende tussenkomst wordt bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de schoolkosten

Art. 243.Een tussenkomst in de schoolkosten wordt per schooljaar toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voor elk kind.

De tussenkomst in de schoolkosten vangt aan bij het begin van de scholing van het kind en eindigt aan het eind van het trimester tijdens hetwelk het kind zijn verplichte scholing beëindigt.

Art. 244.In afwijking van het artikel 240, § 2 wordt, in de landen waar er geen kleuteronderwijs bestaat, de tussenkomst in de schoolkosten toegekend aan de ambtenaar voor de opvangdagen van het kind vanaf de leeftijd van drie jaar.

Art. 245.Onverminderd artikel 244 kunnen enkel de studies met een voltijds leerplan die tijdens de normale schooluren plaatsvinden en de regelmatige aanwezigheid van het kind in de klas vereisen, aanleiding geven tot een tussenkomst in de schoolkosten.

Art. 246.Wanneer de schoolkosten geheel gedekt worden door vergoedingen of terugbetalingen van andere administraties, andere organisaties of de werkgever van de partner, wordt de tussenkomst in de schoolkosten niet toegekend.

Wanneer de schoolkosten gedeeltelijk gedekt worden door vergoedingen of terugbetalingen van andere administraties, andere organisaties of de werkgever van de partner, wordt de tussenkomst slechts toegekend ten belope van het deel dat niet gedekt is door deze vergoedingen of terugbetalingen.

Art. 247.Enkel de volgende schoolkosten worden in aanmerking genomen: 1° de inschrijvingskosten voor de lessen en voor de examens;2° de verplichte en niet-recupereerbare bijdragen;3° de inschrijvings-, reis- en verblijfskosten verbonden aan de verdediging van het Franse baccalaureaatsexamen in een andere stad dan de stad van de post waarop de ambtenaar aangesteld is;4° de kosten voor huisvesting en voor maaltijden wanneer het kind schoolloopt in een ander land dan dat waar de ambtenaar is aangesteld.

Art. 248.Voor elk kind wordt een tussenkomst in de schoolkosten bedoeld in artikel 247, 1° tot en met 4° toegekend aan de ambtenaar ten bedrage van 6500 euro per schooljaar.

In afwijking van het eerste lid wordt een bijkomende tussenkomst toegekend aan de ambtenaar wanneer de schoolkosten van het kind dat schoolloopt in de stad van de post waar de ambtenaar is aangesteld, 6500 euro per kind en per schooljaar overschrijden.

Behoudens uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden, is, in de steden waar, voor eenzelfde taalregime, meerdere scholen bestaan die een internationaal erkend diploma afleveren, de bijkomende tussenkomst bedoeld in het tweede lid beperkt tot de schoolkosten van de minst dure internationale school.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde onderzoekt het bestaan van een uitzonderlijke omstandigheid.

Art. 249.Wanneer het kind schoolloopt in het kleuter-, het lager of het middelbaar onderwijs, wordt een tussenkomst van 1000 euro in de kosten van aanvullende lessen die lokaal of op afstand worden gegeven in één van de Belgische landstalen, toegekend aan de ambtenaar per kind en per schooljaar.

Art. 250.Wanneer het kind schoolloopt in het kleuter-, het lager of het middelbaar onderwijs, wordt een tussenkomst van 2000 euro in de kosten voor inhaallessen die nodig zijn om de integratie van het kind in een ander schoolsysteem te vergemakkelijken, toegekend aan de ambtenaar per kind en per aanstelling op post.

HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten verbonden aan het hoger onderwijs

Art. 251.Een tussenkomst in de kosten verbonden aan het hoger onderwijs wordt per schooljaar toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voor elk kind dat schoolloopt in een ander land dan dat waar de ambtenaar is aangesteld.

Enkel de kosten voor huisvesting en voor de maaltijden verbonden aan het hoger onderwijs worden in aanmerking genomen, met uitsluiting van de inschrijvingskosten en ten belope van de volgende bedragen: 1° 2000 euro per schooljaar voor de kosten van huisvesting;2° 2000 euro per schooljaar voor de kosten van de maaltijden. HOOFDSTUK 4. - Voorschot voor schoolkosten en kosten van de voorschoolse opvang

Art. 252.Een voorschot per schooljaar wordt, op vraag, aan de ambtenaar toegekend wanneer de opgelopen schoolkosten of de kosten van de voorschoolse opvang voor het geheel van de kinderen meer dan 10 000 euro per schooljaar bedragen.

Het bedrag van dit voorschot is gelijk aan het bedrag van de op te lopen kosten.

TITEL 10. - Tussenkomst in de veiligheidskosten

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 253.§ 1. Een tussenkomst in de veiligheidskosten wordt toegekend aan de ambtenaar die aangesteld is op een post waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid. § 2. De lijst met de posten waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid, wordt bepaald door de voorzitter of zijn afgevaardigde.

HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig

Art. 254.§ 1. Een tussenkomst in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig wordt toegekend aan de medewerker ten belope van een bedrag van maximum 10 000 euro, en dit voor de totale duur van zijn aanstelling op post.

In geval van uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden wordt een tussenkomst die hoger is dan het bedrag bedoeld in eerste lid toegekend in de kosten van de beveiliging van het definitief verblijf en van het voertuig.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en het maximale bedrag van de tussenkomst. § 2. Enkel de kosten van de aankoop, de installatie, het onderhoud en de herstelling van de volgende beveiligingsapparatuur van het definitief verblijf worden in aanmerking genomen, voor zover deze kosten niet ten laste worden genomen door de eigenaar: 1° sloten;2° kettingen;3° alarmsystemen;4° bewakingscamera's;5° veiligheidsverlichting;6° anti-glasversplinteringsfolie;7° traliewerk voor de ramen of elk ander middel voor de versterking van de toegangen, deuren, ramen en de ommuring van het verblijf;8° elke andere beveiligingsapparatuur die behoorlijk gemotiveerd wordt door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk goedgekeurd wordt door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde. § 3. Enkel de kosten van het blinderen van de ramen van het voertuig worden in aanmerking genomen.

HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van de persoonlijk beveiliging

Art. 255.§ 1. Een tussenkomst in de kosten van de persoonlijke beveiliging van de medewerker en van zijn partner en van het kind die bij hem verblijven op post, wordt toegekend aan de medewerker, ten belope van een bedrag van maximum 9300 euro per jaar. § 2. Enkel de volgende kosten van persoonlijke beveiliging worden in aanmerking genomen: 1° wanneer zij niet gedekt worden door de tussenkomst in de kosten van het definitief verblijf, de kosten van de contracten met bewakingsfirma's;2° de kosten van de diensten van een chauffeur;3° de kost van de aanvullende premies voor levensverzekeringen of schuldsaldoverzekeringen die de medewerker afsluit omdat hij op een post is aangesteld waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid;4° elke andere persoonlijke beveiligingsapparatuur die afdoende verantwoord wordt door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk goedgekeurd wordt door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art. 256.§ 1. Een tussenkomst in de kosten van de persoonlijke beveiliging van het posthoofd en van zijn partner en van het kind die bij hem verblijven op post, wordt toegekend aan het posthoofd ten belope van een bedrag van maximum 5000 euro per jaar. § 2. Enkel de volgende kosten van persoonlijke beveiliging worden in aanmerking genomen: 1° de kosten van de diensten van een chauffeur;2° de kost van de aanvullende premies voor levensverzekeringen of schuldsaldoverzekeringen die het posthoofd afsluit omdat hij op een post is aangesteld waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid;3° elke andere persoonlijke beveiligingsapparatuur die afdoende verantwoord wordt door ernstige bedreigingen op het vlak van de veiligheid die verbonden zijn aan de plaats van aanstelling en voorafgaandelijk goedgekeurd wordt door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art. 257.De bedragen bedoeld in de artikelen 255, § 1 en 256, § 1 worden toegekend pro rata van het aantal dagen gedurende dewelke de ambtenaar is aangesteld op een post waar er een ernstige dreiging bestaat op het vlak van de veiligheid.

Art. 258.In geval van uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden wordt een tussenkomst die hoger is dan de bedragen bedoeld in artikel 255, § 1 en 256, § 1 toegekend in de kosten van de persoonlijke beveiliging van de ambtenaar.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en het maximale bedrag van de tussenkomst.

TITEL 11. - Tussenkomst in de medische kosten

Art. 259.Een tussenkomst in de medische kosten van de ambtenaar aangesteld op post en van zijn partner en van het kind wordt toegekend aan de ambtenaar.

Art. 260.De minister of zijn afgevaardigde bepaalt: 1° de medische kosten en de eraan verbonden kosten die in aanmerking komen voor een tussenkomst en de voorwaarden waaronder deze kosten in aanmerking komen;2° de hoogte van de tussenkomst. TITEL 12. - Tussenkomst in de verblijfskosten

Art. 261.Een tussenkomst in de verblijfskosten wordt toegekend aan de ambtenaar belast met een dienstreis in het buitenland of die zetelt in internationale commissies.

De ten laste genomen verblijfskosten en de grenzen binnen dewelke de tussenkomst wordt toegekend, worden bepaald door de minister.

TITEL 13. - Tussenkomst in de reiskosten

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 262.De tussenkomst in de reiskosten dekt de volgende kosten: 1° het vervoerbewijs of een equivalent;2° de bagage;3° de verplaatsing naar de luchthaven in België en de verplaatsing van de luchthaven in het land van de aanstelling, of omgekeerd.

Art. 263.De nadere regels van de tussenkomst in de reiskosten voorzien in artikelen 265, 268 en 272 en de grenzen waarbinnen deze tussenkomst wordt toegekend, worden bepaald door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde.

De nadere regels van de tussenkomst in de reiskosten voorzien in artikelen 274, 276 en 277 en de grenzen waarbinnen deze tussenkomst wordt toegekend, worden bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

Art. 264.De tussenkomst wordt berekend op basis van het economisch meest voordelige tarief, rekening houdend met de duur van de reis.

HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de reiskosten verbonden aan een wijziging van aanstelling

Art. 265.§ 1. Ingevolge de wijziging van de aanstelling van de ambtenaar, wordt een tussenkomst in zijn reiskosten toegekend.

Art. 266.§ 1. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op post, wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van de partner die bij de ambtenaar op post zal verblijven.

Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis vertrekkende vanuit Brussel wanneer de partner niet bij de ambtenaar verblijft. § 2. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op een andere post, wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van de partner die niet bij de ambtenaar op post zal verblijven.

Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel. § 3. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van de partner die bij de ambtenaar op post verblijft.

Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel.

Art. 267.§ 1. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op post, wordt een tussenkomst in de reiskosten van het kind dat bij de ambtenaar op post zal verblijven, toegekend.

Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis vertrekkende vanuit Brussel wanneer het kind niet verblijft bij de ambtenaar. § 2. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op een andere post, wordt een tussenkomst in de reiskosten van het kind dat niet bij de ambtenaar op post zal verblijven, toegekend.

Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel. § 3. In geval van de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, wordt een tussenkomst in de reiskosten van het kind dat bij de ambtenaar op post verblijft, toegekend.

Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een reis naar Brussel.

HOOFDSTUK 3. - Tussenkomst in de kosten van de periodieke terugkeerreis

Art. 268.Er wordt een tussenkomst toegekend in de kosten van de periodieke terugkeerreis : 1° van de ambtenaar;2° van de partner die bij de ambtenaar op post verblijft;3° van het kind dat bij de ambtenaar op post verblijft. Deze tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een heen- en terugreis naar en van Brussel.

Art. 269.De periodiciteit van de periodieke terugkeerreizen wordt als volgt bepaald: 1° één reis per periode van drie maanden wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post met categorie van hardship 7;2° één reis per periode van zes maanden wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post met categorie van hardship 6;3° één reis per periode van twaalf maanden wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post met categorie van hardship 1 tot en met 5.

Art. 270.De minister kan, in geval van een bijzondere veiligheids- of gezondheidssituatie, voor een bepaald jaar en voor een bepaalde post, een hogere periodiciteit toekennen dan die voorzien in artikel 269.

Art. 271.§ 1. De periodiciteit van de periodieke terugkeerreizen wordt berekend vanaf de datum van aanstelling van de ambtenaar op post. § 2. De tussenkomst in de kosten van periodieke terugkeerreis wordt toegekend wanneer deze plaatsvindt tijdens de periodes bepaald in artikel 269 of in een periode van dertig dagen vóór of na deze periode.

Buiten de periodes bedoeld in het eerste lid wordt de tussenkomst toegekend na goedkeuring van de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde op behoorlijk gemotiveerd verzoek van de ambtenaar.

De ambtenaar die de post definitief verlaten heeft, kan geen aanspraak maken op de tussenkomst in de kosten van de periodieke terugkeerreizen die niet werden ondernomen.

HOOFDSTUK 4. - Tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis

Art. 272.Wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post die een bijzonder hoog niveau van luchtvervuiling kent, wordt een tussenkomst toegekend in de kosten van de verluchtingsreis: 1° van de ambtenaar;2° van de partner die bij de ambtenaar op post verblijft;3° van het kind dat bij de ambtenaar op post verblijft. De lijst van posten waarvan het niveau van luchtvervuiling bijzonder hoog is, wordt vastgesteld door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

De tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een heen- en terugreis naar en van Brussel.

Art. 273.§ 1. Een tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis wordt toegekend voor één verluchtingsreis per periode van twaalf maanden.

Deze periode wordt berekend vanaf de datum van de aanstelling van de ambtenaar op post. § 2. De ambtenaar kan geen aanspraak maken op de tussenkomst in de kosten van de verluchtingsreis die niet werden ondernomen tijdens de periode van twaalf maanden bedoeld in paragraaf 1, eerste lid.

HOOFDSTUK 5. - Tussenkomst in de reiskosten in het kader van familiebezoeken

Art. 274.In het kader van een familiebezoek wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van de partner van de ambtenaar die niet bij hem op post verblijft.

Een tussenkomst in de reiskosten wordt toegekend voor één reis per periode van twaalf maanden.

Deze periode van twaalf maanden wordt berekend vanaf de datum van de aanstelling van de ambtenaar op post.

Art. 275.In het kader van een familiebezoek wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten van het kind dat gescheiden van de ambtenaar leeft.

Een tussenkomst in de reiskosten van elk kind wordt eenmaal per periode van twaalf maanden toegekend.

Deze periode van twaalf maanden wordt berekend vanaf de datum van de aanstelling van de ambtenaar op post.

In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar of zijn partner die bij hem op post verblijft de reis maken in plaats van het kind.

Deze uitzondering kan maar eenmaal per schooljaar en per huishouden worden toegepast.

De tussenkomst in de reiskosten is beperkt tot de kosten van een heen- en terugreis van en naar Brussel.

HOOFDSTUK 6. - Tussenkomst in de reiskosten ten gevolge van het overlijden van een familielid

Art. 276.Bij overlijden van een bloedverwant in rechtstreekse opgaande of nederdalende lijn van de ambtenaar of van zijn partner wordt een tussenkomst toegekend in de reiskosten : 1° van de ambtenaar;2° van de partner die bij de ambtenaar op post verblijft;3° van het kind dat bij de ambtenaar op post verblijft. HOOFDSTUK 7. - Tussenkomst in de reiskosten in het kader van de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, in het kader van opleidingen en in het kader van de terugroeping in dienst

Art. 277.Een volledige tussenkomst in de reiskosten wordt toegekend aan de ambtenaar van de consulaire carrière aangesteld op post in het kader van de proeven voor de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, ten belope van drie reizen van en naar de post.

In afwijking van het eerste lid, wanneer de ambtenaar van de consulaire carrière aangesteld op post meer dan drie proeven aflegt in het kader van de overgang naar het niveau A van de buitenlandse carrière, wordt de tussenkomst in de reiskosten toegekend ten belope van één reis per proef en maximum vijf reizen voor het geheel van de overgangsprocedure.

Art. 278.Een volledige tussenkomst in de reiskosten wordt toegekend aan de ambtenaar aangesteld op post voor elke opleiding georganiseerd of ondersteund door de FOD en wanneer hij in dienst wordt teruggeroepen.

TITEL 14. - Verhuis

HOOFDSTUK 1. - Verhuis verbonden aan een wijziging van aanstelling

Art. 279.§ 1. De verhuis van de meubelen en persoonlijke bezittingen van de ambtenaar wordt ten laste genomen ten belope van het volume bedoeld in artikel 280 onder de volgende vereisten: 1° de verhuis is het gevolg van een wijziging van aanstelling van de ambtenaar van het hoofdbestuur, van Belgoeurop of van Belotan naar een post of omgekeerd, of van een post naar een andere post;2° de verhuis wordt georganiseerd vanaf één enkel adres op de plaats van aanstelling van de ambtenaar naar één enkel adres op de plaats van zijn nieuwe aanstelling. In afwijking van het eerste lid, 2° kan de verhuis van alle of een gedeelte van de meubelen en persoonlijke bezittingen van de ambtenaar eveneens georganiseerd worden vanaf en naar een opslagplaats in de gevallen voorzien in artikel 284, eerste lid, 1° tot en met 3°. § 2. Eén enkele verhuis wordt ten laste genomen tegen de vereisten voorzien in paragraaf 1 per ambtenaar en per wijziging van aanstelling.

Art. 280.§ 1. Het maximale volume van de verhuis wordt bepaald door de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde op basis van: 1° de functiecode;2° het aantal kinderen die bij de ambtenaar op post verblijven;3° de beschikbaar van consumptiegoederen op post. De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt jaarlijks de lijst van de posten waar de beschikbaarheid van consumptiegoederen laag is en de categorieën van consumptiegoederen die in overweging worden genomen om deze lijst te bepalen.

In afwijking van het eerste lid is het volume van de verhuis op zijn minst gelijk aan het verhuisde volume tijdens de vorige aanstelling van de ambtenaar en dat tot zijn aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan. § 2. Wanneer de ambtenaar geniet van een gemeubeld verblijf ter beschikking gesteld door de Belgische Staat, kan de directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde het volume van de verhuis naar de bestemming van de post beperken.

Art. 281.§ 1. De verhuis omvat de volgende activiteiten: 1° de demontage en de verpakking;2° het in- en uitladen;3° het transport;4° het uitpakken en de hermontage van de door de aangewezen verhuismaatschappij gedemonteerde meubelen. § 2. De meerkosten van de verhuis van de goederen van buitensporige omvang of die niet het primaire karakter van meubilair hebben, worden niet ten laste genomen.

De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt de lijst van de goederen van buitensporige omvang en de goederen die niet het primaire karakter van meubilair hebben.

Art. 282.De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels van het transport van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar.

Art. 283.§ 1. Wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post waar de beschikbaarheid van voertuigen beperkt is, wordt hem een bijkomende tenlasteneming toegekend voor de verhuis van een persoonlijk voertuig.

De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt jaarlijks de lijst van de posten waar de beschikbaarheid van voertuigen beperkt is.

De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels van het transport van het persoonlijk voertuig van de ambtenaar. § 2. De verhuiskosten van een persoonlijk voertuig die ten laste worden genomen overeenkomstig paragraaf 1, worden, bij elke wijziging van aanstelling van de ambtenaar en dit tot een aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, ten laste genomen.

Art. 284.De huur van de opslagplaats wordt ten laste genomen in de volgende gevallen: 1° wanneer de ambtenaar posthoofd is;2° wanneer de ambtenaar een medewerker is die een gemeubeld verblijf betrekt dat te zijner beschikking wordt gesteld door de Belgische Staat;3° wanneer de ambtenaar is aangesteld op een post waarvan de categorie van hardship gelijk is aan of hoger is dan 5;4° wanneer de ambtenaar is aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan na aangesteld geweest te zijn op post en niet onmiddellijk een nieuw verblijf vindt. Voor de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, 4° is de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats beperkt tot maximum drie maanden na de aankomst in België van de meubelen en de persoonlijke bezittingen.

Indien de ambtenaar op het moment van zijn definitieve ambtsneerlegging geniet van de tenlasteneming van de huur van een opslagplaats bedoeld in het eerste lid, 4°, loopt deze tenlasteneming verder na zijn ambtsneerlegging zonder dat deze een periode van drie maanden mag overschrijden na de aankomst in België van de meubelen en de persoonlijke bezittingen.

Art. 285.De tenlasteneming van de verhuis van een deel van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar uit de opslagplaats maakt een einde aan de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats en de verhuis van het resterende deel van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar uit de opslagplaats.

Art. 286.In de situatie voorzien in artikel 284, eerste lid, 4° neemt de tenlasteneming van de verhuiskosten een einde van zodra alle of een deel van de meubelen en de persoonlijke bezitting van de ambtenaar verhuisd werden van de opslagplaats naar een adres in België, en uiterlijk twaalf maanden te rekenen vanaf de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan.

Art. 287.Bij de definitieve ambtsneerlegging wordt de verhuis van de plaats van aanstelling naar één enkel adres ten laste genomen ten belope van een verhuis naar België voor zover het vertrek vanaf de plaats van aanstelling plaatsvindt in de loop van de maand die volgt op de maand van het einde van de aanstelling op post.

Onverminderd het eerste lid wordt, in het geval van de definitieve ambtsneerlegging, de tenlasteneming van de opslagplaats toegekend binnen de volgende grenzen: 1° voor de huur: tot drie maanden na de aankomst van de meubelen en de persoonlijke bezittingen vanaf de plaats van aanstelling;2° voor de verhuis van de meubelen en persoonlijke bezittingen vanaf de opslagplaats: a) ten belope van een verhuis naar één enkel adres in België;b) tot zes maanden vanaf de definitieve ambtsneerlegging. In afwijking van het tweede lid, 2°, b) wordt de tenlasteneming van de verhuis van de meubelen en de persoonlijke bezittingen uit de opslagplaats binnen de grenzen bepaald in het tweede lid, 1° en 2°, a) verlengd tot het einde van de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats wanneer de tenlasteneming van de huur van de opslagplaats de zes maanden na de definitieve ambtsneerlegging overschrijdt.

Art. 288.§ 1. Een verzekering voor het dekken van de risico's tijdens de verhuis en tijdens de periode van de opslag in de opslagplaats wordt ten laste genomen. § 2. De verzekeringspolis wordt onderschreven op basis van een inventaris van de waarde van de meubelen en de persoonlijke bezittingen van de ambtenaar die dienen te worden verhuisd of te worden opgeslagen in de opslagplaats.

De directeur-generaal B&B of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels van de berekening van de maximaal te verzekeren waarde.

HOOFDSTUK 2. - Tussenkomst in de kosten van een lokale verhuis

Art. 289.In geval van uitzonderlijke behoorlijk gemotiveerde omstandigheden wordt een tussenkomst toegekend in de kosten van de lokale verhuis van de medewerker aangesteld op post.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels die van toepassing zijn in geval van uitzonderlijke omstandigheden en het maximale bedrag van de tussenkomst.

TITEL 15. - Tussenkomst in de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot

Art. 290.Er wordt een volledige tussenkomst toegekend in de kosten van repatriëring naar de plaats van begraving van het stoffelijk overschot: 1° van de ambtenaar die op post overleden is;2° van de partner die overleden is terwijl hij bij de ambtenaar op post verbleef;3° van het kind dat overleden is terwijl het bij de ambtenaar op post verbleef. TITEL 16. - Tussenkomst in de kosten verbonden aan de opleidingen en aan de examens

Art. 291.§ 1. Een volledige tussenkomst in de inschrijvingskosten voor elke opleiding wordt toegekend binnen de grenzen van artikel 70 van het verlofbesluit en van artikel 123.

De tussenkomst is beperkt tot de inschrijvingskosten van de opleidingen waarvan de duur gelijk is aan of minder bedraagt dan zestig uur. § 2. De tussenkomst in de inschrijvingskosten van een opleiding in één van de talen bedoeld in artikel 48, tweede lid, is beperkt tot 75% wanneer het private lessen betreft.

De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de andere nadere regels volgens dewelke de inschrijvingskosten voor de opleidingen voor één van de talen bedoeld in artikel 48, tweede lid ten laste worden genomen. § 3. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid wordt een volledige tussenkomst toegekend in de inschrijvingskosten van de opleidingen in het kader van de toegang tot het niveau A van de buitenlandse carrière bedoeld in artikel 181 alsook voor de opleidingen die georganiseerd of ondersteund worden door de FOD.

Art. 292.Een volledige tussenkomst in de inschrijvingskosten van de volgende examens wordt toegekend: 1° het taalexamen bedoeld in artikel 48, eerste lid, 2° voor de talen bedoeld in artikel 48, tweede lid ten belope van maximum twee inschrijvingen;2° de proeven van de tweede reeks proeven voor de toegang tot het niveau A van de buitenlandse carrière bedoeld in artikel 181, § 3;3° het taalexamen bedoeld in artikel 181, § 5.

Art. 293.Een tussenkomst in de kosten van de ontwikkeling van de partner in het kader van zijn professioneel project wordt toegekend ten belope van 2500 euro per jaar.

Boek 6. - Bijzondere geldelijke regimes TITEL 1. - Geldelijk regime tijdens dienstreizen bij een post

Art. 294.De ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan en belast met een dienstreis met een duur van meer dan dertig opeenvolgende dagen bij een post geniet niet meer van de vergoeding voor verblijfskosten noch van de tussenkomst in de verblijfskosten vanaf de eenendertigste dag van zijn dienstreis.

Onverminderd artikel 208 geniet de ambtenaar vanaf de eenendertigste dag van zijn dienstreis: 1° van een forfaitaire vergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan de vergoeding voor verblijfskosten;2° van een tussenkomst in de kosten van het verblijf bedoeld in artikel 231;3° van de tussenkomst in de kosten van een periodieke terugkeerreis bedoeld in de artikelen 268 tot en met 271. TITEL 2. - Geldelijk regime in geval van disponibiliteit van een ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur

Art. 295.Een wachtgeld waarvan de bedragen worden bepaald door het verlofbesluit wordt toegekend aan de ambtenaar aangesteld op het hoofdbestuur die in disponibiliteit wordt gesteld in toepassing van artikel 66, eerste lid.

Het wachtgeld en de vergoedingen die eventueel worden toegekend aan de ambtenaar in disponibiliteit worden onderworpen aan het mobiliteitsregime dat van toepassing is op de retributies van de ambtenaar in dienstactiviteit.

TITEL 3. - Geldelijk regime tijdens de verschillende verloven en afwezigheden van de ambtenaar aangesteld op post, op Belgoeurop of op Belotan

HOOFDSTUK 1. - Jaarlijks vakantieverlof

Art. 296.De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het jaarlijks vakantieverlof.

Art. 297.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het jaarlijks vakantieverlof.

HOOFDSTUK 2. - Omstandigheidsverlof

Art. 298.De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het omstandigheidsverlof.

Art. 299.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het omstandigheidsverlof.

HOOFDSTUK 3. - Uitzonderlijk verlof

Art. 300.De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het uitzonderlijk verlof.

Art. 301.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het uitzonderlijk verlof.

HOOFDSTUK 4. - Moederschaps- en omgezet moederschapsverlof

Art. 302.De verschuldigde wedde voor de periode gedurende dewelke de vrouwelijke ambtenaar moederschapsverlof geniet, mag niet meer dan vijftien weken bestrijken of negentien weken in geval van meervoudige geboorte.

De wedde bedoeld in het eerste lid is niet verschuldigd in geval van een miskraam vóór de honderd eenentachtigste dag van de zwangerschap.

De verschuldigde wedde voor de verlenging van de postnatale rust toegestaan in toepassing van artikel 87 mag niet meer dan vierentwintig weken bestrijken.

Art. 303.In afwijking van artikel 302 is de wedde eveneens verschuldigd voor de verlenging van het prenataal verlof bedoeld in artikel 86.

Art. 304.De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het moederschapsverlof en het omgezet moederschapsverlof.

Art. 305.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het moederschapsverlof en het omgezet moederschapsverlof.

HOOFDSTUK 5. - Ouderschapsverlof

Art. 306.De ambtenaar die geniet van een ouderschapsverlof, heeft geen recht op zijn wedde.

Art. 307.De ambtenaar aangesteld op post verliest het voordeel van de postvergoeding tijdens het ouderschapsverlof.

De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het ouderschapsverlof.

Art. 308.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan verliest het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het ouderschapsverlof.

HOOFDSTUK 6. - Adoptieverlof, opvangverlof, pleegouderverlof en pleegzorgverlof

Art. 309.De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegouderverlof en het pleegzorgverlof.

Art. 310.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het adoptieverlof, het opvangverlof, het pleegouderverlof en het pleegzorgverlof.

HOOFDSTUK 7. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang

Art. 311.De ambtenaar die geniet van een verlof om dwingende redenen van familiaal belang, heeft geen recht op zijn wedde.

Art. 312.De ambtenaar aangesteld op post verliest het voordeel van de postvergoeding tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.

De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.

Art. 313.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan verliest het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.

HOOFDSTUK 8. - Verlof wegens ziekte

Art. 314.Indien de ambtenaar nog geen zesendertig maanden in dienst is, wordt zijn wedde desalniettemin gewaarborgd gedurende drieënzestig werkdagen wanneer hij verhinderd is zijn functie normaal uit te oefenen wegens ziekte.

Voor de ambtenaar die oorlogsinvalide is wordt het aantal in het eerste lid vastgestelde werkdagen op vijfennegentig gebracht.

Art. 315.De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens het verlof wegens ziekte.

Art. 316.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens het verlof wegens ziekte.

Art. 317.De ambtenaar aangesteld op post die het slachtoffer is van een erkend arbeidsongeval of een erkend arbeidswegongeval in de zin van de wet van 3 juli 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1967 pub. 24/10/2001 numac 2001000905 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling type wet prom. 03/07/1967 pub. 23/03/2018 numac 2018030614 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever voor de duur van zijn ongeschiktheid.

Art. 318.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan die het slachtoffer is van een erkend arbeidsongeval of een erkend arbeidswegongeval in de zin van de wet van 3 juli 1967Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1967 pub. 24/10/2001 numac 2001000905 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling type wet prom. 03/07/1967 pub. 23/03/2018 numac 2018030614 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid voor de duur van zijn ongeschiktheid.

HOOFDSTUK 9. - Disponibiliteit wegens ziekte

Art. 319.De ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is, ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste wedde.

Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan: 1° de vergoedingen die de ambtenaar in dezelfde toestand zou ontvangen indien de socialezekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat hij zou verkregen hebben indien hij, op de datum van zijn in disponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten. Het wachtgeld wordt vastgesteld op grondslag van de laatste wedde, in voorkomend geval herzien bij toepassing van artikel 9 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der federale overheidsdiensten.

Het wachtgeld en de vergoedingen die eventueel worden toegekend aan de ambtenaar in disponibiliteit, zijn onderworpen aan de mobiliteitsregeling welke geldt voor de bezoldiging van ambtenaren in dienstactiviteit.

Art. 320.De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens de disponibiliteit wegens ziekte.

Art. 321.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens de disponibiliteit wegens ziekte.

HOOFDSTUK 1 0. - Deelname aan een georganiseerde werkonderbreking

Art. 322.De ambtenaar die deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking heeft geen recht op zijn wedde.

Art. 323.De ambtenaar aangesteld op post verliest het voordeel van de postvergoeding tijdens de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking.

De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking.

Art. 324.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan verliest het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking.

HOOFDSTUK 1 1. - Feestdagen op post, op Belgoeurop en op Belotan, terugroeping in dienst en dienstvrijstellingen

Art. 325.De ambtenaar aangesteld op post behoudt het voordeel van de postvergoeding alsook van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever tijdens feestdagen, tijdens een terugroeping in dienst of tijdens de dienstvrijstellingen bedoeld in de artikelen 123 tot en met 126.

Art. 326.De ambtenaar aangesteld op Belgoeurop of op Belotan behoudt het voordeel van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid tijdens feestdagen, tijdens een terugroeping in dienst of tijdens de dienstvrijstellingen bedoeld in de artikelen 123 tot en met 126.

TITEL 4. - Geldelijk regime bij verloven en andere afwezigheden tussen twee posten of tussen Belgoeurop of Belotan en een post

Art. 327.De ambtenaar die een jaarlijks vakantieverlof, een ander verlof of een andere afwezigheid bedoeld in de artikelen 71 en 77 neemt nadat hij de post waarop hij aangesteld werd definitief verlaten heeft en voordat hij op zijn volgende post wordt aangesteld, geniet niet van de postvergoeding noch van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever gedurende dit verlof of deze afwezigheid.

Tijdens deze periodes geniet de ambtenaar van de transfervergoeding.

Art. 328.De ambtenaar die een jaarlijks vakantieverlof, een ander verlof of een andere afwezigheid bedoeld in de artikelen 71 en 77 neemt nadat hij Belgoeurop of Belotan definitief verlaten heeft en voordat hij op post wordt aangesteld, geniet niet van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid gedurende dit verlof of deze afwezigheid.

Tijdens deze periodes geniet de ambtenaar van de transfervergoeding.

TITEL 5. - Geldelijk regime ij buitengewone omstandigheden

Art. 329.Dit geldelijk regime is van toepassing in de volgende buitengewone omstandigheden: 1° de aanstelling van de ambtenaar op het hoofdbestuur ingevolge: a) een terugroeping naar het hoofdbestuur;b) een terugroeping naar het hoofdbestuur vergezeld van een preventieve schorsing;c) een verplaatsing bij tuchtmaatregel d) de evacuatie van de ambtenaar van de post omwille van een gewapend conflict;e) de persona non grata-verklaring van een ambtenaar door de Ontvangststaat;2° de aanstelling van de ambtenaar op Belgoeurop of op Belotan ingevolge: a) een verplaatsing bij tuchtmaatregel;b) de evacuatie van de ambtenaar van de post omwille van een gewapend conflict;c) de persona non grata-verklaring van de ambtenaar door de Ontvangststaat;3° de preventieve schorsing of de tuchtschorsing van de ambtenaar die aangesteld is op post;4° de preventieve schorsing of de tuchtschorsing van de ambtenaar die aangesteld is op het hoofdbestuur;5° de preventieve schorsing of de tuchtschorsing van de ambtenaar die aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan;6° het verplichte vertrek van de partner en/of van het kind die bij de ambtenaar op post verblijven.

Art. 330.§ 1. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 1°, a), b) en c) en 2°, a), verliest de ambtenaar het voordeel van de postvergoeding en behoudt hij het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever bedoeld in de artikelen 230 tot en met 235, 240 tot en met 250, 259, 260, 262, 265 tot en met 267, 279 tot en met 290 voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, voor zover de ambtenaar geniet van de tussenkomst in de schoolkosten bedoeld in de artikelen 240 tot en met 250 op het moment van het plaatsvinden van de buitengewone omstandigheid.

In afwijking van artikel 208, § 1 geniet de ambtenaar van de terugkeervergoeding vanaf zijn aanstelling op het hoofdbestuur, op Belgoeurop of op Belotan, zelfs indien hij niet op post werd aangesteld gedurende minstens één jaar.

In afwijking van artikel 212 geniet de ambtenaar bedoeld in artikel 329, 2°, a) van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid vanaf de stopzetting van de toekenning van de postvergoeding.

In het geval bedoeld in artikel 329, 1°, b) verliest de ambtenaar het voordeel van de terugkeervergoeding voor de duur van de preventieve schorsing. § 2. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 1°, d) en e) en 2°, b) en c) behoudt de ambtenaar het voordeel van de postvergoeding voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde.

In afwijking van artikel 208, § 1 geniet de ambtenaar van de terugkeervergoeding vanaf de stopzetting van de toekenning van de postvergoeding, zelfs indien hij niet op post werd aangesteld gedurende minstens één jaar.

In afwijking van artikel 212 geniet de ambtenaar bedoeld in artikel 329, 2°, b) en c) van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid vanaf de stopzetting van de toekenning van de postvergoeding.

In afwijking van artikel 236, § 1, 1°, wordt de tussenkomst in de kosten eigen aan de werkgever bedoeld in de artikelen 237 en 239, § 1 toegekend aan de ambtenaar die minder dan één jaar aangesteld was op post. § 3. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 3° verliest de ambtenaar het voordeel van de postvergoeding voor de duur van de preventieve schorsing of van de tuchtschorsing en behoudt hij het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever. § 4. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 4° verliest de ambtenaar het voordeel van de terugkeervergoeding voor de duur van de preventieve schorsing of van de tuchtschorsing. § 5. In de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 5° verliest de ambtenaar het voordeel van de terugkeervergoeding en van de vergoeding voor de uitgeoefende functie en de beschikbaarheid voor de duur van de preventieve schorsing of van de tuchtschorsing. § 6. Wanneer de ambtenaar, zijn partner en/of het kind niet onmiddellijk een verblijf vinden in België wegens één van de buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 329, 1°, d) en e), 2°, b) et c), 6° wordt een [00e2][0080][008b][00e2][0080][008b]tussenkomst in de verblijfskosten toegekend ten belope van een bedrag bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, rekening houdende met de familiale situatie van de ambtenaar. De directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde bepaalt de nadere regels voor de tussenkomst in deze verblijfskosten alsook de periode gedurende dewelke de tussenkomst bedoeld in het eerste lid wordt toegekend.

TITEL 6. - Geldelijk regime bij aanstelling op het hoofdbestuur wegens ziekte of ongeval

Art. 331.Ingevolge de aanstelling op het hoofdbestuur van de ambtenaar wegens ziekte of ongeval, behoudt de ambtenaar het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever bedoeld in de artikelen 230 tot en met 235, 240 tot en met 250, 259, 260, 262, 265 tot en met 267, 279 tot en met 290 voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, voor zover de ambtenaar geniet van de tussenkomst in de schoolkosten bedoeld in de artikelen 240 tot en met 250 op het moment van het plaatsvinden van de buitengewone omstandigheid.

TITEL 7. - Geldelijk regime bij het overlijden van een ambtenaar op post

Art. 332.Ingevolge het overlijden van de ambtenaar op post, behouden zijn partner en het kind het voordeel van de tussenkomsten in de kosten eigen aan de werkgever bedoeld in de artikelen 230 tot en met 235, 240 tot en met 250, 259, 260, 262, 265 tot en met 267, 279 tot en met 290 voor de periode en volgens de nadere regels bepaald door de directeur-generaal P&O of zijn afgevaardigde, voor zover de ambtenaar genoot van de tussenkomst in de schoolkosten bedoeld in de artikelen 240 tot en met 250 op het moment van overlijden.

Deel 5. Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen Boek 1. Opheffingsbepalingen

Art. 333.Worden opgeheven: 1° het koninklijk besluit van 15 juli 1920 betreffende de inrichting van het diplomatiek korps;2° het koninklijk besluit van 15 juli 1920 houdende nieuwe inrichting van het consulair korps;3° het koninklijk besluit van 16 augustus 1923 betreffende de inrichting van het korps der kanseliers, de dragomannen en tolken;4° het besluit van de Regent van 15 oktober 1946 tot vaststelling van het reglement der buitenlandsche diensten van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken en Buitenlandschen Handel;5° het koninklijk besluit van 22 juli 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten1 tot regeling van de toekenning van een terugkeervergoeding voor bepaalde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;6° het koninklijk besluit van 21 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten5 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van de buitenlandse carrière en de consulaire carrière;7° het ministerieel besluit van 8 mei 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/06/1999 pub. 13/07/1999 numac 1999012524 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de controlegeneeskunde sluiten9 tot vaststelling van de periodiciteit van de verlofreizen ten laste van de Staat voor bepaalde personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Boek 2. Overgangsbepalingen

Art. 334.§ 1. In afwijking van artikel 74, § 2, geniet de ambtenaar die, op datum van 31 december van het jaar tijdens hetwelk dit besluit in werking treedt, het jaarlijks vakantieverlof waarop hij recht had voor 1 augustus 2014 niet heeft opgenomen, van een vergoeding tijdens zijn eerste aanstelling op het hoofdbestuur die volgt op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. § 2. De vergoeding bedoeld in paragraaf 1 is gelijk aan: 1° voor de ambtenaar zonder partner en zonder kind: 75% van de maandelijkse brutowedde ten belope van het aantal verlofdagen zonder dat dit aantal negentig dagen kan overschrijden;2° voor de andere ambtenaren: 100% van de maandelijkse brutowedde ten belope van het aantal verlofdagen zonder dat dit aantal negentig dagen kan overschrijden. Deze vergoeding wordt berekend in dertigsten en is niet cumuleerbaar met de terugkeervergoeding bedoeld in artikel 208. § 3. De ambtenaar die, gedurende de periode van 1 januari 2019 tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit, het geheel van de dagen jaarlijks vakantieverlof waarop hij recht had wanneer hij aangesteld was op het hoofdbestuur niet heeft opgenomen, geniet van deze dagen jaarlijks vakantieverlof tot en met 31 december van het jaar dat volgt op de datum van zijn volgende aanstelling op het hoofdbestuur.

Art. 335.De ambtenaar die, op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, aangesteld is op Belgoeurop of op Belotan, wordt, voor de duur van zijn aanstelling, vergoed op grond van de bepalingen die voor de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing waren.

Art. 336.De ambtenaar die, op het moment van de inwerkingtreding van dit besluit, is aangesteld op Belgoeurop of op Belotan geniet van de terugkeervergoeding bedoeld in artikel 208 wanneer hij vervolgens wordt aangesteld op het hoofdbestuur.

Art. 337.De stages en de beroepen inzake stages die lopend zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit worden beheerst door de bepalingen die voor die datum van toepassing waren.

Art. 338.De bij de inwerkingtreding van dit besluit lopende vergelijkende selecties worden beheerst door de bepalingen die voor die datum van toepassing waren.

Art. 339.De reserve van geslaagden samengesteld op grond van een vergelijkende selectie die werd afgesloten of lopend was op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit artikel, blijft geldig tot het verstrijken van de termijn bepaald voor hun geldigheid. Zij kunnen worden verlengd overeenkomstig artikel 13, § 1, derde lid.

De stage die volgt uit een selectie vermeld in het eerste lid, wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 15 en volgende. De stagiair wordt benoemd in de buitenlandse carrière overeenkomstig de artikelen 35 en 36.

Art. 340.De ambtenaar van de consulaire carrière die houder is van één of meerdere brevetten bedoeld in artikel 49, § 1bis, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, moet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 180 om te kunnen deelnemen aan de proeven bedoeld in artikel 181.

De ambtenaar van de consulaire carrière die houder is van één of meerdere brevetten bedoeld in artikel 49, § 1bis, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, is vrijgesteld van de eerste reeks proeven bedoeld in artikel 181, § 2.

De ambtenaar van de consulaire carrière die houder is van één of meerdere brevetten bedoeld in artikel 49, § 1bis, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, behoudt het voordeel van het (de) behaalde brevet(ten).

Art. 341.De bevorderings-, tuchtprocedures en procedures inzake ordemaatregelen die lopend zijn op het ogenblik van de inwerkintreding van dit besluit, worden beheerst door de bepalingen die voor die datum van toepassing waren.

Art. 342.De reiskosten bedoeld in artikel 277, tweede lid die het voorwerp hebben uitgemaakt van een tussenkomst vóór de inwerkingtreding van dit besluit worden in overweging genomen voor de berekening van het aantal verplaatsingen dat recht geeft op een tussenkomst krachtens datzelfde artikel.

Boek 3. Slotbepalingen

Art. 343.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2026, met uitzondering van artikel 339 dat in werking treedt op 1 januari 2025.

Art. 344.De minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, H. LAHBIB De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, C. GENNEZ


Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld


^