gepubliceerd op 15 september 2008
Koninklijk besluit tot regeling van de toekenning van een terugkeervergoeding voor bepaalde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
22 JULI 2008. - Koninklijk besluit tot regeling van de toekenning van een terugkeervergoeding voor bepaalde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1970 houdende reglementering van de overplaatsingsvergoeding zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 mei 1973;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1970 houdende reglementering van de verblijfsvergoeding zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 mei 1973;
Overwegende de noodzaak de ambtenaren van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking de toekenning van de overplaatsings- en verblijfsvergoedingen te verzekeren die hun collega's van de carrière Buitenlandse Dienst, de Kanselarijcarrière en de carrière Hoofdbestuur ontvangen;
Overwegende de noodzaak de toekenning van deze vergoedingen te verlengen voor de ambtenaren van de buitenlandse carrières die meer dan drie jaar na hun aanstelling bij het hoofdbestuur gehandhaafd werden en die functies met zware verantwoordelijkheid uitoefenen waarvan de aard zelf rechtvaardigt dat ze aan één en dezelfde ambtenaar gedurende een tijdspanne van meer dan drie jaar zouden toevertrouwd worden;
Overwegende dat het aangewezen is, in een streven naar administratieve vereenvoudiging, de overplaatsings- en verblijfsvergoedingen te herkwalificeren in één enkele vergoeding, genaamd terugkeervergoeding en de berekeningswijze ervan te uniformiseren;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 maart 2006;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 6 juni 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 12 september 2007;
Gelet op het onderhandelingsprotocol van het Sectorcomité VII van 18 oktober 2007;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 19 maart 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en van Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Terugkeervergoeding
Artikel 1.Er wordt een maandelijkse terugkeervergoeding toegekend : 1° aan de ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst, de Kanselarijcarrière en de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking die, na gedurende minstens één jaar bij een post in het buitenland te zijn tewerkgesteld tijdelijk aan het hoofdbestuur worden toegevoegd.2° aan de ambtenaren van de carrière Hoofdbestuur die belast werden met het tijdelijk uitoefenen van functies in een post in het buitenland gedurende minstens twee jaar en die terugkeren naar het hoofdbestuur. Deze vergoeding wordt toegekend voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de ambtenaar aan het hoofdbestuur wordt toegevoegd of, naargelang het geval, waarop hij naar het hoofdbestuur terugkeert.
Ze wordt niet toegekend aan de stagiairs van deze verschillende carrières.
Art. 2.De terugkeervergoeding wordt berekend op basis van de geïndexeerde brutojaarwedde van de ambtenaar en wordt bepaald door zijn gezinssituatie.
Het bedrag van deze vergoeding is gelijk aan : 1) 1/110e van deze wedde voor een alleenstaande ambtenaar zonder kind ten laste.2) 1/67e van deze wedde : a) voor de gehuwde of wettelijk samenwonende ambtenaar zonder kind ten laste.b) voor de alleenstaande, gehuwde of wettelijk samenwonende ambtenaar met een kind ten laste.3) 1/57e van deze wedde voor de alleenstaande, gehuwde of wettelijk samenwonende ambtenaar met minstens twee kinderen ten laste. De betaling van deze vergoeding wordt geschorst voor de periode tijdens dewelke de ambtenaar geen recht heeft op de wedde.
Art. 3.De Minister van Buitenlandse Zaken of zijn afgevaardigde kan, na een met redenen omkleed voorstel van het Directiecomité en na gunstig advies van de Inspectie van Financiën, de toekenning van deze vergoeding na afloop van de drie eerste jaren verlengen voor de ambtenaren op wie artikel 1, eerste lid, 1°, van toepassing is en die een leidinggevende of een expertisefunctie uitoefenen die hun aanwezigheid op het hoofdbestuur rechtvaardigt.
Deze verlenging wordt slechts voor een periode van één jaar toegekend en kan eventueel worden vernieuwd tegen de in het eerste lid beschreven voorwaarden.
Het voordeel van deze vergoeding wordt beperkt tot een totale duur van vijf jaar vanaf de eerste dag van hun toevoeging aan het hoofdbestuur. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepalingen
Art. 4.De koninklijke besluiten van 21 april 1970 houdende reglementering van de overplaatsings- en verblijfsvergoedingen, zoals gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 mei 1973, zijn toepasselijk op de ambtenaren van de carrière van de Attachés voor Internationale Samenwerking vanaf de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel.
Art. 5.Op een met redenen omkleed voorstel van het Directiecomité kan de Minister van Buitenlandse Zaken uitzonderlijk de overplaatsings- en verblijfsvergoedingen voorzien door de koninklijke besluiten van 21 april 1970, zoals gewijzigd door de koninklijke besluiten van 28 mei 1973, verlengen voor de ambtenaren op wie artikel 1, eerste lid, 1°, van toepassing is, die toegevoegd werden aan het hoofdbestuur vanaf 1 juli 2002, na de datum waarop de periode van drie jaar vanaf hun toevoeging aan het hoofdbestuur, eindigt.
Deze verlenging kan enkel toegekend worden aan de ambtenaren die functies met zware verantwoordelijkheid uitoefenen waarvan de aard zelf rechtvaardigt dat ze aan één en dezelfde ambtenaar gedurende een tijdspanne van meer dan drie jaar zouden toevertrouwd worden. Zij eindigt ambtshalve op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Dit artikel is niet van toepassing op de ambtenaren van de eerste en tweede administratieve klassen van de carrière Buitenlandse Dienst. HOOFDSTUK III. - Opheffings- en eind- bepalingen
Art. 6.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 21 april 1970 houdende reglementering van de overplaatsingsvergoeding, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 mei 1973;2° het koninklijk besluit van 21 april 1970 houdende reglementering van de verblijfsvergoeding, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 mei 1973.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking vanaf de eerste dag van de maand volgend op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art. 8.Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel 22 juli 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, Ch. MICHEL