Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juli 2002
gepubliceerd op 30 juli 2002

Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022611
pub.
30/07/2002
prom.
15/07/2002
ELI
eli/besluit/2002/07/15/2002022611/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op het Hoofdstuk IIIbis ingevoegd in Titel III bij de wet van 5 juni 2002;

Gelet op het artikel 15 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 juli 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 11 juli 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid het artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 juli 2002;

Overwegende dat aangezien het merendeel van de bepalingen van deze wet uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2002, en sommige van deze bepalingen nochtans uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001, de uitvoering van deze laatste bepalingen zo snel mogelijk moet zijn beëindigd teneinde de toepassing van artikel 43 van de programmawet van 24 december 1993 mogelijk te maken voor wat betreft het jaar 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de wet » : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° « de Minister » : de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft;3° « persoonlijk aandeel » : het in artikel 37sexies van de wet bedoelde persoonlijk aandeel;4° « Instituut » : het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;5° « verzekeringsinstelling die het dossier beheert » : de verzekeringsinstelling waarbij alle leden van het betrokken gezin zijn aangesloten of ingeschreven of, in het geval dat de leden van dat gezin bij verschillende verzekeringsinstellingen zijn aangesloten of ingeschreven, de verzekeringsinstelling waarbij de oudste persoon van het betrokken gezin is aangesloten of ingeschreven. HOOFDSTUK II. - Bepalingen die van toepassing zijn op de maximumfactuur bedoeld in hoofdstuk III bis van titel III van de wet

Art. 2.Het in aanmerking genomen persoonlijk aandeel blijft gelijk aan het persoonlijk aandeel met betrekking tot de kinesitherapieverstrekking waarvoor een maximale betrekkelijke waarde is voorzien in artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, wanneer aan een bepaalde rechthebbende kinesitherapieverstrekkingen geleverd worden boven het maximum aantal zittingen voorzien in het voormelde artikel 7 van het koninklijk besluit van 14 september 1984 en voorzover het gaat om verstrekkingen die overeenstemmen met zittingen met een zelfde omschrijving.

Art. 3.Bij het uitreiken van de getuigschriften van verstrekte hulp en de getuigschriften voor aflevering die zijn vermeld in de bijlagen nrs. 13, 13 IMP, 13Z, 13YT, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 73 en 74 van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, moet de zorgverlener in het daartoe vermelde vakje vermelden : - hetzij het bedrag van de door de rechthebbende betaalde honoraria; - hetzij het woord « JA », indien de rechthebbende het volledige bedrag van het reglementair persoonlijk aandeel heeft betaald of het woord « NEEN », indien de rechthebbende geen persoonlijk aandeel heeft betaald.

Art. 4.Het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging stelt het nieuwe model vast van de in artikel 3 bedoelde getuigschriften.

De getuigschriften die vóór de inwerkingtreding van deze verordening werden gebruikt, mogen worden gebruikt zolang de voorraad strekt. De zorgverlener moet evenwel de vereiste vermeldingen erop aanbrengen. HOOFDSTUK III. - Maximumfactuur, vastgesteld op grond van de sociale categorie van de rechthebbenden Afdeling I. - De rechthebbenden

Art. 5.De in artikel 37novies van de wet opgesomde rechthebbenden moeten zich, op een tijdstip van het jaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend, in één van de daarin bedoelde situaties bevinden.

Art. 6.Is in het raam van deze afdeling van de maximumfactuur uitgesloten, de rechthebbende op een integratietegemoetkoming die behoort tot de in artikel 6, § 4, eerste lid, 3° en 4°, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkoming voor gehandicapten, bedoelde categorieën 3 en 4, van wie de echtgenoot (echtgenote) of de persoon met wie hij een gezin vormt een inkomen heeft waarvoor de aftrek werd toegepast, bedoeld in artikel 8, § 1, vierde lid van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende en de integratietegemoetkoming.

Art. 7.In afwachting dat de krachtens artikel 5 vereiste bewijsmiddelen door de Minister zijn vastgesteld, kan de maximumfactuur worden toegekend overeenkomstig de door de Dienst voor administratieve controle van het Instituut vastgestelde bewijsmiddelen.

De rechthebbenden op tegemoetkomingen voor gehandicapten bewijzen evenwel op grond van de door de Minister vastgestelde modaliteiten, dat ze zich in een situatie bevinden die de toekenning van de maximumfactuur in het raam van dit hoofdstuk mogelijk maakt. De bevoegde organen kunnen worden verzocht de desbetreffende getuigschriften af te leveren of de gegevens langs elektronische weg over te maken. Afdeling II. - Bepalingen betreffende de samenstelling van het gezin

Art. 8.Als een gerechtigde op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, in het raam van een gereglementeerde vorm van gezinsplaatsing in een bepaald gezin is geplaatst, vormt hij (zij) een eenpersoonsgezin.

Het bewijs daarvan wordt geleverd met elk document uit het dossier van de rechthebbende of met elk bewijsmiddel dat door hem wordt aangebracht.

Art. 9.§ 1. Als de rechthebbende op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, zijn (haar) hoofdverblijfplaats heeft in een rustoord voor bejaarden, een rust- en verzorgingstehuis, een psychiatrisch verzorgingstehuis, een initiatief voor beschut wonen, een centrum voor sociaal verweer of een gevangenis, vormt hij (zij) een eenpersoonsgezin.

Dat geldt eveneens voor de leden van de kloostergemeenschappen, bedoeld in artikel 4, 12°, van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd.

Het bewijs daarvan wordt geleverd met elk document uit het dossier van de rechthebbende of met elk bewijsmiddel dat door hem (haar) wordt aangebracht. § 2. In afwijking van § 1, vormt een rechthebbende die dezelfde hoofdverblijfplaats heeft als zijn (haar) echtgenoot (echtgenote) of zijn (haar) personen ten laste, met die personen een gezin.

Dat geldt eveneens als een rechthebbende dezelfde hoofdverblijfplaats heeft als de persoon met wie hij (zij) een feitelijk gezin vormt.

Vormen een feitelijk gezin, de personen die samen onder hetzelfde dak wonen en de huishoudelijke problemen hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen.

De situatie die in aanmerking wordt genomen is de situatie op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend.

Art. 10.§ 1. Als het gezin dat conform artikel 37decies, § 1, van de wet is samengesteld, een persoon bevat die zich wegens zijn gezondheidstoestand in een afhankelijkheidssituatie bevindt, kan die persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger kiezen een gezin op zich alleen te vormen.

Die keuze kan worden gemaakt op het ogenblik dat de verzekeringsinstelling over de elementen beschikt aan de hand waarvan zij kan beslissen al dan niet de maximumfactuur toe te kennen.

De verzekeringsinstelling bewaart de bewijzen voor die keuze in het dossier van de betrokken persoon. § 2. Bevinden zich in een afhankelijkheidssituatie wegens hun gezondheidstoestand, de rechthebbenden die zich in één van de hierna beoogde situaties bevinden : a) hij heeft tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, de instemming van de adviserend geneesheer gekregen voor een periode van ten minste 3 maanden voor een verpleegkundige verzorging die aanleiding geeft tot de betaling van het forfaitair honorarium, het zogenaamde forfait B, bedoeld in artikel 8, § 1, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen;wordt eveneens in aanmerking genomen voor de vaststelling van de periode van drie maanden, de periode waarin hij zich in de situatie bevindt die bedoeld wordt in het hieronder vermelde punt b) ; b) hij heeft tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, de instemming van de adviserend geneesheer gekregen voor een periode van ten minste 3 maanden voor een verpleegkundige verzorging die aanleiding geeft tot de betaling van het forfaitair honorarium, het zogenaamde forfait C, bedoeld in artikel 8, § 1, van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen;wordt eveneens in aanmerking genomen voor de vaststelling van de periode van drie maanden, de periode waarin hij zich in de situatie bevindt die bedoeld wordt in het voormelde punt a) ; c) hij heeft tijdens het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, de instemming van de adviserend geneesheer gekregen voor een periode van ten minste zes maanden voor een kinesitherapiebehandeling, bedoeld in artikel 7, § 1, E van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, of een fysiotherapiebehandeling, bedoeld in artikel 22, II, van voormelde nomenclatuur, wat een vermindering mogelijk maakt van het persoonlijk aandeel ten gevolge van het derde lid, c , van artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 1982 tot vaststelling van het persoonlijk aandeel van de rechthebbenden of van de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in het honorarium voor bepaalde verstrekkingen, of voor een behandeling bedoeld in artikel 7, § 1, 5° van voormelde nomenclatuur;d) hij vervult de voorwaarden voor de toekenning van de integratietegemoetkoming, in categorie III of IV, bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming.De personen die niet voldoen aan de inkomensvoorwaarde, opgelegd bij voormeld koninklijk besluit, terwijl ze beantwoorden aan de afhankelijkheidsvoorwaarden, worden in aanmerking genomen; e) hij vervult de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, in categorie III, IV of V, bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 5 maart 1990 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.De personen die niet voldoen aan de inkomensvoorwaarde, opgelegd bij voormeld koninklijk besluit, terwijl zij beantwoorden aan de afhankelijkheidsvoorwaarden, worden in aanmerking genomen; f) hij geniet een tegemoetkoming voor hulp van een derde persoon toegekend op basis van de wet van 27 juni 1969 betreffende de toekenning van tegemoetkomingen aan gehandicapten;g) hij geniet een uitkering wegens primaire ongeschiktheid of invaliditeit, die toegekend wordt aan de gerechtigde die beschouwd wordt als iemand met persoon ten laste omdat hij de hulp nodig heeft van derden, met toepassing van artikel 225, § 1, 6°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, of van artikel 12 van het koninklijk besluit van 20 juli 1997 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen;h) hij geniet een forfaitaire tegemoetkoming voor hulp van derden, bedoeld in artikel 215bis van het voormelde koninklijk besluit van 3 juli 1996 of in artikel 12ter van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971;i) hij werd opgenomen in een ziekenhuis gedurende een totale duur van ten minste 120 dagen die bereikt werd in een referentieperiode die bestaat uit twee kalenderjaren welke voorafgaan aan het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend, ofwel is hij gedurende diezelfde referentieperiode ten minste zesmaal opgenomen in een ziekenhuis;in dezelfde hypothese die hiervoor in laatste instantie wordt bedoeld, worden eveneens de dagen in aanmerking genomen waarvoor de bedragen werden toegekend die vastgesteld zijn bij artikel 4, §§ 4, 5 of 6 van de Nationale overeenkomst van 24 januari 1996 tussen de verpleeginrichtingen en de verzekeringsinstellingen, alsook de dagen waarvoor een tegemoetkoming van de verzekering in de kosten voor hemodialyse en voor peritoneale dialyse thuis, zoals bepaald in artikel 9 undecies van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, in aanmerking is genomen. § 3. Als de betrokken persoon de keuze heeft gemaakt, bedoeld in § 1, om geen deel uit te maken van het gezin, samengesteld overeenkomstig artikel 37decies, § 1, van de wet, vormt hij (zij) toch een gezin met zijn (haar) echtgenote (echtgenoot) of de persoon waarmee hij een feitelijk gezin vormt, alsook met personen te zijnen (haren) laste in de hypothese dat die personen dezelfde hoofdverblijfplaats hebben als hij (zij).

De persoon met wie hij (zij) een feitelijk gezin vormt, is de persoon die de voorwaarden vervult, bedoeld in artikel 9, § 2.

De in aanmerking genomen situatie is die welke bestaat op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur is toegekend.

Art. 11.Worden beschouwd als zijnde voor de eerste maal ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen, de pasgeborenen alsook de personen die uit het buitenland aankomen en een inschrijving in het Rijksregister van de natuurlijke personen aanvragen.

Art. 12.§ 1. Tonen de samenstelling aan van het gezin waarvan zij deel uitmaken door middel van een verklaring op erewoord met vermelding van de identificatiegegevens van de personen die met hen onder hetzelfde dak wonen, de volgende rechthebbenden : 1° grensarbeiders als bedoeld in artikel 1, b) van de EEG-verordening nr.1408/71; 2° personen die zijn vrijgesteld van elke inschrijving in het Rijksregister van de natuurlijke personen overeenkomstig artikel 19 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister; § 2. Wat de toepassing van de maximumfactuur betreft, wordt voor de hierna bedoelde personen het gezin in aanmerking genomen dat gevormd wordt door de gerechtigde en de personen die te zijnen laste zijn ingeschreven : 1° personen die over een referentieadres beschikken overeenkomstig artikel 20, § 1 van het bovenbedoelde koninklijk besluit van 16 juli 1992;2° personen die zijn ingeschreven op het adres van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn overeenkomstig artikel 20, § 3, van het bovenbedoelde koninklijk besluit van 16 juli 1992. § 3. Voor de toepassing van de §§ 1 en 2 is de samenstelling van het gezin die welke bestaat op 1 januari van het jaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend. Afdeling III. - Bepalingen betreffende de toepassingsmodaliteiten van

de maximumfactuur in het raam van dit hoofdstuk

Art. 13.Zodra het toepasselijke referentiebedrag is bereikt, reikt de verzekeringsinstelling aan de rechthebbenden een getuigschrift uit, waarvan het model door de Minister na advies van de Dienst voor administratieve controle van het RIZIV zal worden vastgelegd. Dat getuigschrift bevat daarenboven alle vermeldingen van artikel 14, 5° en 6°, van de wet van 11 april 1995 tot invoering van « het handvest » van de sociaal verzekerde. De kennisgeving vermeld in artikel 7 van de wet van 11 april 1995, is in dat geval niet vereist. HOOFDSTUK IV. - Maximumfactuur, vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende en uitgevoerd door de verzekeringsinstellingen Afdeling I. - De rechthebbenden

Art. 14.Kunnen de maximumfactuur voor een bepaald kalenderjaar genieten, de rechthebbenden die op 1 januari van dat jaar een gezin vormen waarvan het netto-jaarinkomen lager is dan de in artikel 37 undecies van de wet bedoelde inkomensgrensbedragen, voorzover het bedrag van de persoonlijke aandelen die daadwerkelijk door hen ten laste zijn genomen en die betrekking hebben op de tijdens het vorenbedoelde kalenderjaar verrichte verstrekkingen het referentiebedrag bereikt dat, overeenkomstig artikel 37 undecies van vorenbedoelde wet, op dat gezin van toepassing is.

De bepalingen van Afdeling II van Hoofdstuk II zijn van toepassing op de in het raam van dit hoofdstuk toegekende maximumfactuur.

Als een van de rechthebbenden van het in het eerste lid bedoelde gezin zich tijdens het betrokken kalenderjaar in een van de in artikel 37novies van de wet opgesomde situaties bevindt, zijn de bepalingen van Hoofdstuk II voor dat volledige kalenderjaar op de rechthebbenden van dat gezin van toepassing.

Art. 15.Kan de maximumfactuur genieten op grond van de bepalingen van artikel 37undecies, tweede lid van de wet, het kind dat op 1 januari van het kalenderjaar waarin de maximumfactuur is toegekend, jonger is dan zestien jaar. Afdeling II. - Vaststellen van de procedure voor het bepalen van het

gezinsinkomen

Art. 16.Als de persoonlijke aandelen die daadwerkelijk door de rechthebbenden van een bepaald gezin ten laste zijn genomen en die betrekking hebben op de verstrekkingen die zijn verricht tijdens het jaar van toekenning van de maximumfactuur, 450 euro bereiken, en voor zover geen enkele rechthebbende van dat gezin zich in een van de in artikel 37novies opgesomde situaties bevinden, maakt de verzekeringsinstelling die het dossier beheert, de identiteit en het identificatienummer inzake sociale zekerheid van de rechthebbenden die het vorenbedoelde gezin vormen, aan de Dienst voor administratieve controle over volgens de modaliteiten die door die dienst zijn vastgesteld.

Art. 17.Het gezinsinkomen dat in aanmerking wordt genomen, is het in artikel 6, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde netto-inkomen, betreffende het recentste jaar waarvoor een belasting is ingekohierd.

Worden proportioneel toegewezen aan het beroepsinkomen van elk van de echtgenoten van het betrokken gezin, de inkomsten uit onroerende goederen, de inkomsten uit kapitalen en roerende goederen, alsmede de diverse inkomsten die door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit aan de Dienst voor administratieve controle van het Instituut zijn meegedeeld.

Art. 18.Als de Administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit aan de vorenbedoelde Dienst voor administratieve controle meedeelt dat één of meer rechthebbenden van het betrokken gezin niet belastingplichtig is, stuurt de Dienst voor administratieve controle die informatie door naar de verzekeringsinstelling die het dossier beheert. In dat geval maakt de voormelde dienst tevens het totaal over van de inkomens van de andere rechthebbenden die het gezin vormen, zoals dit totaal voortvloeit uit de informatie die werd overgemaakt door de voormelde administratie. Het totaalbedrag van de inkomens moet nochtans niet worden meegedeeld in de hypothese, voorzien in artikel 20, 2°.

De rechthebbenden van het betrokken gezin voor wie de vorenbedoelde administratie geen inlichtingen kan meedelen, ondertekenen een verklaring op erewoord waarin het inkomen wordt vermeld waarover zij beschikten tijdens het kalenderjaar waarop de informatie betrekking heeft die door de in het eerste lid bedoelde administratie is meegedeeld. De verklaring op erewoord is conform het model dat als bijlage I gaat.

De voormelde dienst voor administratieve controle kan wijzigingen aanbrengen in het model van de verklaring op erewoord, gevoegd in bijlage I. Wordt in aanmerking genomen, het belastbare bruto-inkomen van de betrokken rechthebbende.

Onder belastbaar bruto-inkomen moet worden verstaan, het bedrag van het bruto-inkomen zoals het inzake inkomstenbelastingen, vóór elke aftrek of vrijstelling, is vastgesteld.

Worden eveneens in aanmerking genomen, de inkomsten uit het buitenland die niet belastbaar zijn in België, de inkomsten van de in artikel 227, 1°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde personen die overeenkomstig artikel 230, 1° tot 4°, of artikel 231, § 1, 2°, van hetzelfde Wetboek van belastingen zijn vrijgesteld, alsmede de inkomsten die, ongeacht of ze voor de berekening van de belasting betreffende de andere inkomsten van het gezin worden meegeteld of niet, op grond van een overeenkomst in België zijn vrijgesteld.

Voor de vaststelling van het inkomen van de rechthebbende : a) wordt geen rekening gehouden met het kadastraal inkomen van het woonhuis waarvoor de rechthebbende aanspraak kan maken op de woningaftrek die van toepassing is inzake personenbelasting;b) moet worden verstaan onder bruto-inkomen uit roerende goederen, het bedrag dat is vastgesteld in artikel 22 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;c) moet rekening worden gehouden met het bruto-inkomen dat niet moet worden aangegeven aan voormelde administratie bij toepassing van artikel 313 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;d) wordt het brutobedrag van het beroepsinkomen, bedoeld in artikel 23, § 1, 1° tot 3°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, fictief vastgesteld op 100/80 van het verschil tussen de brutobaten of -winsten en de desbetreffende beroepslasten;e) wordt het brutobedrag betreffende de spaartegoeden, kapitalen en afkoopwaarden, dat onderworpen is aan de belasting bedoeld in artikel 171, d tot g, 2°, 4°, f tot h, en in artikel 515bis , vijfde lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, in aanmerking genomen ten belope van het bedrag van de rente die voortvloeit uit de omzetting ervan volgens de coëfficiënt die is vastgesteld in artikel 73 van het uitvoeringsbesluit van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, en dat gedurende een periode van 10 jaar vanaf het jaar waarin het kapitaal of de afkoopwaarden gestort werden. Het bedrag van alle andere voordelen die verbonden zijn aan het beroeps- en het vervangingsinkomen, wordt in aanmerking genomen.

Art. 19.Als de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit aan de voormelde Dienst voor administratieve controle laat weten dat zij geen informatie bezit over een of andere rechthebbende van het gezin, bezorgt de voornoemde Dienst die informatie aan de verzekeringsinstelling die het dossier beheert, en desgevallend het totale bedrag van de inkomens van de andere rechthebbenden die het gezin vormen, welk bedrag voortvloeit uit de informatie die de vorenbedoelde administratie heeft bezorgd. Nochtans moet dit totaalbedrag van de inkomens niet worden meegedeeld in de hypothese, voorzien in artikel 20, 2°.

De betrokken rechthebbende ondertekent een verklaring op erewoord met vermelding van het inkomen waarover hij beschikte tijdens het jaar dat in aanmerking genomen wordt in de gegevens die door voormelde administratie zijn bezorgd.

Worden inzonderheid in aanmerking genomen, de inkomsten uit het buitenland die niet belastbaar zijn in België, de inkomsten van de in artikel 227, 1° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 bedoelde personen die overeenkomstig artikel 230, 1° tot 4°, of artikel 231, § 1, 2° van hetzelfde wetboek van belastingen zijn vrijgesteld, alsmede de inkomsten die, ongeacht of ze voor de berekening van de belasting betreffende de andere inkomsten van het gezin worden meegeteld of niet, op grond van een overeenkomst in België zijn vrijgesteld.

Art. 20.De verklaringen op erewoord, bedoeld in de artikelen 18 en 19, moeten echter niet worden opgesteld wanneer blijkt : 1° uit het dossier van de betrokken rechthebbende betreffende de verhoogde verzekeringstegemoetkoming dat de verzekeringsinstelling informatie heeft over het inkomen waarover de betrokken rechthebbende beschikte tijdens het jaar bedoeld in de informatie die bezorgd werd door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit;2° uit de informatie van voormelde administratie dat het netto-inkomen van het betrokken gezin het toepasselijke referentiegrensbedrag overschrijdt;3° dat de niet-belastbare persoon een kind is jonger dan zestien jaar.

Art. 21.De verzekeringsinstelling kan het recht op de maximumfactuur slechts toekennen nadat is nagegaan of het gezinsinkomen van de rechthebbenden voldoet aan de voorwaarden die in dit besluit zijn vastgesteld.

Dat nazicht gebeurt op grond van het gezinsinkomen vermeld in de gegevens van de Administratie van de Ondernemings- en de Inkomensfiscaliteit, en in de verklaring op erewoord, bedoeld in de artikelen 18 en 19, en desgevallend rekening houdende met de keuze bedoeld in artikel 10, § 1.

De verzekeringsinstelling die het dossier beheert, deelt aan de betrokken verzekeringsinstellingen de informatie mee die haar door de Dienst voor administratieve controle is bezorgd.

De verzekeringsinstelling die het dossier beheert, licht de Dienst voor administratieve controle in over de genomen beslissing, volgens de modaliteiten die deze dienst heeft vastgesteld. Afdeling III. - Behartigenswaardige situaties

Art. 22.Bevinden zich in een behartigenswaardige situatie waaruit blijkt dat het betrokken gezinsinkomen aanzienlijk is verminderd, de rechthebbenden die sinds het jaar, bedoeld in de informatie die in het raam van afdeling II van dit hoofdstuk door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit is meegedeeld, hun situatie hebben zien wijzigen en hetzij : - hun beroepsactiviteit hebben stopgezet; - van bijdragen vrijgesteld waren in het raam van het sociaal statuut van de zelfstandigen voor een periode van meer dan een kwartaal; - gecontroleerd volledig werkloos zijn sedert ten minste zes maanden; - arbeidsongeschikt zijn sedert ten minste zes maanden.

Art. 23.De rechthebbende die zich in één van de situaties bevindt, bedoeld in artikel 22, kan aan de verzekeringsinstelling waarbij hij is aangesloten of ingeschreven, vragen het huidige bedrag van het belastbaar bruto-inkomen van het betrokken gezin vast te stellen. In dat geval ondertekenen de rechthebbenden die het gezin vormen, een verklaring op erewoord conform het model dat als bijlage II gaat.

De dienst voor administratieve controle van het Instituut kan wijzigingen aanbrengen in het model van de verklaring op erewoord, gevoegd in bijlage II. Om vast te stellen dat het inkomen van dat gezin lager is dan het laagste inkomensgrensbedrag, bedoeld in artikel 37undecies van de wet, wordt het belastbaar bruto-inkomen van het gezin, bedoeld in artikel 18, in aanmerking genomen op het ogenblik dat de verklaring op erewoord is ondertekend.

Voor het beroeps- en het vervangingsinkomen worden de bedragen van de maand van aangifte vermenigvuldigd met 12 en verhoogd met het bedrag van alle andere voordelen die daaraan zijn verbonden.

Art. 24.Op basis van de elementen die zijn opgenomen in de verklaring op erewoord, bedoeld in artikel 23, en desgevallend rekening houdende met de keuze bedoeld in artikel 10, § 1, onderzoeken de verzekeringsinstellingen opnieuw het recht op de maximumfactuur van het betrokken gezin.

De verzekeringsinstelling die het dossier beheert, brengt de Dienst voor administratieve controle van het Instituut op de hoogte van de genomen beslissing, volgens de modaliteiten die deze Dienst heeft vastgesteld. Afdeling IV. - Bepalingen betreffende de toepassingsmodaliteiten van

de maximumfactuur in het kader van dit hoofdstuk

Art. 25.Het getuigschrift, bedoeld in artikel 13 wordt afgeleverd door de verzekeringsinstelling van zodra vastgesteld wordt dat de maximumfactuur kan verleend worden aan de rechthebbenden van het betrokken gezin voor het kalenderjaar van toekenning. Indien dit niet het geval is, deelt de verzekeringsinstelling aan de rechthebbenden van het betrokken gezin, op basis van de informatie in zijn bezit en voor het betrokken jaar, elke informatie mee, al naargelang het geval, met betrekking tot hun recht op de maximumfactuur op grond van het tweede referentiebedrag, bedoeld in artikel 37 undecies, of met betrekking tot de maximumfactuur uitgevoerd door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepalingen

Art. 26.Het gehandicapte kind waarvoor een beslissing tot toekenning van verhoogde kinderbijslag is genomen vanwege zijn handicap, heeft recht op de maximumfactuur, ongeacht het inkomen van het gezin waarvan het deel uitmaakt, voorzover alle volgende voorwaarden zijn vervuld : 1° de datum van inwerkingtreding van de voormelde beslissing tot toekenning van de verhoogde kinderbijslag valt uiterlijk op de datum van bekendmaking van de wet betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging;2° het kalenderjaar waarin de maximumfactuur wordt toegekend, omvat een periode tijdens welke een beslissing tot toekenning van verhoogde kinderbijslag uitwerking heeft;3° het betrokken gehandicapte kind heeft daadwerkelijk persoonlijke aandelen ten belope van 450 EUR betaald voor verstrekkingen die zijn verricht tijdens het kalenderjaar van toekenning van de maximumfactuur. HOOFDSTUK VI. - Bepalingen betreffende de maximumfactuur voor 2001

Art. 27.De bepalingen van artikel 6, § 2, van de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging moeten worden toegepast onder de voorwaarden die in de volgende artikelen zijn bepaald voor de rechthebbenden die deel uitmaken van een gezin, waarvan het netto-jaarinkomen niet hoger ligt dan 13.730,98 EUR, op voorwaarde dat ze daadwerkelijk een minimumbedrag van 446 EUR aan persoonlijke aandelen hebben betaald voor in 2001 verrichte verstrekkingen.

Art. 28.De informatie betreffende de in artikel 27 bedoelde gezinnen is die welke op 1 januari 2002 is opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Art. 29.De in aanmerking genomen persoonlijke aandelen hebben betrekking op de verstrekkingen die in 2001 ten gunste van de leden van het betrokken gezin zijn verricht.

Art. 30.§ 1. De maximumfactuur wordt toegekend aan de rechthebbenden van de gezinnen die overeenkomstig de bepalingen van artikel 28 zijn samengesteld, voor zover de twee hierna opgesomde voorwaarden zijn vervuld : 1° alle leden van het gezin zijn bij dezelfde verzekeringsinstelling aangesloten;2° geen enkele verzekeringstegemoetkoming tegen 100 % is toegekend aan een lid van dat gezin in het raam van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. Die tweede voorwaarde is evenwel niet van toepassing voor de gezinnen met een gehandicapt kind, dat op grond van die handicap een verhoogde kinderbijslag geniet. § 2. Dit hoofdstuk is niet van toepassing voor de gezinnen waarvan één van de in artikel 12 bedoelde personen deel uitmaakt.

Het is evenmin van toepassing wanneer de door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit verstrekte gegevens onvolledig zijn of wanneer ze niet op alle gezinsleden betrekking hebben.

Art. 31.§ 1. Het in aanmerking genomen gezinsinkomen is het in artikel 6, tweede lid, van het wetboek van de inkomstenbelastingen bedoelde netto-inkomen betreffende het recentste jaar waarvoor een belasting is ingekohierd. § 2. De gezinsinkomens worden berekend op grond van de door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit verstrekte gegevens.

Worden proportioneel toegewezen aan het beroepsinkomen van elk van de echtgenoten van het betrokken gezin : de inkomsten uit onroerende goederen, de inkomsten uit kapitaal en roerende goederen en de diverse inkomsten.

Art. 32.De verzekeringsinstellingen sturen de Dienst voor administratieve controle van het Instituut de identificatiegegevens door van de rechthebbenden die de in artikel 26 bedoelde gezinnen vormen die daadwerkelijk een minimumbedrag van 446 EUR aan persoonlijke aandelen hebben betaald.

De gegevens die voor de uitvoering van dit hoofdstuk noodzakelijk zijn, worden conform de bepalingen van artikel 37duodecies, § 2, van de wet doorgestuurd. De Dienst voor administratieve controle bezorgt de gegevens evenwel rechtstreeks aan de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit en omgekeerd, zonder langs de Kruispuntbank van de sociale zekerheid te gaan. HOOFDSTUK VII. - Inwerkingtreding

Art. 33.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.

Nochtans - heeft hoofdstuk VI uitwerking op 1 januari 2001; - heeft artikel 2 uitwerking op 1 mei 2002.

Art. 34.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

Bijlage I Identificering van de V.I. die het dossier beheert : Rechthebbende : Naam + voornaam : Hoofdverblijfplaats : Identificatienummer sociale zekerheid (zie SIS-kaart rechterbovenhoek) : Inschrijvingsnummer (bij het ziekenfonds) : Verklaring op erewoord (MAF) Ik verklaar dat de in aanmerking te nemen jaarlijkse bruto-inkomsten de volgende zijn : (1) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ik geef mijn verzekeringsinstelling en de met de controle belaste organen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering de toestemming om mijn bruto belastbare inkomens bij de Administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit na te gaan.

Wetende dat een valse of onvolledige verklaring aanleiding kan geven tot boetes of gevangenisstraffen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring te doen in verband met de subsidies, vergoedingen en toelagen van welke aard ook die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn; wetende dat een valse of onvolledige verklaring of het gebruik ervan aanleiding kan geven tot het toepassen van een administratieve sanctie, namelijk uitsluiting van het recht op prestaties van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, (uitkeringen en/of geneeskundige verstrekkingen) bevestig ik op mijn erewoord dat deze verklaring oprecht en volledig is.

Datum : Handtekening van de gerechtigde (3) : Handtekening van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende, niet beloonde persoon (3) : Handtekening van de personen ten laste (3) : Belangrijke opmerking : Bij deze verklaring moeten worden gevoegd : 1. het assignatiestrookje of het betalingsbewijs van alle toegekende pensioenen, renten of toelagen alsmede elk bewijskrachtig stuk met betrekking tot beroepsinkomens (bijvoorbeeld : loonstrookje, verklaring van de werkgever,...). 2. het aanslagbiljet betreffende de personenbelasting met eventuele bijlagen dat betrekking heeft op de inkomens van het jaar ........., of bij ontstentenis daarvan, het recentste aanslagbiljet met zijn eventuele bijlagen.

Instructies (1) Het gaat, wat de belastbare inkomens betreft, om de inkomens waarover u beschikte gedurende het jaar ......... en die moeten aangegeven worden bij de Administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit, vóór elke aftrek of elke vrijstelling.

Worden in aanmerking genomen, het bedrag van alle andere genoten voordelen (vakantiegeld, welvaartspremie,...) die verbonden zijn met de beroepsinkomens en de vervangingsinkomens.

Wat de beroepsinkomens van de zelfstandigen betreft, wordt het verschil tussen de brutowinsten of baten en de beroepslasten vermenigvuldigd met 100/80. (2) a) Op sommige assignaties zijn alleen maar de netto-bedragen vermeld: het zijn de bruto belastbare bedragen die moeten aangegeven worden.b) Als verschillende pensioenen of renten worden betaald, moeten de belastbare brutobedragen ervan afzonderlijk worden vermeld.(3) Dit document moet eigenhandig door de aangever of aangeefster of door de wettelijke vertegenwoordiger worden ondertekend. De aangever of aangeefster moet vóór zijn of haar handtekening de vermelding « Gelezen en goedgekeurd » schrijven indien hij of zij de verklaring niet eigenhandig heeft ingevuld.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 15 juli 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

Bijlage II Identificering van de V.I. die het dossier beheert : Rechthebbende : Naam + voornaam : Hoofdverblijfplaats : Identificatienummer sociale zekerheid (zie SIS-kaart rechterbovenhoek) : Inschrijvingsnummer (bij het ziekenfonds) : Verklaring op erewoord (MAF) Ik verklaar dat de in aanmerking te nemen jaarlijkse bruto-inkomsten de volgende zijn : (1) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ik geef mijn verzekeringsinstelling en de met de controle belaste organen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering de toestemming om mijn bruto belastbare inkomens bij de Administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit na te gaan.

Wetende dat een valse of onvolledige verklaring aanleiding kan geven tot boetes of gevangenisstraffen overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaring te doen in verband met de subsidies, vergoedingen en toelagen van welke aard ook die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn; wetende dat een valse of onvolledige verklaring of het gebruik ervan aanleiding kan geven tot het toepassen van een administratieve sanctie, namelijk uitsluiting van het recht op prestaties van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, (uitkeringen en/of geneeskundige verstrekkingen) bevestig ik op mijn erewoord dat deze verklaring oprecht en volledig is.

Datum : Handtekening van de gerechtigde (3) : Handtekening van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende, niet beloonde persoon (3) : Handtekening van de personen ten laste (3) : Belangrijke opmerking : Bij deze verklaring moeten worden gevoegd : 1. het recentste assignatiestrookje of het recentste betalingsbewijs van alle toegekende pensioenen, renten of toelagen alsmede elk bewijskrachtig stuk met betrekking tot beroepsinkomens (bijvoorbeeld : laatste loonstrookje, de verklaring van de werkgever,...). 2. het recentste aanslagbiljet betreffende de personenbelasting met eventuele bijlagen. Instructies (1) Het gaat, wat de belastbare inkomens betreft, om de inkomens waarover u momenteel beschikt (op de wijze zoals voorzien in het koninklijk besluit aangaande de inkomsensvoorwaarden) en die moeten aangegeven worden bij de Administratie van de Ondernemings- en Inkomstenfiscaliteit, vóór elke aftrek of elke vrijstelling. Wat de beroepsinkomens en de vervangingsinkomens betreft (pensioen, brugpensioen, rente, uitkering, toelage, wachtgeld,...) zijn de bedragen die in aanmerking worden genomen de bedragen, die betrekking hebben op de maand van de verklaring, vermenigvuldigd met 12, en vermeerderd met alle andere voordelen die ermee verbonden zijn (vakantiegeld, welvaartspremie,...).

Wat de beroepsinkomens van de zelfstandigen betreft, wordt het verschil tussen de brutowinsten of baten en de beroepslasten vermenigvuldigd met 100/80. (2) a) Op sommige assignaties zijn alleen maar de netto-bedragen vermeld : het zijn de bruto belastbare bedragen die moeten aangegeven worden.b) Als verschillende pensioenen of renten worden betaald, moeten de belastbare brutobedragen ervan afzonderlijk worden vermeld.(3) Dit document moet eigenhandig door de aangever of aangeefster of door de wettelijke vertegenwoordiger worden ondertekend. De aangever of aangeefster moet vóór zijn of haar handtekening de vermelding « Gelezen en goedgekeurd » schrijven indien hij of zij de verklaring niet eigenhandig heeft ingevuld.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 15 juli 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^