gepubliceerd op 14 mei 2003
Koninklijk besluit betreffende de uitkeringen voor geneeskundige verzorging ten laste van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid
3 APRIL 2003. - Koninklijk besluit betreffende de uitkeringen voor geneeskundige verzorging ten laste van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 juni 1960 dat de organismen belast met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst, en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij de wetten van 21 september 1964 en 29 april 1996 en op artikel 9, vervangen bij de wet van 21 september 1964;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 49, vervangen bij de wet van 29 april 1996;
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op Hoofdstuk III van Titel III en Hoofdstuk IIIbis, ingevoegd in Titel III bij de wet van 5 juni 2002;
Gelet op de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging, inzonderheid op artikel 5, § 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 1965 betreffende sommige uitkeringen voor geneeskundige verzorging ten bezware van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, gegeven op 13 november 2002;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid het artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 juli 2002;
Overwegende dat, aangezien het merendeel van de bepalingen van dit besluit uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2002, de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid zo snel mogelijk de uitvoering van deze bepalingen moet aanvangen;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Met het oog op de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de Dienst" : de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid;2° "de wet van 16 juni 1960" : de wet van 16 juni 1960 dat de organismen belast met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst, en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd;3° "de wet van 17 juli 1963" : de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid;4° "de gecoördineerde wet van 14 juli 1994" : de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;5° "het koninklijk besluit van 15 juli 2002" : het koninklijk besluit van 15 juli 2002 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoordineerd op 14 juli 1994;6° "verzekeringsinstelling" : een landsbond zoals bepaald in artikel 6 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, de Hulpkas voor ziekte en invaliditeitsverzekering en de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. HOOFDSTUK II. - Algemene regeling
Art. 2.De uitkeringen voor geneeskundige verzorging, toegekend ten laste van de Dienst met toepassing van artikel 8 van de wet van 16 juni 1960 en van artikel 49 van de wet van 17 juli 1963, zijn diegene bepaald voor de werknemers die vallen onder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, krachtens de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. HOOFDSTUK III. - Verhoogde tegemoetkoming
Art. 3.De toekennings- en inkomensvoorwaarden voor de verhoogde tegemoetkoming van de verzekering, vastgesteld in artikel 37, § 1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994, zijn toepasselijk op de rechthebbenden op de uitkeringen bedoeld in artikel 2.
De bepalingen van het eerste lid gelden alleen voor geneeskundige verstrekkingen verleend in België aan een rechthebbende die zijn woonplaats heeft in België. HOOFDSTUK IV. - Maximumfactuur Afdeling 1 . - Algemene bepalingen
Art. 4.De bepalingen met betrekking tot de maximumfactuur, vastgesteld in Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 en in het koninklijk besluit van 15 juli 2002, zijn toepasselijk op de rechthebbenden op de uitkeringen bedoeld in artikel 2.
De bepalingen van het eerste lid gelden alleen voor geneeskundige verstrekkingen verleend in België aan een rechthebbende die zijn woonplaats heeft in België.
Art. 5.Met het oog op de toepassing van artikel 4 wordt onder "persoonlijk aandeel" verstaan, het persoonlijk aandeel van de rechthebbende in de kostprijs van de verstrekkingen, bedoeld in artikel 8 van de wet van 16 juni 1960 en in artikel 49 van de wet van 17 juli 1963, zoals het is gedefinieerd in de artikelen 37sexies en 37septies van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 of in de bepalingen die deze artikelen zullen wijzigen, aanvullen of uitvoeren. Afdeling 2 . - Maximumfactuur vastgesteld op grond van de sociale
categorie van de rechthebbende
Art. 6.Onverminderd het bepaalde in artikel 7 wordt de regeling van de maximumfactuur vastgesteld op grond van de sociale categorie van de rechthebbende uitgevoerd met toepassing van de bepalingen van Afdeling II van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 en van de bepalingen van Hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 15 juli 2002. Met het oog op de uitvoering van deze bepalingen worden de woorden "de verzekeringsinstelling" gelezen als "de Dienst".
Art. 7.Indien de rechthebbenden van een zelfde gezin zijn aangesloten bij de Dienst en bij een verzekeringsinstelling, beheert de instelling waarbij de oudste persoon is aangesloten of ingeschreven, het dossier betreffende de toepassing van deze Afdeling en van Afdeling 3.
De Dienst en de betrokken verzekeringsinstellingen verstrekken elkaar de informatie die nodig is, met name de gezinssamenstelling en het daadwerkelijk ten laste genomen persoonlijk aandeel van de rechthebbende, volgens de procedure vastgesteld in het derde en het vierde lid.
Indien de oudste persoon is aangesloten bij de Dienst bezorgt deze laatste de nodige informatie aan de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering die instaat voor de doorverzending naar de betrokken verzekeringsinstelling.
Indien de oudste persoon is aangesloten bij een verzekeringsinstelling bezorgt deze laatste de nodige informatie aan de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering die instaat voor de doorverzending naar de Dienst. Afdeling 3. - Maximumfactuur vastgesteld op grond van het
gezinsinkomen van de rechthebbende en uitgevoerd door de Dienst
Art. 8.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 10 wordt de regeling van de maximumfactuur vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende uitgevoerd door de Dienst met toepassing van de bepalingen van Afdeling III van Hoofdstuk IIlbis van Titel III van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 en van de bepalingen van de Hoofdstukken IV en V van het koninklijk besluit van 15 juli 2002.
Art. 9.Met het oog op de uitvoering van de bepalingen vermeld in artikel 8 worden de woorden "de verzekeringsinstelling", het "Instituut" en "de Dienst voor administratieve controle van het Instituut" gelezen als "de Dienst".
Art. 10.De Dienst bezorgt de identiteitsgegevens aan de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering die instaat voor de doorverzending naar het Rijksinstituut voor de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering.
Het Rijksinstituut voor de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering bezorgt deze identiteitsgegevens, in opdracht van de Dienst, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid aan de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit. Deze administratie deelt, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid aan het Rijksinstituut voor de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering de informatie mee met betrekking tot het inkomen van de personen waarvan de identiteitsgegevens haar overgezonden werden. Het Rijksinstituut voor de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering bezorgt deze informatie, in opdracht van de Dienst, aan de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. De Hulpkas bezorgt deze gegevens aan de Dienst. Afdeling 4. - Maximumfactuur vastgesteld op grond van het
gezinsinkomen van de rechthebbende en uitgevoerd door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit
Art. 11.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 12 en 13 wordt de regeling van de maximumfactuur vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende uitgevoerd door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, met toepassing van de bepalingen van Afdeling IV van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.
Art. 12.De Dienst stort de in artikel 37quindecies van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 bedoelde bedragen terug op de rekening van de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit in een bijzonder fonds, dat voor het overige wordt gelijkgesteld met een terugbetalingsfonds als bedoeld in artikel 37 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991.
De regels voor de uitvoering van het eerste lid, inclusief de wijze van berekening van de nalatigheidsintresten en andere administratieve kosten in geval van laattijdige storting door de Dienst, worden door Ons vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Art. 13.De gegevens die noodzakelijk zijn voor de toepassing van deze afdeling, worden door de Dienst via elektronische weg meegedeeld aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid. De Kruispuntbank van de sociale zekerheid stuurt die geaggregeerde gegevens via elektronische weg door naar de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit.
Een manuele procedure wordt bepaald voor de elektronische gegevens die de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit niet heeft kunnen verwerken. Volgens die procedure bezorgt de Dienst de rechthebbenden een getuigschrift op papier dat de nodige gegevens bevat voor de toepassing van dit artikel. De rechthebbenden bezorgen dat getuigschrift aan de voormelde administratie.
Die manuele procedure wordt ook toegepast voor de correctie van gegevens die vroeger zijn bezorgd, ofwel via elektronische weg, ofwel door middel van een getuigschrift op papier.
De manuele procedure wordt niet toegepast als het bedrag van de persoonlijke aandelen voor de tijdens een kalenderjaar vergoede verstrekkingen, minder dan 12,40 EUR bedraagt. Afdeling 5 . - Bijzondere bepalingen
Art. 14.De bepalingen van de artikelen 3 en 5 van de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging zijn van toepassing op de rechthebbenden van de Dienst. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 15.Het koninklijk besluit van 22 november 1965 betreffende sommige uitkeringen voor geneeskundige verzorging ten bezware van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid wordt opgeheven.
Art. 16.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad , met uitzondering van : 1° de artikelen 4 tot 7 en 11 tot 14 die in werking treden met ingang van 1 januari 2002;2° de artikelen 8 tot 10 die in werking treden met ingang van 1 januari 2003.Voor het jaar 2002 wordt de maximumfactuur vastgesteld op grond van het gezinsinkomen van de rechthebbende uitgevoerd door de Administratie van de Ondernemings- en Inkomensfiscaliteit, volgens de bepalingen van de artikelen 11 tot 13.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE