gepubliceerd op 31 juli 1998
Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 78ter, 78sexies en 131quater van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering
15 JULI 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 78ter, 78sexies en 131quater van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1951, 14 februari 1961, 16 april 1963, 11 januari 1967, 10 oktober 1967, de koninklijke besluiten nr. 13 van 11 oktober 1978 en nr. 28 van 24 maart 1982, de wetten van 22 januari 1985, 30 december 1988, 26 juni 1992 en 30 maart 1994, het koninklijk besluit van 14 november 1996 en de wetten van 13 maart 1997 en 13 februari 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 78ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juni 1997, 78sexies ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 en 131quater ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juni 1997;
Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 juni 1998;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 2 juli 1998;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 afgesloten tussen de Federale Staat en de Gewesten tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's in werking getreden is op 15 mei 1998 en dat een goed beheer van de verscheidene doorstromingsprogramma's meer bepaald wat betreft de samenwerking tussen de Federale Staat en de Gewesten het noodzakelijk maakt dat de reglementaire wijzigingen op dezelfde datum in werking treden;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 78ter, eerste en tweede lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « In afwijking van artikel 44 is de werknemer die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 5 van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's gedurende de periode tijdens dewelke hij verbonden is door een arbeidsovereenkomst in een doorstromingsprogramma, doch maximum gedurende de periode voorzien in artikel 5, § 3 van het voormeld koninklijk besluit van 9 juni 1997 gerechtigd op een integratie-uitkering zoals bedoeld in artikel 131quater.
De werknemer wordt gedurende de duur van de toekenning van de uitkering vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III, afdelingen 1 tot 3 en van de artikelen 68 en 71. »
Art. 2.Artikel 78sexies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 wordt aangevuld met het volgend lid : « De werknemer kan voor dezelfde periode slechts gerechtigd zijn op één van de uitkeringen bedoeld in de artikelen 78bis tot 78quinquies. »
Art. 3.Artikel 131quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 juni 1997 wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Artikel 131quater.Het bedrag van de integratie-uitkering waarop de werknemer bedoeld in aritkel 78ter gerechtigd is, bedraagt per kalendermaand : 1° 13.000 F indien het een tewerkstelling betreft waarvan de uurregeling minstens vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling; 2° 10.000 F indien het een tewerkstelling betreft waarvan de uurregeling minstens halftijds is.
De bedragen bedoeld in het eerste lid worden verhoogd met 2.000 F indien de werknemer voor de kalendermaand die de tewerkstelling in het doorstromingsprogramma voorafging, voldeed aan de voorwaarden om de vrijstelling te kunnen genieten in toepassing van artikel 79, § 4bis.
In afwijking van de bepalingen van de voorgaande leden bedraagt voor de werknemers bedoeld in artikel 5, § 3, tweede lid, 2° van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's de uitkering 22.000 F indien het een tewerkstelling betreft waarvan de uurregeling minstens vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling en 17.500 F indien het een tewerkstelling betreft waarvan de uurregeling minstens halftijds is.
Het bedrag van de uitkeringen voorzien in dit artikel wordt evenwel begrensd tot het netto-loon waarop de werknemer voor de betreffende maand recht heeft. »
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 1998.
Nochtans blijven de werknemers die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, op basis van de bepalingen van artikel 131quater van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering zoals van kracht vóór 1 juni 1998, genoten van een integratie-uitkering van 12.000 F, eventueel verhoogd met 2.000 F van deze uitkering genieten tot het het einde van hun kontrakt.
In afwijking van de bepalingen van artikel 131quater, eerste lid van het voormelde koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals gewijzigd bij dit besluit, bedraagt het bedrag van de integratie-uitkering bedoeld in voormeld artikel 131quater, eerste lid, 12.000 F wanneer de uurregeling minstens drie vierden en minder dan vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling, in zoverre de indienstneming van de werknemer gebeurd is vóór 1 januari 1999.
Art. 5.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Besluitwet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 14 juli 1951, Belgisch Staatsblad van 16 december 1951.
Wet van 14 februari 1961, Belgisch Staatsblad van 15 februari 1961.
Wet van 16 april 1963, Belgisch Staatsblad van 23 april 1963.
Wet van 11 januari 1967, Belgisch Staatsblad van 14 januari 1967.
Wet van 10 oktober 1967, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1967.
Koninklijk besluit nr. 13 van 11 oktober 1978, Belgisch Staatsblad van 31 oktober 1978.
Koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, Belgisch Staatsblad van 26 maart 1982.
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985.
Wet van 30 december 1988, Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989.
Wet van 26 juni 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juni 1992.
Wet van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994.
Koninklijk besluit van 14 november 1996, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.
Wet van 13 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 10 juni 1997.
Wet van 13 februari 1998, Belgisch Staatsblad van 19 februari 1998.
Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.
Koninklijk besluit van 9 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 21 juni 1997.
Koninklijk besluit van 8 augustus 1997, Belgisch Staatsblad van 9 september 1997.