gepubliceerd op 21 september 2004
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector
13 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan wij de eer hebben het voor te leggen ter ondertekening van Uwe Majesteit beoogt de wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in non-profitsector.
Deze wijziging heeft tot doel enerzijds uitvoering te geven aan de besluiten van de Werkgelegenheidsconferentie van oktober 2003 en de begrotingsopmaak 2004 en anderzijds een aantal wijzigingen aan te brengen aan de regeling betreffende de Sociale Maribel onder meer om rekening te houden met de resultaten van het onderzoek van de stelsels van verminderingen van sociale zekerheidsbijdragen die in de sector van de beschutte werkplaatsen van toepassing zijn.
Artikel 1, 1° bepaalt dat de werknemers op wie de doelgroepvermindering van toepassing is bedoeld in Hoofdstuk III van Titel III van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen of bedoeld in artikel 58, 59, 62, 64, 64bis, 67, 68 en 69 van het koninklijk besluit van 16 mei 2003, voor de toepassing van dit besluit niet beschouwd worden als werknemer die ten minste halftijds tewerkgesteld is. Zodoende worden de SINE-werknemers, activabanen en doorstromingsbanen met ingang van 1 juli 2004 uit het toepassingsgebied van de sociale Maribel gehaald.
Artikel 1, 2° en 4° en artikel 2 bevatten de bepalingen die volgen uit de conclusies die werden getroffen in het dossier van de beschutte werkplaatsen.
Artikel 1, 2°, heeft als effect dat de afwijkende bepaling die thans geldt voor de beschutte werkplaatsen, namelijk dat werknemers die ten minste voor 22 % zijn tewerkgesteld het recht openen op de bijdragevermindering sociale Maribel, daar waar voor de andere sectoren de vereiste van een halftijdse tewerkstelling geldt, wordt opgeheven.
Artikel 1, 3°, bepaalt het bedrag van de bijdragevermindering Sociale Maribel met ingang van 1 juli 2004, dus rekening houdend met de bijkomende enveloppe van 37,5 miljoen euro. Ze wordt bepaald op 332 euro. De reeds bestaande bijdragevermindering (288,18 euro) wordt dan verhoogd met 43,82 euro. Dit laatste bedrag wordt bekomen door het totale beschikbare budget voor de verhoging van de bijdragevermindering (37,5 miljoen euro) te delen door het totaal aantal werknemers dat het recht opent op Sociale Maribel.
Artikel 1, 4° sluit de beschutte werkplaatsen uit uit het toepassingsgebied van artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002.
Artikel 2 voegt aan het koninklijk besluit van 18 juli 2002 een artikel 2bis toe dat specifiek betrekking heeft op de beschutte werkplaatsen. Voor elke periode waarin een werknemer ten minste voor 33 % tewerkgesteld is in een beschutte werkplaats onder de voorwaarden van artikel 1 van het besluit van 18 juli 2002, opent deze het recht op sociale Maribel. Er wordt tevens gepreciseerd dat de berekeningswijze die van toepassing is voor het bepalen van de "halftijdse tewerkstelling" ook gebruikt wordt voor de beschutte werkplaatsen, met dien verstande dat halftijds vervangen wordt door 33 % . Hier wordt gebruikgemaakt van een berekeningswijze al toegepast door de RSZ in een andere reglementering met betrekking tot de bijdrageverminderingen.
Door artikel 3 gebeurt de definitieve vaststelling van de dotaties 3 semesters later dan thans het geval is. Ingevolge de nieuwe regeling voor de beschutte werkplaatsen, voor SINE-werknemers, activabanen en doorstromingsbanen, kunnen er gedurende een langere periode correcties worden aangebracht. Bijgevolg zal de definitieve verrekening van de dotaties pas op een later tijdstip kunnen plaatsvinden.
Artikel 4 past artikel 49, eerste lid van het koninklijk besluit aan in functie van artikel 2bis, ingevoegd bij artikel 2 van voorliggend besluit.
Artikel 5 verduidelijkt de werkwijze in verband met het bepalen het arbeidsvolume. Hierdoor wordt artikel 52, tweede lid overbodig, zoals artikel 6 verduidelijkt.
Artikel 7 brengt het koninklijk besluit van 18 juli 2002 in overeenstemming met de bepalingen van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid artikel 35 § 5.
Artikel 8 bepaalt dat de dotaties voor het tweede semester 2004 zullen worden vastgesteld zoals het geval was voor het eerste en het tweede semester 2003 en voor het eerste semester 2004, meer bepaald op basis van de resultaten van een specifieke bevraging van de werkgevers op het einde van het eerste kwartaal 2002. Doordat er nog geen betrouwbare gegevens beschikbaar zijn met betrekking tot de sociale zekerheidsaangiftes voor het 1ste en 2de kwartaal 2003, is het inderdaad noodzakelijk om de huidige regeling met 1 semester te verlengen.
Artikel 9 verlengt de overgangsbepaling met betrekking tot het Universitair Ziekenhuis Antwerpen tot 30 november 2004.
In zijn advies nr. 1.487 van 29 juni 2004, stelt de Nationale Arbeidsraad dat voorliggend besluit zou moeten in voege treden op hetzelfde ogenblik als het besluit tot wijziging van het besluit van 18 juli 2002 en houdende specifieke complementaire bepalingen voor de beschutte werkplaatsen, zijnde op 1 juli 2004. Wij kunnen niet anders dan deze positie onderschrijven die toelaat elke discontinuïteit te vermijden tussen twee besluiten die een geheel vormen en bijgevolg is de gelijktijdige in voege treding van de twee besluiten voorzien.
De Nationale Arbeidsraad wenst eveneens de schrapping van artikel 10 van voorliggend besluit overwegende dat men het risico loopt zware financiële problemen te veroorzaken bij de Fondsen Sociale Maribel.
Wij menen, integendeel, dat de bepaling moet worden behouden. De schrapping zou voor de RSZ de verplichting inhouden alle werkgeversaangiften alsook alle berekeningen voor het eerste semester 2004 te herzien. Op dezelfde wijze zou ook de berekening van de voorlopige dotaties voor het eerste semester 2004 moeten worden herzien. Het is dus in een geest van uitvoerbaarheid dat artikel 10 is geschreven. Aan de andere kant, wat betreft de eventuele financiële problemen die de Fondsen zouden kennen, moet men constateren dat, ondanks het verbod op het aanleggen van reserves, de Fondsen, dikwijls blijk gevende van voorzichtigheid op het vlak van uitgaven, over reserves beschikken en zich bijgevolg in de mogelijkheid bevinden deze gedeeltelijke terugbetalingen uit te voeren.
De Nationale Arbeidsraad vraagt ook de schrapping van artikel 3 van voorliggend besluit. Dit artikel verlengt de periode waarna de definitieve vaststelling van de dotaties gebeurt met drie semesters, waardoor deze van 18 maanden op 36 maanden wordt gebracht. Het uitstel met enkele semesters voordat de definitieve dotaties bepaald worden, is noodzakelijk omwille van de wijzigingen die nu doorgevoerd worden ten aanzien van de SINE-werknemers, activabanen en doorstromingsbanen.
De oplevering van statistische gegevens met betrekking tot een kwartaal is eenmalig en stelt dus een momentopname voor van een situatie zes maanden na de uiterste datum van RSZ-aangifte (T+7). Dit staat in tegenstelling met het gegeven dat een RSZ-aangifte eerder een 'dynamisch' karakter vertoont. Na de oplevering van de gegevens aan de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg zullen er immers onvermijdelijk nog wijzigingen worden aangebracht aan de RSZ-aangifte. Teneinde over statistische gegevens te beschikken waarbij de foutenmarge tot het aanvaardbare gereduceerd wordt, is het noodzakelijk de definitieve dotatie te betalen na 6 semesters. Iedere eerdere vaststelling van de definitieve dotatie, zou onvermijdelijk ten koste gaan van de correctheid.
Rekening houdend met de reglementering "Sociale Maribel" die voorziet dat de opbrengst tot netto bijkomende tewerkstelling moet leiden, is een vermindering van de dotaties bij het vaststellen van de definitieve dotaties denkbeeldig. Wij gaan er van uit dat de sociale partners en de individuele werkgevers de reglementering naleven en effectief netto bijkomende aanwervingen realiseren.
We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, Voor de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, afwezig, A. FLAHAUT De Minister van Werk, F. VAN DEN BOSSCHE
13 SEPTEMBER 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers inzonderheid op artikel 35, § 5, ingevoegd bij de wet van 30 december 1988 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 1995, 26 juli 1996, 6 december 1996, 13 februari 1998, 15 januari 1999, 26 maart 1999, 24 december 1999, 30 december 2001, 2 augustus 2002, 24 december 2002 en 19 december 2003;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 december 2002 en het koninklijk besluit van 31 december 2003;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 29 juni 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 april 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 6 mei 2004;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat artikel 7 van voormeld koninklijk besluit van 18 juli 2002 bepaalt dat de dotaties die betrekking hebben op het tweede semester van een kalenderjaar uiterlijk de laatste werkdag van de maand juni worden gestort; dat het voor het vaststellen van de dotaties voor het tweede semester 2004 nodig is dat eerst de bijdragevermindering bedoeld in artikel 2, § 2, van voormeld besluit wordt verhoogd, teneinde de engagementen aangegaan tijdens de werkgelegenheidsconferentie na te komen; dat het bijgevolg nodig is dat de wijziging die moet worden aangebracht in artikel 2, § 2, van voormeld besluit zo spoedig mogelijk in het Belgisch Staatsblad kan worden bekendgemaakt;
Gelet op het advies 37.574/1/V van de Raad van State, gegeven op 23 juli 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 december 2002 en het koninklijk besluit van 31 december 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, tweede lid, 1°, wordt aangevuld als volgt : "De werknemer die een doelgroepvermindering geniet bedoeld in Hoofdstuk III van Titel III van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheid of een doelgroepvermindering bedoeld in artikel 58, 59, 62, 64, 64bis, 67, 68 en 69 van voornoemd besluit van 16 mei 2003 wordt voor de toepassing van dit besluit evenwel niet beschouwd als werknemer die tenminste halftijds tewerkgesteld is";2° § 1, laatste lid wordt opgeheven;3° in § 2, eerste lid, wordt het cijfer "288,18 EUR" vervangen door het cijfer "332 EUR".4° er wordt een § 6 ingevoegd, luidend als volgt : "§ 6.Dit artikel is niet van toepassing op de beschutte werkplaatsen".
Art. 2.Een artikel 2bis wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidend als volgt : "
Art. 2bis.§ 1. Elk van de in artikel 1 vermelde werknemers geeft, voor de periode waarin deze ten minste voor 33 % tewerkgesteld is in een beschutte werkplaats onder de voorwaarden van artikel 1 van dit besluit, recht op de vermindering van de werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 35, § 5, van voormelde wet van 29 juni 1981.
Artikel 2, 2e lid van dit besluit is van toepassing met dien verstande dat halftijdse tewerkstelling telkens vervangen wordt door 33 % tewerkstelling. » § 2. De vermindering van de werkgeversbijdragen waarvan sprake in paragraaf 1 van dit artikel bedraagt 332 EUR per werknemer en per kwartaal.
Art. 3.In artikel 6, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 december 2003, worden de woorden "derde semester" vervangen door de woorden "zesde semester".
Art. 4.In artikel 49, eerste lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "van artikel 2, § 2, eerste lid," en "moeten integraal" de woorden "en van artikel 2bis, § 2," ingevoegd.
Art. 5.Artikel 50 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : "Het arbeidsvolume voor het kalenderjaar 2002, uitgedrukt in voltijdse equivalenten wordt berekend op basis van alle werkgevers die, in het eerste trimester 2003, onder het toepassingsgebied vallen van artikel 1. » Art.6. In artikel 52 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid, opgeheven.
Art. 7.In artikel 54, derde lid wordt het woord "terugvorderingsfonds" vervangen door "beheerscomité heraanwending".
Art. 8.In artikel 61 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "voor het eerste semester" en "2004" de woorden "en het tweede semester" ingevoegd.
Art. 9.In artikel 61bis van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "het eerste" en "semester 2004" de woorden "en het tweede" ingevoegd; wordt na de woorden "tweede semester 2005" de woorden "en voor het eerste semester 2006" ingevoegd, en worden de woorden "31 mei 2004" vervangen door "30 november 2004".
Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 62quater ingevoegd, luidend als volgt : "
Art. 62quater.De werkgever die voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2004 werknemers tewerk stelt zoals bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, 1°, laatste lid, die met toepassing van dit besluit recht geven op de bijdragevermindering bedoeld in artikel 2, § 2, kan bij het bevoegde Fonds Sociale Maribel die bijdragevermindering voor de periode 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2004 recupereren mits hij hiervoor tegen uiterlijk 30 september 2004 bij het bevoegde Fonds Sociale Maribel een aanvraag indient.
Titel VI is niet van toepassing ten aanzien van de uitgaven die de Fondsen Sociale Maribel verrichten met toepassing van vorig lid.
Dit artikel is niet van toepassing op de sociale werkplaatsen behorende tot het paritair comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen. »
Art. 11.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2004.
Art. 12.Onze Minister van Werk en Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Kos, 13 september 2004.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, afwezig, A. FLAHAUT De Minister van Werk, F. VAN DEN BOSSCHE