gepubliceerd op 17 juni 2015
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 331
10 APRIL 2015. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 331 (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 331.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 april 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2014 Wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 331 (Overeenkomst geregistreerd op 14 mei 2014 onder het nummer 121138/CO/331) HOOFDSTUK I. - Voorwerp van de overeenkomst
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten, artikel 8, betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, en de beslissing van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft als voorwerp de wijziging van het pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij de collectieve arbeids overeenkomst van 7 februari 2011Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 07/02/2011 pub. 01/03/2011 numac 2011022050 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Verordening tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel (registratienummer 103526/CO/331), laatst gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2012 tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 331 (registratienummer 111901/CO/331), afgesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en alle werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, met uitzondering van : - de categorieën voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - de in het buitenland gevestigde werkgevers en hun in België gedetacheerde werknemers in de zin van de toepasselijke EEG-verordening inzake de sociale zekerheid.
Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel.
Onder "sociaal fonds" wordt in deze collectieve arbeidsovereenkomst en in zijn bijlage verstaan : het "Sociaal Fonds 331 tot financiering tweede pensioenpijler", opgericht als fonds voor bestaanszekerheid bij de collectieve arbeids overeenkomst van 7 april 2008Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 07/04/2008 pub. 02/06/2008 numac 2008022266 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Verordening tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten (registratienummer 87959/CO/331, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 september 2008, Belgisch Staatsblad van 9 januari 2009), en laatst gewijzigd bij collectieve arbeids overeenkomst van 7 februari 2011Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 07/02/2011 pub. 01/03/2011 numac 2011022050 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Verordening tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten tot wijziging van de statuten en de benaming van het fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds 331 tot aanvullende financiering tweede pensioenpijler" (registratienummer 103527/CO/331, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 oktober 2011, Belgisch Staatsblad van 8 december 2011).
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op : - werknemers met een contract van interimarbeid; - werknemers met een vakantie-, studenten- of IBO-contract (individuele beroepsopleiding); - leerlingen waarvoor geen sociale zekerheidsbijdragen worden betaald (erkende leerling van de middenstand, leerling met industrieel leercontract, leerling in opleiding tot ondernemingshoofd, leerling met een overeenkomst voor socioprofessionele inpassing, erkend door de gemeenschappen en gewesten, stagiair met een beroepsinlevingsovereenkomst); - arbeidszorgmedewerkers en personen tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten op de inrichting van de O.C.M.W.'s en een tewerkstelling in het kader van artikel 78 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten, tenzij er sprake is van een arbeidsovereenkomst; - werknemers die activiteiten uitoefenen terwijl zij al een wettelijk rustpensioen genieten; - erkende beroepsjournalisten gedurende de periode die in aanmerking komt voor het wettelijk aanvullend pensioen voor erkende beroepsjournalisten, geregeld door het koninklijk besluit van 27 juli 1971 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971); - coöperanten van Belgische niet-gouvernementele organisaties die werken in het buitenland en voor wie een aansluiting bestaat bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid; - niet aan RSZ onderworpen werknemers die occasioneel sociaal-cultureel werk verrichten. HOOFDSTUK III. - Pensioenreglement
Art. 4.Het pensioenreglement dat volgens de bepalingen van artikel 5 van de collectieve arbeids overeenkomst van 7 februari 2011Relevante gevonden documenten type overeenkomst prom. 07/02/2011 pub. 01/03/2011 numac 2011022050 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Verordening tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 sluiten tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel (registratienummer 103526/CO/331) als bijlage werd opgenomen, laatst gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 oktober 2012 tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 331 (registratienummer 111901/CO/331), wordt vervangen door het pensioenreglement dat als bijlage is opgenomen bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding, duur en opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst
Art. 5.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2014 en is gesloten voor onbepaalde tijd. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door elk van de partijen worden opgezegd vóór 30 juni van ieder kalenderjaar, met uitwerking op 1 januari van het daaropvolgend kalenderjaar. De opzegging moet betekend worden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, die een kopie van de opzegging stuurt aan elke ondertekenende partij.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 2015.
De Minister van Werk, K. PEETERS
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 2014, gesloten in het Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector, tot wijziging van het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel 331 Pensioenreglement HOOFDSTUK I. - Voorwerp
Artikel 1.§ 1. Dit sectoraal pensioenreglement wordt opgesteld in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel, gesloten in de paritaire (sub)comités 318.02, 319.01, 327.01, 329.01 en 331. § 2. De pensioentoezegging heeft tot doel om een pensioenkapitaal of een ermee overeenstemmende rente samen te stellen, dat aan de aangeslotene of in geval de aangeslotene overlijdt vóór de voorziene einddatum aan zijn rechthebbenden uitgekeerd wordt. § 3. Dit pensioenreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de inrichter, de pensioeninstelling, de werkgevers, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en de voorwaarden waaronder deze rechten uitgeoefend kunnen worden. § 4. Dit reglement treedt in werking vanaf 1 januari 2014 en vervangt het vorige reglement van 20 juni 2012.
De verworven rechten van de aangeslotenen die uitgetreden zijn uit het pensioenstelsel van de inrichter vóór de inwerkingtreding van dit reglement en/of van hun rechthebbenden blijven bepaald door het reglement dat van kracht was bij hun uittreding. HOOFDSTUK II. - Begripsomschrijving
Art. 2.In dit reglement worden een aantal begrippen gebruikt, die de volgende betekenis hebben : 2.1. Inrichters De fondsen voor bestaanszekerheid, opgericht in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en de vaststelling van zijn statuten, gesloten in de betrokken paritaire (sub)comités : - "Sociaal Fonds 318.02 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 319.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 327.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 329.01 tot financiering tweede pensioenpijler"; - "Sociaal Fonds 331 tot financiering tweede pensioenpijler". 2.2. Organisatie Elke organisatie - al dan niet gesubsidieerd door de Vlaamse overheid - die personeelsleden tewerkstelt binnen het toepassingsgebied van de paritaire (sub)comités 318.02, 319.01, 327.01, 329.01 en 331, op wie één van de eerder genoemde sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel van toepassing is. 2.3. Jaarloon Het aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven bruto jaarloon van de aangeslotene, ten laste van de organisatie. 2.4. Pensioenfonds Het "Pensioenfonds van de Vlaamse Non-Profit/social-profitsector OFP", met zetel te 1000 Brussel, Handelskaai 48, toegelaten op 8 mei 2012 onder het nummer 50601. 2.5. Wet betreffende de aanvullende pensioenen Wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid. HOOFDSTUK III. - Aansluiting
Art. 3.§ 1. Elke werknemer ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst : - die op 1 januari 2010 door een arbeidsovereenkomst verbonden is met een organisatie, al dan niet gesubsidieerd door de Vlaamse overheid; - of na 1 januari 2010 tewerkgesteld zal worden met een arbeidsovereenkomst, al dan niet gesubsidieerd door de Vlaamse overheid; - en op wie de collectieve arbeidsovereenkomst tot invoering van een sectoraal aanvullend pensioenstelsel binnen de paritaire subcomités, van toepassing is, wordt verplicht aangesloten aan het pensioenstelsel. § 2. De datum van in dienst treden bij een werkgever op wie het reglement van toepassing is, is tegelijk de datum van aansluiting aan dit reglement. Wie in dienst is op 1 januari 2010 wordt op die datum aangesloten. § 3. Worden evenwel uitgesloten : - werknemers met een contract van interimarbeid; - werknemers met vakantie-, studenten- of IBO-contracten (individuele beroepsopleiding); - leerlingen waarvoor geen sociale zekerheidsbijdragen worden betaald (erkende leerling van de middenstand, leerling met industrieel leercontract, leerling in opleiding tot ondernemingshoofd, leerling met een overeenkomst voor socioprofessionele inpassing, erkend door de gemeenschappen en gewesten, stagiair met een beroepsinlevingsovereenkomst); - arbeidszorgmedewerkers en personen tewerkgesteld in het kader van artikel 60, § 7 van de organieke wet op de inrichting van O.C.M.W.'s en een tewerkstelling in het kader van artikel 78 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten, tenzij er sprake is van een arbeidsovereenkomst; - werknemers die activiteiten uitoefenen terwijl zij al een wettelijk rustpensioen genieten; - erkende beroepsjournalisten gedurende de periode die in aanmerking komt voor het wettelijk aanvullend pensioen voor erkende beroepsjournalisten geregeld door het koninklijk besluit van 27 juli 1971 (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971); - coöperanten van Belgische niet-gouvernementele organisaties die werken in het buitenland en voor wie een aansluiting bestaat bij de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid; - niet aan RSZ onderworpen werknemers die occasioneel sociaal-cultureel werk verrichten. § 4. De aangeslotene aanvaardt het pensioenreglement en machtigt de inrichter om aan het pensioenfonds alle inlichtingen en bewijsstukken over te maken die nodig zijn voor de goede uitvoering van dit reglement. § 5. De aangeslotene zal alle ontbrekende inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn opdat het pensioenfonds zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbenden kan uitvoeren, op eenvoudige vraag overmaken. Zolang de aangeslotene deze inlichtingen of bewijsstukken niet overmaakt, zullen de inrichter en het pensioenfonds hun verplichtingen tegenover de aangeslotene met betrekking tot het aanvullend pensioen dat in dit reglement beschreven wordt niet kunnen uitvoeren. Er kan in dat geval geen sprake zijn van enige vorm van vergoeding of verwijlintrest voor een gebeurlijke late uitbetaling van rechten. HOOFDSTUK IV. - De pensioentoelage
Art. 4.Het bedrag van de pensioentoelage § 1. De uitkeringen bij pensionering en in geval van overlijden worden gefinancierd door jaarlijkse toelagen waarvan het niveau vastgesteld wordt bij collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. In geval van toekenning van een opzeggingsvergoeding aan een rechthebbende wordt de pensioentoelage toegekend voor de volledige periode waarmee deze opzeggingsvergoeding overeenkomt op basis van de laatste pensioentoelage die op dat moment van kracht was.
Art. 5.De aanwending van de pensioentoelage § 1. De pensioentoelage wordt voor iedere aangeslotene op een individuele pensioenrekening gestort. De valutadatum, dit is de datum vanaf wanneer de pensioentoelage opgerent wordt, wordt vastgesteld in een bijlage aan dit reglement. § 2. De oprenting gebeurt : - tot op de dag waarop de uitbetaling van het aanvullend pensioen moet gebeuren; - of tot op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene overlijdt.
Art. 6.Het rendement § 1. Het pensioenfonds beheert de verworven reserves van de aangeslotene, een vrije reserve en een rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten. Indien de globale storting van de inrichter verschilt van de globale pensioentoelage, dan wordt het verschil gestort op, of afgehaald van de rekening voor toekomstige pensioentoelages en kosten. § 2. Het rendement is gelijk aan het financieel rendement voortkomend uit de gedane beleggingen, verminderd met de beheerskosten, de voorzieningen voor risico's en lasten en de eventuele belastingen op het resultaat. De verworven reserves, de vrije reserve en de rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten ontvangen ieder een proportioneel deel van het rendement. § 3. Indien de rendementsvoet groter is dan de rendementsvoet die door de inrichter krachtens de wet betreffende de aanvullende pensioenen moet gewaarborgd worden, kunnen de bevoegde organen van het pensioenfonds beslissen om in het geval dat de opgebouwde reserves op de individuele pensioenrekeningen onvoldoende zouden zijn ten overstaan van de verworven reserves waarop de aangeslotenen bij uittreding aanspraak zouden kunnen maken op het einde van het jaar, het geheel of een deel van de negatieve verschillen aan te zuiveren. § 4. Het geheel of een deel van het rendement kan door een beslissing van de bevoegde organen van het pensioenfonds toegewezen worden aan een vrije reserve die dient om een eventueel toekomstig tekort ten overstaan van de wettelijk vereiste verworven reserve te financieren.
Deze vrije reserve kan maximaal 25 pct. bedragen van de som van de verworven reserves waarop de aangeslotenen bij uittreding aanspraak zouden kunnen maken. § 5. Indien de individuele reserves het bedrag dat vereist is in uitvoering van artikel 24 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen niet bereiken, ontvangt de individuele pensioenrekening jaarlijks op 31 december een rendement dat gelijk is aan een proportioneel deel van het rendement dat door het pensioenfonds in dat jaar behaald werd, in verhouding tot de belegde reserves. § 6. Wanneer bij uittreding, pensionering of bij opheffing van de pensioentoezegging er een tekort zou bestaan ten overstaan van wat vereist is op basis van artikel 24 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen, wordt dit tekort aangezuiverd vanuit de vrije reserve.
Art. 7.Winstdeelname Indien het vermogen van het fonds volstaat om de som te dekken van de verworven reserves krachtens de wet betreffende de aanvullende pensioenen, van een vrije reserve van 25 pct. van die verworven reserve en van de rekening voor toekomstige pensioentoelagen en kosten, kan het pensioenfonds overgaan tot het toekennen van een winstdeelname. Deze winstdeelname neemt de vorm aan van een verhoging van de verworven rechten, en wordt daardoor definitief verworven door de aangeslotenen. Een aan de individuele rekening van de aangeslotene toegekende winstdeelname wordt mee opgerent op basis van de hiervoor beschreven werkwijze.
Art. 8.Uitbetaling § 1. Het pensioenfonds zal de voorziene bedragen zo snel mogelijk uitbetalen. § 2. Indien het pensioenfonds nog niet beschikt over alle gegevens die nodig zijn om het juiste bedrag uit te betalen, zal - indien de aangeslotene hierom schriftelijk verzoekt - een voorschot betaald worden binnen het kwartaal volgend op de normale betalingsdatum of op de maand waarop de aangeslotene zijn volledig dossier ingediend heeft.
Het resterende saldo zal uiterlijk in het laatste trimester van het volgende jaar uitbetaald worden. HOOFDSTUK V. - Pensioen
Art. 9.De einddatum § 1. Het kapitaal is opeisbaar van zodra de aangeslotene een wettelijk pensioen verkrijgt, maar niet vóór de leeftijd van 60 jaar. § 2. De normale einddatum waarop het kapitaal dat op de pensioenrekening opgebouwd werd opeisbaar is, wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de 65ste verjaardag van de aangeslotene. § 3. Indien de aangeslotene in dienst blijft van een organisatie na de normale einddatum van 65 jaar en nog niet geniet van een wettelijk pensioen, blijft de pensioentoelage verschuldigd. § 4. De aangeslotene zal dan de uitkering van zijn pensioenrekening bekomen wanneer hij de sector verlaat of wanneer hij zijn wettelijk pensioen opneemt. HOOFDSTUK VI. - Overlijden
Art. 10.§ 1. Wanneer een aangeslotene overlijdt, heeft de begunstigde recht op de op het ogenblik van het overlijden opgebouwde waarde op de individuele pensioenrekening. § 2. De waarde zal minstens gelijk zijn aan de waarde die in uitvoering van artikel 24 van de wet betreffende de aanvullende pensioenen moet toegekend worden. § 3. Bij overlijden wordt de pensioentoelage voor het jaar van overlijden vastgesteld door de pensioentoelage van het voorgaande jaar proportioneel toe te passen in functie van het aantal volledige maanden tot de overlijdensdatum, in zoverre de aangeslotene tot dan tewerkgesteld is gebleven bij een organisatie zoals omschreven in artikel 2.2. HOOFDSTUK VII. - Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves
Art. 11.§ 1. De reserves die opgebouwd zijn op de individuele rekeningen, zijn eigendom van de aangeslotene. § 2. De aangeslotene kan echter pas na een ononderbroken periode van twee trimesters aansluiting aan dit pensioenreglement rechten opeisen met betrekking tot die reserves. § 3. Een aangeslotene die ervoor gekozen heeft zijn verworven reserves over te dragen naar een andere pensioeninstelling en die opnieuw in dienst komt van een organisatie die behoort tot een sector waarop het reglement van toepassing is, wordt niet als een nieuwe aangeslotene beschouwd. § 4. De pensioenrekening kan niet in pand gegeven worden, en de begunstiging ervan kan niet overgedragen worden. Er kan geen voorschot op toegekend worden.
HOOFDSTDUK VIII. - Uitkeringen
Art. 12.§ 1. De aangeslotene of de begunstigde(n) worden verondersteld te kiezen voor de uitkering in de vorm van een kapitaal. § 2. De begunstigde(n) kan (kunnen) evenwel vragen om het kapitaal dat aan hem(n) toekomt, om te vormen in een lijfrente. Een keuze voor een vereffening als lijfrente moet uiterlijk een maand voor de datum waarop de uitkering aanvangt schriftelijk door de begunstigde aan het pensioenfonds meegedeeld worden. § 3. Het kan volgens de keuze van de begunstigde gaan om een lijfrente die enkel aan hem betaald wordt, of om een lijfrente die in geval van overlijden van de begunstigde overdraagbaar is op de overlevende echtgeno(o)t(e) of op de partner waarmee hij wettelijk samenwoont. De rente kan geïndexeerd worden. § 4. De renten worden in maandelijkse delen betaald op de laatste dag van elke maand, tot en met de laatste vervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de begunstigde(n). § 5. Wanneer het jaarbedrag van de rente de 499,99 EUR niet overschrijdt, kan de voorziene uitkering niet onder vorm van rente gebeuren, maar enkel onder vorm van een éénmalig kapitaal. § 6. Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 499,99 en 800,01 EUR, dan wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke trimestriële delen op het einde van ieder trimester. § 7. De hiervoor vermelde bedragen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist geïndexeerd worden. HOOFDSTUK IX. - Begunstigden
Art. 13.De begunstigde van de uitkering op de einddatum Indien de aangeslotene in leven is op de einddatum, wordt het kapitaal leven uitgekeerd aan de aangeslotene zelf.
Art. 14.De begunstigde van de uitkering bij overlijden § 1. Indien de aangeslotene overlijdt vóór de einddatum, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde : - de echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene voor zo ver die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt. De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben; - bij ontstentenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene; - bij ontstentenis, de kinderen van de aangeslotene; - bij ontstentenis, de door de aangeslotene per aangetekend schrijven aan het pensioenfonds aangeduide perso(o)n(en), waarbij de laatst verstuurde aangetekende brief rechtsgeldig is; - bij ontstentenis, het pensioenfonds. § 2. Indien er meerdere begunstigden zijn, wordt de voorziene uitkering bij overlijden in gelijke delen onder hen verdeeld, hetzij het document van aanduiding van begunstigde de grootte van de delen bepaalt. § 3. In geval de aangeslotene en de begunstigde overlijden zonder dat de volgorde van overlijden kan bepaald worden, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de volgende in de voorrangsorde van begunstigden. § 4. Indien er zich geen begunstigden aanmelden binnen een periode van 10 jaar na het overlijden wordt de voorziene uitkering bij overlijden vereffend ten voordele van het pensioenfonds. HOOFDSTUK X. - Gevolgen van het niet betalen van de pensioentoelagen
Art. 15.§ 1. De inrichter zal de verschuldigde pensioentoelagen aan het pensioenfonds overmaken. § 2. De inrichter kan de inning van de pensioentoelage laten gebeuren door de RSZ. § 3. Wanneer de pensioentoelage niet langer betaald wordt, worden de pensioenrekeningen premievrij gemaakt. Het pensioenfonds zal iedere aangeslotene uiterlijk binnen de 2 maanden volgend op de datum waarop het kennis kreeg van het stopzetten van de betaling, door middel van een op zijn persoonlijk adres gestuurde brief, op de hoogte brengen. HOOFDSTUK XI. - Informatie
Art. 16.Het pensioenreglement De tekst van het pensioenreglement is beschikbaar op de website van het pensioenfonds.
Art. 17.De pensioenfiche Ieder jaar brengt het pensioenfonds elke aangeslotene door middel van een pensioenfiche op de hoogte van : - het bedrag van de pensioentoelagen; - de verworven reserve; - de verworven prestatie en de datum van opeisbaarheid; - het bedrag van de verworven reserve van het afgelopen jaar; - de rente die overeenstemt met het pensioenkapitaal.
Art. 18.Beheersverslag Het pensioenfonds stelt jaarlijks een verslag op over het beheer van de pensioentoezegging ter beschikking van de aangeslotenen. Daarin is onder meer de volgende informatie opgenomen : - de wijze van financiering van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering; - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen en de kostenstructuur; - de verdeling van de winst.
Dit verslag wordt op schriftelijk verzoek van de aangeslotene aan hem overgemaakt. HOOFDSTUK XII. - De aangeslotene verlaat de organisatie vóór de einddatum
Art. 19.§ 1. Wanneer het arbeidscontract van de aangeslotene beëindigd wordt en hij binnen drie maanden het werk hervat bij een organisatie waarop dit pensioenreglement van toepassing is, blijft de aangeslotene deelnemer aan het sectorale pensioenstelsel voor zo ver hij aan de aansluitingsvoorwaarden voldoet. De inrichter die optreedt voor het paritaire (sub)comité van de betrokken organisatie neemt dan de verplichtingen die voortvloeien uit dit pensioenreglement op zich.
De mogelijkheden waarvan hierna sprake zijn dan bijgevolg niet van toepassing. § 2. Wanneer het arbeidscontract van de aangeslotene beëindigd wordt om een andere reden dan het overlijden of het bereiken van de einddatum, en hij niet onmiddellijk het werk hervat bij een organisatie waarop dit pensioenreglement van toepassing is, heeft de aangeslotene de keuze tussen de volgende mogelijkheden, voor zover hij rechten kan opeisen op de reserves : - hetzij de verworven reserve zonder wijziging van de pensioenbelofte laten bij het pensioenfonds en op de einddatum of bij overlijden een kapitaal of een rente ontvangen; - hetzij de verworven reserve overdragen naar de pensioeninstelling van de nieuwe werkgever waarmee hij een arbeidscontract sloot, indien hij aan de pensioentoezegging van die nieuwe werkgever aangesloten wordt; - hetzij de verworven reserve overdragen naar een andere pensioeninstelling die de totaliteit van haar winsten proportioneel met de reserves verdeelt onder de aangeslotenen, en die de kosten beperkt als gevolg van de regels bepaald door het koninklijk besluit van 14 november 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/11/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003023009 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst type koninklijk besluit prom. 14/11/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003023010 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de verzekeringsondernemingen en -instellingen met het oog op het uitoefenen van de verzekeringsverrichtingen bedoeld in het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst sluiten betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan werknemers en aan bedrijfsleiders. § 3. Indien de aangeslotene geen expliciete keuze maakt binnen de dertig dagen, wordt hij verondersteld gekozen te hebben voor het behoud van zijn reserves bij het pensioenfonds zonder wijziging van de pensioenbelofte. HOOFDSTUK XIII. - Fiscale bepalingen
Art. 20.Welke fiscale wetgeving is van toepassing ? Wanneer de aangeslotene en de begunstigde hun woon- en/of werkplaats in België hebben, en de organisatie gevestigd is in België, is de Belgische fiscale wetgeving van toepassing zowel op de pensioenbijdragen als op de uitkeringen. Is dit niet het geval, dan zouden fiscale en/of sociale lasten kunnen verschuldigd zijn op basis van een buitenlandse wetgeving, in uitvoering van de internationale verdragen die in dat verband gelden.
Art. 21.Belastingstatuut van de pensioentoelage § 1. Op basis van de Belgische fiscale wetgeving van kracht op de ingangsdatum van dit pensioenreglement, vormen de werkgeverstoelagen in principe aftrekbare beroepskosten in de vennootschapsbelasting, en geven geen aanleiding tot bijkomende heffing in de rechtspersonenbelasting, noch tot een dadelijk belastbaar voordeel voor de aangeslotene. § 2. Het bedrag, uitgedrukt in jaarlijkse rente : - van de voorziene uitkeringen naar aanleiding van pensionering in uitvoering van dit pensioenreglement; - van het wettelijk pensioen; - van andere aanvullende pensioenuitkeringen waarop de aangeslotene recht heeft, mag evenwel 80 pct. van de laatste normale bruto bezoldiging niet overschrijden, rekening houdend met de normale duur van een beroepswerkzaamheid, en met een overdraagbaarheid van de rente ten gunste van de overlevende echtgeno(o)t(e) van 80 pct. en met een indexatie van de rente. § 3. Indien een organisatie voor een aangeslotene nog andere aanvullende pensioenvoordelen zou voorzien dan diegene die voortkomen uit dit pensioenreglement, zal een gebeurlijke overschrijding van de fiscaal toegelaten grens aangerekend worden op de financiering van die andere pensioenvoordelen. HOOFDSTUK XIV. - Verplichtingen van de inrichter
Art. 22.§ 1. De inrichter zal tijdig alle vereiste gegevens voor de uitvoering van dit pensioenreglement aan het pensioenfonds overmaken.
De verplichtingen van het pensioenfonds worden gevestigd op basis van de tijdig overgedragen gegevens. § 2. De inrichter zal alle vragen van de aangeslotenen over het pensioenreglement in het algemeen, of over de individuele rekeningen, meedelen aan het pensioenfonds. HOOFDSTUK XV. - Toepassing van de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer
Art. 23.§ 1. De inrichter verstrekt een aantal persoonsgegevens aan het pensioenfonds om het sectorale pensioenstelsel te beheren. Het pensioenfonds behandelt deze gegevens vertrouwelijk. Ze mogen uitsluitend gebruikt worden voor het beheer van het sectorale pensioenstelsel, met uitsluiting van elk ander al dan niet commercieel oogmerk. § 2. Iedere persoon van wie persoonlijke gegevens bewaard worden, heeft het recht om inzage en verbetering ervan te verkrijgen. Hij moet zich in dat geval schriftelijk tot het pensioenfonds richten, en daarbij een kopie van zijn identiteitskaart voegen. HOOFDSTUK XVI. - Wijziging van dit reglement
Art. 24.Dit pensioenreglement kan gewijzigd of stopgezet worden door een collectieve arbeidsovereenkomst die in de bevoegde paritaire (sub)comités gesloten wordt. HOOFDSTUK XVII. - Geschillen en toepasselijk recht
Art. 25.Het Belgische recht is van toepassing op dit pensioenreglement. Gebeurlijke geschillen tussen de partijen in verband ermee behoren tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 april 2015.
De Minister van Werk, K. PEETERS